Tweed© Blad van „FEEL El MAAS
FEUILLETON.
De ondergang
der Bokruiters.
De werkende
vrouw.
Filosoof.
Teekenend voorbeeld.
Zaterdag 20 Januari 1934
Vijf en vijftigste Jaargang No 3
ff
Een Romeinsche helm
en andere vondsten
uit de Peel.
Vele menschen van Venray en
omstteken hebben wel eens hooren
spceken van aen gouden Romeinschen
helm, die ongeveer 25 jaar geleden
gevonden werd in de Peel bij
Helenaveen, ongeveer op de plaats,
waar volgens een oude volksover
levering eenmaal 'n ridder in het
moeras was verzonken.
Weinigen zullen daarover echter
meer bijzonderheden weten te ver
tellen en 't is daarom, dat wij voor
„Peel en Maas" eenige interessantig
heden daaromtrent bijeenzochten uit
het uitvoerige artikel, dat de tegen
woordige conservator van 't Rijks
museum Kam te Nijmegen, Dr.
Eveleio, aan deze vondst wijdde in
1911 in de Oudheidkundige Mede-
deelingea van bet Rijksmuseum te
Leiden,
In 1910 is n.l. deze helm in dit
Rijksmus ;um terecht gekomen, waar
hij thans nog berust. Blijkbaar is het
oorspronkelijk 'n ijzeren helm geweest
met een verguld zilveren buitenkap
Het ijzer is echter weggeroest zoodat
nog slechts de vergulde buitenbeklee-
ding over is, die wel veel deuken en
ander slijtage had bekomen, doch te
Leiden prachtig gerestaureerd werd
en daar thans een sieraad voor het
museum is en iets heel bijzonders
op 't gebied van al dergelijke helmen,
zooals die ook in andere landen van
Europa en Afrika enkele gevonden
zijn.
De wijdte van den helm is 20
c.M. en de hoogte ruim 17i/z c.M.
terwijl de dikte der vergulde kappen
0.06 m.m. is. Midden over den helm
loopt van voor naar achter eemkam,
die er gemiddeld ongeveer li/s c.M.
boven uit steekt bovendien is de
helmkap van onderen afgezet door
een ongeveer 4 c.M. breeden helm-
rand.
Behalve de eig. helmkap is er ook
nog 'n wangklep, 'n nekbeschermer
en 'n neusklep over, die eveneens tot
den volledigen helm behoorden.
Al deze onderdeelen zijn aan
elkaar bevestigd door fijne klink
nageltjes, terwijl uit enkele restjes
blijkt, dat met iets langere nageltjes
de ijzeren binnenkap en de zich daar
binnen in nog bevindende leeren
bekleeding was bevestigd.
Geeft deze constructie dus reeds
een hoogen dunk van de Romein
sche edelsmeedkunst, nog meer doet
dit de versiering. Op alle deelen van
den helm komt n.l. een opgewerkte
(relief) versiering voor van sierlijke
bloempjes, kruisjes en parelrandjes,
terwijl we bovendien nog overal
kegelvormige knopjes vinden, die er
van binnenuit ingeklonken zijo. Als
extra versiering heeft iedere kaphelft
nog 'n cirkeltjes in relief op eiken
hoek en zuiver middenop een anker
figuur van hoog opgewerkte pareltjes,
ook de eene behouden wangklep
bezit behalve het overige nog een
extra ornament van perelrandjes in
den vorm van twee liggende bladeren
Een voorname bijzonderheid merk
ten we echter nog niet op en wel,
dat de helm ook twee inschriften
bezithet eene op den helmrand
n.l. Stablesia VI, wat beteekent, dat
de drager van den helm tot de 6e
afdeeling van het beroemde ruiter-
corps der Stablesiani behoorde, het
andere op den nekbeschermer en
luidend Tit. Valon. Urs. en dan 't
gewicht van de vergulde kap, wat
op ongeveer 360 gr. terecht komt en
ook klopt met 't gewicht der over
gebleven deelen.
De naam die er voor staat moet
Een zonderlinge Historie.
Naar het Duitsch.
24
Het was Festenralh heel weinig
om eten en drinken te doen.
Hij speelde nog steeds den
halfdronken en vermoeiden waard.
