TWTT.ir.TVF: BT.Ab VAN PEEL EN MAAS De overweldiging van België. FEUILLETON. Mattesen Ties de Kiesjeskèl Potpourri. Pluimveeteelt. Zaterdag 27 October 1934 Vijf en vifftigste Jaargang No 43 Herinneringen aan de omzwerrin- een van een «iid-oorlogscorres- nondent tussclien de strydende 1 party en. een moedige landgenoote. Het college St. Hadelin zou zeer zeker ook met den grond gelijk zijn gemaakt, wanneer er niet zoovele Duitsche gewonden waren opgenomen en verzorgd. Ik kon er alleen de benedenlokalen doorloopen, want oüder, aan elke trap, hadden de Dultschers een schoolbord geplaatst, waarop ze ge schreven hadden, dat op strafte des doods verboden was om naar boven te gaan. Dr. Goffia lichtte me in, dat de Duitscbers gemeend haddeD, dat vanuit de ramen der bovenste ver dieping van het gebouw... licht' signalen zouden zijn gegeven. Het college St. Hadelin was een katholiek internaat, waar den leer lingen een gymnasiale opleiding werd gegeven. Bij het uitbreken vau den oorlog waren allen met vacantie, alleen twee Zuid Amerikaansche jongens waren achtergebleven en deze knapen, nauwelijks 12 jaren oud, hebben den directeur hefdhaftig ge holpen in zijn liefdevollen arbeid. Ze gingen mee met Dr. Goffia, als deze 'gewondeD ging zoeken of dooden begraven. De Chileensche gezant heeft naar aanleiding van wat ik van deze jongens in de pers publi ceerde, met groote belangstelling naar ze geinformeerd en hun namen en portretten opgevraagd. Ia St. Hadelin trof ik ook nog onzè landgenoote van villa Rustica aan. Aan haar was door de Duit- schers toegestaan om naar Nederland terug te keeren, hetgeen mevr. Villers- Borret echter had afgewezen. Ze vertelde me, hoe haar man gevolg van de geweldige emotie, door een beroerte was getroffen en inmiddels overleden. Ze had geen eigen dak meer boven het hoofd, want de mooie villa Rustica was totaal verwoest en uitgebrand Ze bleef in de streek, omdat ze meende, dat ze de menschen er nog van dienst zou kunnen zijn. In Cherath had ze meerderen het leven gered. Omdat in die gemeente geschoten zou zijn, werden des pastoor, de kapelaan, een rustend geestelijke van 80 jaar, de burgemeester en ver scheidene notabelen veroordeeld om gefusilleerd te worden. Niemand kon zich behoorlijk verdedigen door onbe kendheid met de Duitsche taal. Als redster verscheen mevr. Villers, die moedig op de Duitschers toeschreed en ze in vloeiend Duitsch aan het verstand bracht, dat de plaats, waar dan geschoten „zou zijn", absoluut niet tot de gemeente Cherath be-- hoorde. En ze wist het zoover te brengen, dat het doodvonnis werd ingetrokken. Toch hebben de gevan genen nog moeilijke uren moeten doorleven. Den geheelen nacht werden ze tegen den kerkmuur gezet de executieplaats 1 en voortdurend werden ze met bajonetten bedreigd. Des morgens werden ze tusschen een sectie soldatea in naar bet plaatsje Wandre geleid en aan de bevolking werd bekend gemaakt, dat de gevangenen daar zouden worden gefusilleerd. Mocht van de zijde der bevolking een schot vallen zoo had de Duitsche bevelvoeder aan mevr. de Villers medegedeeld dan zouden ze inderdaad op staan- den voet worden gedood, zoo niet Oorspronkelyk verhaal van de Noord-Limburgsclie grenzen door BERNARD VIELER. pat ha'k selderju nie gedocht toew ik vanaovond hierhin kwaam zei Ties, dat ik zo iels zuuj molte heure, rtier zolang as weej 't mer onder ons twee ins zien en blieve is ter gen gevaor beej, al kunne we vurloopig ok nog nie trowwe. k Mot zegge, dat ik millieje mil ow heb, der zal evvel ok wel is wer ennen anderen lied komme en dan zal alles wel ien de richt dreije, isset nie, mie