TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Openbare Vergadering van den
Raad der gemeente Venray,
In Russische kerkers.
Zaterdag 7 April 1934
Vijf en vi|ftigste Jaargang No 14
gehouden op 28 Februari 1934,
des namiddags vier uur.
SLOT.
Vervolgens wordt behandeld bet verzoek van Mej. A. Meesters,
vroedvrouw, om van gemeentewege een subsidie te mogen ontvangeD,
Na voorlezing van het verzoek zegt de Voorziiter, dat B. en W.
geen vrijheid kunnen vinden eenige subsidie voor te stellen, vooral niet
waar juist nog van salarisverlaging gesproken is. In verband met de
te betrachten bezuiniging mogen wij toch vooral geen nieuwe subsidies
geven.
De heer Millen meent, dat hier een tweede vroedvrouw zeer noodig
is en dit vooral van belang is voor den arbeidenden stand. Hierdoor
zal voor veel menschen een bezuiniging worden verkregen en daarom
voelt Spreker wel voor een klein subsidie.
De Voorzitter zegt, dat de kans voor de voedvrouw thans ook
grooter is dan in tijden van voorspoed, want velen, die vroeger den
dokter hadden, zullen, nu er minder verdiend wordt, te eerder naar
de vroedvrouw gaan, omdat die wel goedkooper zal zijn dan de dokter
Met het oog op den flnancieelen toestand der gemeente adviseerea B.
en W. geen subsidie te verleeoen.
Wordt algemeen goedgevonden op het verzoek afwijzend te be
schikken.
Dan komt in behandeling het voorstel van B. en W. tot het onder'
hands aanbesteden van het leveren en onderhouden van het benoodigde
voor den Gemeentelijken Autobusdienst VenrayStation.
De Voorzitter zegt, dat ook dit eeq uitvloeisel is van de noodzake
lijke bezuiniging en versobering. De autohusdienst heeft de gemeenre tot
heden nog vrij veel geld gekost: in 1932 gaven wij nog ruim f 2500.—
toe. Spreker zet hierna het voorstel van B. en W. ujteen en zegt, dat
het hierop neerkomt, dat de gemeentelijke autodienst voortaan voor de
gemeente geen schadepost meer zal opleveren. Dit is natuurlijk alleen
mogelijk geweest, doordat de aannemer gedeelt. nog goed geoutilleerd is,
en dus minder behoeft aan te schaffen dan een nieuwe aannemer zou
moeten doen. Van den anderen kant is de termijn gesteld op 4 jaar,
omdat anders het contract te bezwarend is voor den aannemer. Waar
overigens de noodige waarborgen gesteld zijn, dat de gemeente den
aannemer steeds in hauden heeft, achten B. en W. dit een zeer aan*
vaardbare oplossing en meenen zij, dat met den tegenwooriigen aannemer,
die steeds voor een behoorlijke uitvoering van den dienst heeft gezorgd,
gerust in zee kan worden gegaan.
De heer van Haren heeft met genoegen dit voorstel gezien en meent,
dat de aannemer een flink risico van de schouders der gemeente neemt.
Spreker vindt echter, dat met den waarborg niet ver genoeg gegaan
wordt. Zeker, de aannemer heeft goede jaren gehad en wel een cent
verdiend, dat is hem te gunnen, doch dat lag aan verschillende gunstige
omstandigheden, ais goedkoope benzine enz., maar als nu alles eens
gaat tegenloopen, zou misschien de aannemer er liever het bijltje bij
neerleggen en de waarborgsom prijsgeven.
De Voorzitter wijst er op, dat de waarborgsom vroeger f 2000.—
bedroeg en nu reeds f 3000 wordt voorgesteld. Daarbij wordt de
waarborg voor ons iederen dag, dat het contract loopt, feitelijk ook
steeds grooter, omdat er dan geregeld een tegoed van den aannemer is.
Wethouder Odenhoven zegt reeds eerder gevraagd te hebbeD of de
aannemer met deze voorwaarden accoord ging. want hij begrijpt eigen
lijk niet, dat het aldus kan. Spreker vindt het aanbod alleszins aan
vaardbaar en zou dan ook de waarborgsom niet verder verhoogen, want
dat kost den aannemer wellicht alweer meer.
