TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Geld Jan. De overweldiging van België. FEUILLETON. I V I 11 1934 Vijf en vijftigste Jaargang No! Herinneringen aan de onmvervin gen van een oud-oorlogscorres. pondent tussclien de sledende partgen. TÜSSCHEN DE FOKTEN DOOR NAAR MIK. D- Belgen drinken over het alge meen heel wat méér wijn dan wij. Ook de eenvoudige burgers hebben daar hun voorraad in hun kelder opgeslagen - vooral voor het Wa- lenland geldt dat - en men wed- ijvert met elkaar om hel bezit van oudste en meest wèl-belegen fles- S°Zo£) de Duitschers zulks al niet wisten, dan hebben ze een en ander toch gauw practisch ervaren, toen ze verschillende dorpen in het land van Luik plunderden. Voor een woning in brand werd gestoken, haalden de soldaten eerst den wijn kelder leeg- De doortrekkende troepen waren behoorlijk gedisciplineerd, maar de afdeelingen, die in dorpen en steden achterbleven om de etappen linie te verzorgen, d.i. de verbinding tusschen de voorste troepen met de depots uit het achterland te onderhouden, maakten zich op vele plaatsen aan de ergerlijkste uitspattingen schuldig en gingen zich aan dronkenschap te buiten. Toen ik bij mijn aankomst aan de schipbrug van Lixhe werd aange- houder, werd ik door dronken sol daten omringd en heel de bende, welke daar met het bruggeonderhoud was belasr, gedroeg zich als een horde wilde dieren. Ze liepen de brandende woningen in en uit, telkeos met nieuwe fles- schen wijn zwaaiende; ze dronken eenvoudig uit den hals van de flesch. ik zal nader gelegenheid hebben op een en ander terug te komen, maar hier wil ik toch reeds vast leggen. dat het door mij als systeem is vastgelegd, hoe in het begin van den oorlog aan de soldaten, die in de vuurlinie een dorp waren -binnen gedrongen, en dat bezet moesten houden, onderwijl de tegenstand van de vijandelijke troepen Dog voort duurde, de vrije hand werd gelaten om te plunderen en te rooven. Dat wildemansgedoe en die dron kenschap werkten op den „moed der manschappen, terwijl bovendien werd verkregen, dat de burgerbe volking door zooveel schrik werd bevangen, dat elke gedachte aan verweer of tegenwerking werd uit gebannen. De patrouille, welke me gevangen nam, leidde me allereerst voor een tweetal officieren, die aan onzen kant van de schipbrug den overgang van de troepen regelden. Ze controleerden mijn papieren en gaven daarop aan drie man last om me naar het brugge-commando te brengen aaa de andere zijde van de rivier. We moeten langs de uiterste kanten van de half losliggende plan ken loopen, welke ratelen onder het gewicht van de overtrekkende wa gens. Hier en daar spatten granaten in de Maas uiteen en van beide kanten rijzen huizenhooge stofwolken om hoog, als de projectielen, welke van het fort Pontisse worden afgevuurd, in den grond slaan. Van mijn geleiders hoor ik voor het eerst het bekende en beruchte „man hat geschossen", op m'n vraag waarom al die huizen in de omgeving Een plattelandsgeschiedenis van de Belg.-Limb, grens. 29 Hij had hun geduld al lang genoeg getart. Naar boven zou Driek klimmen, om hem met zak en pak naar beneden te smijien. Hij narii een kleine ladder. In de rechterhand hield hij den knuppel drbigend gereed, met de linker klampte hij zich sport voor sport vast en keek angstig naar boven. De man moest Driek eens den kop inslaan, fluisterde Lise- beth. Bevend hielden zij hem in het oog. Toen de redder bijna met het hoofd over het slroo kon zien vloog een haan verschrikt weg. Klok, klok. klok. Wat was dat 1 Over het gansche stroo was geen levend wezen