TWTT.ir.TVF: BT.Ab VAN PEEL EN MAAS
De overweldiging
van België.
FEUILLETON.
Mattesen Ties
de Kiesjeskèl
Potpourri.
Pluimveeteelt.
Zaterdag 27 October 1934
Vijf en vifftigste Jaargang No 43
Herinneringen aan de omzwerrin-
een van een «iid-oorlogscorres-
nondent tussclien de strydende
1 party en.
een moedige landgenoote.
Het college St. Hadelin zou zeer
zeker ook met den grond gelijk zijn
gemaakt, wanneer er niet zoovele
Duitsche gewonden waren opgenomen
en verzorgd.
Ik kon er alleen de benedenlokalen
doorloopen, want oüder, aan elke
trap, hadden de Dultschers een
schoolbord geplaatst, waarop ze ge
schreven hadden, dat op strafte des
doods verboden was om naar boven
te gaan. Dr. Goffia lichtte me in, dat
de Duitscbers gemeend haddeD, dat
vanuit de ramen der bovenste ver
dieping van het gebouw... licht'
signalen zouden zijn gegeven.
Het college St. Hadelin was een
katholiek internaat, waar den leer
lingen een gymnasiale opleiding werd
gegeven. Bij het uitbreken vau den
oorlog waren allen met vacantie,
alleen twee Zuid Amerikaansche
jongens waren achtergebleven en
deze knapen, nauwelijks 12 jaren oud,
hebben den directeur hefdhaftig ge
holpen in zijn liefdevollen arbeid. Ze
gingen mee met Dr. Goffia, als deze
'gewondeD ging zoeken of dooden
begraven. De Chileensche gezant
heeft naar aanleiding van wat ik
van deze jongens in de pers publi
ceerde, met groote belangstelling
naar ze geinformeerd en hun namen
en portretten opgevraagd.
Ia St. Hadelin trof ik ook nog
onzè landgenoote van villa Rustica
aan. Aan haar was door de Duit-
schers toegestaan om naar Nederland
terug te keeren, hetgeen mevr. Villers-
Borret echter had afgewezen.
Ze vertelde me, hoe haar man
gevolg van de geweldige emotie,
door een beroerte was getroffen en
inmiddels overleden. Ze had geen
eigen dak meer boven het hoofd,
want de mooie villa Rustica was
totaal verwoest en uitgebrand Ze
bleef in de streek, omdat ze meende,
dat ze de menschen er nog van
dienst zou kunnen zijn. In Cherath
had ze meerderen het leven gered.
Omdat in die gemeente geschoten
zou zijn, werden des pastoor, de
kapelaan, een rustend geestelijke van
80 jaar, de burgemeester en ver
scheidene notabelen veroordeeld om
gefusilleerd te worden. Niemand kon
zich behoorlijk verdedigen door onbe
kendheid met de Duitsche taal. Als
redster verscheen mevr. Villers, die
moedig op de Duitschers toeschreed
en ze in vloeiend Duitsch aan het
verstand bracht, dat de plaats, waar
dan geschoten „zou zijn", absoluut
niet tot de gemeente Cherath be--
hoorde. En ze wist het zoover te
brengen, dat het doodvonnis werd
ingetrokken. Toch hebben de gevan
genen nog moeilijke uren moeten
doorleven. Den geheelen nacht werden
ze tegen den kerkmuur gezet de
executieplaats 1 en voortdurend
werden ze met bajonetten bedreigd.
Des morgens werden ze tusschen
een sectie soldatea in naar bet
plaatsje Wandre geleid en aan de
bevolking werd bekend gemaakt, dat
de gevangenen daar zouden worden
gefusilleerd. Mocht van de zijde der
bevolking een schot vallen zoo
had de Duitsche bevelvoeder aan
mevr. de Villers medegedeeld
dan zouden ze inderdaad op staan-
den voet worden gedood, zoo niet
Oorspronkelyk verhaal van de
Noord-Limburgsclie grenzen
door BERNARD VIELER.
pat ha'k selderju nie gedocht
toew ik vanaovond hierhin kwaam
zei Ties, dat ik zo iels zuuj molte
heure, rtier zolang as weej 't mer
onder ons twee ins zien en blieve
is ter gen gevaor beej, al kunne
we vurloopig ok nog nie trowwe.
k Mot zegge, dat ik millieje mil
ow heb, der zal evvel ok wel is
wer ennen anderen lied komme
en dan zal alles wel ien de richt
dreije, isset nie, mie lieveke. Weej
halde ummers zoveul van mekaar
en weej blieve 't allied ins. Kom,
gef meej nou mer en mundje,
mien vrouwke.
