TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS PATER EN PETER De overweldiging van België. FEUILLETON. Matteeen Ties de Kiesjeskèl Arbeidsadel. Zaterdag 6 October 1934 Vijf en vijftigste Jaargang No 40 Herinneringen aan de omzwervin gen van een oud-oorlogscorres pondent tusschen de strijdende partijen. de vesting luik gevallen Den volgenden dag. het was Zon dag 16 Augustus, stond ik der morgens om 5 uur al weer buiten In het plantsoen van een der boule vards hadden de Duitschers reeds twee dagen lang gegraven en puin gestort, blijkbaar met de bedoeling om er een- vasteren grond te schep pen. in het plantsoen stonden enkele stukken geschut opgesteld, waarmee reeds dagen achtereen was geschoten, maar thans waren ze bezig om de laatste hand te leggen aan de op stelling van een geweldig kanon, hetwelk binnen een soort breede en zware rails liep; over lichtere rails liepen lorries, waarmee zware onder deden waren en nog werden aange vuld, ook de geweldige granaten welke verichoten moesten worden. De wijze van „oorlogsvoering' hier, was wel een zeer eigenaardige. Zooals gezegd het geschut was hier al dagen lang in actie geweest en de artilleristen deden dat zoo rustig en zonder gevaar als gold het een dood gewone oefening. De Luiksche be volking bad, doordat deze Duitsche artilleriestelling in het geheel niet bestreden werd vanaf de forten, den stelligen indruk, dat de Belgen de stad en haar bevolking tot eiken prijs, zelfs die van eigen verdelging, wilden besparen, maar zelf waren we van meening en ik geloof, dat zulks ook de overtuiging der Duit- schers was dat aan de bezetting der forten alle hulpmiddelen ontbra ken om de opstelling der Duitsche artillerie te weten te komen. Dien morgen, omstreeks half zes, heb ik door het zware stuk geschut, drie schoten gezien en vooral hóóren afvuren. Bij elk schot klonk een knal op van ongekende kracht, een knal, welke de paarden der Duitsche uhlanen, welke op den boulevard langs trokken, deed steigeren en zelfs wild dooreen rennen. Zoo n koal is een geweldig iets. maar véél erger is de dreunende echo donder, welke er dadelijk op volgt en als 't ware de natuur doet beven en trillen. Kletterend en rinkelend hoort meD honderden ruiten in. den omtrek op de straat neerkomen. Tenslotte is er het geluid van de ontploffing, als de grauaat is ingeslagen. Tusschen elk schot lag een pauze van 10 a 15 minuten na het derde schot volgde boven de stad een ontploffing, welke lang en daverend aanhield. Een dichte rookwolk rees langzaam achter de stad omhoog en dreef op dezelve toe... Dat was het slotstuk van het drama der belegering van de vesting Luikhet laatste fort. waar generaal Lehman en zijn mannen zich hand haafden, was verwoest Eerst later vernam ik, dat het geweldige stuk geschut, hetwelk ik in actie had gezien, het monster, dat na elk vuren door de kracht van het ontketende geweld in haar railsloop baan meters ver vooruitschoof om dan weer langzaam terug te rollen, een z.g. Dikke Bertha moet zijn ge weest, een der befaamde 42 cM. kanonnen, waarvan de Duirschers 't geheim hadden kunnen bewaren. Eerlijk gezegd, kende ik in deo aanvang van den oorlog te weinig van de geschuts techniek, dajn dat ik zelf het merkwaardige van dit kanon had kunnen ontdekken. Ik heb het aangezien als een zusje van de Oostenrijk&che 30.5 cM -mortieren, welke ik tegen andere forten in actie had gezien. Enkele dagen later heb ik onder leiding van Duitsche officieren de ruïne van Loncin kunnen bezichtigen en het vreeselijke drama kunnen nagaan, dat zich vanuit het Luiksche plantsoen over het fort had voltrok ken. Ik