Tweede Blad van „PEEL 11 MAAS" Openbare vergadering van den Raad der gemeente Venray, gehouden op 28 November 1933, nam. 4 uur. Zaterdag 23 December 1933 Voorzitter de heer O. L. P. van de Loo, burgemeester. Secretaris: de heer A. F. M. van Haaren. Afwezig de heeren Jacobs en Goumans, waarvan de laatste met kennis geving. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt aan de orde notulen der vergadering van 17 October 1933. De heer Vermeulen had op één punt de notulen graag wat vollediger gezien. Bij de bespreking omtrent de destructie van vee en vleesch heeft Spreker gevraagd of de kosten van den destructor betaald zouden worden uit den Vleeschkeuringsdienst, waarop door den Voorzitter bevestigend werd geantwoord. Verder heeft Spreker nog gevraagd of hierdoor de keurloonen niet verhoogd behoefden te worden, waarop de Voorzitter ontkennend heeft geantwoord. Hiervan staat niets in de notulen. De Voorzitter zegt, dat er geen bezwaar bestaat dit alsnog op te nemen in de notulen. De notulen der vorige vergadering worden hierna aldus aangevuld vastgesteld. Vervolgens wordt besloten a. een bedrag van f 95.90 van vorige dienstjaren b. een bedrag van f 19.72 (rioolbelastiag)f 375.40 (school gelden bijzonder lager onderwijs) en f 14.95 (schoolgelden openbaar lager onderwijs), alle van den dienst 1932, welke naar de meening van Bur gemeester en Wethouders oninbaar zijn, onicvorderbaar te verklaren. Dan wordt aangeboden de gemeenterekening dienst 1932. De Voorzitter wijst aan tot leden der Commissie, die de rekening zal onderzoeken en daD in de eerstvolgende vergadering verslag uitbrengen de heeren Vermeulen, Gouman3 en Houben. Vervolgens is aan de orde aanvrage om een subsidie voor 1934, groot f 600, ten behoeve van den Handelscursus van den R.K. Middenstand. De Voorzitter zegt, dat deze aanvrage de vorige vergadering is aan gehouden in verband met een onverwachts gerezen kwestie omtrent te betalen pensioenpremie voor een der gewezen leeraren. Het staat thans zoo goed als vast, dat de Handelscursus het volgend jaar voor die uitgave zal komen staan, zoodat B. en W. voorstellen voor 1934 nogmaals f*600 te geven. Wordt algemeen goedgevonden. Het Gemeenteverslag over 1932 wordt hierna aangeboden en voor de leden ter Secretarie ter inzage gelegd. Hierna leest de Voorzitter voor het ingekomen verzoek der St. Vin- centius-vereeniging om eene bijdrage voor de uitzending van 10 zwakke kinderen uit ondersteunde gezinnen naar de vacantiekolonie te Eersel N.B. Spreker zegt, dat B. en W. voorstellen het gevraagde bedrag ad f 0.30 per dag (maximaal 42 dagen) en per kind (maximum aantal 10) te ver kenen. Het maximaal bedrag is dus f 126, terwijl het juiste bedrag zal worden vastgesteld na overlegging eener lijst, houdende naam, leeftijd en woonplaats der kinderen, benevens het tijdvak, gedurende hetwelk zij zijn uitgezonden. De heer Vermeulen kan hieraan toevoegen, dat de Provincie Limburg slechts voor 40 dagen subsidieert en de kinderen dus ook maar 40 dagen wegblijven. Wordt algemeen goedgevonden, terwijl de begrooting dienovereen- komstig zal worden gewijzigd. Dan is aan de orde wijziging en aanvulling der begrooting 1933. De Voorzitter leest de voorgestelde wijzigingen voor, welke algemeen worden goedgevonden Vervolgens wordt aangeboden de gemeentebegrooting dienst 1934 en de begrooting van het bedrijf der gasfabriek voor 1934. De Voorzitter deelt mede, dat het ontwerp, zooals voorgeschreven ter Secretarie gedurende 14 dagen voor eenieder ter lezing zal worden neergelegd, terwijl 3 exemplaren bij de heeren Raadsleden zullen circuleezen