meer te vinden. Zjj stonden een oogenblik paf. Maar toen begonnen de boer en de boerin te schaterlachen. De haan 1 Kokkelorus 1... Driek maakte zich nu boos en roeende, dat men hem had willen beetnemen. Woedend smeet hi] zijn knup- brandden. Met woeste gezichten vertellen ze me van de iranc-tireurs, die hun kameraden in den rug had den aangevallen, kameraden, die op deze wijze gewroken werden. Of ze ook zelf door franc-tireurs belaagd waren geworden, vroeg ik ze. Maar neen. dat nog niet.... We zullen gelegenheid vinden om op dit chapilre nog nader terug te komen. Ik deel onderweg nog cigaretten rond onder mijn geleiders, wat ze merkbaar mild stemt en wordt ten slotte door een lage bosschage aan den wallekant naar een kleine open ruimte geleid, in het midden waar van een witgedekte tafel staat, met verschillende flesschen wijn en glazen alsmede een aantal stafkaarten liggen. Om de tafel zitten zes officieren geschaard. Een der officieren, blijkbaar de commandant in die eerste oor logsdagen waren we nog niet sterk in het onderschelden der dis'.ructie ven, welke tevelde trouwens ook niet zoo sprekend zijn wenkte ons nader. Wéér moest ik mijn papieren laten zien. Het aanvankelijke wan trouwen week. Ik bad goede Duitsche aanbevelingen, De Duitsche troepenco nmandan ten wisten in den aanvang van den oorlog niet goed, wat ze oorlogs correspondenten moesten uitvoeren, blijkbaar hadden ze terzake geen instructies. Meestal werd ik voorkomend be handeld, als ze merkten, dat ik een Nederiandsch journalist was. Soms echter kreeg ik ook wel met zoo'n echten ijzervreter te doen, van wiens gezicht de spijl was af te lezen, dat hij je niet zonder meer tegen een muur kon laten zetten. De brugge-commandant te Lixhe nam me een soort verboor af voor wat mija gevoelens van sympathie en antipathie betrof en dat liep goed af. Wie niet kan huichelen, moet zich niet op oorlogsterrein begeven. We raakten het er over eens. dat Nederlanders en Duitschers de beste vrienden waren en dat de wereld pers slechts leugenberichten gaf van de Duitsche oorlogsvoering. Men ziet: de Duitschers van 1914 hadden geen andere mentaliteit dan die van 1934. Ik wist het zoover te brengen, dat ik een „laisser-passer" kreeg voor 'n tocht naar Visé. De brug commandant kou me geen permissie geven om naar Luik te gaan, want hoe 't daar stond, wist bij zelf ook niet Bij het brugge-commando is het een voortdurend gaan en komen van militairen; als ik tusschen het groen uittreed, staan verscheidenen te wach ten met tasschen of losse patronen in de handen. Het is dezelfde patrouille, welke me weer over de schipbrug terug leidt. We passeeren een groep sol daten, die aan het spitten zijn, even verderop liggen een aantal soldatenlijken Brancadiers dra gen gewonden over bet terrein. Als ik over de brug ben terug geleid, laat men mij alleen verder gaan. De oorlogsdonder raast aan alle kanten om me been; boven me sist en fluit bet voortdurend ver moedelijk 2ijn 't granaten rechts van me zie ik s'echts brandende huizen, voor en achter me hoor en zie ik granaten inslaan. In Devant le Pout, een gehucht tegenover Visé. treed ik een der kleine cafétjes binnen. In dit gehucht is nog geen brand gesticht; de deu ren van alle woningen staan open als gevolg van een Dultsch bevel. Na lang roepen verschijnt de pel naar den haan, die van verre zijn zege onbewust uilkraaide. Och 't arme beest 1 gilde nu Lisebelh. Morsdood sla ik hem, brulde Driek, die met een tweeden knup pel den waggel-vluchtenden haan dood neer mokerde. Schrikkelijk klaagde Jan. Dat is schande 