hoorde, dat het laatste schot het buskruitmagazijn van Loncin had doen ontploffen en dat feit vooral maakte de uitwerking zoo ontzettend verwoestend; de helft van de bezet ting werd daarbij gedood. De walvoetmuur, li/s meter dik, was totaal verbrokkeld. Het midden gedeelte van het fort was geheel ingestortwat nog restte van het verdedigingswerk, was een ontzaglijke opeenhooping van betonklompen en stukken koepels. Na de ontploffing bestormde de Duitsche infanterie het fort, doch daarbij is geen schot meer gelost de ondergang van Loncin was vol- ledig geweest. De Duitsche pioniers hebben met prijzenswaardigen ijver de dooden geruimd en de gewonden verlost. Ook de zwaar gewonde generaal Lebman moest tusschen het puin uit worden bevrijd en bewusteloos op een berrie worden weggedragen. Oorspronkelijk verhaal van (le Noord-Limburgsclie grenzen door BERNARD YIELER. »Früh übt sich wer ein Meister werden will" en daarom wemelt het in den zomertijd in de bosschen van blondharige kinderen met blauwe mondjes en getatoueerde gezichten, alsof ze allemaal in hevige mate de pokken hadden. Dit grut, waaronder er zijn die nog maar even loopen kunnen, plukt dagelijks ongelooflijk groote hoe veelheden boschbessen of »Wald- befcsen", zonder daarbij te verzui men eene flinke partij dorre en niet dorre houtlakken mee naar huis te nemen. Door zich reeds op dien jeugdigen leeftijd le oefenen in het- verzamelen van hout, ver krijgen zij eene dusdanige vaardig heid, dat, wanneer zij eenmaal volwassen zijn, een splinter, die hen in het bosch bij ongeluk in den vinger is blijven zitten, bij hunne thuiskomst tot een flinken dennenstam is aangegroeid. Van dor en groen hout worden de bosjes kachelhout gemaakt, die in de naburige stad goeden aftrek vinden, evenals de dennenappels of knoppen om het vuur aan te maken. Onder de volwassenen houden Nadat ik het laatste verzet van de vesting Luik gebroken wist, doorliep ik in dien vroegen morgen nog een poosje de straten der stad. Op de Place du Marché naderden onder sterk bewapend Duitsch geleide een drie honderd ontwapende Belgische soldaten. Ze houden halt op het plein en dadelijk wordt de troep door de Luikenaren, die van alle kanten komen aandraven, omringd, c Zijn de verdedigers van het fort Pontisse, die hier werden aangevoerd. De mannen waren zwijgzaam en somber gestemd. De burgers dringen geënerveerd naar de gevangen man schappen opallerlei uitroepen worden gehoord. Ruw worden de opdringende menschen teruggestooten Opeens vliegt een pakje sigaretten door de lucht, hetwelk door een der soldaten wordt opgevangen. Dat is 't sein voor 't losbreken van een regen van versnaperingen. Ineens ziet men van alles worden toegeslingerd tabak, sigaretten, fruit, geld, heele portemonnaies en de gevangenen komen handen tekort om alles op te vangen. De burgers rennen heen en weer over het plein en koopen de omliggende winkels leeg. Steeds feller klinken kreten van herkenning omhoog. Namen worden geroepen, geschreeuwd, uitgebruld. Armen zwaaien vele mannen en vrouwen weenen. Wéér dringen de menschen op en de Duitsche begeleiders, blijkbaar nu toch ook verteederd en zelfs on machtig tegen dien voiksdrang. laten toe, dat handen worden gedrukt. Vele soldaten worden omhelsd men snikt, maar blijlt dapper. Men hoort geen gelamenteer, maar woorden van opbeuring slechts. „Hou je goed, mon brave't Zal gauw anders worden I" lk kan me nu óók tusschen de Belgische soldaten wringen en met enkelen praten. Ze vertellen me van hun hardnekkigen weerstand. Ze haten de Duitschersze hebben afschuw van ze... omdat ze tenslotte, bij de