TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Geld Jan.
De overweldiging
van België.
FEUILLETON.
I V I 11
1934
Vijf en vijftigste Jaargang No!
Herinneringen aan de onmvervin
gen van een oud-oorlogscorres.
pondent tussclien de sledende
partgen.
TÜSSCHEN DE FOKTEN DOOR
NAAR MIK.
D- Belgen drinken over het alge
meen heel wat méér wijn dan wij.
Ook de eenvoudige burgers hebben
daar hun voorraad in hun kelder
opgeslagen - vooral voor het Wa-
lenland geldt dat - en men wed-
ijvert met elkaar om hel bezit van
oudste en meest wèl-belegen fles-
S°Zo£) de Duitschers zulks al niet
wisten, dan hebben ze een en ander
toch gauw practisch ervaren, toen
ze verschillende dorpen in het land
van Luik plunderden. Voor een
woning in brand werd gestoken,
haalden de soldaten eerst den wijn
kelder leeg-
De doortrekkende troepen waren
behoorlijk gedisciplineerd, maar de
afdeelingen, die in dorpen en steden
achterbleven om de etappen linie te
verzorgen, d.i. de verbinding tusschen
de voorste troepen met de depots
uit het achterland te onderhouden,
maakten zich op vele plaatsen aan
de ergerlijkste uitspattingen schuldig
en gingen zich aan dronkenschap te
buiten.
Toen ik bij mijn aankomst aan de
schipbrug van Lixhe werd aange-
houder, werd ik door dronken sol
daten omringd en heel de bende,
welke daar met het bruggeonderhoud
was belasr, gedroeg zich als een
horde wilde dieren.
Ze liepen de brandende woningen
in en uit, telkeos met nieuwe fles-
schen wijn zwaaiende; ze dronken
eenvoudig uit den hals van de
flesch.
ik zal nader gelegenheid hebben
op een en ander terug te komen,
maar hier wil ik toch reeds vast
leggen. dat het door mij als systeem
is vastgelegd, hoe in het begin van
den oorlog aan de soldaten, die in
de vuurlinie een dorp waren -binnen
gedrongen, en dat bezet moesten
houden, onderwijl de tegenstand van
de vijandelijke troepen Dog voort
duurde, de vrije hand werd gelaten
om te plunderen en te rooven.
Dat wildemansgedoe en die dron
kenschap werkten op den „moed
der manschappen, terwijl bovendien
werd verkregen, dat de burgerbe
volking door zooveel schrik werd
bevangen, dat elke gedachte aan
verweer of tegenwerking werd uit
gebannen.
De patrouille, welke me gevangen
nam, leidde me allereerst voor een
tweetal officieren, die aan onzen
kant van de schipbrug den overgang
van de troepen regelden.
Ze controleerden mijn papieren en
gaven daarop aan drie man last om
me naar het brugge-commando te
brengen aaa de andere zijde van de
rivier. We moeten langs de uiterste
kanten van de half losliggende plan
ken loopen, welke ratelen onder het
gewicht van de overtrekkende wa
gens.
Hier en daar spatten granaten in
de Maas uiteen en van beide kanten
rijzen huizenhooge stofwolken om
hoog, als de projectielen, welke van
het fort Pontisse worden afgevuurd,
in den grond slaan.
Van mijn geleiders hoor ik voor
het eerst het bekende en beruchte
„man hat geschossen", op m'n vraag
waarom al die huizen in de omgeving
Een plattelandsgeschiedenis
van de Belg.-Limb, grens.
29
Hij had hun geduld al lang
genoeg getart. Naar boven zou
Driek klimmen, om hem met zak
en pak naar beneden te smijien.
Hij narii een kleine ladder. In
de rechterhand hield hij den
knuppel drbigend gereed, met de
linker klampte hij zich sport voor
sport vast en keek angstig naar
boven.
De man moest Driek eens
den kop inslaan, fluisterde Lise-
beth. Bevend hielden zij hem in
het oog. Toen de redder bijna met
het hoofd over het slroo kon zien
vloog een haan verschrikt weg.
Klok, klok. klok.
Wat was dat 1
Over het gansche stroo was
geen levend wezen meer te vinden.
Zjj stonden een oogenblik paf.