Des te ijveriger luisterde hij
echter naar alles, wat bij hem in
de nabijheid gesproken werd. Zoo
hoordb hij b.v. dat dit de laatste
bijeenkomst onder den blooten
hemel zou zijn, dat de meester
met zijn getrouwen besloten
hadden een groot gebouw, voor-
loopig van hout, te stichten, dat
voor het oog van de wereld voor
andere doeleinden, heimelijk
echter voor de bijeenkomsten der
bokruiters gebruikt zou worden
Indien men hen daar op het
spoor kwam en hen wilde aan
vallen, dan zouden zij zich weten
te verdedigen.
Over het feit, dat de dragonders
door een verkeerde aangifte tot
viak bij Meersen waren gezonden
werd natuurlijk braaf gelachen.
De bijeenkomsten bij de eenzame
kapel waren tot nu toe de mooiste
en prettigste geweest, de plechtige
als Titus Valonius Ursus gelezen
worden, en zal wel den naam van
den officieelen weger geweest zijn,
zooals de Romeinen die hadden
voor voorwerpen van edel metaal,
den naam dus van 'n soo't ijkmeester.
De Peelvondst houdt echter be
halve den helm nog meer belangrijks
ia, n.l. 37 bronzen munten, 'n man
telspeld, 'n spoor en een klokje, ook
alles van bronsverder 'n stuk van
een leeren dolkscheede met zilveren
beslagstuk, drie leeren schoenen,
groote stukken leer, blijkbaar van 't
paardenzadel afkomstig en enkele
reepjes wollen kleedingstof van den
krijgsman.
Vooral de munten zijn belangrijk,
want deze dragen het stempel van
den beroemden eersten Romeinschen
Christenkeizer Constantijn de Groote,
den zoon van de H. Helena. Deze
Constantijn was bekeerd door de
verschijning van een Kruis in de
wolken mét het onderschrift Ia dit
teeken zult gij overwinnen.
Reeds in 306 was hij tot keizer
uitgeroepen en vaardigde in 313 het
bekende edict van Milaan uit, waar
bij de Christenen vrijheid van gods
dienst kregen. Toch duurde het nog
tot 324 eer hij de alleenheerschappij
verkreeg, waarna hij tot zijn dood
in 337 'n vooibeeldig keizer bleef.
Daar we in de Peel blijkbaar met
een verongelukten ridder te doen
hebben, die deze munten op zak
droeg, kunnen we daaruit den tijd
van het ODgeluk bepalen, wat dus
blijkbaar in de eerste helft der vierde
eeuw moet geweest zijn.
De overige bij vondsten spreken
vrijwel voor zich zelf, het klokje
was blijkbaar aan het paardentuig
bevestigd en gaf 'n lieflijk getingel,
dat de landje. eenzame, tochten van
vele ruiters dier dagen kon veraan
genamen.
Wat de schoenen betreft, hierbij
zijn twee buitenschoenen en een
binnenschoen. Blijkbaar droeg men
du3 twee paar schoenen over elkaar.
Over het maaksel daarvan willen we
niet uitweiden, ook al zou dit voor
de bekwame schoenmakers van tegen
woordig zeer zeker interessant zijn.
Uit deze beschrijving der vondst
blijkt wel, hoe belangrijk ze geweest
is voor de Romeinsche archaeologie,
de wetenschap, die uit allerlei resten
het hoog beschaafde leven der oude
Romeinen bestudeert. Bij al de tal
rijke beoefenaars dezer wetenschap
in binnen- en buitenland heeft de
Peel door deze vondst beteekenis en
bekendheid gekregen, daarom is het
ook billijk, dat wij, die zoo dicht bij
de Peel wonen eenige kennis hebben
van wie 1600 jaar geleden deze
streek als veroveraars en beschaving-
brengers bezochten. W. J.
HER6EHS lUSr/Af/\
Wilt gij U weer frisch
en flink voelen en Uw
eetlust herkrijgen Ge
bruik dan Foster's Maag-
pillen, het ideale
laxeermiddel.