lieveke. Weej halde ummers zoveul van mekaar en weej blieve 't allied ins. Kom, gef meej nou mer en mundje, mien vrouwke. De vrijerij moest nu echter af gebroken wordeo, want vader kon ieder oogenblik terugkomen van zijn kaarlpartijtje. IV. Mattesen Ties wordt boschwachter. Den volgenden avond kreeg Ties bij zijn thuiskomst een boodschap van den jonker om zoo spoedig mogelijk bij hem te komen. dan werden ze te Wandre vrij gelaten. Mevr. de Villers hoopte, dat ze middels baar kennis van de Duitsche taal nog veel voor de ongelukkige bevolking van de geteisterde streek zou kunnen doen. - De gebeurtenissen, welke ik in Vlsé had aanschouwd, alsmede het feit, dat ik mijn koerier uit die plaats niet had kunnen terugvinden, maak ten het noodig, dat ik me op weg begaf naar de Nederlaodsche grens. Nauwelijks ben ik buiten, of ik zie al weer een klein groepje vluch telingen. vermoedelijk één familie vormende. De menschen schreien allen en zien voortdurend met ver wrongen gezichten om naar den vuurgloed, waarin alles verteert, ook het weinige, waarvoor deze menschjes misschien jaren lang hebben geploe terd. Uit de tegenovergestelde rich ting naderen twee soldaten, en een van hen wordt door het vluchtende troepje herkend. Blijkbaar was hij bij deze menschen ingekwartierd ge weest. Beiderzijds blijft men staan er is aarzeling. Een vrouwtje ziet met baar beschreide oogen nog eens om naar alles wat daar achter haar brandt en dan ziet ze den Duitscher in de oogen... Maar ze strekt haar hand uit en die van den vijand drukkend, snikt ze A dieu Adieu 1 De Duitscher slaat de oogen neer en ook hij is zijn ontroering nauwe lijks meester. Om wat het Duitsche leger tegen de Belgische burgerbevolking mis dreef, mag men het heele Duitsche volk niet van barbarisme verdenken. De Pommeranen, die veel van de gruwelen uit de eerste oorlogsmaan den op hun geweten hebben, be- hooren nu juist niet tot de meer ge civiliseerde bevolkingsgroepen van Duitschland. En ook ODder hen trof men nog wel eens... menschen aan. We hebben eens gezieD, hoe zoo n soldaat, zelf zwaar militair bevracht, op een laDgen, zonnigen weg moei zaam de pakkage torstte van een oude vluchtelinge, die zich in de richting van de Nederlandsche grens begaf. Eén zoo'n soldaat is in staat om je af te houden van de groeiende volkomendbeid van je ongeloof in de menschheid. De eerste bekende, die ik op Nederlandsch grondgebied, ia Eysden ontmoette, was een Hollandsche dame, die met een Waal gehuwd was en een groot restaurant dreef in Visé. Vóót de verwoesting van de stad had ik een paar maal in haar zaak vertoefd en als ze me dan met angst gevraagd had, of de Duitschers niet alles zouden gaan verwoesten, daar ze er voortdurend mee dreigden, dan had ik haar gerust gesteld en geantwoord, dat ik ze tot zoo iets niet in staat rekende. Thans schreed ze schreidend op me toe en herinnerde me aan miju woorden. Heel de zaak, waarin de jonge menschen hun kapitaaltje had den gestoken, lag tegen den grond. In Maastricht heb ik me aanstonds in verbinding gesteld met het Roode Kruis aldaar en andere organisaties, welken zich het lot der oorlogs slachtoffers aantrokken. Nog den zelfden dag ging een voorraad ge aeesmiddelen, verbandstoffen en levensmiddelen onderweg naar Visé, ten behoeve van den hulpdienst, welken Dr. Goffien in St. Hadelin had georganiseerd. Ik ben later natuurlijk Dog meer dere malen in Visé teruggeweest, doch zal daarover toch niet meer schrijven bij hel verdere veihaal van mijn ervaringen op het oorlogsterrein. Slechts wil li nog memoreeren, dat Dr. Goffia zijn mooie, maar moeitevolle taak is