en op nader te bepalen dagen den Raadsleden gelegenheid zal wordeD gegeven de begrooting in comité generaal te bespreken. Verder zal steeds een exemplaar der begrooting ter Secretarie worden neergelegd, waar de heeren Raadsleden dan te alien tijde deze kunnen inzien en voorlichting kunnen krijgen van den Gemeente Secretaris, indien zij dit wenschen. Het sluitend maken der begrooting heeft dit jaar buitengewone zorg vereischt in verband met de verschillende maatregelen der Regeering eenerzijds en de bijsonder hooge kosten der werkverschaffing anderzijds. Den heeren zal dan ook blijken, dat de geheele begrooting het beeld weergeeft der zeer bijzondere tijdsomstandigheden. Vervolgens wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot het ondershands aanbesteden van den bouw eener drieklassige bijzondere school ten behoeve der H. Hartschool te Leunen. De Voorzitter zegt, dat de aanbesteding dezer school reeds had plaats gehad. Toen kwam echter het z.g. Stop wetje, waardoor deze niet is kunnen doorgaan. Daarop is door het R.K. Kerkbestuur te Leunen een nieuwe aanvrage om medewerking ingediend, welke medewerking door den Raad is verleend. Hieraan moet thans uitvoering gegeven worden. De school zal worden gebouwd voigens de door de gemeente opge- maaxte en door den Inspecteur L.O. reeds goedgekeurde plannen, waar naar ook de aanbesteding heeft plaats gehad. Was er toen niets tusschengekomen, en had de bouw toen kunnen doorgaan, dan hadden B. en W. deze onvoorwaardelijk gegund aan den laagsten inschrijver, aangezien diens cijfer zeer aannemelijk was. Spee heeft zich nu bereid verklaard het werk alsnog voor het toen ingeschreven bedrag te willen maken. Dit kan echtec alleen ais de Raad besluit tot onderhandsche aanbesteding, welk besluit is onderworpen aan de goedkeuring van Ged. Staten. Daarna zullen B. en W. alléén Spee uitnoodigen, die dan zal inschrijven voor de som van f 10998, waarna hem de bouw voor deze som zal worden gegund. De beer Vermeulen vraagt, of bestek en teekeningen hetzelfde gebleven zijn, waarop de Voorzitter bevestigend antwoordt. De heer Stoot zegt, dat dan toch in het besluit dient aangehaald te worden, dat de bouw bij enkele inschrijving zal worden gegund. De Voorzitter antwoordt, dat alles uitvoerig aan Ged. Staten zal worden medegedeeld en het besluit voldoende zal worden toegelicht. De heer van Haren zou toch gaarne een nieuwe aanbesteding zien, aangezien hij meent dat de omstandigheden zich hebben gewijzigd. De Voorzitter meent, dat als de omstandigheden zich gewijzigd hebben, deze wijziging eerder een neiging tot stijging dan tot daling der materiaal- prijzen zal beteekenen. Het belang der gemeente brengt dus mede geen nieuwe aanbesteding te houden en daarbij wordt dan Spee ook Diet de dupe van iets, waaraan hij heelemaal niets heeft kunnen doen. Alles bij elkaar genomen, verdient het volgens Spreker alle aanbeveling deze aangelegenheid, als bet gaat, op de voorgestelde wijze te regelen. De heer Arts zou in elk geval als er een nieuwe aanbesteding moet plaats hebben en Spee krijgt het werk niet, hem eenige vergoeding toe kennen. Dat zou niet mogen, zegt de Voorzitter; het billijkste is echter, dat Spee het werk krijgt en daarop moet, naar Sprekers meening, als de beste oplossing, worden gestreefd. Bij de hierna gehouden trekking blijkt, dat no. 9 getrokken is, zoodat bij stemmingen in deze vergadering no. 5 der presentielijst, i.e. de heer Geurts, het eerst zijn stem moet uitbrengen. Wethouder OdeDhoven meent, dat misschien nu wel alle leden er over denken als B en W. en aldus zou misschien