0.65 per flacon
n0STER'Sf5»s:
IMAAGPILLEN
Het valt niet te ontkennen, dat
de positie van de vrouw in het maat
schappelijke productie proces meer
en meer wordt teruggedrongen. De
regeering heeft dezer dagen zelfs
opnamen van nieuwe leden in
den bond zouden daar mei
meerdere pracht en praal kunnen
geschieden en daardoor een nog
dieperer. indruk maken. Ook zou
men daar warme maaltijden
hebben kunnen gebruiken, want
de gewelven onder de kapel waren
tot een volledige keuken ingericht
geweest. Een van Festenralh's
lafelgenooten kende zelfs nog het
heele menu van een bijeenkomst
die in den herfst van het vorige
jaar daar had plaats gevonden
eerst een minestra of soep met
parmesankaas, toen Westfaalsch
pekelvleesch met Weensche peter
selie en salie, Danziger kabeljauw
met Brandenburger saus, War-
schausche schapenbout met knot-
look, pasleitjes, die rechtstreeks
uit Parijs zouden zijn gekomen,
Engelsche gerookte rundertong.
daarbij allerlei saladen, olijven
kaas en de fijnste port, sherry,
Madeira Bordeaux-, Bourgonje-
en Rijnwijnen. Was het daarom
wonder dacht Festenralh
als die arme kerels, die thuis
soms geen zout hadden om hun
aardappeltjes te kruiden, fanatieke
aanhangers werden van een bond
die hun genoegens verschafte,
die met de geneugten der beter
gesitueerden konden wedijveren,
ja die zelfs overtroffen
Festenrath begreep, dat aan dit
alles een weldoordacht plan te
gronde lag, dat hier door een
doortrapten, niets ontzienden
booswicht alle zwakheden van de
besloten om alle overheidsorganen te
verplichten om de huwende ambte
nares of arbeidster in overheidsdienst
ottslag te verleenen Ook in het
particuliere bedrijf worden geleidelijk
meer posten, jaren lang door vrouwen
of meisjes bezet, aan mannen of
jongens toegewezen. Op sommige
fabrieken geschiedt dat zelfs op
groote schaal, o a. op enkele choco
lade-fabrieken. Philips in Eindhoven
is dezelfde richting ingegaan. Er
worden wel geen meisjes ontslagen
zonder bijzondere noodzaak, maar
bet nieuwe personeel, dat wordt
aangenomen, bestaat grootendeels
uit jongens.
We willen het niet verhelen, dat
we een en ander toejuichen. Niet
omdat we den werkenden vrouwen
haar positie zouden misgunneD,
verre van datWe juichen de ver
vanging toe, omdat we het algemeen
maatschappelijk belang er door gebaat
achten.
Een principiëele beschouwing over
het recht der vrouw om zichzelf een
toekomst te scheppen door een plaats
te ambieeren in het productieproces,
is overbodig. Velen zijn overtuigd,
dat het priucipieel ODjuist is, dat de
gehuwde vrouw een werkkriDg
buitenshuis zoekt, maar over het
recht in het algemeen van „de"
vrouw, dat ze een niet-huishoude-
lijken werkkring aanvaardt, bestaat
in onze dagen vrijwel geen verschil
van meeniog meer.
Uitsluitend op practische gronden
juichen we het toe, dat de positie
der werkende vrouw wordt terug
gedrongen. Omdat we aldus tot een
maatschappelijk meer te verantwoor
den verdeeling van den arbeid komen.
We praten niet over uitzonderings
gevallen, waarin de vrouw door de
omstandigheden gedwongen is om
als kostwinster van een gezin op te
treden, maar we stellen vast, dat het
voor een logische verdeeling van
den arbeid noodig is om er op te
letten, dat de arbeidsfuncties allereerst
toevallen aan degenen, wier natuur
lijke roeping het is om een gezin te
verzorgen, nu of in de toekomst. De
baten van den arbeid vallen daardoor
meerderen menschen ten goede en
bovendien wordt vetmeden, dat het
eene gezin dubbel-op krijgt, terwijl
iD het andere gezin gebrek wordt
geleden.
Maar, zoo lazen we dezer dagen
iu een artikel, wij vrouwen hebben
toch geen schuld aan de crisis? Neen,
dat niet... Of, misschien....
Toen de oorlog uitbrak, werden
in de meeste „beschaafde" landen de
mannen onder de wapenen geroepen.
Ginds om zich te laten slachten en
hier om meerdere lange jaren in
militair onnut te verslijten. De man
nen konden dat óók niet helpen. Als
gevolg van de oorlogsomstandig
heden moest de productie van velerlei
hoog worden opgevoerd. Daarvan
profiteerden alleen in materieelen
zin bedoeld de vrouwen.