blijven vervullen. Vanuit Maastricht werd regelmatig In de voornaamste behoeften voor zien, maar de Duitschers stonden zelfs nog niet de levensmiddelen af. welke benoodigd waren voor de ruim twintig gewonde Duitsche militairen, welke in St. Hadelin werden verpleegd. Slechts één keer is een militaire dokter komen kijken naar ze Herhaaldelijk is Dr. Goffia nog gevangen genomen en met fusillade Dedreigd op beschuldiging, dat er uit het gebouw geschoten zou zijo, ter wijl dat schieten in werkelijkheid geschiedde door dronken soldaten, die ergens liepen te dwalen of te plunderen. Md, Wordt vervolgd. Het was al wel bijna zeven uur maar toch trok hij terstond zijn goeie kleeren aan en begaf zich naar »IIet Huis". De jonker vertelde hem, dat de boschwachter Geurts, die zijns vaders opvolger was, al lang ge solliciteerd had om als rijksveld wachter aangesteld te worden en nu daarmee geslaagd was. Daar hij die nieuwe betrekking reeds spoedig aanvaarden kan, moest de jonker een anderen boschwachter aanstellen. Nu had hij uil respect voorden ouden Mathijsen aan Ties gedacht en vroeg hern of hij lust had die betrekking aan te nemen. Daar de condities heel aanneme lijk waren, tastte Ties met beide handen toe en kreeg hij zijne aan stelling ais boschwachter en jacht opziener bij den jonker van Vos sum tot Asperden; kort daarop werd hij als onbezoldigd rijks veldwachter beëedigd. Truitje en Ties, die meenden dat hun thans niets meer in den weg stond om te trouwen, hadden afgesproken, dat de oude lui op den Lerkenhof terstond daarom trent geraadpleegd zouden worden Truitje kwam daarbij echter van een koude kermis thuis, wan vader en moeder Verberken waren woest tegen haar te keer gegaan en hadden haar streng allen ver deren omgang met Ties verboden Kort daarop was de Flammert- schen boer uit Meerhout weer aan komen zetten en had zijn aan zoek, dat door vader en moeder sterk ondersteund word, nog eens Een paar kolommen van dit blad zou je met gemak kunnen vol schrij vea over de genoegens, die de radio je verschaft op muzikaal, cul tureel, wetenschappelijk en ander gebied. Zeker, de radio is een heerlijke uitvinding en 't is niet te verwon deren, dat tegenwoordig ieder ze wil hebben, al is het op afbetaling, zelfs met gevaar, dat ze den een of anderen dag door den leveranciei wordt teruggehaald, 't Wordt echter dan misschien nog al gemakkelijk gemaakt door de „Centrale." Men heeft dan alleen een luidspreker noodig, die voor enkele guldens (desnoods nog in termijnen te vol doen) te krijgen is en is dan verder voor een paar kwartjes per week klaar en heeft nergens meer naar om te zien. De radio is, zooals ieder weet, iets van den laatsten tijd. Heel anders is het echter met den luidspreker. Je zou, omdat ze als het ware onafscheidelijk bij elkaar hooien, misschien denken, dat ze ongeveer tegelijk zijn uitgevonden. Maar als je dat denkt, heb je bet glad mis. Want de luidspreker is al heel, heel oud. Een knap oudheidkundige heeft onlangs de interessante ontdekking gedaan, dat de eerste luidspreker gemaakt is vau een ribbe van Adam! Ja, de geleerden staan tegenwoor dig niets. Ze gaan het zoeken eeuwen en eeuwen terug. En .ze komen tot ontdekkingen, waar je gewoon van omvalt. Zoo is thans onomstootelijk vast gesteld, dat de duif, die Noach na den zondvloed uit ie ark liet vliegen en die een heelen tijd later met een olijftak in den bek terugkwam, een mannetje geweest is. En wel om de eenvoudige reden, dat een vrouwtje onmogelijk zoo lang den bek had kunnen dicht houden Als de lezeressen van dit blad dit onder de oogen krijgen, zeggen ze misschien: „Alweer