De vrijerij moest nu echter af
gebroken wordeo, want vader kon
ieder oogenblik terugkomen van
zijn kaarlpartijtje.
IV.
Mattesen Ties wordt boschwachter.
Den volgenden avond kreeg Ties
bij zijn thuiskomst een boodschap
van den jonker om zoo spoedig
mogelijk bij hem te komen.
dan werden ze te Wandre vrij
gelaten.
Mevr. de Villers hoopte, dat ze
middels baar kennis van de Duitsche
taal nog veel voor de ongelukkige
bevolking van de geteisterde streek
zou kunnen doen.
-
De gebeurtenissen, welke ik in
Vlsé had aanschouwd, alsmede het
feit, dat ik mijn koerier uit die plaats
niet had kunnen terugvinden, maak
ten het noodig, dat ik me op weg
begaf naar de Nederlaodsche grens.
Nauwelijks ben ik buiten, of ik
zie al weer een klein groepje vluch
telingen. vermoedelijk één familie
vormende. De menschen schreien
allen en zien voortdurend met ver
wrongen gezichten om naar den
vuurgloed, waarin alles verteert, ook
het weinige, waarvoor deze menschjes
misschien jaren lang hebben geploe
terd. Uit de tegenovergestelde rich
ting naderen twee soldaten, en een
van hen wordt door het vluchtende
troepje herkend. Blijkbaar was hij bij
deze menschen ingekwartierd ge
weest.
Beiderzijds blijft men staan er is
aarzeling. Een vrouwtje ziet met baar
beschreide oogen nog eens om naar
alles wat daar achter haar brandt
en dan ziet ze den Duitscher in de
oogen... Maar ze strekt haar hand
uit en die van den vijand drukkend,
snikt ze A dieu Adieu 1
De Duitscher slaat de oogen neer
en ook hij is zijn ontroering nauwe
lijks meester.
Om wat het Duitsche leger tegen
de Belgische burgerbevolking mis
dreef, mag men het heele Duitsche
volk niet van barbarisme verdenken.
De Pommeranen, die veel van de
gruwelen uit de eerste oorlogsmaan
den op hun geweten hebben, be-
hooren nu juist niet tot de meer ge
civiliseerde bevolkingsgroepen van
Duitschland. En ook ODder hen trof
men nog wel eens... menschen aan.
We hebben eens gezieD, hoe zoo n
soldaat, zelf zwaar militair bevracht,
op een laDgen, zonnigen weg moei
zaam de pakkage torstte van een
oude vluchtelinge, die zich in de
richting van de Nederlandsche grens
begaf. Eén zoo'n soldaat is in staat
om je af te houden van de groeiende
volkomendbeid van je ongeloof in
de menschheid.
De eerste bekende, die ik op
Nederlandsch grondgebied, ia Eysden
ontmoette, was een Hollandsche
dame, die met een Waal gehuwd
was en een groot restaurant dreef in
Visé. Vóót de verwoesting van de
stad had ik een paar maal in haar
zaak vertoefd en als ze me dan met
angst gevraagd had, of de Duitschers
niet alles zouden gaan verwoesten,
daar ze er voortdurend mee dreigden,
dan had ik haar gerust gesteld en
geantwoord, dat ik ze tot zoo iets
niet in staat rekende.
Thans schreed ze schreidend op
me toe en herinnerde me aan miju
woorden. Heel de zaak, waarin de
jonge menschen hun kapitaaltje had
den gestoken, lag tegen den grond.
In Maastricht heb ik me aanstonds
in verbinding gesteld met het Roode
Kruis aldaar en andere organisaties,
welken zich het lot der oorlogs
slachtoffers aantrokken. Nog den
zelfden dag ging een voorraad ge
aeesmiddelen, verbandstoffen en
levensmiddelen onderweg naar Visé,
ten behoeve van den hulpdienst,
welken Dr. Goffien in St. Hadelin
had georganiseerd.