bestorming. Belgische burgers voor zich uitgedreven hadden naar velen zich van tijd lot tijd onledig met bezembinden. Hun grootste talent bestaat feitelijk in 't niets doen of zich ledig houden, maar omdat ze daarvan niet eten en ook niet »pruuve" kunnen, moeten ze wel eens met de kruiwagen er op uit om heistruiken en berken- takken voor de bezemfabrikatie te haler.. Men kan de mannen soms ver van huis tegenkomen, met het draagzeel van den kruiwagen over het hoofd gespannen, een last heidestruiken of berker.lakken naar huis sleepend. Deze industrie is echter achter uitgaande, doordat er tegenwoor dig zulke mooie bezems voor huiselijk gebruik in de fabrieken vervaardigd worden, maar ook vooral daardoor, dat de Sterren bergers een andere manier, om zonder hard werken aan den kosi te komen, ontdekt hebben. Velen hunner gaan namelijk in »'t Pruissies" met parapluies ven ten, hetgeen ook zeer met hun nomadennatuur overeenkomt en waarbij zij zich veelal,.evenals de zigeuners, van woonwagens be dienen. Alle Sterrenbergers zijn geboren Nimrodzonen, alhoewel geen enkel hunner een jachtacle bezit. De meesten hebben thuis een »flint" of »bus", maar ze gaan er nooit openlijk mee pronken langs 's Heeren wegen; als zij er mee uilgaan, stoppen ze de loop ge woonlijk in een van de »boksen- piepen" en de kolf onder de jas. Dat komt weet u omdat zij bang zijn, dat er stof of regen op komt. het fort. Toen was hun weerstand gebroken 1 Nog blijven de burgers vanuit de wiDkels alles aanslepen naar de man nen, die de goede gaven haast niet meer te bergen wisten, totdat einde lijk een sein klinkt, de burgers weer ruw worden teruggestooten en de gevangenen zich in twee rijen op stellen. Ze rpoken nu allemaal hun sigaret en dat blijft hun toegestaan. Ze worden opgesteld in vieren en dan klinkt het „voorwaarts". Op dit moment trekken ze als bij afspraak, waar toch echter geen sprake van was, allen hun kwartiermutsen van het hoofd en ze brullen begeesterd, zwaaiend naar de Luikenaars „Vive la Belgique Vlve la Bel- gique 1" Duizend en meet petten, hoeden en andere hoofddeksels vliegen door de lucht en 't davert over de Place du Marché„Vive la Belgique 1 Au revoir 1 Au revoir 1" Dan mag je buitenlander zijn, maar je neemt in je hand. wat je op het hoofd hebt en brult mee „Au revoir I Au revoir 1" „A biëntöt 1" gilt nog iemand. Tot straks I En daar gingen ze, voor meer dan vier lange jaren in de gevangen schap Md. (Wordt vervolgd). Peter. 't Is een feit, dat onze priesters veel over de tongen rijden. Pater. Geen wonder. Ze staan door hunne waardigheid zoo hoog, dat iedereen ze zien kan. Zij komen in aanraking met iedereen en in aan houdende botsing met leugen en ondeugd. Peter. Ik zou nog kunnen be grijpen dat vijanden van den gods dienst zoo verbeten zijn op onze priesters en er zooveel kwaad van vertellen. Maar hóevele katholieken zelfs kammen ze niet af Pater. Er loopen veel wolven rond in schapenvacht, Peter. O. L. Heer heeft ons gewaarschuwd. Peter. Ho, ho, Pater, katho lieken zijn toch geen wolven. Pater. Ze worden door O.L. Heer zelf ingedeeld in schapen en bokken, maar Hij heeft er niet dui lijk bijgezegd dat deze laatsien min der in getal zijn dan de eersten. Maak jij zelf nu maar uit tot welke van de beide soorten de priester vreters onder de katholieken be- hooren. Peter. Nu, bokken dan; maar bokken zijn nog geen wolven en lang zoo gevaarlijk niet; hoewel bokken leelijk kunnen stooten en nog wat. Pater. Maar wilt gij mij dan eens zeggen wat soort van lui O.L. Heer heeft aangeduid onder wolven in schapenvacht Peter. Dat zullen toch wel niet de