1 huilde Li- sebeth. Wat schande 1... mij komen roepen voor dien verdomden haan? Wij meenden werkelijk dat er iemand op het stroo lag, be daarde Jan. Voor zoo'n stommiteit moet gij mij niet komen halen 1 toornde Driek, die den kraaier onder zijn arm droeg om toch iets van de menschenjacht mee te brengen. Waar naar toe met dat arme beest gromde Lisebelh. Naar huis toe... antwoordde Driek, die den weg insloeg naar zijn woning. Welke onbeschaamdheid riep Lisebelh. Dat volk geneert zich voor niets, beaamde Jan. Driek keerde zich om en bleef uitdagend staan. Deze hoort mij toe en zal lekker smaken riep Driek en stak den gepluimden buit in de hoogte. Daar heb je eer van, spotte Jan. Gelijk met de knabben, grijnsde het wijf. waardiu. Ik bestel een glas bier en wil een praatje maken, maar krijg niets anders te hooren dan een heel schuchter ja of neen. Als ik wil betalen, weigert ze om het geld in ontvangst te nemen, 't Is warm zegt ze en een soldaat moet ook wat hebben. Het kostte me heel wat moeite om het menschje eigenlijk te doen gelooven, dat ik een Nederiandsch oorlogscorrespondent was, maar toen werd ze eindelijk ook mededeelza mer. Haar man en kinderen waren Daar Holland gevlucht, zelf had ze te lang getreuzeld. Ze vreest elk oogenblik, dat de Duitschers weer aan 't branden en moorden zullen gaan. Verscheidene burgers, die ze kende, zijn al gedood sommigen omdat ze weigerden arbeid te ver richten voor de Duitschers, anderen omdat ze geschoten zouden hebben Ik ga verder en kom voortdurend groepjes soldaten tegen, die me molesteeren. Eerst als ze zich hebben oveituigd wie ik ben, worden ze wat vriende lijker. De vaste brug over de Maas bij Visé hebben de Belgen voor hun aftocht opgeblazen; een granaat, vanaf Pontisse verschoten, vererger de de vernieling. Twee jongens uit Devant le Point zijn door de Duit schers aangewezen om voor hen een veerdienst te onderhouden en op vertoon van mijn pas zetten ze mij over. Het aardige oude stadje Visé met baar witgekalkte huizen braadde in een warme zon. Huis aan huis zitten de menschen op stoelen voor de geopende deuren. Elk huis heeft een stok, waaraan een laken als witte vlag uit het venster hangen. 't Is griezelig. De bewoners vormen ter linker en ter rechterzijde onafgebroken rijen et- toch is bet doodstil; zwaar hoor ik mijn eigen stap dreunen door de straat. Kijk ik omhoog, dan zie ik niets dan witte lappen; zie ik terzijde dan buigen vele hoofden in een ver angsten groet, 't Is, of ik mijn eigen begrafenis loop te derigeeren... Honderden ruiten zijo gebroken door het geweld van het geschut, dat de lucht voortdurend doet tril len; slechts hier en daar is door het granaatvuur directe schade aange- gebracht. Ik ga een groot gebouw binneo het college St. Hadelin. De directeur Dr. Frits Goffio, ontvangt me zeer welwillend. Deze priester vertelde me het een en ander van hetgeen in de plaats was gebeurd. Op Dinsdag 4 Augustus waren de eerste Duitsche troepen voor het stadje verschenen. De gendarmeD, die te Visé lagen, hadden nog gepoogd om weerstand te bieden, maar ze werden allen door een groote over macht neergeschoten. Dr. Goflia was op het geluid der schoten komen toesnellen. Alle gewonden waren katholiek en toen ze den geestelijke zagen, smeekten ze om de absolutie en eenigen baden luide Sen akte van berouw. De priester had geen gelegenheid meer om allen afzonderlijk te naderen en riep daarom met luider stemme „Mijn Jezus, barmhartigheid". Daar op gaf hij allen de absolutie. Terwijl hij daartoe knielde, floot hem een kogel langs het oor en