een paar van die flauwe moppen over het babbelen van de vrouwen I Laten de mannen liever naar zichzelf kijken 1 Wij heb beu de naam, maar zij de daad Ze runnen zelf niets zwijgen en praten en kletsen veel meer dan wij. En dau durven ze nog wat zeggen van ons 1" Of ze gelijk hebben Ik spreek er geen oordeel over uit. Het is altijd 't beste, je, als *t eventjes kan, overal buiten te houden, Je met zaken bemoeien, die je Diet herhaald, zonder dat het hem evenwel gelukte de dochter van besluit te doen veranderen of gunstiger voor den rijken huwe lijkscandidaat te stemmen. Want riek" mocht hij inderdaad ws:en, tenminste volgens boeren- begrippen. De familie Pasmans was sedert menschenheugenis in het bezit geweest van den Flammerlschen hof, die in de gemeente Meerhout, op ongeveer een half uur afstand van de kerk en even ver van de Duitsche grens gelegen was. Weliswaar was het bouwland aan den lichten kant, maar eene jarenlange welverzorgde bebou wing en bemesting hadden het zoover gebracht, dat de opbrengst zeer bevredigend was. De natuurlijke vruchtbaarheid, die het akkerland moest derven werd echter ruimschoots vergoed door de buitengewoon vette Maas uiterwaarden, dn bij den bouwhof behoorden, waardoor de Pasmans altijd in de gelegenheid geweest waren, er een evenredig grooten veestapel op na te houden. Behalve het eigen grondbezit en de waarde van den welgevul- den stal, was er nog tamelijk veel kapitaal belegd in hypotheken, uitgeleend geld en bij den notaris. Maar met dat al hadden de Pasmans en vooral de vader van den tegenwoordigen eigenaar, toch nooit in groot aanzien of achting gestaan, want 't waren allen ge boren schrokkers en egoïsten ge weest, die niets voor een ander, zelfs niet voor een arme drommel aangaan, is dikwijls gevaarlijk. Zelfs als het mee de beste bedoeling ge beurt. Dat kreeg ook die goede, vrien delijke oude heer te hooren, die graag iedereea goeden raad gaf en niets bever wilde, dan alle menschen gelukkig ie zien. Hij trof een sjouwer, wien het dadelijk was aan te zien, dat hij meer gedronken had, dan voor het lesschen van zija dorst noodig was. Beste vriend, zei hij, terwijl hij hem vaderlijk op den schouder klopt, weet ge ook, dat ge door misbruik te maken van drank, uw gezondheid benadeelt en uw huishouden tekort doet En weet jij ook, kreeg hij ten aotwoord, dat er veel menschen in het ziekenhuis liggen, alleen doordat zé hun neus in andermans zaken gestoken hebben Na zoo'n antwoord is 't beste, verder maar geen moeite te doen en de hoop zoo iemand te bekeeten. voorloopig althans op te geven. Maar *t kan ook gebeuren, dat iemand meent met zijn pogingen tot verbetering van het menschdom al heel wat bereikt te hebben en dan opeens merkt, dat hij er tegen ge- loopen is. Dat ondervond die oude rijke heer, die in vele nuttige en liefdadige instellingen zitting had en ook lid van een schoolbestuur was. Op zekeren dag kwam hij in de school om naar bet gedrag en de vorderingen der leerlingen te infor- meeren en dan teveDS eenige wijze lessen ten beste te geven en zag toen dat een jongen in een hoek op de knieëa zat. Hij vroeg naar de reden daarvan, waarop de onderwijzer een alles behalve mooi boekje over den jeugdigen misdadiger open deed. De oude heer schudde het wijze hoofd over zooveel boosheid en verzocht bij zijn vertrek, den deug niet aanstaanden Zondag eens bij hem te zenden dan zou hij hem eens onder handen nemen. De onderwijzer beloofde, dat hij ervoor zorgen zou en zoo verscheen op het bepaalde uur een jongen. De heer, die uitging van de stel ling, dat men met goedheid en zacht heid het verste