Ik ben later natuurlijk Dog meer
dere malen in Visé teruggeweest,
doch zal daarover toch niet meer
schrijven bij hel verdere veihaal van
mijn ervaringen op het oorlogsterrein.
Slechts wil li nog memoreeren,
dat Dr. Goffia zijn mooie, maar
moeitevolle taak is blijven vervullen.
Vanuit Maastricht werd regelmatig
In de voornaamste behoeften voor
zien, maar de Duitschers stonden
zelfs nog niet de levensmiddelen af.
welke benoodigd waren voor de
ruim twintig gewonde Duitsche
militairen, welke in St. Hadelin
werden verpleegd. Slechts één keer
is een militaire dokter komen kijken
naar ze
Herhaaldelijk is Dr. Goffia nog
gevangen genomen en met fusillade
Dedreigd op beschuldiging, dat er uit
het gebouw geschoten zou zijo, ter
wijl dat schieten in werkelijkheid
geschiedde door dronken soldaten,
die ergens liepen te dwalen of te
plunderen.
Md, Wordt vervolgd.
Het was al wel bijna zeven uur
maar toch trok hij terstond zijn
goeie kleeren aan en begaf zich
naar »IIet Huis".
De jonker vertelde hem, dat de
boschwachter Geurts, die zijns
vaders opvolger was, al lang ge
solliciteerd had om als rijksveld
wachter aangesteld te worden en
nu daarmee geslaagd was.
Daar hij die nieuwe betrekking
reeds spoedig aanvaarden kan,
moest de jonker een anderen
boschwachter aanstellen.
Nu had hij uil respect voorden
ouden Mathijsen aan Ties gedacht
en vroeg hern of hij lust had die
betrekking aan te nemen.
Daar de condities heel aanneme
lijk waren, tastte Ties met beide
handen toe en kreeg hij zijne aan
stelling ais boschwachter en jacht
opziener bij den jonker van Vos
sum tot Asperden; kort daarop
werd hij als onbezoldigd rijks
veldwachter beëedigd.
Truitje en Ties, die meenden
dat hun thans niets meer in den
weg stond om te trouwen, hadden
afgesproken, dat de oude lui op
den Lerkenhof terstond daarom
trent geraadpleegd zouden worden
Truitje kwam daarbij echter van
een koude kermis thuis, wan
vader en moeder Verberken waren
woest tegen haar te keer gegaan
en hadden haar streng allen ver
deren omgang met Ties verboden
Kort daarop was de Flammert-
schen boer uit Meerhout weer aan
komen zetten en had zijn aan
zoek, dat door vader en moeder
sterk ondersteund word, nog eens
Een paar kolommen van dit blad
zou je met gemak kunnen vol schrij
vea over de genoegens, die de
radio je verschaft op muzikaal, cul
tureel, wetenschappelijk en ander
gebied.
Zeker, de radio is een heerlijke
uitvinding en 't is niet te verwon
deren, dat tegenwoordig ieder ze wil
hebben, al is het op afbetaling, zelfs
met gevaar, dat ze den een of
anderen dag door den leveranciei
wordt teruggehaald, 't Wordt echter
dan misschien nog al gemakkelijk
gemaakt door de „Centrale." Men
heeft dan alleen een luidspreker
noodig, die voor enkele guldens
(desnoods nog in termijnen te vol
doen) te krijgen is en is dan verder
voor een paar kwartjes per week
klaar en heeft nergens meer naar om
te zien. De radio is, zooals ieder
weet, iets van den laatsten tijd.
Heel anders is het echter met den
luidspreker. Je zou, omdat ze als het
ware onafscheidelijk bij elkaar hooien,
misschien denken, dat ze ongeveer
tegelijk zijn uitgevonden. Maar als
je dat denkt, heb je bet glad mis.
Want de luidspreker is al heel, heel
oud. Een knap oudheidkundige heeft
onlangs de interessante ontdekking
gedaan, dat de eerste luidspreker
gemaakt is vau een ribbe van Adam!
Ja, de geleerden staan tegenwoor
dig niets. Ze gaan het zoeken eeuwen
en eeuwen terug. En .ze komen tot
ontdekkingen, waar je gewoon van
omvalt.
Zoo is thans onomstootelijk vast
gesteld, dat de duif, die Noach na
den zondvloed uit ie ark liet vliegen
en die een heelen tijd later met een
olijftak in den bek terugkwam, een
mannetje geweest is.