richtten meerdere voorbijsnellende Duitschers dreigend hun geweren op hem, zoodat Dr. Goffin dekking moest zoeken achter een boom. Vele burgers werden in de eerste dagen der bezetting gedood, niet alleen in Visé, maar meer nog in de omliggende dorpen Mouland en Ber- neaux, welke bijDa geheel waren afgebrand. Vele mannen, die waren opgecommandeerd om werkzaam heden te verrichten, bestaande in 't Wat, watte sakkerde de verbolgen buur, die een paar meters terugkwam. Zijn oogen vlamden Als je den haan meeneemt, dan laat je het stuk land ook liggen, dreigde Jan. Wie zou nog grond willen verhuren aan lui, die ons gedurig bestelen, zei Lisebeth. Loop naar den duivel met uw land. Daar is nog andere grond te krijgen Ik laat den haan door de gendarmen terughalen Dan moet ge u spoeden, war.t anders vinden ze niets meer dan de beentjes. En Driek vertrok. Ondanks de felle kibbelpartij toog de buur tevreden huiswaarts. Hij had een appetijtelijk morgen brood verdiend, dat hij lekker- bebkend zou oppeuzelen in plaats van Jan, die liever zijn beste kippen aan den wildkramer ver kocht. De familie Snuffels raasde ach ter dicht gesloten deuren tegen Driek, die weg was met der. schoonsten haan. En nog lang zou het gepreutel geduurd hebben lieten de bulkende koeien en de knorrende varkens zich niet hooren. Zoo was de familie weer verplicht hun gewoon werk te verrichten. VIII kappen van boomen, het aanleggen van een hulpweg e.d., zijn nooit teruggekeerd. Zij. die dezen arbeid weigerden, werden dadelijk overhoop geschoten. Het college St. Hadelin is door Dr. Goffin aanstonds tot hospitaal ingericht geworden. Ik heb er gestaan aan het sterfbed van een 90jarigen grijsaard, die gedwongen was om mee te weiken aan den bouw van een brug, totdat de stakkerd einde lijk neerviel en naar het genoemde gebouw werd gedragen om er te sterven. Nog, toen we dien dag in Visé waren, werden de bewoners voort durend met den dood bedreigd. Dan werden zooveel mannen opgevorderd voor dit of voor dat, een anderen keer moesten bepaalde artikelen ge leverd worden; honderden flesschen wijn of jenever werden dagelijks opgeëischt. Voor al zulke opvorderingen werd regelmatig met de bel rondgegaan en de bewoners waren zóó beangst voor de daarbij geuite bedreigingen, dat ze tot bij elkander de kelders gingen afzoeken om te zien, of niets werd achtergehouden van hetgeen de Duitschers verlangden. Ofschoon ik van den brugge com mandant te Lixhe slechts permissie had om to.t Visé te gaan, besloot ik om verder het Luiksche ia te trekken. Indien het mogelijk zou blijken, wilde ik tot de stad zelve komen, maar dat zou moeilijk worden, want zeker was in elk geval, dat alle forten zich nog in handen der Bel gen bevonden en ik zou tusschen een dubbelen ring van deze forten door moeten gaan. Ook buiten Visé is van burgerlijk verkeer op den weg geen sprake. Slechts hier en daar staat een groep Duitsche soldaten aan een woning of liggen zwaargewonden op ma trassen en stoelen te wachten op verder transport. Bijna elk huis langs den weg is tot nood hospitaal ingericht; van alle kanten worden de militairen aangedragen, die gewond zija door granaatscherven. De weg, welken ik ga, wordt trouwens door verschil lende forten bestreken en op ver scheidene plaatsen tegelijk zie ik de stof- en aardwolken opslaan uit de rotsen, welke den Maasoever tus schen Visé en Luik markeeren. Met de gewonden maak ik hier en daar een praatje en waar me dat wordt gevraagd, laat ik mijn buiten- landsche pas zien. Als „bevriende" Hollander krijg ik dan telkens den raad om terug te gaan, maar bevo len wordt het me niet en dus ga ik voort onder den razenden donder in de richting van Luik. Op circa 5 kilometer van Visé kom ik een groote schare vluchtelin gen tegen. De menschen schijnen al ver gegaan te zijn, waut velen loopen kreupel en de meesten heb ben in de gloeiende hitte kousen en schoenen uitgetrokken. 