De heer Vermeulen is het hiermede eens en zegt den aannemer zelfs
tweemaal gevraagd te hebben, of het zoo wel kon.
De Voorzitter zegt er meermalen met den aannemer over gesproken
te hebben en hem steeds op het hart gedrukt te hebben, toch tevoren
alles goed te overwegen, want als het contract er eenmaal is, houdt de
gemeente zich strikt daaraan. Zij eischt vóór alles in het algemeen
belang een goed geregelden dienst en de aannemer weet uit ervaring
voldoende, wat hij op zich neemt. Op dit alles heeft Spreker hem na
drukkelijk gewezen; de aannemer heeft hem echter verzekerd, dat het
voor hem aldus goed mogelijk is.
Wordt algemeen goedgevonden,'behoudens goedkeuring van Gedepu
teerde Staten, het leveren en onderhouden van den Gemeentelijken
Autobusdienst; ingaande 1 Juli a.s., ondershands aan te besteden aan J,
J. H. Derksen.
Hierna wordt behandeld het voorstel van het lid van den Gemeente
raad, den heer J. Vermeulen e.a., tot het wijzigen der verordening op
de openbare vermakelijkheden.
Na voorlezing van het voorstel zegt de Voorzitter, dat de bedoeling
wel zal zijn het bedrag te verlagen, doch als de wijziging werd vast
gesteld volgens de voorgestelde redactie zoude nooit iemand nog een
cent hebben te betalen, omdat Spreker nooit voor geheele dagen verlof
tot het maken van muziek geeft en volgens die redactie gedeelten van
dagen niet meetellen voor de belasting Daarbij is de verordening vroeger
al eens gewijzigd en het bedrag van f 40 voor locallteiten van 50 M2
of minder oppervlakte op f 30 gebracht. Spreker kan dan ook de meening
niet deelen, dat dit bedrag nu nog te hoog zoude zijn.
De heer Vermeulen geeft toe, dat de redaclie niet juist is en zegt dat
het ook niet de bedoeling is geweest om het bedrag te verlagen, maar
enkel dat de Voorzitter meer vergunning geeft tot het maken van muziek,
vooral wat radio betreft. Spreker stelt echter voot om deze verordening
eens in haar geheel onder de oogen te nemen en een Commissie te be
noemen tot voorbereiding eener herziening.
De Voorzitter zegt, dat het niet gemakkelijk zal zijn het ieder naar
den zin te maken. Hij kan ook wel zeggen, dat hij er niet voor is om
maar steeds muziek te laten maken.
De heer van Boven vraagt, welke bezwaren de Voorzitter dan heeft
tegen het maken van muziek in café's.
De Voorzitter antwoordt, omdat men het dan ook buitenaf gaat doen
en de mogelijkheid niet is uitgesloten dat ook dansmuziek gemaakt wordt.
Verder acht Spreker het ook niet gewenscht, dat men maar dag in dag
uit in elk café muziek maakt.
De heer van Boven vindt die voorstelling overdreven en zegt, dat
vreemde menschen er mee lachen, dat men hier nog zoo is, dat niet eens
radiomuzlek mag ten gehoore gebracht worden.
De heer van Haren wijst et op, dat vooral des middags vele menschen,
vooral reizigers, graag naar de radio luisteren, speciaal ook naar de
nieuwsberichten, die worden uitgezonden.
De heer van Boven acht voorts het gevaar van dansen denkbeeldig
en verzoekt den Voorzitter eens te informeeren in Venlo en Tegelen, waar
altijd muziek mag gemaakt worden in de café's als de verschuldigde
bel. eenmaal betaald is, hoe dikwijls daar voor clandestien dansen proces
verbaal moet worden opgemaakt.
De Voorzitter zegt, geen bezwaar te hebben tegen het benoemen eener
Commissie, die de geheele verordeniag op de openbare vermakelijkheden
bekijkt en nagaat of ze op een of meer punten wijziging behoeft. Er
is vroeger ook al eens een dergelijke Commissie geweest, doch ten slotte
is er nog niet veel gewijzigd, waarop de heer van Boven vraagt, of als
die Commissie nu met voorstellen komt, de Raad den Burgemeester ook
de bevoegdheid kan ontnemen om naar goeddunken het maken van
muziek te verkenen en te weigeren, want als die bevoegdheid blijft be
staan, schieten we nog niets op, aangezien de Burgemeester buiten de
Zondagen practisch zoo goed als nooit permissie geeft.