een stemming kun nen voorkome.n worden. De heer Vermeulen vraagt dan of de heer van Haren zijn voorstel handhaaft, waarop deze bevestigend antwoordt. De heer van Boven voelt er theoretisch veel voor, dat een nieuwe aanbesteding wordt gehouden. Billijkheidshalve meent hij echter in dit geval 3. en W. te moeten bijvallen. Spee heeft groote kosten gehad en daarbij zijn de prijzen nu bekend, zoodat de gemeente van een nieuwe aanbesteding ook geen voordeel zal hebben. Hoewel overigens onderhandsche aanbesteding niet is aan te bevelen, en hij daaraan niet gemakkelijk zal meewerken, zal Spreker in dit uitzon deringsgeval \voor het voorstel van B. en W. stemmen. De heer Millen zegt, tegen de beschikbaarstelling van gelden voor deze school te hebben gestemd en daarom nu niet te zullen meestemmen. Hij verlaat dan ook de vergadering, gevolgd door Weth. OdeDhoven. In stemming gebracht, wordt het voorstel van B. en W. met 9 tegen 2 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren van Haren en Arts. Dan wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot het aanbrengen van eokele wijzigingen in de door den Raad der gemeente in zijne ver gadering van 18 Augustus j.l, vastgestelde verordening op het bouwen en de bewoning in de gemeente Venray, zulks in verband met de daarop gevallen opmerkingen van het College van Gedeputeerde Staten. De Voorzitter zegt, dat de heeren de opmerkingen van Ged. Staten met het voorstel van B. en W. dienaangaande hebben thuis gekregen, en zij zullen gezien hebben, dat het niet heel veel beteekent. In hoofdzaak gaat het vooral over op te richten gebouwen, waarin twee of meer woningen boven elkander zijn gelegen. B. en W. hadden gemeend de mogelijkheid tot het stichten van dergelijke gebouwen te moeten open laten, maar nu blijkt, dat dan de eischen zoo zwaar zijn, dat B. en W. thans voorstellen, die mogelijkheid tot het bouwen van meer-gezinshuizen te schrappen. Mocht de Raad deze mogelijkheid wenschen le laten, dan moeten verschillende wijzigingen worden aange bracht. Wordt algemeen goedgevonden alinea 2 van art. 17 te schrappen. Verder, zegt de Voorzitter, wijzen Ged. Staten er op, dat het een gemeentebelang is, dat bebouwing langs onverharde wegen wordt voor komen en zij mitsdien in overweging geven deze mogelijkheid te schrappen. B. en W. achten een dergelijk verbod voor deze gemeente echter wat vergaand en hoewel dat verbod niet geldt voor boerderijen, is het toch niet uitvoerbaar daaraan in alle andere gevallen vast te houden. Wordt algemeen goedgevonden deze mogelijkheid te handhaven. Het 4de lid van art. 109 en het 2de lid van art. 110 worden ver volgens geschrapt en de oorspronkelijke redactie van aitikel 111 hersteld. Wethouder Odenhoven komt er nog eens op terug, dat naar zijn oordeel de minimum vloeroppervlakte van 15 M2 voor minstens een der woonvertrekken te hoog is. Sinds de vaststelling der bouwverordening in de vergadering van 18 Aug. j.l., is hem gebleken, dat in bijna geen der woningen waarvoor bouwvergunning is gevraagd, een kamer is van 15 M2. De menschen schijnen dus nog gauw van de gelegenheid gebruik te maken. Spreker is van oordeel, dat het bouwen door deze bepaling zal af nemen. Als dit werkelijk zou blijken, zal hij dan ook direct met een voorstel tot verlaging van die oppervlakte komen. De Voorzitter zegt, dat dit een eisch is, waaraan Ged. Staten vast houden. Trouwens in alle gevraagde vergunningen waren kamers grooter dan 12 M2 en in de meeste gevallen was het verschil met de nu voorgeschreven oppervlakte uiterst miniem en hadden ze de opper vlakte evengoed enkele