Vrouwen en meisjes wenden zich
aan het vervullen van betrekkingeD,
welke voordien uitsluitend door
mannen en jongens werden bekleed.
Toen de demobilisatie kwam, ont
stond tevens een economisch en
industrieel hoogtij. De mannen keer
den in hun normalen werkkring terug
en de vrouwen behoefden nog niet
weg, omdat er arbeid genoeg was.
Eéns echter moesten de normale
verhoudingen van productie en con
sumptie zich herstellen, maar de
vrouwen hielden hardnekkig vast aan
haar verworven posities. Overal
moesten ontslagen worden gegeven,
maar waar die niet uitsluitend her
vrouwelijk personeel golden, werden
de mannen vaak slachtoffers. Met
dezen leden huisgezinnen het werk-
loozenleed I De vrouwen hebben de
crisis niet gemaakt, maat een der
vele oorzaken van de crisis is zeker
wel de omstandigheid, dat de vrouwen
niet tijdig haar plaatsen in het maat
schappelijk productieproces aan de
mannen hebben overgegeven, toen de
de conjunctuur dat vereischte.
We zien volkomen in, dat het een
zwaar offer moet zijn voor vele
vrouwen om de verworven positie
weer prijs te geven. Ook voor een
vrouw moet matcrieele onafhankelijk
heid een kostbaar goed wezen.
Arbeid van meisjes en vrouwen
heeft hier en daar bovendien een
gezinswelstand gebracht, welke anders
niet bereikbaar zou zijn geweest en
bovendien niets onmatigs inhoudt.
Waar de vrouw echter mede
concurreert op de arbeidsmarkt, leidt
dat altijd tot een onjuiste, onrecht
vaardige en ODpractische verdeeling
van de arbeidsvoordeelen in de
maatschappijv
We praten het elkaar na, dat we
terug moeten naar den levensstan
daard van vóór den oorlog. Goed,
maar dan ook tot de toenmalige
arbeidsverhoudingen van mannen en
vrouwen. Toen vond men geen
vrouwelijk personeel op overheids-
bureaux, postkantoren, op handels
ondernemingen enz. Vrouwelijke
winkelbedienden waren schaarsch
vrouwelijk koffiehuispersoneel vond
men alleen in verdachte zaken. Vóór
den oorlog waren de loonen lager
was de levenswijze eenvoudiger.
Maar toen was de arbeidsverdeeling
niet zóó, dat de een dubbel dik kon
krijgen en de ander als een onder
steunde pauper door het leven werd
gestompt.
Vrouwen hebben als maat
schappelijke regel h*t recht, door
de mannen onderhouden te worden,
maar de mannen hebben het recht
op den arbeid en zéker behoort hun
logisch voorrang te worden verleend,
als er een tekort aan arbeid is.
menschelijke natuur, bijgeloof,
afgunst, begeerigheid werden uit
gebuit, om een bond te vormen
welks leden met kleine vergrijpen
begonnen, om ten slotte met
moord te eindigen. En welke
gevolgen zou deze bond niet
hebben Geloofde de sluwe man
die aan het hoofd van dezen
bond stond, inderdaad, dat het
hem vergund zou zijn, ongestraft
dezen weg te kunnen blijven
bewandelen, of dat hij zelfs
machtig genoeg zou zijn om de
overheid gewapenden lègenstand
te bieden Qing het hier misschien
om een openlijken opstand, om
de stichting van een soort boeren
republiek Leefden toch de
tradities van de Munslersche
wederdoopers nog altijd in het
volk voort Of wilde de hoofd
man, die het geroofde geld zoo
goed wist aan te wenden om de
nieuwelingen voor zijn zaak te
winnen, slechts een bepaalde
hoeveelheid schatten verzamelen,
om zich dan straffeloos te ver
wijderen
Natuurlijk ging er gedurende
den maaltijd groolere onge
dwongenheid heerschen. Ver
schillende boeren, die nog niet
lang bij den bond waren aan
gesloten, vroegen, wie of de
meester was.
Dat mocht niet gezegd worden
antwoordde men; trouwens de
meesten wisten het werkelijk niet
en sommigen deden maar, alsof
zij het wel wisten. Heel slim
Onze Peer, dat is mijn zwager, de
broer van mijn vrouw Roos.