verklaarde vijanden van de Kerk zijn; die gebruiken toch geen scha penvacht Pater. Die zijn eerlijker en komen voor den dag in eigen vel. Beter een verklaarde vijand dan een verrader en lang zoo gevaarlijk niet. Weet je nu nog niet wie de wolven in schapenvacht zijn, tegen welke O.L Heer zoo uitdrukkelijk zij ie bedienaren gewaarschuwd heeft Kijk ze dan maar eens in den bek. Peter. Den bek, zegt U. den bek Da's waar ook. Nu weet ik het. Ja, ja, er zijn er onder ons die huilen met de wolven in 't bosch en toch meenen schapen te zijn. Pater. Zouden ze niet veel eer schaapachtig zijn, te dom om in te zien, dat ze wegens hun dwaze praatjes over de priesters werkelijk huilen met de wolven in 't bosch en zich onder de verscheurende dieren rangschikken Of verscheuren ze niet den goeden naam, het gezag, de kracht en den Invloed hunner eigen priesters Of weten zij niet, dat de tong meer doodeu maakt dan het wapen Maar 't is nu eenmaal door O.L.H. gezegd tot zijn dienaren: „Ziet, ik zend U als schapen onder de wolven". Daar gaat toch geen woord vanaf, hé Peter. Peter. Daar staat ge nu werke lijk op den preekstoel. Pater. Pater. Die niet zonder reden de stoel der waarheid heet. Peter. Och, Pater, die men schen meenen het zoo kwaad niet. Pater. In alle geval meenen ze het toch niet goed. Hebben ze hun geweten reeds zoo dikhuidig gemaakt dat zij kwaadspreken van de lijst der zonden geschrapt hebben Of zijn de priesters vogelvrij verklaard en mag van hen zoo maar alles aan 't groote klokzell gehangen worden? Mag men er zoo maar op timmeren als op den kop van Jut? Die kwaad sprekers moesten zich zoo eens te buiten gaan aan buurlui 1 Die zouden hun geweten wel wakker kloppen. Maar Geestelijken wreken zich niet, ziet U. Edoch, zal God hen niet wreken Als Hij die bedillers ooit inpepert: „Den Herder hebt gij ge slagen en zijn schapen verstrooid. Peter. Staat er niet ergens in de H. Schrift een woord als dit, dat ik wel eens gehoord heb: „Handen af van mijn gezalfden en mishandelt mijne profeten niet". Pater. Dat woord is van David Ps. 104. Let er wel op: hier zegt God niet: Blijft van mijn heiligen af, maar zonder meer „van mijn gezalf den". Gezalfd zijn onze priesters in veel heilige mate dan de priesters der Joden onder David. En lijkt U dat te oud, hoor dan wat St. Paulus zegt van onze katholieke Geestelijk heid: „Tegen een priester zult gij geen beschuldiging aannemen, tenzij onder twee of drie getuigen." En dat zegt hij nog wel aan een Bis schop, die toezicht moet houden over zijne Geestelijkheid. Peter. Maar waar zou 't aan liggen, dat sommige lui ware en vermeende gebreken en fouten van priesters gispen en druk bespreken Wat hebben ze er aan en wat maken ze er beter mee Pater. Beter maken doen ze zekér niet, noch de Geestelijkheid, noch vooral zich zelf, noch wie hen hoort. Peter. Wat dan Pater. Omdat zij te lui en te vadzig, onchristelijk zijn om zich zelf op gedegen deugd en heiligheid toe te leggen, zijn ze onnoozel blij als voorwendsel U te zeggen Nou, de priesters zijn ook geen heiligen. Mis schien ook wel om aan de priesters volgzaamheid en gehoorzaamheid op te zeggen. Peter. Dom genoeg. Zoo'n excuus zal immers door O.L.H. toch niet aangenomen worden. Ik meen toch dat O L.H. tot de Joden zei ten opzichte van hunne slechte priesters Luistert naar hunne leer, en volgt niet hun gedrag. Pater. Zeer juist. En voeg er bij, dat de meeste bedillers van onze Driesters, althans ondei de katho lieken, nooit zullen durven beweren, dat onze Geestelijken slecht zijn. Daar staat me borg voor de wijze Reeds als kind werden ze inge wijd in het