Maar toen begonnen de boer en
de boerin te schaterlachen. De
haan 1 Kokkelorus 1...
Driek maakte zich nu boos en
roeende, dat men hem had willen
beetnemen.
Woedend smeet hi] zijn knup-
brandden. Met woeste gezichten
vertellen ze me van de iranc-tireurs,
die hun kameraden in den rug had
den aangevallen, kameraden, die op
deze wijze gewroken werden.
Of ze ook zelf door franc-tireurs
belaagd waren geworden, vroeg ik
ze. Maar neen. dat nog niet....
We zullen gelegenheid vinden om
op dit chapilre nog nader terug te
komen.
Ik deel onderweg nog cigaretten
rond onder mijn geleiders, wat ze
merkbaar mild stemt en wordt ten
slotte door een lage bosschage aan
den wallekant naar een kleine open
ruimte geleid, in het midden waar
van een witgedekte tafel staat, met
verschillende flesschen wijn en glazen
alsmede een aantal stafkaarten liggen.
Om de tafel zitten zes officieren
geschaard.
Een der officieren, blijkbaar de
commandant in die eerste oor
logsdagen waren we nog niet sterk
in het onderschelden der dis'.ructie
ven, welke tevelde trouwens ook
niet zoo sprekend zijn wenkte
ons nader.
Wéér moest ik mijn papieren
laten zien. Het aanvankelijke wan
trouwen week. Ik bad goede
Duitsche aanbevelingen,
De Duitsche troepenco nmandan
ten wisten in den aanvang van den
oorlog niet goed, wat ze oorlogs
correspondenten moesten uitvoeren,
blijkbaar hadden ze terzake geen
instructies.
Meestal werd ik voorkomend be
handeld, als ze merkten, dat ik een
Nederiandsch journalist was. Soms
echter kreeg ik ook wel met zoo'n
echten ijzervreter te doen, van wiens
gezicht de spijl was af te lezen, dat
hij je niet zonder meer tegen een
muur kon laten zetten.
De brugge-commandant te Lixhe
nam me een soort verboor af voor
wat mija gevoelens van sympathie
en antipathie betrof en dat liep goed
af. Wie niet kan huichelen, moet
zich niet op oorlogsterrein begeven.
We raakten het er over eens. dat
Nederlanders en Duitschers de beste
vrienden waren en dat de wereld
pers slechts leugenberichten gaf van
de Duitsche oorlogsvoering.
Men ziet: de Duitschers van 1914
hadden geen andere mentaliteit dan
die van 1934.
Ik wist het zoover te brengen,
dat ik een „laisser-passer" kreeg
voor 'n tocht naar Visé. De brug
commandant kou me geen permissie
geven om naar Luik te gaan, want
hoe 't daar stond, wist bij zelf
ook niet
Bij het brugge-commando is het
een voortdurend gaan en komen van
militairen; als ik tusschen het groen
uittreed, staan verscheidenen te wach
ten met tasschen of losse patronen
in de handen.
Het is dezelfde patrouille, welke
me weer over de schipbrug terug
leidt. We passeeren een groep sol
daten, die aan het spitten zijn,
even verderop liggen een aantal
soldatenlijken Brancadiers dra
gen gewonden over bet terrein.
Als ik over de brug ben terug
geleid, laat men mij alleen verder
gaan. De oorlogsdonder raast aan
alle kanten om me been; boven me
sist en fluit bet voortdurend ver
moedelijk 2ijn 't granaten rechts
van me zie ik s'echts brandende
huizen, voor en achter me hoor en
zie ik granaten inslaan.
In Devant le Pout, een gehucht
tegenover Visé. treed ik een der
kleine cafétjes binnen. In dit gehucht
is nog geen brand gesticht; de deu
ren van alle woningen staan open
als gevolg van een Dultsch bevel.
Na lang roepen verschijnt de
pel naar den haan, die van verre
zijn zege onbewust uilkraaide.
Och 't arme beest 1 gilde nu
Lisebelh.
Morsdood sla ik hem, brulde
Driek, die met een tweeden knup
pel den waggel-vluchtenden haan
dood neer mokerde.
Schrikkelijk klaagde Jan.
Dat is schande 1 huilde Li-
sebeth.
Wat schande 1... mij komen
roepen voor dien verdomden haan?