Neen, zegt de Voorzitter, dat kan niethet geven van vergunning tot
het houdeb van muziek is aan mij.
Wethouder Pubben zegt. dat de tijden gewijzigd zijn en er toch z.i.
niets tegen is dat in nette café's naar de radio kan worden geluisterd.
Spreker vraagt of de Voorzitter in deze niet eens wat soepeler zou
willen zijn z.i. kan de Burgemeester die verantwoordelijkheid gerust
dragen.
De Voorzitter antwoordt, dat de moeilijkheid hierin zit, dat hij geen
onderscheid kan maken. Hij wil dan overgaan tot het benoemen eener
Commissie met den specialen last, na te gaan of de verordening op de
openbare vermakelijkheden dient te worden gewijzigd.
De heer Vermeulen zegt, dat deze Commissie door den Raad moet
benoemd worden.
Neen, zegt de Voorzitter, het benoemen hiervan is aan mij, zie maar
in het reglement van orde.
De heer Vermeulen wijst op de Gemeentewet en leest hieruit voor,
dat de Raad de Commissies van voorbereiding benoemt.
Dit zijn de vaste Commissies, zegt de Voorzitter. Hier betreft het
echter een Commissie met een bepaalden last, dus een Commissie ad hoe.
Overigens zegt Spreker er in dit geval geen kwestie van te willen maken.
Spreker geeft et niets om, laat den Raad maar benoemen als hij dit wil.
De stemming geschiedt dan bij gesloten briefjes.
Hij vraagt dan hoeveel leden men heeft gedacht en nadat te kennen
is gegeven, dat men een Commissie van vijf leden wenscht, stelt de
Voorzitter voor, tot aanwijzing daarvan over te gaan en benoemt hij tot
stemopnemers de heeren Pubben en Stoot.
Na de stemming blijkt dat zijn uitgebracht9 stemmen op wethouder
Pubben, 10 op wethouder Odenhoven, 2 op J. H. M. H. Stoof, 1 op
J. H. Nelissen, 3 op G. H. Houben, 10 op H. J. A. Janssen, 12 op J.
C. H. Vermeulen, 11 op A. G Millen, 4 op J. H. van Boven, 4 op L.
J. van Haren, 2 op J. H. Geurts en 1 op M. Goumans, zoodat gekozen
zijn de heeren wethouder Pubben, wethouder Odenhoven, Janssen, Ver
meulen en Millen.
Hierna wordt overgegaan tot het benoemen van een Voorzitter.
Na de stemming blijkt dat zijn uitgebracht10 stemmen op wethouder
Pubben, 3 op den heer Vermeulen en 1 op den heer Janssen, zoodat
wethouder Pubben is benoemd
Wethouder Odenhoven herinnert er aan, dat reeds in 1923 eene
dergelijke Commissie werd benoemd, waarvan later echter niets meer
werd vernomen. Er is nu een nieuwe tijd met zijn radio enz. Laten wij
daarom trachten op een goede bevredigende wijze iets tot stand te
brengen, opdat bereikt mag wor Jen dat de menschen eens wat meer ia
de gemeente blijven
De heer Vermeulen zou den heer Gemeentesecretaris als secretaris aan
de Commissie willen zien toegevoegd.
Dat is vanzelf, antwoordt de Voorzitter, als de Commissie dit wenscht.
Wethouder Pubben sluit zich aan bij het gesprokene door wethouder
Odenhoven en hoopt, dat deze Commissie geen 10 jaar werk zal hebben.
Hierna wordt op voorstel van Burgemeester en Wethouders algemeen
goedgevonden bij de uitbetaling der opbrengst van coupons van efFectea
ten laste der gemeente aan de daarop rechthebbenden, de krachtens de
wet van 29 December 1933 daarop verschuldigde belasting af te houden.
Dan wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot het nemen van
een besluit om tot een regeling te komen ter gemeenschappelijke behar
tiging van een streekplan voor Noord Limburg ingevolge het bepaalde
in artikel 45 en volgende der Woningwet.