edele jachtbedrijf: het strikken zetten om hazen en ko nijnen te vangen en het tirassee- ren van patrijzen en fasanten. Onder de volwassenen zijn er enkele, die hun jachtterreinen over de grens hebben liggen, zonder daarvan pacht ie betalen of tot een klopjacht of andere jachtpartij te zijn uitgenoodigd; maar dat zijn erg »astrante" bengels, die gevaar loopen een schot uit de buks van een Försler tusschen de ribben te krijgen, als zij probeeren een ree of een hert in hel Wald le ver schalken. Het was aan deze bewoners van den Sterren berg, dat de vader van ^attesen Ties zijne meeste aandacht en tijd, soms een deel van zijn nachtrust moest wijden; maar bij had ze in den loop der jaren toch zoover gedresseerd, dat ze 't hem niet al te moeilijk meer maakten en hun aandacht bij voorkeur aan andere terreinen schonken, waar niet zoo streng gesurveilleerd werd. Drie jaren had de jonge Ties op den Lerkenhof gediend, toen zijn vader vrij onverwachts kwam te overlijden. Op een winteravond was hij laat thuisgekomen en had toen tegen de vrouw geklaagd over »pien ien de ziej». Den anderen dag was hij er echter toch weer op uitge trokken, maar omstreeks den middag reeds teruggekeerd met hevige pijn en een koortsachtig gevoel. Zoo had hij nog een paar dagen bij de kachel zitten kwakkelen en zuchten, maar toen had zijn waarop onze Limburgsche katholieken de Dageraadsmenscbjes ontvangen en getracteerd hebben, die hunne pries ters door 't slijk sleurden. Peter. Waarom doen dan zoo vele katholieken, ook in Limburg, in eigen kring na wat die Dageraads menschen deden Snappe wie het snappen kan. Pater. Het getal dwazen is oneindig, sprak de Wijze Man. S. H. PEETERS, M.S.C. vrouw er toch een dokter bijge haald, die pleuris geconstateerd en Hannes terstond naar bed had gezonden. Noch de medicijnen, noch de goede zorg van de brave vrouw mochten echter iets baten; de ziekte nam nog steeds toe en ten slotte openbaarde zich een hevige longontsteking, die den krachtigen acht en veertigjarigen man binnen enkele dagen ten grave sleepte. Vrouw Mathijsen bleefin tame lijk benarde omstandigheden nu achter, want haar man was de eenige kostwinner geweest. Maar de nood maakte haar moedig en het spook der armoede gaf haar durf en zelfvertrouwen om er tegen te strijden. Behalve Tieske was er nog een dochter, die acht jaar ouder was dan deze en een jongen, die Toontje heette en nu vijftien jaar geworden was. De dochter Ilanna diende al sedert vijf jaar in Duitschland. Eerst was ze als kindermeisje in Kleef in betrekking geweest en toen naar Ruhrort getrokken. Binnen enkele maanden zou ze gaan trouwen met een opzichter aan een kolenmijn. Ze schreef maar zelden naar huis en stuurde nooit geld aan de ouders, beweren de dal zij het zelf bewaren moest voor haar huwelijksuitzet. Voor de begrafenis van haar vader was ze over gekomen en had haar moeder vijftig mark ter nand ;esteld, waarmede deze weer voor corten tijd geholpen was. Toontje was een braaf manneke heel stil en bescheiden. Zijn schoolkameraad en beste eige- FRANCISCAANSCHE VONKEN. Franciscus, wiens geest kinderlijk- blije onderworpenheid aan het gezag der heilige roomsche Kerk, wiens geest van totale onthechting en ra dicale Evangelie-beleving zulk een hervormende omkeer had teweegge bracht in het godsdienstig zedelijk leven van de dertiende eeuw, zou die Franciscus, die Heilige van de de katholieke Kerk voor deze tijd niets meer te beteekenen hebben Franciscus, die rijke koopmans zoon, was een bedelaar geworden terwille van Christus. Niets van alles wat het leven van een mensch ook geoorloofd kan veraangena