Wij meenden werkelijk dat
er iemand op het stroo lag, be
daarde Jan.
Voor zoo'n stommiteit moet
gij mij niet komen halen 1 toornde
Driek, die den kraaier onder zijn
arm droeg om toch iets van de
menschenjacht mee te brengen.
Waar naar toe met dat arme
beest gromde Lisebelh.
Naar huis toe... antwoordde
Driek, die den weg insloeg naar
zijn woning.
Welke onbeschaamdheid
riep Lisebelh.
Dat volk geneert zich voor
niets, beaamde Jan.
Driek keerde zich om en bleef
uitdagend staan.
Deze hoort mij toe en zal
lekker smaken riep Driek en
stak den gepluimden buit in de
hoogte.
Daar heb je eer van, spotte
Jan.
Gelijk met de knabben,
grijnsde het wijf.
waardiu. Ik bestel een glas bier en
wil een praatje maken, maar krijg
niets anders te hooren dan een heel
schuchter ja of neen.
Als ik wil betalen, weigert ze om
het geld in ontvangst te nemen, 't
Is warm zegt ze en een soldaat
moet ook wat hebben.
Het kostte me heel wat moeite
om het menschje eigenlijk te doen
gelooven, dat ik een Nederiandsch
oorlogscorrespondent was, maar toen
werd ze eindelijk ook mededeelza
mer. Haar man en kinderen waren
Daar Holland gevlucht, zelf had ze
te lang getreuzeld. Ze vreest elk
oogenblik, dat de Duitschers weer
aan 't branden en moorden zullen
gaan. Verscheidene burgers, die ze
kende, zijn al gedood sommigen
omdat ze weigerden arbeid te ver
richten voor de Duitschers, anderen
omdat ze geschoten zouden hebben
Ik ga verder en kom voortdurend
groepjes soldaten tegen, die me
molesteeren.
Eerst als ze zich hebben oveituigd
wie ik ben, worden ze wat vriende
lijker.
De vaste brug over de Maas bij
Visé hebben de Belgen voor hun
aftocht opgeblazen; een granaat,
vanaf Pontisse verschoten, vererger
de de vernieling. Twee jongens uit
Devant le Point zijn door de Duit
schers aangewezen om voor hen een
veerdienst te onderhouden en op
vertoon van mijn pas zetten ze mij
over.
Het aardige oude stadje Visé met
baar witgekalkte huizen braadde in
een warme zon. Huis aan huis zitten
de menschen op stoelen voor de
geopende deuren. Elk huis heeft een
stok, waaraan een laken als witte
vlag uit het venster hangen.
't Is griezelig.
De bewoners vormen ter linker
en ter rechterzijde onafgebroken rijen
et- toch is bet doodstil; zwaar hoor
ik mijn eigen stap dreunen door de
straat. Kijk ik omhoog, dan zie ik
niets dan witte lappen; zie ik terzijde
dan buigen vele hoofden in een ver
angsten groet, 't Is, of ik mijn eigen
begrafenis loop te derigeeren...
Honderden ruiten zijo gebroken
door het geweld van het geschut,
dat de lucht voortdurend doet tril
len; slechts hier en daar is door het
granaatvuur directe schade aange-
gebracht.
Ik ga een groot gebouw binneo
het college St. Hadelin. De directeur
Dr. Frits Goffio, ontvangt me zeer
welwillend. Deze priester vertelde
me het een en ander van hetgeen in
de plaats was gebeurd.
Op Dinsdag 4 Augustus waren
de eerste Duitsche troepen voor het
stadje verschenen. De gendarmeD, die
te Visé lagen, hadden nog gepoogd
om weerstand te bieden, maar ze
werden allen door een groote over
macht neergeschoten. Dr. Goflia was
op het geluid der schoten komen
toesnellen. Alle gewonden waren
katholiek en toen ze den geestelijke
zagen, smeekten ze om de absolutie
en eenigen baden luide Sen akte van
berouw.
De priester had geen gelegenheid
meer om allen afzonderlijk te naderen
en riep daarom met luider stemme
„Mijn Jezus, barmhartigheid". Daar
op gaf hij allen de absolutie.
Terwijl hij daartoe knielde, floot
hem een kogel langs het oor en
richtten meerdere voorbijsnellende
Duitschers dreigend hun geweren op
hem, zoodat Dr. Goffin dekking
moest zoeken achter een boom.