En wel om de eenvoudige reden,
dat een vrouwtje onmogelijk zoo
lang den bek had kunnen dicht
houden
Als de lezeressen van dit blad dit
onder de oogen krijgen, zeggen ze
misschien: „Alweer een paar van die
flauwe moppen over het babbelen
van de vrouwen I Laten de mannen
liever naar zichzelf kijken 1 Wij heb
beu de naam, maar zij de daad Ze
runnen zelf niets zwijgen en praten
en kletsen veel meer dan wij. En
dau durven ze nog wat zeggen van
ons 1"
Of ze gelijk hebben
Ik spreek er geen oordeel over
uit. Het is altijd 't beste, je, als *t
eventjes kan, overal buiten te houden,
Je met zaken bemoeien, die je Diet
herhaald, zonder dat het hem
evenwel gelukte de dochter van
besluit te doen veranderen of
gunstiger voor den rijken huwe
lijkscandidaat te stemmen.
Want riek" mocht hij inderdaad
ws:en, tenminste volgens boeren-
begrippen.
De familie Pasmans was sedert
menschenheugenis in het bezit
geweest van den Flammerlschen
hof, die in de gemeente Meerhout,
op ongeveer een half uur afstand
van de kerk en even ver van de
Duitsche grens gelegen was.
Weliswaar was het bouwland
aan den lichten kant, maar eene
jarenlange welverzorgde bebou
wing en bemesting hadden het
zoover gebracht, dat de opbrengst
zeer bevredigend was.
De natuurlijke vruchtbaarheid,
die het akkerland moest derven
werd echter ruimschoots vergoed
door de buitengewoon vette Maas
uiterwaarden, dn bij den bouwhof
behoorden, waardoor de Pasmans
altijd in de gelegenheid geweest
waren, er een evenredig grooten
veestapel op na te houden.
Behalve het eigen grondbezit
en de waarde van den welgevul-
den stal, was er nog tamelijk veel
kapitaal belegd in hypotheken,
uitgeleend geld en bij den notaris.
Maar met dat al hadden de
Pasmans en vooral de vader van
den tegenwoordigen eigenaar, toch
nooit in groot aanzien of achting
gestaan, want 't waren allen ge
boren schrokkers en egoïsten ge
weest, die niets voor een ander,
zelfs niet voor een arme drommel
aangaan, is dikwijls gevaarlijk. Zelfs
als het mee de beste bedoeling ge
beurt.
Dat kreeg ook die goede, vrien
delijke oude heer te hooren, die
graag iedereea goeden raad gaf en
niets bever wilde, dan alle menschen
gelukkig ie zien.
Hij trof een sjouwer, wien het
dadelijk was aan te zien, dat hij
meer gedronken had, dan voor het
lesschen van zija dorst noodig was.
Beste vriend, zei hij, terwijl hij
hem vaderlijk op den schouder klopt,
weet ge ook, dat ge door misbruik
te maken van drank, uw gezondheid
benadeelt en uw huishouden tekort
doet
En weet jij ook, kreeg hij ten
aotwoord, dat er veel menschen in
het ziekenhuis liggen, alleen doordat
zé hun neus in andermans zaken
gestoken hebben
Na zoo'n antwoord is 't beste,
verder maar geen moeite te doen en
de hoop zoo iemand te bekeeten.
voorloopig althans op te geven.
Maar *t kan ook gebeuren, dat
iemand meent met zijn pogingen tot
verbetering van het menschdom al
heel wat bereikt te hebben en dan
opeens merkt, dat hij er tegen ge-
loopen is.
Dat ondervond die oude rijke
heer, die in vele nuttige en liefdadige
instellingen zitting had en ook lid
van een schoolbestuur was.
Op zekeren dag kwam hij in de
school om naar bet gedrag en de
vorderingen der leerlingen te infor-
meeren en dan teveDS eenige wijze
lessen ten beste te geven en zag toen
dat een jongen in een hoek op de
knieëa zat. Hij vroeg naar de reden
daarvan, waarop de onderwijzer een
alles behalve mooi boekje over den
jeugdigen misdadiger open deed.
De oude heer schudde het wijze
hoofd over zooveel boosheid en
verzocht bij zijn vertrek, den deug
niet aanstaanden Zondag eens bij
hem te zenden dan zou hij hem
eens onder handen nemen.