In den grond 'ne goeie kerel. Maar
bij poozen wat wringachtig. In de
familie zeggen ze
Onze Peer is 'ne filosoof...
Als onze Peer zijn filosoof-buien
heeft dan draaft hij door, gelijk 'n
peerd met ooglappen aan. Den weg
over. vooruitzonder te zien of er
boomen of huizen naast den weg
staan.
Maar dan gaan wij tegen hem in.
En zoudt ge dat gelooven Dan
worden ons gedachten klaarder, en
zien wij dingen die wij vroeger niet
zagen
Onze Peer kan wringen, bij zijn
poozen.
Zoo was hij, over een paar weken,
weer naar Scherpen heuvel gegaan,
op beevaart.
En zat 's anderen daags daarover
bij ons te vertellen en te pieKecen.
Ja, veel volk daar... En bidden
dat die menschen doen I Om ons
Lieve Vrouwken uit den boom te
lezen... Maar wat zeggen die men
schen aan ons Lieve Vrouw? Wat
vragen zij
Allemaal dingen voor hun eigen
profijt, beweerde Peer.
Om 'n zieke koe te genezen... Om
hunnen winkel te doen draaien... Om
heel hun leven gezond te biijven,
en gespaard van ongeluk en tegen
slag. Dat en niet anders...
Eigenbaat besloot Peer, en hij
stopte zijn pijp, wrong ec de tabak
met zijn duim in, en trok zijnen
mond scheef.
Ons Roos kwam uit haar schelp:
Wat weet gij daarvan, Peer
Hebben ze u dat gezegd
Neen. maar dat is zeker.
IJdele praat. PeerEn ik zeg
u, dat veel menschen, daar en elders
en in de kerk en te huis, ook voor
andere dingen bid Jen. Om christelijk
te blijven, om geen kwaad te doen,
om in den hemel te komen, om veel
andere menschen naar den hemel te
zien gaaD, om in ons land en op
den vreemde de meDschen te doen
bekeeren. Daarom!
Zachtjes aan Rozeken, suste
Peer. Ge moet zoo niet opstuiven...
Dat kan, dat kan, wat ge daar zegt.
Maar dan moeten ze er de rest ook
aflaten de zieke koe en hun winkel,
en hun eigea gezondheid. Want dan
riekt hun gebed aangebrand,'
Peer. zei Roos, 't is 'n geluk
dat gij niet onze Lieve Heerzijt. Ge
zoudt geen hart hebben.
Neen
Bij lange niet. Onze Lieve
Heer heeft zelf gezegd hoe wij
moeten bidden in den Vaderons. En
daar staat in: Geef ons heden ons
dagelijksch brood... En wat is dat
anders, dan gezond blijven, en geluk
te hebben in leven en werken, en
al de rest?
Dat viel koud op Peer zijn maag.
En als 't nen halven zomer
regent, vaarde Roos voort, of als de
droogte te lang aanhoudt, wat
schrijven onze Bisschoppen dan voor?
Gebeden tegen regen en droogte,
Peer. En de Bisschoppen kennen
toch beter den Vaderons dan wij.
Peer krabde in zijn haar.
Gij zoudt een onmenschelijke
meester zijn, Peer.
Maar moet daarom dan de
godsdienst bestaan waagde hij.
Neen. En daarom bestaat hij
ook niet. Hij bestaat om de menschen
naar God te brengen en heilig met
Hem te doen leven. Maar het dage
lijksch brood en de rest, dat mag
er gerust bijkomen. Als de menschen
dat vragen, meenen zij het toch goed.
En vragen ze dat, omdat ze weten
dat God oDze Vader is. En met dat
gedacht is God in zijn schik, Peer.
Peer geraakte laag van toon.
Ja, wij kunnen dat verstaan,
bekende bij. Maar de anderen De
menschen die niet gelooven. Die
verwijteD ons. dat wij maar gelooven
en bidden voor ons profijt, voor
eigen baat.