Vele burgers werden in de eerste
dagen der bezetting gedood, niet
alleen in Visé, maar meer nog in de
omliggende dorpen Mouland en Ber-
neaux, welke bijDa geheel waren
afgebrand. Vele mannen, die waren
opgecommandeerd om werkzaam
heden te verrichten, bestaande in 't
Wat, watte sakkerde de
verbolgen buur, die een paar
meters terugkwam. Zijn oogen
vlamden
Als je den haan meeneemt,
dan laat je het stuk land ook
liggen, dreigde Jan.
Wie zou nog grond willen
verhuren aan lui, die ons gedurig
bestelen, zei Lisebeth.
Loop naar den duivel met
uw land. Daar is nog andere
grond te krijgen
Ik laat den haan door de
gendarmen terughalen
Dan moet ge u spoeden,
war.t anders vinden ze niets meer
dan de beentjes.
En Driek vertrok.
Ondanks de felle kibbelpartij
toog de buur tevreden huiswaarts.
Hij had een appetijtelijk morgen
brood verdiend, dat hij lekker-
bebkend zou oppeuzelen in plaats
van Jan, die liever zijn beste
kippen aan den wildkramer ver
kocht.
De familie Snuffels raasde ach
ter dicht gesloten deuren tegen
Driek, die weg was met der.
schoonsten haan. En nog lang
zou het gepreutel geduurd hebben
lieten de bulkende koeien en de
knorrende varkens zich niet
hooren. Zoo was de familie weer
verplicht hun gewoon werk te
verrichten.
VIII
kappen van boomen, het aanleggen
van een hulpweg e.d., zijn nooit
teruggekeerd. Zij. die dezen arbeid
weigerden, werden dadelijk overhoop
geschoten.
Het college St. Hadelin is door
Dr. Goffin aanstonds tot hospitaal
ingericht geworden. Ik heb er gestaan
aan het sterfbed van een 90jarigen
grijsaard, die gedwongen was om
mee te weiken aan den bouw van
een brug, totdat de stakkerd einde
lijk neerviel en naar het genoemde
gebouw werd gedragen om er te
sterven.
Nog, toen we dien dag in Visé
waren, werden de bewoners voort
durend met den dood bedreigd. Dan
werden zooveel mannen opgevorderd
voor dit of voor dat, een anderen
keer moesten bepaalde artikelen ge
leverd worden; honderden flesschen
wijn of jenever werden dagelijks
opgeëischt.
Voor al zulke opvorderingen werd
regelmatig met de bel rondgegaan
en de bewoners waren zóó beangst
voor de daarbij geuite bedreigingen,
dat ze tot bij elkander de kelders
gingen afzoeken om te zien, of niets
werd achtergehouden van hetgeen de
Duitschers verlangden.
Ofschoon ik van den brugge com
mandant te Lixhe slechts permissie
had om to.t Visé te gaan, besloot ik
om verder het Luiksche ia te trekken.
Indien het mogelijk zou blijken,
wilde ik tot de stad zelve komen,
maar dat zou moeilijk worden, want
zeker was in elk geval, dat alle
forten zich nog in handen der Bel
gen bevonden en ik zou tusschen
een dubbelen ring van deze forten
door moeten gaan.
Ook buiten Visé is van burgerlijk
verkeer op den weg geen sprake.
Slechts hier en daar staat een groep
Duitsche soldaten aan een woning
of liggen zwaargewonden op ma
trassen en stoelen te wachten op
verder transport.
Bijna elk huis langs den weg is
tot nood hospitaal ingericht; van
alle kanten worden de militairen
aangedragen, die gewond zija door
granaatscherven. De weg, welken ik
ga, wordt trouwens door verschil
lende forten bestreken en op ver
scheidene plaatsen tegelijk zie ik de
stof- en aardwolken opslaan uit de
rotsen, welke den Maasoever tus
schen Visé en Luik markeeren.
Met de gewonden maak ik hier
en daar een praatje en waar me dat
wordt gevraagd, laat ik mijn buiten-
landsche pas zien. Als „bevriende"
Hollander krijg ik dan telkens den
raad om terug te gaan, maar bevo
len wordt het me niet en dus ga ik
voort onder den razenden donder
in de richting van Luik.