De onderwijzer beloofde, dat hij
ervoor zorgen zou en zoo verscheen
op het bepaalde uur een jongen.
De heer, die uitging van de stel
ling, dat men met goedheid en zacht
heid het verste komt, ontving hem
met de grootst mogelijke vriendelijk
heid. Nadat hij met veel belangstel
ling naar zijn ouders, broertjes en
zusjes gevraagd had, hem van alles
had laten zien en hem genoeg ge
bakjes had laten eten om voor
veertien dagen zijn maag te bederven
begon hij
„Ik heb van den meester gehoord,
dat hij zooveel verdriet van je heeft,
Mijn beste jongen, wat moet er toch
van je terechtkomen als je zoo
voortgaat Beloof me nu, dat je
voortaan beter zult oppassen."
.Mijnheer," was het antwoord,
„ik ben niet de jongen, die toen op
de knieëa zat. Die heeft me een
stuiver gegeven, als ik in zijn plaats
glog."
Me dunkt, die jongen zal na die
mededeeling gauw op de straat heb
ben gestaan. En het afscheid zal wel
nïet zoo hartelijk zijn geweest als de
ontvaagjt. En bij de eerstvolgende
vergadering van het schoolbestuur
zal de heer ook wel niet met geest
drift gesproken hebben over het
succes van deze proefneming tot
verbetering van ondeugende school
jongens.
Maar er blijkt ook weer uit, hoe
iemand er tegen kan loopen en dat
ondank dikwijls 's werelds loon is.
Zoo gaat het soms ook als je iemand
aan werk wilt helpen.
Er was eens een boer, die naar
zijn land ging. Hij had het erg druk
het was midden in den oogsttijd
zijn knecht was opeens ziek gewor
den en er was niemand te krijgen.
(Je begrijpt, dat het vóór de crisis
was, want tegenwoordig is er volk
genoeg Daar zag hij langs den-
weg een landlooper liggen, een Hin
ken, jongen kerel, die zich in de zon
lag te koesteren.
Zeg eens", vroeg de boer, wil je
vandaag niet bij me komen werken
Ik zal je volop te eten geven en nog
een gulden loon."
De landlooper keek den boer eeos
aan en zei toen „En ik geef je een
guldeD, als je me eens omlegt."
Zie je, dat was er een, die van
het geluk, dat volgens sommigen de
arbeid geeft, niets hebben moest.
Evenmin als die andere landlooper,
die tegen een collega zei„Zie je
daar die villa Daar ben ik eens op
de koffie gekomen."
„Hoe zoo
„Wel ik vroeg er een aalmoes en
toea zeiden ze tegen me, dat ik een
kwartje kon verdienen met matten te
kloppen." J. T.
FRANCISCAANSCHE
VONKEN.
Als men er goed over nadenkt, is
het eigenlijk iets ontzettends
En dat God onze Vader wil zijn.
En dat wij daaraan zo weinig
denken en er zo weinig naar hande
len.
Die waarheid God onze Vader
moest eigenlijk heel het doen en
laten van den mens beïnvloeden.
Er moest een heel andere wereld
verhouding zija, een groote wereld
familie, waarin God Vader is en alle
mensen zijn kinderen en onderling
broers en zusters.
Opdat allen één zijn, gelijk Gij
Vader in Mij en Ik in U."
Dat is Gods wens en dat is Gods
wil.
Denk U eens in
God....
De almachtige God...
en Schepper van hemel en aarde, die
alles uit het niet heeft voortgebracht
en die met al het bestaande doen
kan wat Hij wil... die de mens dus
ook vernietigen kan... die God wil,
dat Hij de Vader is en wij zijn
kinderen.
De mens...
De kleine nietige mens, die in zijn
ooisproDg al vergankelijk is... stoort
zich niet aan Gods wil... doet zijn
eigen wil...
Dat is ontzettend 1
Derde Orde Raad.
over hadden.
Ze hadden steeds moeite getiad
goede dienstboden te houden en
te krijgen, omdat het heette, dal
de knechis en meiden er hard
werken moesten en slechts karig
te eten kregen.
De meening omtrent den tegen
woordigen eigenaar, Godefridus
Pasmans, of Fried van de Flam
mert, zooals hij in de wandeling
genoemd werd, was weliswaar
eenigszins guns:iger als die van
zijn voorganger, dien de menschen
dan ook heelemaal niet uitstaan
konden, maar toch had hij geen
vrienden en men liet hem onge
moeid links liggen.