De Voorzitter zegt, dat den heeren dit ontwerp met memorie van toe
lichting is thuis gezonden.
Indertijd is reeds een bijdrage gegeven voor een zuiver Peelplan, doch
dit is tot heden nog niet gepubliceerd. Nu kent de nieuwe woningwet
streekplannen, juist om te verhinderen dat men te zeer in een kleinen
kring gaat werken. In Noord-Brabant is men daarmede al langer begon<
nen en beschikt men reeds over een ruime ervaring. In de memorie van
toelichting is de beteekenis voldoende uiteengezet.
De heer Vermeulen zegt, gelezen te hebben dat de kosten ongeveer
2i/j ct. per inwoner zullen bedragen. Indertijd hebben we echter al eens
f 200 beschikbaar gesteld en van dat plan nooit eenig resultaat gezien.
Spreker zou daarom gaarne zien, dat er eerst eens eenige zekerheid kon
worden gegeven, dat wij nu ook werkelijk wat krijgen,
De Voorzitter zegt, dat het Peelplan, waarvoor die f 200 gegeven
zijn, allerlei moeilijkheden heeft opgeleverd, doch nu, naar hij vernomen
heeft, ongeveer gereed is. Het is echter gebleken, dat een Peelplan niet
voldoende is. De woningwet die intusschen is gewijzigd kent thans ook
streekplannen. Nu kan er het noodige contact komen met Rijk en Pro
vincie, en in Noord-Brabant waar men reeds streekplannen kent. heeft
men goede ervaring opgedaan. Volgens algemeen gevoelen is dit de
eenige wijze om het in orde te krijgen, nu het in zijn geheel gaat bekeken
worden.
De heer Millen vraagt, of deze bijdrage maar voor één jaar geldt,
waarop de Voorzitter antwoordtneen, die geldt tot dat het
plan geheel gereed Is, dit blijkt ook de memorie ->an toelichting.
Dan kan bet lang duren, zegt de heer Millen. en dan zal hij tegen
moeten stemmen.
De Voorzitter meent, dat niemand er belang bij heeft om deze zaak
te rekken, integendeel de belanghebbende gemeenten zullen alle op spoed
aandringen.
Ja, zegt de heer Vermeulen, maar er is toch geen tijd bepaald en zoo
kan het wel 10 jaar duren. Hij wil ook eerst weten, wat de commissie
voor Noord Limburg en speciaal voor Veoray zal doen.
De Voorzitter antwoordt, dit nu nog niet te kunnen zeggen en wijst
er op, dat bet een algemeen plan is; de heer Vermeulen wil blijkbaar
beginnen, waarmede de Streekplan-Commissie eindigt, n.l. met de defi
nitieve projecten; die zijn immers juist het streekplan.
De heer Vermeulen zegt, dat er meermalen vergaderd is, doch steeds
zijn de wethouders er buiten gehouden. Waarom ook deze er niet bij
gehaald Zoolang er niet iets positiefs gegeven wordt, kan Spreker er
zijn stem niet aan geven.
De Voorzitter antwoordt, dat er slechts ééa vergadering gehouden is
en daarop alleen de belanghebbende burgemeesters waren uitgenoodigd
door den Heer Commissaris der Koningin. Allen waren het erover eens,
dat dit de eenige weg is en het van het grootste belang is voor de
streek, dat dit plan er komt.
De heer Vermeulen heeft gehoord, dat bij de gehouden bespreking
ook stafofficieren aanwezig waren en de kans bestaat, dat de Peel nog
eens terrein wordt, waar een oorlog wordt uitgevochten. Als dit zoo is.
Is hij persé tegen het streekplan.
Wethouder Odenhoven zou dit punt willen aanhouden tot de vol
gende vergadering.
De heer Stoot zegt gelezen te hebben, dat sommige gemeenten slechts
toetreden als alle betroffen gemeenten meedoen.
Juist, zegt de Voorzitter, daarom wordt het ook een gelijkluidend
besluit van de Raden der betrokken gemeenten en tenslotte zouden on
willige gemeenten gedwongen kunnen worden.
De heer van Haren zegt, dat de Voorzitter gewezen heeft op Noord-
Brabant en vraagt, of daar dan al iets bereikt is.