Filosoof toch 'k Meende dat
gij beter uit uw oogen zaagt De
maünen die dat zeggen? Dat zijn
precies de gasten die 't meeste op
eigenbaat uit zijn. Die leven maar
om geld bijeen te krabben, den
grooten Jan te spelen, hun buiksken
deugd te doen, hun lijf plezier te
gunnen. Dat zijn juist de mannen
van eigenbaat. En die verwijten dat
aan ons Kluchtspelers, Peer
Maar waarom zeggen ze het
dan
Om hun eigen gezelschap te
vergrooten. Om aan de snullen te
doen gelooven, dat wij van 't zelfde
sop overgoten zijn als zij Daarom.
k Ben fier over ons Roos. Zij is
niet op haar tong gevallen, 'k Weet
er iets van.... Maar vandaag....
En ging ze me nu haren Vaderons
niet aan 't.opzeggen, traagzaam en
gemeten
Zoo zult ge bidden, zei onze
Lieve Heer Onze Vader, die in de
hemelen zijt... Eerst God aanspreken
als onze Vader, en zeggen dat wij
zijn kinderen zijn. Dat zijn de aller
schoonste woorden, dat is bet
schoonste gebed Daar kan niets
boven gaan.
bedacht 1 Deze meester kon dus
de hoop koesteren, ingeval de
bende eenmaal ontdekt zou
worden, de laaiste le zijn, die in
hechtenis zou worden genomen
of intusschen middelen tot vluchten
of tot uitvluchten kunnen ver
zinnen. Het kwam er hier dus op
aan, hem op heelerdaad te betrap
pen, en dat wilde Festenralh.
Hij bemerkte, dat de' meester
verscheidene personen bij zich liet
komen en met hen in 't gehein
sprak. Waarschijnlijk deelde hij
hun opdrachten uit voor verschei
dene nieuwe diefstallen.
Festenrath verwachte met zeker
heid, dal de meester ook tot
hem nog wel eens het woord zou
richten en inderdaad zoodra de
maaltijd ten einde was, kwam
Carsten, om den vermeenden Vliet
te zoeken en hem mede te deelen
dat de meester in ieder geval met
hem nog een hartig woordje le
bespreken had, want er moest nu
eindelijk eens voor goed met dien
vreemdeling afgerekend worden.
Intusschen waren meer dan
twee uren voorbijgegaan, meer
dan de tijd, dien Peter Joshem
voor noodig had verklaard, om
de dragonders tot aan den rand
van den Wilgenkamp te brengen
Zij moesten dus thans reeds ter
bestemder plaatse gearriveerd zijn.
Maar alvorens Festenrath tot
een beslissenden stap over ging,
wilde hij zich eerst overtuigen,
of dit ook inderdaad het geval
was en hij liep daarom met
....En dan, Peer. ons dagelijksch
brood.
Ja, ja. zei Peer. Dat weet ik
al. 't Is goed.
- En dan vergiffenis voor onze
zonden en belofte dat wij ook aan
andere vergeven.
....En niet toegeven aan bekoring
en verleiding en van aile kwaad
bevrijd blijven.
....Zoo bidden de geloovigen. Peer.
Te Scherpenheuvel. en elders, en in
de kerk, eo te huis, en op hun werk,
en overal en altijd „Onze Vader,
die in de hemelen zijt...."
TH. VAN TICHELEN.
Te dezer plaatse hebben we er
meer dan eens op gewezen in wélk
een bevoorrechte positie, tengevolge
van de Regeeriogspolitiek ter be
scherming van den gulden ten be
hoeve waarvan inkrimping van aller
lei diensten, neerkomend op het ont
slag van vele ambtenaren, salaris- en
loonsverlagingen en vermindering van
steuDbijslag aan de gemeenten ge
schieden, zwaardrukkende maatrege
len worden ingevoerd en de boeren
bevolking met een paar honderd
millioen wordt gesteund de hou
ders van vaste-rentegevende obligaties
en andere stukken worden gebracht.
Alles wordt omlaag gedrukt, allééa
de vaste rente der staats-, provinciale
gemeente en waterschapsschulden en
de vaste rente der hypotheken niet.
Deze worden niet alleen niet ver
laagd, doch, doordat de koopkracht
van den goudgulden tot het dubbele
en meer van voor eenige jaren is
gestegen, onrvangen deze trekkers
van vaste rente thans véél méér dan
veelal het geval was op het oogen-
blik toen ze hun gelden aan de open
bare lichamen uitleenden of als hypo
theek verstrekten.
De nieuwe belastingen moeten
mede dienen, om de houders van
deze obligaties van openbare lichamen
aan hun rente te helpen; en de steun
aan het boerenbedrijf verhuist voor
een groot deel via de hypotheken
naar de hypotheekhouders.