komt, ontving hem met de grootst mogelijke vriendelijk heid. Nadat hij met veel belangstel ling naar zijn ouders, broertjes en zusjes gevraagd had, hem van alles had laten zien en hem genoeg ge bakjes had laten eten om voor veertien dagen zijn maag te bederven begon hij „Ik heb van den meester gehoord, dat hij zooveel verdriet van je heeft, Mijn beste jongen, wat moet er toch van je terechtkomen als je zoo voortgaat Beloof me nu, dat je voortaan beter zult oppassen." .Mijnheer," was het antwoord, „ik ben niet de jongen, die toen op de knieëa zat. Die heeft me een stuiver gegeven, als ik in zijn plaats glog." Me dunkt, die jongen zal na die mededeeling gauw op de straat heb ben gestaan. En het afscheid zal wel nïet zoo hartelijk zijn geweest als de ontvaagjt. En bij de eerstvolgende vergadering van het schoolbestuur zal de heer ook wel niet met geest drift gesproken hebben over het succes van deze proefneming tot verbetering van ondeugende school jongens. Maar er blijkt ook weer uit, hoe iemand er tegen kan loopen en dat ondank dikwijls 's werelds loon is. Zoo gaat het soms ook als je iemand aan werk wilt helpen. Er was eens een boer, die naar zijn land ging. Hij had het erg druk het was midden in den oogsttijd zijn knecht was opeens ziek gewor den en er was niemand te krijgen. (Je begrijpt, dat het vóór de crisis was, want tegenwoordig is er volk genoeg Daar zag hij langs den- weg een landlooper liggen, een Hin ken, jongen kerel, die zich in de zon lag te koesteren. Zeg eens", vroeg de boer, wil je vandaag niet bij me komen werken Ik zal je volop te eten geven en nog een gulden loon." De landlooper keek den boer eeos aan en zei toen „En ik geef je een guldeD, als je me eens omlegt." Zie je, dat was er een, die van het geluk, dat volgens sommigen de arbeid geeft, niets hebben moest. Evenmin als die andere landlooper, die tegen een collega zei„Zie je daar die villa Daar ben ik eens op de koffie gekomen." „Hoe zoo „Wel ik vroeg er een aalmoes en toea zeiden ze tegen me, dat ik een kwartje kon verdienen met matten te kloppen." J. T. FRANCISCAANSCHE VONKEN. Als men er goed over nadenkt, is het eigenlijk iets ontzettends En dat God onze Vader wil zijn. En dat wij daaraan zo weinig denken en er zo weinig naar hande len. Die waarheid God onze Vader moest eigenlijk heel het doen en laten van den mens beïnvloeden. Er moest een heel andere wereld verhouding zija, een groote wereld familie, waarin God Vader is en alle mensen zijn kinderen en onderling broers en zusters. Opdat allen één zijn, gelijk Gij Vader in Mij en Ik in U." Dat is Gods wens en dat is Gods wil. Denk U eens in God.... De almachtige God... en Schepper van hemel en aarde, die alles uit het niet heeft voortgebracht en die met al het bestaande doen kan wat Hij wil... die de mens dus ook vernietigen kan... die God wil, dat Hij de Vader is en wij zijn kinderen. De mens... De kleine nietige mens, die in zijn ooisproDg al vergankelijk is... stoort zich niet aan Gods wil... doet zijn eigen wil... Dat is ontzettend 1 Derde Orde Raad. over hadden. Ze hadden steeds moeite getiad goede dienstboden te houden en te krijgen, omdat het heette, dal de knechis en meiden er hard werken moesten en slechts karig te eten kregen. De meening omtrent den tegen woordigen eigenaar, Godefridus Pasmans, of Fried van de Flam mert, zooals hij in de wandeling genoemd werd, was weliswaar eenigszins guns:iger als die van zijn voorganger, dien de menschen dan ook heelemaal niet uitstaan konden, maar toch had hij geen vrienden en men liet hem onge moeid links liggen. Ties kende hem en den rijken boerenhof