Op circa 5 kilometer van Visé
kom ik een groote schare vluchtelin
gen tegen. De menschen schijnen al
ver gegaan te zijn, waut velen
loopen kreupel en de meesten heb
ben in de gloeiende hitte kousen en
schoenen uitgetrokken.
't Is een stoet van honderden;
mannen, vrouwen en kinderen. Oude
menschen worden ondersteund,
kleine kinderen gedragen. Op den
rug of onder den arm hebben de
meesten een nietig pakje of een
bundeltje kleereD-, ik zie een vrouw
met een vogelkooitje sjouwen.
Al die menschen, niet wetende wat
ze aan me hebben, groeten me
schuw en angstig. Ik maak even
een praatje met enkelen, maar hun
verhalen zijn verward.
Ze komen uit de dorpen ten zui
den van Luik; op aanzegging dat
die plaatsen binnen een uur iu brand
gestoken zouden worden, waren de
ongelukkigen geweken voor het
Duitsche geweld.
De jonge mannen waren wegge
voerd geworden', verschillende bur
gers waren doodgeschoten.
ZIJN BITTER EINDE.
Jan had een der mooiste boom
gaarden van gansch de gemeente.
Duivels kinderen hebben ook
duivelsch geluk, zeiden elk jaar
de lui, als ze bij den vrek de
boomen weelderig zagen bloeien
en later de takken zwaar hingen
van blozende appels en gele peren.
En telkens watertandden de
snoepgrage dorpsmonden, als zij
de sappige, lokkende vruchten
tusschen de groene bladeren zagen
blinken.
In den fruittijd, had het de
eigenaar dan ook erg druk om
groote en kleine dieven uit le
spionneeren en ze dan te besprin
gen.
Wanneer de kleinen, na de
schooluren, over de straat kwa
men aangeklomperd, was Jan
meestal in de nabijheid van zijn
lieven boomgaard.
Begonnen ze ergens aan de
haag te peuteren om er een gat
in te boren, dan schreeuwde Jan
alle heiligen van de week bijeen
om de jeugdige dieven op den
loop te krijgen, ofwel hij speelde
verstoppertje om dan op eens als
een tijger wildwoest op zijn jonge
prooi toe te schieten.
Zoo gebeurde het meer dan eens
dat bij verrassing onvoorzichtige
bengels heete blauwe plekken op
het ineenkrimpend lijf geslagen
kregen, doch die meer handigheid
in de kunst verkregen hadden.
Terwijl ik nog met de menschen
sta te praten, komt een Uhlanen
patrouille aangerend. Vanuit de verte
dreigen de kerels reeds met hun
karabijaen en commandeeren ze van
„Handen omboog" 1
Op hetzelfde moment liggen de
honderden vluchtelingen terzij van
den weg, allen op de knieëD, met
de handen in de hoogte.
Genade Jezus, Maria
het zijn kreten van doodsaugst,
welke opstijgen, terwijl de Uhlanen
met branie lach voorbijsnellen.
Wordt vervolgd,
FRANCISCAANSCHE
VONKEN.
U weet hetéén vuurvonk is in
staat een felle brand te veroorzaken.
Wat waar is de stoffelijk wereld,
is ook waar op het gebied van de
geest. Dat heb ik ondervonden. In
eenvoudig, simpele taal werd mij een
vonk van Franciscus meegedeeld.
Zoo'n liefde-vonk van Franciscus,
die uitsloeg uit zijn felbrandende
Godsliefde, die in mij aan het smeulen
ging en allengs een vuur deed ont
staan, wat nu naar buiten uitslaat.
Ja, ik moet het zeggen. Het brandt
in mijn binnenste, het zoekt een uit
weg en met al het vuur, wat in mij
is zou ik willen uitroepen Volge
lingen van Franciscus, het is onze
plicht, altijd de Priesters te eeren
Dat was die vonk, die mij werd
meegedeeld
Het werd mij gezegd, hoe Francis
cus in groot gelóóf zich plaatste
tegenover de Priester en in hem
alleen het priester-zijn wilde zien.