De Voorzitter antwoordt, dit als voorbeeld te hebben aangehaald,
omdat hem is medegedeeld, dat daar goed werk in die richting wordt
gedaan.
De heer Vermeulen vraagt nog of de gemeente gedwongen kan
worden, de plannen der Commissie uit te voeren.
Zoon vaart zal het niet loopen, zegt de Voorzitter. De uitvoering
komt eerst aan de orde als het plan er is. Dit kan tientallen jaren duren
voor dat het alsdan geheel is uitgevoerd, juist als bij een uitbreidings
plan. Spreker zet vervolgens het geheele plan nog eens uiteen en wijst
er In dit verband op, dat de uitbreiding in Zuid Limburg veel beter en
doelmatiger zou zijn geweest als er een algemeen plan had bestaan.
Wordt algemeen goedgevonden dit punt aan te houden tot de vol
gende vergadering.
De heer Vermeulen zou in dien tusschentijd ook nadere inlichtingen
vragen.
Wethouder Pubben meent wel, dat het, als grootste gemeente, op
onzen weg ligt, in deze er eenigszins tegemoetkomend tegenover te staan.
Waar is echter, dat wij veel te weinig weten en maar steeds geen
resultaten zien, ook niet van het Peelplan.
Hierna leest de Voorzitter voor het verzoek van de bij de bekennor-
mali8atie, havenwerken en spitten van grond tewerkgestelde arbeiders,
om loonsverhooging te bevorderen en memoreert, dat, zooals den Raad
bekend is, de loonen voor de werkverschaffing door den Minister zijn
vastgesteld en dat bij flink werken 24 cent per uur kan worden verdiend,
waar dan nog bij komt kindertoeslag en brandstoffentoeslag. De Raad
of B. en VV. hebben daaraan geen zeggenschap. Z.i. is de toestand hier
zoodanig, dat er geen kans op verhooging bestaat.
De heer Millen zou toch den Raad willen verzoeken B. en W. uit te
noodigen om den Minister rangschikking van Venray in een hoogere
klasse te vragen.
De Voorzitter ontraadt dit ten zeerste en zegt ervan overtuigd te zijn,
dat wij geen succes zouden hebben. Overigens meent hij in deze te
moeten waarschuwen, omdat er momenteel eerder een streven is tot ver
laging, dan kans op verhooging. In het vrije landbouwbedrijf worden
loonen betaald, die weinig verschillen met de loonen in de werkver
schaffing. Spreker meent hierover niet te veel te mogen zeggen, doch
acht het niet In het belang der arbeiders een dergelijk verzoek te doen.
De heer Millen blijft toch bij zijn voorstel.
De heer van Boven sluit zich daarbij aan en meent, dat, als wij de
volle medewerking van B. en W. krijgen, er wel iets te bereiken is.
Spreker zegt, dat
w ik eveneens verklaarde dat ik niets
hier met een uurloon van 24 cent groote armoede van een politieke samenzwe-
geleden wordt en wijst op Roermond, waar 32 cent wordt betaald,
terwijl de levensstandaard daar ongeveer hetzelfde is als hier. Hij steunt
dan ook het voorstel Millen.
Der Voorzitter wil nog eens herhalen, om later het verwijt te ont
gaan, dat hij dat niet zou gezegd hebben of niet voldoende zou hebben
gewaarschuwd, dat hij alle pogingen gedaan heeft om Venray in een
hoogere loonklasse ingedeeld te krijgen, doch dat is niet gelukt. Spreker
weet, dat diverse gemeenten in de omgeving ai ia een lagere klasse
staan en als nu B. en W. Spreker beweert niet, dat de loonen te
hoog of zelfs voldoende zija bij den Minister komen, zou het. Spreker
herhaalt zijn waarschuwing, ook verkeerd kunnen uitvallen. Persoonlijk
zou Spreker gaarne eenige verhooging zien, doch daar is geen sprake
van. al zijn ook de loonen van de geschoolde arbeiders in het vrije
bedrijf veel hooger; hiermede wordt zoo goed als geen rekening gehouden.