't Is een stoet van honderden; mannen, vrouwen en kinderen. Oude menschen worden ondersteund, kleine kinderen gedragen. Op den rug of onder den arm hebben de meesten een nietig pakje of een bundeltje kleereD-, ik zie een vrouw met een vogelkooitje sjouwen. Al die menschen, niet wetende wat ze aan me hebben, groeten me schuw en angstig. Ik maak even een praatje met enkelen, maar hun verhalen zijn verward. Ze komen uit de dorpen ten zui den van Luik; op aanzegging dat die plaatsen binnen een uur iu brand gestoken zouden worden, waren de ongelukkigen geweken voor het Duitsche geweld. De jonge mannen waren wegge voerd geworden', verschillende bur gers waren doodgeschoten. ZIJN BITTER EINDE. Jan had een der mooiste boom gaarden van gansch de gemeente. Duivels kinderen hebben ook duivelsch geluk, zeiden elk jaar de lui, als ze bij den vrek de boomen weelderig zagen bloeien en later de takken zwaar hingen van blozende appels en gele peren. En telkens watertandden de snoepgrage dorpsmonden, als zij de sappige, lokkende vruchten tusschen de groene bladeren zagen blinken. In den fruittijd, had het de eigenaar dan ook erg druk om groote en kleine dieven uit le spionneeren en ze dan te besprin gen. Wanneer de kleinen, na de schooluren, over de straat kwa men aangeklomperd, was Jan meestal in de nabijheid van zijn lieven boomgaard. Begonnen ze ergens aan de haag te peuteren om er een gat in te boren, dan schreeuwde Jan alle heiligen van de week bijeen om de jeugdige dieven op den loop te krijgen, ofwel hij speelde verstoppertje om dan op eens als een tijger wildwoest op zijn jonge prooi toe te schieten. Zoo gebeurde het meer dan eens dat bij verrassing onvoorzichtige bengels heete blauwe plekken op het ineenkrimpend lijf geslagen kregen, doch die meer handigheid in de kunst verkregen hadden. Terwijl ik nog met de menschen sta te praten, komt een Uhlanen patrouille aangerend. Vanuit de verte dreigen de kerels reeds met hun karabijaen en commandeeren ze van „Handen omboog" 1 Op hetzelfde moment liggen de honderden vluchtelingen terzij van den weg, allen op de knieëD, met de handen in de hoogte. Genade Jezus, Maria het zijn kreten van doodsaugst, welke opstijgen, terwijl de Uhlanen met branie lach voorbijsnellen. Wordt vervolgd, FRANCISCAANSCHE VONKEN. U weet hetéén vuurvonk is in staat een felle brand te veroorzaken. Wat waar is de stoffelijk wereld, is ook waar op het gebied van de geest. Dat heb ik ondervonden. In eenvoudig, simpele taal werd mij een vonk van Franciscus meegedeeld. Zoo'n liefde-vonk van Franciscus, die uitsloeg uit zijn felbrandende Godsliefde, die in mij aan het smeulen ging en allengs een vuur deed ont staan, wat nu naar buiten uitslaat. Ja, ik moet het zeggen. Het brandt in mijn binnenste, het zoekt een uit weg en met al het vuur, wat in mij is zou ik willen uitroepen Volge lingen van Franciscus, het is onze plicht, altijd de Priesters te eeren Dat was die vonk, die mij werd meegedeeld Het werd mij gezegd, hoe Francis cus in groot gelóóf zich plaatste tegenover de Priester en in hem alleen het priester-zijn wilde zien. Het heeft mij zoo getroffen De tijd, waarin Franciscus leefde en onze tijd Beiden vol van scherpe critiek tegen de Priesters