Ties kende hem en den rijken
boerenhof vrij goed, want hij
was er tweemaal met den Lew
werik heen geweest, eens om een
slier af te leveren en de laatste
maal toen de Lerkenhofsche boei
den driejarigen roodschimmel van
Pasmans had gekocht.
Meerhout lag in 't Limburgsch
aan de Maas, op ongeveer zes uu
afstand van Groenrode, 't was
feitelijk maar een klein dorp, dat
met een paar andere plaatsjes
van geringe beleekenis tesamen
een gemeente uitmaakte.
De Verberkens van Groenrode
en de Pasmans van Meerhout
kenden elkander al sedert onheu
gelijke tijden en deden, zooals
zulks vooral bij de bezittende
boeren vaak waar te nemen is,
altijd alsof ze nog eenigszins in
de »permitasie" behoorden, zonder
dat daarvoor van de eene of andere
zijde eenig bewijs kon bijgebracht
Electriciteit in de Pluimveeteelt.
KUNSTMOEDERS,
Ook een ander gebied, n.l. dat
der kuostmoeders, begint de electrl-
sche verwarming meer en meer te
veroveren. Weliswaar is de construc
tie van een goede electrische kunst
moeder geen eenvoudige zaak, omdat
hier, veel meer dan bij de broed
machines, warmteverliezen te duch
ten zijn. Daar staal tegenover, dat
men bij de electrische kuostmoeders
afhangende lappen om den raod van
de kunstmoeder veel vrijmoediger kan
toepassen dan bij kunstmoeders, die
met de een of andere brandstof
worden gestookt, omdat bij de elee
trische kunstmoeder geen verbran
dingsgassen ontstaan en verstikkings
gevaar voor de kuikens derhalve
zoo goed als uitgesloten is. Toch
zijn nog lang niet alle electrische
worden.
't Waarschijnlijkste was, dat de
wederzijdsche bet over grootvaders
eens op een zekeren keer tesamen
»de botermelliksche pap uut de
eigeste schotel gegèten han".
Maar dal nam allemaal niet
weg, dal, als de mannelijke leden
der familie elkander »Vetter"
noemden. Welnu, dat was een
goedkoop plezier en daarvoor be,
hoefden ze niets uil te geven
want »an uutgeve han ze allemaoi
van werskanten duuvels het land
geziehn."
Ofschoon het vooruitzicht van
trouwen voor Ties en Trui, tenge
volge der besliste weigering der
oude lui van het meisje, al heel
slecht stond, bleven zij desniette
min hunne vensterbijeenkomsten
geregeld voortzetten, behalve wan
neer er sneeuw gevallen was, wan
dan durfde Ties niet naar hel
venstertje te sluipen, uit vrees dal
zijn voetstappen hem den anderen
dag verraden en de geliefden in
moeilijkheden zouden brengen.
Mattesen Ties had zijn ambt als
boschwachter met ijver en blij
moedigheid aanvaard.
Het was zoo echt een kolfj
naar zijn hand en hijzelf als ge
knipt voor de betrekking. Var
jongsaf aan had hij een groote
voorliefde voor het bosch en voor
alles wat daarmee in verband
stond en hij hield er oneindig
meer van om als boschwachter
al rondwandelend toezicht over
hel bosch en de jagerij uit te
oefenen, dan bij den boer achter
den ploeg of langs den mestkar
kunstmoeders, die in den handel zijn
zonder meer aan te bevelenhet
stroomverbruik loopt erg uiteen.
Het schijnt, dat de electrische
kunstmoeders. die met stralende
warmte werken, gewoonlijk verkre
gen met behulp van kooldraadlam-
pen, 't beste voldoen. Daarbij kan
echter het lampenverbruik hoog zijn,
wanneer men lampen van 'n hooge
kaarssterkte toepast.
Het is dan ook steeds aan te be
velen lampen te gebruiken van lage
kaarssterkte, liefst niet hooger dan
16 kaars (wat bij kooldraadlampen
ongeveer overeenkomt met 50 Watt)
en liever een paar lampen méér
onder de kap aan te brengen dan
grootere lampen toe te passen. Voor
kunstmoeders zijo de gelijkwaardig-
heidscijfers van petroleum, anthraciet
en electriciteit ongeveer als volgt
Kunstmoeders 50 L. petroleum,
mud anthraciet, 70 kWh electrici
teit.