Hoe onrechtvaardig dit werkt
hebben wij te dezer plaatse méér
dan eens aangetoond uit het voor
beeld van een boer die voor het
geld van een hypotheek, welke hij
op zijn bedrijf vestigde, indertijd
koeien kocht en die nu dubbel zoo
veel of nog meer koeien zou moeten
teruggeven om zijne hypotheek af te
lossen.
Nu is het Dgbl. v. Nbr. onlangs
naar aanleiding van een pleidooi van
prof. Gimbrère voor devaluatie
„muntcorrectie" noemt hij het bij
dezen professor op bezoek gegaan.
En het blad kreeg daar een voor
beeld te hooren, dat den toestand,
mede door de Regeeriogspolitiek
veroorzaakt, wel zéér scherp belicht.
De professor deelde n.l. mede, dat
er onder de vele brieven, welke hij
had ontvangen, óók een was van
een leeraar aan H.B.S. en Gymna
sium. die tot 1932 in den gaven
goudgulden had geloofd tot zijn
oogen open gingen door een geval,
dat zich in zijn onmiddellijke om
geving voordeed. De prof. vertelde
Hij heetl het op een der Zuid-
Hollandsche eilanden medegemaakt,
dat een broer en een zuster een
hoeve van f 100.000 erfden. De
zuster trok bij het huwelijk van
haar broer eruit met een hypotheek
van f 40,000. Na jaren van harden
arbeid en tobben is de broer thans
gefailleerd me: f 60.000 hypotheek
schuld. terwij! de zuster. die totaa!
wankelende schreden in de
richting van den rand van de
open ruimte. Wij zullen ons
daar verdekt opstellen, waar de
wilgen het dichtst zijn had Peter
gezegd. Deze plek zocht Festen
rath op.
Om de vergaderden te misleiden
deed hij alsof hij het te kwaad
gekregen had en waggelde doo
de duisternis onder de dichte
wilgenboomen.
Hel duurde niet lang, of hij
aoorde zachtjes de vraag fluisteren:
Vliet? Ben jij het?
Ja, wat is er? antwoordde
Festenrath schijnbaar uil zijn hu
meur. Ik hen Vliet
Welnu, wij liggen hier ach
ter, twintig passen van deze plek
verwijderd. Het is tijd luidde hei
zachte antwoord.
Het hart klopte den kapitein
bijna in de keel bij de gedachte,
dat hij reeds zoo kort voor de
beslissing van zijn onderneming
stond en toen hij weer naar de
bende terugkeerde, was zijn gang
onwillekeurig elastischer en ge
ruster. Toen hij echter Carsten
op zich aan zag komen, liet hij
zijn schouders onmiddellijk weer
zakken.
Hallo, wat had jij daar in je
eentje in hel donker le maken,
Vliet vroeg de slotenmaker.
Ik voel me verre van lekker
antwoordde Festenrath. Ais de
meester nog met me pralen wil,
dan is hel de hoogste tijd. Want
ik ga hier in het gras liggen
slapen of ik rijdt direct naar huis
terug.
Maar we moeten immers
eerst nog over dien vreemdeling
praten, ezel 1
Mij goed, roep den meester
dan maar antwoordde Festenrath
en leunde zwaar Legen een wil-
genstam.
Hij zou graag met den meesier
-(leen zijn geweest, de tegenwoor
digheid van Carsten verontrustte
hem, want legen twee mannen,
van wié de eene behendig en lis
tig, de ander reusachtig sterk
was, kon hij onmogelijk op.
Plotseling schoot Peter hem in
de gedachte.
Hij riep den naam van den
knecht tamelijk luid. omdat iemand
van de bende hem toch niet zoo
gemakkelijk kon hooren.
Hier ben ik, wat is er aan
de hand klonk een stem uil het
donker.
Zeg aan je mannen, dal ik
ze over enkele minuten noodig
heb, kom daarna terug en blijf
hier in de buurt. Neem jij den
grootsten voor je rekening, ual is
Carsten. Ik zal den kleinen vast
pakken.
Een minuut verliep.
Ik ben weer terug! klonk
Peters slem zachijes ml nel duis
ter.
lieb je wapens
Ik zal het wel klaarspelen,
maak u maar niet angstig.
Wordt vervolgd.