Het heeft mij zoo getroffen
De tijd, waarin Franciscus leefde
en onze tijd Beiden vol van scherpe
critiek tegen de Priesters
Franciscus, aan hem de taak het
wankelende gebouw van St. Jan van
Lateraoen te ondersteunen en staande
te houden, aan hem de taak het
Priesterschap, het verworden Pries
terschap der dertiende eeuw te her
stellen door critiek
Neen, door eerbied uit 'n groot
geloof
Zijn wapen is juisteerbied l
Een zondige priester kust bij uit
eerbied voor zijo eens gekregeD
macht en waardigheid, de voeten.
Waarom
Luister: „Dezen en alle andere
Priesters wil ik ontzien, beminnen
en eeren als mijn meesters. En ik
wil in hen geen zonde zien, omdat
ik in hen Gods Zoon zie en zij mijn
meesters zijn. Ik doe dit daarom,
omdat ik in de wereld niets aan
schouw van de Allerhoogste Zood
Gods zelf, dan zijn Allerheiligst
Lichaam en Bloed, dat zij ontvangen
en zij alleen aan anderen uitreiken.
Dat is zijn hervorming 1 Eerbied
en aanhankelijkheid
Ddt was de vonk, die in mij eeD
brand deed onlbranden
Volgelingen van St. Franciscus,
eert Uw Priesters I Bidt voor Uw
Priesters. D.O.R.
Oude cliënten behouden
en nieuwe winnen.
Het heele wereldgebeuren is af
hankelijk van schijnbare toevallig
heden en het zou al heel wonder
baarlijk zijn, wanneer wij als winke
liers hierbij alleen den dans konden
ontspringen. De eene heeft geluk in
zijn leven en de andere schijnt het
maar steeds tegen te loopen, ten
minste zoo lijkt het wanneer wij
alleen Daar het eindresultaat en niet
naar datgene wat hieraan voorafging,
spionden zoo lang tot ze de kans
klaar zagen om de zakken vol te
laden met glanzende appels en
malsche peren.
Pietje, de oudste jongen van
buur Driek was een slimme vogel.
Als een klok wist hij uit te cij
feren, wanneer Jan aan tafel, in
de schuur of in den stal was.
Katvlug wipte hij dan in de
boomen, schudde met de takken,
dat de vruchten ploften op den
grond, als ver paardengetrappel
op zandigen weg.
Dan liet hij zich even bliksem
snel langs de takken afglijden,
grabbelde koortsig in den grooten
hoop, vulde zijn breede zakken
vol, wierp wat hij niet bergen
kon over de haag, om ze straks
op zijn gemak ergens achter de
struiken in 't mollige gras weg
te bergen voor later.ü
Wel had Geldjan meer dan eens
op hem geloerd om hem bij den
kraag te valteD, maar Pietje wist
op zijn vlugge beenen pijlsnel
weg te ijlen.
Dit ergerde den boer geweldig,
die dan hemel en aarde bijeen
schreeuwde om dedorpsmenschen
kond te doen, dat er weer iemand
aan zijn fruit geweest was.
Dit stelen zit er in geboren,
riep hij. Soort misaardt niet en
nog eene verdere verwijtende li
tanie volgde snel. Steeds eindigde
hij zijn lawaaiende sermoenen
met hatelijke bedreigingen, die
toch de kindeken niet afschrikten.
kijken.
Zoodra wij echter even wat dieper
op de zaak ingaan, dan blijkt ons,
dat menigeen de momenten waarin
bet geluk zoo maar voor het grijpen
was, ongebruikt heeft laten voorbij
gaan. En of dit nu al aan gebrek
aan durf of inzicht, of wel aan
gemis aan activiteit te wijten is, doet
in dit geval al weinig ter zake. Men
heeft een kans vespeeld, waarvan
een ander op zijn beurt een gretig
gebruik zal maken.
Hoe komt het toch, dat er bepaalde
zaken zijn, waar het publiek als het
ware naar toe getrokken wordt,
terwijl weer andere firma's het niet
klaar kunnen spelen om haar cliënten-
kring te behouden en gestadig uit
te breiden.
„Geluk, niet anders dan geluk",
zegt de pessimist. De man, die met
zijn beide beenen op den grond staat,
neemt met deze opvatting geen
genoegen en eischt ook zijn deel
van den voorspoed, die een ander
ten deel viel en laat geen gelegen
heid voorbijgaan om zijn positie te
verbeteren.