Vooral bij de kunstmoeders spreken
de arbeidsloonen een woordje mede
bij het beoordeelen der totale on-
koiten het is dan ook geen wonder,
dat de electrische kunstmoeder meer
en meer ingang vindt.
Vele electriciteitstoepassingen in
het pluimveebedrijf zouden hier nog
voor bespreking in aanmerking komea
zij verkeeren vrijwel alle nog in het
proevenstadium, zoodat toepassing
in de praktijk nog niet aanbevolen
kan worden, wat niet wegneemt, dat
er nog belangrijke mogelijkheden zijn.
Wij denken hierbij b.v. aan de be
handeling met ultra-violette stralen
van kuikens, volwassen kippen en
broedeierenaan het zeer matig
verwarmen der hokken in hoofdzaak
om deze vocht vrij te houden aan
het vorstvrij houden der drinkwater-
bakken dt behandeling der broed
eieren met Röntgenstralen e.d.
Alvorens te eindigen zij echter
nog op één ding de aandacht ge
vestigd. Juist in het pluimveebedrijf
komt het zeer veel voor, dat door
niet- of half-vakkunJigen geprutst
wordt, of dat de pluimveehouder
zelf electrische toestellen kunst
moeders vooral vervaardigt, daar
bij dan nog liefst gebruik makende
van minder deugdelijk electrisch
materiaal, dat in de een of andere
„vliegende winkel" of op de markt
wordt gekocht. Hiertegen kan niet
ernstig genoeg wordeD gewaarschuwd
dergelijke handelwijzen kunnen niet
alleen brandgevaar medebrengen,
maar ook beel licht direct levens
gevaar voor diegenen, die met de
electrische toestellen en weinig vak
kundig aangelegde electrische leidin
gen omgaan.
Daarom kan niet voldoende her
haald: laat alle werkzaamheden aan
uwe electrische installaties slechts
verrichten door een vakkundig in
stallateur en diaag dien ook het
toezicht en het onderhoud van uwe
electrische toestellen op.
Het kost u wellicht een paar gulden
meer per jaar dan wanneer u het zelf
doet of laat verrichten door den
zoon van uw buurman, die zooveel
„van electries afweet", maar wan
neer tengevolge ven uw onvoldoende
electrische installatie brand ontstaat
en de verzekeringsmaatschappij wei
geit uitbetaling der schade, terecht
omdat van uwe zijde grove nalatig
heid in het spel is geweest. ja,
dan is het te laat.
Om van persoonlijke ongevallen
nog maar niet eens te spreken.
Bij een goede en vakkundig aan
gelegde electrische installatie is de
kans op brand en ongelukken prac-
tisch gesproken nul.
te loopen, want feitelijk zat de
werklust bij hem niet zoo diep,
en verschilde hij in dat opzicht
veel met zijn harlploeteie di
moeder.
Lichamelijk en geestelijk bezat
hij alle eigenschappen om als
boschwachter op te treden.
Hij had een uiterst gezond en
krachtig gestel, dat tegen de
grootste vermoeienissen bestand
was, de blik van een valk, een
geoefend gehoor en een onge
ëvenaarde behendigheid en vlug
heid in het gebruik zijner lede
maten.
In het hardloopen en versprin
gen had hij nog nooit zijn baas
gevonden en hij kon nu nog even
vlug in een boom klimmen als
een »inkkeurentje". Met zijn
geestelijke vermogens had hij het
ook goed getroffen, want hij had
een erg helder versland, wat hij
reeds op school bewezen had en
van zijn vadér had hij den fijnen
speurzin en het daarbij goed te
pas komende combinatievermogen
geërfd.
Bij al die gekheid bezat hij nog
de kunst, om, als hij het verkoos,
zich uiterst dom en verlegen aan
te stellen, zoodal hij de personen,
die hem niet heel goed kenden,
gemakkelijk om den tuin kon
leiden en in den waan laten, dat
hij niet leep en min of meer
sloom van begrip was.
In één woord, men kon "an
hem getuigen, dathij alle deugden
van den Indiaan bezat, maar
helaas, had hij zich in de laatste
jaren, sedert hij bij de soldaten