Franciscus, aan hem de taak het wankelende gebouw van St. Jan van Lateraoen te ondersteunen en staande te houden, aan hem de taak het Priesterschap, het verworden Pries terschap der dertiende eeuw te her stellen door critiek Neen, door eerbied uit 'n groot geloof Zijn wapen is juisteerbied l Een zondige priester kust bij uit eerbied voor zijo eens gekregeD macht en waardigheid, de voeten. Waarom Luister: „Dezen en alle andere Priesters wil ik ontzien, beminnen en eeren als mijn meesters. En ik wil in hen geen zonde zien, omdat ik in hen Gods Zoon zie en zij mijn meesters zijn. Ik doe dit daarom, omdat ik in de wereld niets aan schouw van de Allerhoogste Zood Gods zelf, dan zijn Allerheiligst Lichaam en Bloed, dat zij ontvangen en zij alleen aan anderen uitreiken. Dat is zijn hervorming 1 Eerbied en aanhankelijkheid Ddt was de vonk, die in mij eeD brand deed onlbranden Volgelingen van St. Franciscus, eert Uw Priesters I Bidt voor Uw Priesters. D.O.R. Oude cliënten behouden en nieuwe winnen. Het heele wereldgebeuren is af hankelijk van schijnbare toevallig heden en het zou al heel wonder baarlijk zijn, wanneer wij als winke liers hierbij alleen den dans konden ontspringen. De eene heeft geluk in zijn leven en de andere schijnt het maar steeds tegen te loopen, ten minste zoo lijkt het wanneer wij alleen Daar het eindresultaat en niet naar datgene wat hieraan voorafging, spionden zoo lang tot ze de kans klaar zagen om de zakken vol te laden met glanzende appels en malsche peren. Pietje, de oudste jongen van buur Driek was een slimme vogel. Als een klok wist hij uit te cij feren, wanneer Jan aan tafel, in de schuur of in den stal was. Katvlug wipte hij dan in de boomen, schudde met de takken, dat de vruchten ploften op den grond, als ver paardengetrappel op zandigen weg. Dan liet hij zich even bliksem snel langs de takken afglijden, grabbelde koortsig in den grooten hoop, vulde zijn breede zakken vol, wierp wat hij niet bergen kon over de haag, om ze straks op zijn gemak ergens achter de struiken in 't mollige gras weg te bergen voor later.ü Wel had Geldjan meer dan eens op hem geloerd om hem bij den kraag te valteD, maar Pietje wist op zijn vlugge beenen pijlsnel weg te ijlen. Dit ergerde den boer geweldig, die dan hemel en aarde bijeen schreeuwde om dedorpsmenschen kond te doen, dat er weer iemand aan zijn fruit geweest was. Dit stelen zit er in geboren, riep hij. Soort misaardt niet en nog eene verdere verwijtende li tanie volgde snel. Steeds eindigde hij zijn lawaaiende sermoenen met hatelijke bedreigingen, die toch de kindeken niet afschrikten. kijken. Zoodra wij echter even wat dieper op de zaak ingaan, dan blijkt ons, dat menigeen de momenten waarin bet geluk zoo maar voor het grijpen was, ongebruikt heeft laten voorbij gaan. En of dit nu al aan gebrek aan durf of inzicht, of wel aan gemis aan activiteit te wijten is, doet in dit geval al weinig ter zake. Men heeft een kans vespeeld, waarvan een ander op zijn beurt een gretig gebruik zal maken. Hoe komt het toch, dat er bepaalde zaken zijn, waar het publiek als het ware naar toe getrokken wordt, terwijl weer andere firma's het niet klaar kunnen spelen om haar cliënten- kring te behouden en gestadig uit te breiden. „Geluk, niet anders dan geluk", zegt de pessimist. De man, die met zijn beide beenen op den grond staat, neemt met deze opvatting geen genoegen en eischt ook zijn deel van den voorspoed, die een ander ten deel viel en laat geen gelegen heid voorbijgaan om zijn positie te verbeteren. Als winkeliers hebben wij het groote voorrecht, dat