men, had hij voor zichzelf gehouden. Zelf wat hij voor zijn levensonder houd noodig bad. hoopte hij van de Goddelijke Voorzienigheid te krijgen En zoo, los van alle gehechtheid aan het aardsche en los van alle ge negenheid jegens zichzelf, leefde hij als een vogel zoo vrij en als een kind zoo gelukkig. De vroolijke broeder Franciscus. juist door de gestrengheid van zijn boetedoening. Is dat misschien het geheim, wat door onze wereld maar niet begre pen wil worden Ligt hierin misschien de beteeke nis van Franciscus voor deze tijd Ach, men wil het niet gelooven.. Derde Orde Raad. Nee, nee probeer maar niet, dien persoon iets nieuws te vertellen over blaren in de hand of over pijn in de enkels iets nieuws over gekneusde vingers en stijve gewrichten... Hij heeft dat zelf allemaal... en allemaal volop... mee- en doorge maakt. Als jongen zag men hem spaan ders, krullen en zaagsel opruimen. En waar vader een en ander io mekaar zette, hielp hij hield mee vast. Hij heeft vaders vak geleerd, gaf er zich aan. Of 't hem te pas gekomen isDe „kostwinner" stierf, en... nu kreeg bij te zorgen... Van '8 morgens tot 's avonds hoorde men zijn hamer kloppen hoorde men de zaag knarsen, de bijl neerkomen, de boor draaien... Uur aan uur stond bij in de werkplaats. Midden van stof en afval I... Op zijn voorhoofd bloDk niet zelden zweet en je kon soms mer ken, hoe moe of zijn arm was. Waar hij 'n poosje met werken ophield, om wat te rusten, stond bij ooit te hijgen, met de hand op z'n zij. Van afmatting I... Dikwijls ook moest hij er op uit moest er op karwei gegaan. Ge pakt en wel. schoof hij dan, moei zaam soms, de straten door. En op 't werk was 'ttillen en schuiven en passen was 't hakken en klieven lijk eenige vriend, Hein Celis- sen, was voor korten lijd als aspirant broeder naar een missie huis vertrokken en nu wilde ook Toontje gaarne dienzelfden weg op. De ouders hadden hunne toe stemming reeds gegeven en de moeder was juist met zijn uitzet bezig, toen vader Mathijsen kwam te overlijden. Eenige weken na de begrafenis vertrok hij naar hel klooster der Lazaristen in Fielden, Jonker van Vossum, die altijd groote stukken op Flannes Ma thijsen gehouden had, toonde zijn goed hart tegenover diens weduwe door haar toe te staan het huisje te blijven bewonen, zonder dat zij daarvoor eenige huur behoefde te betalen. Ties, die, nu hij als vaste knecht was aangenomen, ook meer begon te verdienen, gaf zijn loon bijna geheel aan zijn moeder af. Twee dagen in de week ging deze als werkvrouw naar »het Huis» bij de familie van Jonker van Vossum en buitendien had ze nog twee werkhuizen bij burgers in het dorp. Meer werkhuizen kon ze niet aannemen, want ze moest thuis den boel ook voor mekaar houden ze had ook nog twee varkens en een geit waar ze voor zorgen moest, behalve den moestuin en een stukje land. Ze kreeg anders aanzoek genoeg om bij dezen en genen te komen als werkvrouw, want Ciel Matte- sen stond bekend als een knappe, propere vrouw, die de armen link uit haar mouwen kon steken en haar tijd niet met praten ver en schaven, maar aldoor 1 's Avonds kwam hij thuis, schoof bij aan tafel. Moeder had voor eten gezorgd. Veel bizonders was 't niet... 