vrij goed, want hij was er tweemaal met den Lew werik heen geweest, eens om een slier af te leveren en de laatste maal toen de Lerkenhofsche boei den driejarigen roodschimmel van Pasmans had gekocht. Meerhout lag in 't Limburgsch aan de Maas, op ongeveer zes uu afstand van Groenrode, 't was feitelijk maar een klein dorp, dat met een paar andere plaatsjes van geringe beleekenis tesamen een gemeente uitmaakte. De Verberkens van Groenrode en de Pasmans van Meerhout kenden elkander al sedert onheu gelijke tijden en deden, zooals zulks vooral bij de bezittende boeren vaak waar te nemen is, altijd alsof ze nog eenigszins in de »permitasie" behoorden, zonder dat daarvoor van de eene of andere zijde eenig bewijs kon bijgebracht Electriciteit in de Pluimveeteelt. KUNSTMOEDERS, Ook een ander gebied, n.l. dat der kuostmoeders, begint de electrl- sche verwarming meer en meer te veroveren. Weliswaar is de construc tie van een goede electrische kunst moeder geen eenvoudige zaak, omdat hier, veel meer dan bij de broed machines, warmteverliezen te duch ten zijn. Daar staal tegenover, dat men bij de electrische kuostmoeders afhangende lappen om den raod van de kunstmoeder veel vrijmoediger kan toepassen dan bij kunstmoeders, die met de een of andere brandstof worden gestookt, omdat bij de elee trische kunstmoeder geen verbran dingsgassen ontstaan en verstikkings gevaar voor de kuikens derhalve zoo goed als uitgesloten is. Toch zijn nog lang niet alle electrische worden. 't Waarschijnlijkste was, dat de wederzijdsche bet over grootvaders eens op een zekeren keer tesamen »de botermelliksche pap uut de eigeste schotel gegèten han". Maar dal nam allemaal niet weg, dal, als de mannelijke leden der familie elkander »Vetter" noemden. Welnu, dat was een goedkoop plezier en daarvoor be, hoefden ze niets uil te geven want »an uutgeve han ze allemaoi van werskanten duuvels het land geziehn." Ofschoon het vooruitzicht van trouwen voor Ties en Trui, tenge volge der besliste weigering der oude lui van het meisje, al heel slecht stond, bleven zij desniette min hunne vensterbijeenkomsten geregeld voortzetten, behalve wan neer er sneeuw gevallen was, wan dan durfde Ties niet naar hel venstertje te sluipen, uit vrees dal zijn voetstappen hem den anderen dag verraden en de geliefden in moeilijkheden zouden brengen. Mattesen Ties had zijn ambt als boschwachter met ijver en blij moedigheid aanvaard. Het was zoo echt een kolfj naar zijn hand en hijzelf als ge knipt voor de betrekking. Var jongsaf aan had hij een groote voorliefde voor het bosch en voor alles wat daarmee in verband stond en hij hield er oneindig meer van om als boschwachter al rondwandelend toezicht over hel bosch en de jagerij uit te oefenen, dan bij den boer achter den ploeg of langs den mestkar kunstmoeders, die in den handel zijn zonder meer aan te bevelenhet stroomverbruik loopt erg uiteen. Het schijnt, dat de electrische kunstmoeders. die met stralende warmte werken, gewoonlijk verkre gen met behulp van kooldraadlam- pen, 't beste voldoen. Daarbij kan echter het lampenverbruik hoog zijn, wanneer men lampen van 'n hooge kaarssterkte toepast. Het is dan ook steeds aan te be velen lampen te gebruiken van lage kaarssterkte, liefst niet hooger dan 16 kaars (wat bij kooldraadlampen ongeveer overeenkomt met 50 Watt) en liever een paar lampen méér onder de kap aan te brengen dan grootere lampen toe te passen. Voor kunstmoeders zijo de gelijkwaardig- heidscijfers van petroleum, anthraciet en electriciteit ongeveer als volgt Kunstmoeders 50 L. petroleum, mud anthraciet, 70 kWh electrici teit. Vooral bij de