Als winkeliers hebben wij het
groote voorrecht, dat elk moment
van den dag ons weer nieuwe moge
lijkheden biedt, waardoor wij onze
zaken kunnen uitbreiden. De klant,
die heel toevallig bij ons binnen
komt om de een of endere kleinig
heid te koopen, kan door de prettige
correcte wijze waarop hij door ons
bediend wordt, één van onze vaste
afnemers worden. Uw cliënt mag
nooit bemerken, dar gij hem minder
voorkomend bejegent, omdat hij toe
valligerwijs slechts voor een klein
bedragje bij u komt koopen. Zelfs
in die gevallen, waarbij men alleen
uw advies komt inwinnen, zoodat er
eigenlijk geen sprake van het maken
van eenige winst is, moet gij de
voorkomendheid niet uit het oog
verliezen.
In herinner mij een geval, dat mij
geruimen tijd geleden persoonlijk
overkomen is, waardoor ik een
overtuigend voorstander van het
verleenen van een practische service
aan de cliënten geworden ben. Op
een avond, dat ik naar den schouw
burg wilde gaan, vertoonde een der
glazen van mijn lorgnet de onheb
belijke neiging om heen en weer te
wiebelen. Dit was wel eens eerder
voorgekomen en met behulp van
zoo n handig klein schioevendraaiertje
wist ik dan steeds het lastige euvel
t» verhelpen. Ook ditmaal probeerde
ik hetzelfde kunstje, maar waarschijn
lijk door de agitatie van den heer
lijken vrijen avond, die mij wachtte,
wilde het niet lukken en voor "ik
bet wist, viel het peuterig kleine
schroefje onder mija lessenaar. Zelfs
mijn vrouw, die nog al alles gauw
ia de gaten heeft, kon het onmis
bare dingske niet vinden en er zat
niets anders voor mij op, dan om
nog even voor de schouwburg-
voorstelliog bij mijn opticien aan te
loopen.
Dit hielp echter niet veel, want de
glazendokter vertelde mij, dat het
hem erg speet, maar dat reparaties
na zes uur Diet konden uitgevoerd
worden, omdat er dan geen personeel
meer aanwezig was.
Met een nijdig gezicht verliet ik
de zaax en nam mij voor, om dan
desnoods maar in een anderen win
kel een nieuwen bril te koopen. Dit
was in elk geval beter dan dat mija
schouwburgavond zou verstoord
worden.
Op een kwartier afstands was een
opticien gevestigd, bij wien ik nog
nooit in de zaak was geweest. Ik
vertelde hem van het ongelukje, dat
ik met bet schroefje had en vroeg
beleefd of hij mij even kon helpen.
„Met alle plezier", was het ant
woord, „het is slechts een kleine
moeite", en inderdaad was het weer-
Integendeel, Pietje werd hoe
langer hoe stouter. Verleidend
waren en bleven voor hem de
verboden vruchten, die zoo lekker
smaakten en ook «deugd deden"
aan zijn broertjes en vriendjes.
En als dezen hem opmerkzaam
maakten hoe hij't zoo maar durf
de bij den »boozen man" te gaan
plukken, dan lachte Pietje van
pret en zwol zijn borst van fier
heid, als een haan, die zijn zege
uitkraait.
Nooit krijgt die gierigaard
mij te pakken.
Doch de kruik gaat zoolang te
water tot ze breekt.
En Jan had gezworen den gauw
dief te vangen, al moest hij zelf
den ganschen dag op de loer
blijven. Van 's morgens vroeg was
hij in de weer om de kleinste
gaatjes dicht le maken. Waar 'n
hoofd door kan, wriDgt een heel
lijf door, filosofeerde hij. Maar
het zal niet meer gebeuren. En
met woede sloeg hij hier en daar
stevige palen in, rijgde er zoo
dicht prikkeldraad langs, dat zij
er zelfs geen kat meer door kon
klauteren.
Daar is onraad dacht Pietje,
toen hij nu bij een ingang niet
terecht kwam en bij een tweeden,
een derden en een vierden al
evenmin door kon. Overal was de
haag versperd. Heel de omheining
liep hij langs voor een nieuwe
inkruip. Hij wroette, dat z'n hand
jes bloedden. Wordt vervolgd.