Wethouder Odenhoven staat er niet zoo sceptisch tegenover en ver
wacht er toch geen schade van. Daarom voelt hij er wel voor, een
verzoek tot den Minister te richten. Onze gemeente met haar meer
stedelijk karakter, is toch heel wat anders dan de kleine omliggende
gemeenten en als het verzoek goed wordt ingekleed verwacht Spreker
er zeker geen nadeel van.
In Venray is de levensstandaard hoog, werkelijk zeer hoog, en daar
mede mag bij de loonen in werkverschaffing toch zeker wel rekening
worden gehouden.
Ook de heer Millen meent, dat de levensstandaard hier hoog is, net
zoo hoog als in de stad, en daarop mag wel degelijk eens gewezen
worden.
Wordt algemeen goedgevonden B. en W. op te dragen een schrijven
om loonsverhooging aan den Minister te richten.
Dan deelt de Voorzitter mede, dat het besluit van den Raad tot ver
laging van de vergoeding voor de leden van den Gemeenteraad voor het
bijwonen van zijae vergaderingen, alsmede het raadsbesluit tot verande
ring van den datum, waarop de kermis te Oirlo gevierd wordt, door
heeren Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd.
Voorts zijn nog ingekomen: een dankbetuiging van het R.K. Kerk
bestuur te Leunen voor de toekenning der gevraagde subsidie ten behoeve
der uitbreiding van het kerkgebouw aldaar, alsmede een motie van de
provinciale vergadering van de moderne Arbeiders-beweging in Limburg,
welke voor kennisgeving worden aangenomen.
Nog leest de Voorzitter voor het ingekomen schrijven van de Voor
zitters der Landbouwbonden in deze gemeente betreffende het spitten
van zandwegen, en zegt, dat dit spitten samenhangt met den stand der
werkloosheid en dit een der werkobjecten is, dat zoo noodig successievelijk
zal worden uitgevoerd.
De heer van Haren vraagt, of bij het spitten van zandwegen ook
contact gehouden wordt met de organisaties, waarop de Voorzitter
bevestigend antwoordt.
De heer Vermeulen wijst er op, dat de Raad toch heeft aangenomen,
dat het spitten van zandwegen op den achtergrond moet worden ge
schoven en andere werken moetea voorgaan, b.v. het ontginnen van
gronden, hetgeen ook deskundigen als wethouder Pubben en het lid van
Dijck de vorige vergadering beter achtten dan wegen spitten.
De Voorzitter antwoordt, dat hij gezegd heeft, toen de ontginning
van gronden als object van werkverschaffiag is genoemd, dat men het
eene kan doen en het andere daarom niet behoeft te laten en de Raad
zich hiermede heeft vereenigd. B. en W. zullen te zijner tijd ook met
plannen tot onfgioning van woeste gronden in werkverschaffing komen.
Werkverschaffing zal, helaas, nog lang noodig zijn. De weg naar de
Rips zal, als er voldoende medewerking van belanghebbenden, die
gronden moeten afstaan, verkregen wordt, voorrang hebben.
Wethouder Pubben zegt, dat in het request voor ieder gehucht een
weg genoemd wordt en dit ook wel van belang en tevens ook een
goede werkverschaffing is, al behoeft hieraan ook geen voorrang gegeven
te worden.
Wat de weg Rips betreft, hoopt Spreker, dat de menschen, die hier
aan liggen met hunne gronden, welwillend zullen zijn om eventueel de
benoodigde stukjes af te staan. Hij zelf heeft er ook gronden liggen en
nog wel duur gekochte, doch hij zal in deze het goede voorbeeld geven.
Nog leest de Voorzitter voor het ingekomen schrijven van den heer
Minister van Sociale Zaken, dat hij geen vrijheid kan vinden de steun
regeling voor in deze gemeente woonachtige werkloozen geldig te ver
klaren.
De heeren Millen en wethouder Odenhoven vinden dit jammer.
De heer Arts klaagt er over, dat het vuil niet op de puinplaats maar
over den weg wordt gegooid, en verzoekt er op toe te zien, dat het
puin wat verder van den Maasheesche weg af wordt gestort.