kunstmoeders spreken de arbeidsloonen een woordje mede bij het beoordeelen der totale on- koiten het is dan ook geen wonder, dat de electrische kunstmoeder meer en meer ingang vindt. Vele electriciteitstoepassingen in het pluimveebedrijf zouden hier nog voor bespreking in aanmerking komea zij verkeeren vrijwel alle nog in het proevenstadium, zoodat toepassing in de praktijk nog niet aanbevolen kan worden, wat niet wegneemt, dat er nog belangrijke mogelijkheden zijn. Wij denken hierbij b.v. aan de be handeling met ultra-violette stralen van kuikens, volwassen kippen en broedeierenaan het zeer matig verwarmen der hokken in hoofdzaak om deze vocht vrij te houden aan het vorstvrij houden der drinkwater- bakken dt behandeling der broed eieren met Röntgenstralen e.d. Alvorens te eindigen zij echter nog op één ding de aandacht ge vestigd. Juist in het pluimveebedrijf komt het zeer veel voor, dat door niet- of half-vakkunJigen geprutst wordt, of dat de pluimveehouder zelf electrische toestellen kunst moeders vooral vervaardigt, daar bij dan nog liefst gebruik makende van minder deugdelijk electrisch materiaal, dat in de een of andere „vliegende winkel" of op de markt wordt gekocht. Hiertegen kan niet ernstig genoeg wordeD gewaarschuwd dergelijke handelwijzen kunnen niet alleen brandgevaar medebrengen, maar ook beel licht direct levens gevaar voor diegenen, die met de electrische toestellen en weinig vak kundig aangelegde electrische leidin gen omgaan. Daarom kan niet voldoende her haald: laat alle werkzaamheden aan uwe electrische installaties slechts verrichten door een vakkundig in stallateur en diaag dien ook het toezicht en het onderhoud van uwe electrische toestellen op. Het kost u wellicht een paar gulden meer per jaar dan wanneer u het zelf doet of laat verrichten door den zoon van uw buurman, die zooveel „van electries afweet", maar wan neer tengevolge ven uw onvoldoende electrische installatie brand ontstaat en de verzekeringsmaatschappij wei geit uitbetaling der schade, terecht omdat van uwe zijde grove nalatig heid in het spel is geweest. ja, dan is het te laat. Om van persoonlijke ongevallen nog maar niet eens te spreken. Bij een goede en vakkundig aan gelegde electrische installatie is de kans op brand en ongelukken prac- tisch gesproken nul. te loopen, want feitelijk zat de werklust bij hem niet zoo diep, en verschilde hij in dat opzicht veel met zijn harlploeteie di moeder. Lichamelijk en geestelijk bezat hij alle eigenschappen om als boschwachter op te treden. Hij had een uiterst gezond en krachtig gestel, dat tegen de grootste vermoeienissen bestand was, de blik van een valk, een geoefend gehoor en een onge ëvenaarde behendigheid en vlug heid in het gebruik zijner lede maten. In het hardloopen en versprin gen had hij nog nooit zijn baas gevonden en hij kon nu nog even vlug in een boom klimmen als een »inkkeurentje". Met zijn geestelijke vermogens had hij het ook goed getroffen, want hij had een erg helder versland, wat hij reeds op school bewezen had en van zijn vadér had hij den fijnen speurzin en het daarbij goed te pas komende combinatievermogen geërfd. Bij al die gekheid bezat hij nog de kunst, om, als hij het verkoos, zich uiterst dom en verlegen aan te stellen, zoodal hij de personen, die hem niet heel goed kenden, gemakkelijk om den tuin kon leiden en in den waan laten, dat hij niet leep en min of meer sloom van begrip was. In één woord, men kon "an hem getuigen, dathij alle deugden van den Indiaan bezat, maar helaas, had hij zich in de laatste jaren, sedert hij bij de soldaten

Peel en Maas | 1934 | | pagina 5