elk moment van den dag ons weer nieuwe moge lijkheden biedt, waardoor wij onze zaken kunnen uitbreiden. De klant, die heel toevallig bij ons binnen komt om de een of endere kleinig heid te koopen, kan door de prettige correcte wijze waarop hij door ons bediend wordt, één van onze vaste afnemers worden. Uw cliënt mag nooit bemerken, dar gij hem minder voorkomend bejegent, omdat hij toe valligerwijs slechts voor een klein bedragje bij u komt koopen. Zelfs in die gevallen, waarbij men alleen uw advies komt inwinnen, zoodat er eigenlijk geen sprake van het maken van eenige winst is, moet gij de voorkomendheid niet uit het oog verliezen. In herinner mij een geval, dat mij geruimen tijd geleden persoonlijk overkomen is, waardoor ik een overtuigend voorstander van het verleenen van een practische service aan de cliënten geworden ben. Op een avond, dat ik naar den schouw burg wilde gaan, vertoonde een der glazen van mijn lorgnet de onheb belijke neiging om heen en weer te wiebelen. Dit was wel eens eerder voorgekomen en met behulp van zoo n handig klein schioevendraaiertje wist ik dan steeds het lastige euvel t» verhelpen. Ook ditmaal probeerde ik hetzelfde kunstje, maar waarschijn lijk door de agitatie van den heer lijken vrijen avond, die mij wachtte, wilde het niet lukken en voor "ik bet wist, viel het peuterig kleine schroefje onder mija lessenaar. Zelfs mijn vrouw, die nog al alles gauw ia de gaten heeft, kon het onmis bare dingske niet vinden en er zat niets anders voor mij op, dan om nog even voor de schouwburg- voorstelliog bij mijn opticien aan te loopen. Dit hielp echter niet veel, want de glazendokter vertelde mij, dat het hem erg speet, maar dat reparaties na zes uur Diet konden uitgevoerd worden, omdat er dan geen personeel meer aanwezig was. Met een nijdig gezicht verliet ik de zaax en nam mij voor, om dan desnoods maar in een anderen win kel een nieuwen bril te koopen. Dit was in elk geval beter dan dat mija schouwburgavond zou verstoord worden. Op een kwartier afstands was een opticien gevestigd, bij wien ik nog nooit in de zaak was geweest. Ik vertelde hem van het ongelukje, dat ik met bet schroefje had en vroeg beleefd of hij mij even kon helpen. „Met alle plezier", was het ant woord, „het is slechts een kleine moeite", en inderdaad was het weer- Integendeel, Pietje werd hoe langer hoe stouter. Verleidend waren en bleven voor hem de verboden vruchten, die zoo lekker smaakten en ook «deugd deden" aan zijn broertjes en vriendjes. En als dezen hem opmerkzaam maakten hoe hij't zoo maar durf de bij den »boozen man" te gaan plukken, dan lachte Pietje van pret en zwol zijn borst van fier heid, als een haan, die zijn zege uitkraait. Nooit krijgt die gierigaard mij te pakken. Doch de kruik gaat zoolang te water tot ze breekt. En Jan had gezworen den gauw dief te vangen, al moest hij zelf den ganschen dag op de loer blijven. Van 's morgens vroeg was hij in de weer om de kleinste gaatjes dicht le maken. Waar 'n hoofd door kan, wriDgt een heel lijf door, filosofeerde hij. Maar het zal niet meer gebeuren. En met woede sloeg hij hier en daar stevige palen in, rijgde er zoo dicht prikkeldraad langs, dat zij er zelfs geen kat meer door kon klauteren. Daar is onraad dacht Pietje, toen hij nu bij een ingang niet terecht kwam en bij een tweeden, een derden en een vierden al evenmin door kon. Overal was de haag versperd. Heel de omheining liep hij langs voor een nieuwe inkruip. Hij wroette, dat z'n hand jes bloedden. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1934 | | pagina 5