De Voorzitter antwoordt, dat hierop gelet wordt. Het blijft echter
moeilijk en ware te wenschen, dat wat meet medewerking van de men
schen in deze werd ondervonden, van degenen, die er puin storten niet
alleen, doch ook van het publiek, vooral van de ouders der kinderen,
die de puinplaats als een speelplaats schijnen te beschouwen.
De heer Arts zou enkele bordjes meer geplaatst willen zien.
Hoe meer bordjes, hoe slechter, antwoordt de Voorzitter, want dan
meenen de menschen, dat ze overal mogen storten waar geen bordjes
staan en ze mogen het nergens dan waar het uitdrukkelijk is toege
staan.
De heer van Haren zou de puinplaats afrasteren.
Dat kost alweer geld, zegt de Voorzitter, doch als het blijkt niet te
duur te zijn zullen Burgemeester en Wethouders dit nader overwegen.
De heer Arts vraagt, of de paardenstal op de woonwagenplaals niet
hersteld wordt, waarop de Voorzitter antwoordt, dat deze gebouwd is
door de Vceeniging tot Bescherming van dieren, waartoe deze van het
gemeentebestuur toestemming heeft gekregen.
De heer Vermeulen verzoekt den Voorzitter hierna, nog even in ge
heime zittiog te willen overgaan.
Alvorens hiertoe over te gaan, sloot de Voorzitter de openbare
vergadering met gebed.
Kwellingen, bedreigingen en
belooningen om valsche getuige
nissen af te persen.
In West-Europa bereiken ons
steeds meer afschuwwekkende be
richten en verhalen betreffende de
toestanden in het Roode Rusland.
Rechtstreeksche berichten uit Rusland
over de vervolgingen zijn uiterst
zeldzaam de censuur laat geen be
richten door, die Rusland ook maar
het allerminst in een slecht daglicht
kunnen stellen.
De meeste verhalen die ons be
reiken zijn van ooggetuigen.
Zoo schreef een van de Litausche
priesters, die onlangs tegen commu
nisten werden uitgewisseld een brief
vol hartroerende tafereelen, waarin
hij vooral de folteringen beschreef
die de Katholieke geestelijkheid vooral
van de Gepoe te verduren heeft.
Hij vertelde daarover o m. het
volgende Ik ben reeds tweemaal
verhoord, voor de eerste maal op
11 Augustus, voor de tweede maal
op 15 November 1932.
Tijdens het eerste verhoor werd
mij bevolen de volle waarheid te
vertellen omtrent de politieke samen
zweringen waarbij ik betrokken was,
bij de wonden van Christus te
2weren, dat er in het geheim een
solitieke omwenteling werd voor-
jereid.
Ik weigerde standvastig den ge
wenschten eed af te leggen, terwijl
ring.
Toen trachtte men mij uit te
hooren omtrent geheime politieke
betrekkingen tusschen het Kremlin
en het buitenland.
Daar men er niet in slaagde, mij
de gewenschte verklaringen af te
persen kwam een satanische woede
over hen. Men bedreigde mij niet
meer, doch verklaarde op welken
dag ik het doodvonnis zou onder
gaan en welke kwellingen mij te
wachten stonden.
Men zou mij belasteren bij mijn
parochianen, doch mij werd ook de
vrijheid en zelfs een eere-ambt aan
geboden, indien ik de berichten wilde
onderteekenen, waarin ik een beken
tenis aflegde, dat ik betrokken zou
zijn bij een politieke samenzwering
van katholieke priesters tegen de
Sovjet-Regeering.
Daar ik hardnekkig bleef weigeren,
deed men mij het voorstel om een
ander document te onderteekenen,
waarin ik verklaarde voortaan afstand
te willen doen van mijn priesterlijke
werkzaamheden en iedere actie ten
gunste van de Katholieke Kerk.
Wederom beloofde men mij een
vooraanstaande positie, terwijl mij
tegelijkertijd een heerlijke maaltijd
weid voorgezet om mij te „sterken".
Ik sloeg er echter geen acht op.
Hun opzet was duidelijk men
trachtte mij de bovenstaande beken
tenis uit te lokken.
Toen men bemerkte, dat met mij
niets te bereiken viel, moest ik een
verklaring onderteekenen, dat ik zelfs
niet onder bedreiging van de dood
straf. mijn priesterlijk ambt zou op
geven en dat ik, wanneer ik in vrij-