't zat er eenvoudig niet aan. Maar hij was moe, moeen hongerig. En dan smaakt het altijd, en alles smaakt... Strakjes werd het slapen gaan. voor alle twee morgen zou er weer 'n dag komen, 'n Dag andermaal van werken... werken 1 AI maar werken. Over wlen ik 't heb Vrienden, je hebt het denkelijk al lang gevoeld als volwassen man heeft men Hem zien wandelen, Palestina doorzag men Hem staan in Pilatus' rechtszaalzag men Hem vermoord op Golgotha Over Christus zelf had ik het. Och, vergeten we 't niet en nooit O. L. Heer heeft z'n best getimmerd, is wagenmaker geweest, hielp mee bij huizen bouwen... Sjouwers, arbeiders, vaklui, die me leest, als je moe geslaafd en ge draafd bent en je rug pijn doet mis schien, als alles geld kost... en 't zoo verduiveld-zuinigjes centen drup pelt bij je, ocb, kijkt dan eens... ik had haast gezegdniet Christus- Koning maar Christus-„Werkman" recht in d' oogen, Die verstaat je 1 Die weet, wat het zeggen wil de handen vol eelten de armen zoo loom... en de beeoen zwaar als lood Die weet, wat het beteekent 'n oersimpel bestaan, wat alleen aan zorgen rijk is... Goddank, er leeft, ook nog op den dag van vandaag, 'n koninklijk geslacht van jongelui (helaas, dat men 't niet kan zeggen van allen), dat doet, wat O. L. Heer deed werken en wroeten... uit kinderliefde 1 Op 't hoofd dragen ze geen kroon, en rusten doen ze op 'n rieten of houten stoel 1 Maar... God waardeert bun inspanning, taxeert elk offer'n neergedrukte, goed geschudde, over- loopende maat van belooningen wacht hen later. En... hier... hebben ze 't exempel van Christus-Jongeman, zorgend voor Moeder... Duitschland heeft meer levensmiddelen- invoer noodig. Het Duitsche bureau voor markt onderzoek beeft een onderzoek inge steld raar Duitschlands levensmidde lenvoorziening in den aanstaanden winter. Het bureau is tot de conclusie gekomen, dat de vrees, als zou er in den komenden winter in Duitsch land een aanzienlijk tekort aan levensmiddelen zijn, niet gerecht vaardigd is. Deze nog al optimistische conclusie volgt echter niet geheel uit de be vindingen van het bureau bij zija onderzoek. Hierover wordt uit Ber lijn gemeld De oogst zal dit jaar tengevolge van de droogte wel is waar minder opbrengen dan verleden jaar. doch de zware regenval van den laatsten tijd heeft nog een groot gedeelte van den oogst dat men reeds verloren waande, gered. Het ergste is het tekort aan veevoeder. Dit is reeds voor vele boeren aanleiding geweest meer vee te slachten dan voor onmiddellijk gebruik noodig was. Men verwacht echter dat het grootere aanbod van vleesch dezen winter goed van pas zal komen. Het tekort beuzelde. Ze zou juist geknipt zijn geweest voor een mij bekende Engelsche dame, die, toen zij wegens de zaak van haar man gedwongen werd zich in een klein Duitsch plaatsje te vestigen, daar ginds ergens in het Rijnland, een werkvrouw voor de wasch gevraagd had. Toen de eerste aspirante voor die betrekking zich aanmeldde, vroeg zij deze om hare condities. Ja, ziet u, genadige vrouw, s morgens als ik kom, krijg ik overal, waar ik ga werken, eerst koffie of thee met boterhammen. Om een uur of negen drinken we dan weer koffie met boterhammen met worst of ham. Tegen elf uur ongeveer krijg ik dan een flesch bier en soms ook wel een zuut drupke. 's Middags goed krachtig middageten met goede soep en volop vleesch. Om half drie weer koffie met boterhammen en ge woonlijk een groot stuk koek of zooiets. Tegen zes uur Abendessen met volop bier en, als ik naar huis ga, nog een flinke partij boterhammen om mee te nemen. Und dann bekomm' ich dreiMark Lohn De verbaasde Engelsche dame had nog juisi zooveel tegenwoor digheid van geest om aan de sol licitante le vragen En hoeveel moet ik U beta len, als u den geheelen dag niets anders doet d«n eten en drinken? Van zoo'n kaliber als die Rijn- landsche collega, was de weduwe Mathijsen echter niet, al kon zij dan ook de koffietafel heel goed meedoen. Ze was in elk opzicht het model van een bekwame

Peel en Maas | 1934 | | pagina 5