vierkante decimeters grooter kunnen maken. Laten wij daarom de praktijk eeDs afwachten. De heer Vermeulen heeft opgemerkt, dat aan den Oostsingel eigenaardig is gebouwd. Spreker vindt het jammer, dat die 2 woningen den geheelen weg gaan ontsieren. De Voorzitter antwoordt, dat de oogenblikkelijke toestand daar inder daad een eigenaardigen indruk geeft. Het was daar echter moeilijk ïd verband met den geprojecteerden zijweg. Als echter het geheel klaar is zal de oplossing toch goed blijken. De heer Millen merkt op, dat de bouwverordening nu nog moet worden goedgekeurd en het dus aanbeveling verdient eventueel noodige wijzigingen nu aan te brengen. Mocht 15 M2 inderdaad te groot zijn, dan zouden wij het nu nog lager kunnen stellen, b.v. op 14 M2. De Voorzitter herhaalt, dat deze eisch toch als een minimum eisch kan beschouwd worden, vooral in verband met de hygiene en dit op de bouwprijzen toch ook geen noemenswaardigen invloed kan hebben. De heer Millen is het daarmede niet eens, hij heeft integendeel van Wethouder Odenhoven gehoord, dat het al gauw 'n paar honderd gul den meer zal kosten. De Voorzitter herhaalt, dat het best kan zonder kostenverhooging, door b.v. de gang iets smaller te nemen. Wethouder Odenhoven blijft pessimistisch en meent, dat het in de praktijk niet mee zal vallen. De tijd is er, dat luxe meer en meer moet worden afgeschaft en de huren moeilijk meer kunnen worden opgebracht. Voor het bouwen van keten wordt terecht niet gemakkelijk toestem ming gegeven en arbeidershuisjes met zulk 'n groote kamer kan men niet betalen. Spreker is er dan ook voor de oppervlakte iets kleiner te nemen, b.v. 14 en 12 M2. De heer Stoot zou dan meer voelen voor 15 en 11, vooral terwille van de gezondheid. Dit kan toch ook geen groot verschil maken. De heer Arts meent, dat er weinig insteekt of een kamer nu op 14 of 15 M2 wordt gebracht en zegt, zich dus ook met 14 M2 te kunnen vereenigen. De Voorzitter zou het met 15 M2 probeeren en eerst eens de prak tijk afwachten. Maar, zegt Wethouder Odenhoven, als er nu in den loop van het jaar eens aanvragen komen om een kleiner huisje te bouwen en het kan niet anders omdat de menschen b.v. niet méér geld kunnen krijgen. Zou dan zoo iemand afwijking worden gegeven, of zou hij vergunning krijgen om in een keet te trekken. De Voorzitter zegl, dat het in de practijk best mee zal vallen en her haalt zijn advies om het eens met 15 M2 oppervlakte te probeeren. Waar niemand stemming verlangt, blijft bedoelde, oppervlakte op 15 M2 bepaald. Hierna wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot aankoop van een stukje grond van circa 23 M2 van P. A. J. van Aarssen circa 13 50 M2 van Ja. M. F. M. Poels en circa 11 M2 van Josephine Ver beek, alle gelegen aan de Henseniusstraat. De Voorzitter zegt, dat door aankoop dezer strookjes grond de straat ter plaatse aanmerkelijk wordt verbreed en verfraaid en een belangrijke verbetering van het verkeer wordt verkregen. De twee laatstgenoemden hebben zich bereid verklaard den grond at te staan voor den prijs van f 1, onder voorwaarde, dat de gemeente op hare kosten langs het met bedoelde strookjes verbreed straatgedeelte, een haag poot. De heer van Aarssen heeft nog niet beslist of hij zijn eigendom met een haag of een steenen afrastering met ijzeren hek zal afmaken. In het eerste geval krijgt ook hij f 1, terwijl de gemeente weer voor een passende afrastering en haag zorgt, terwijl in het 2e geval hem f 100 zal worden uitbetaald, waarvoor van Aarssen dan op eigen kosten een steenen afrastering met ijzeren hek moet plaatsen ter goedkeuring vaa Burgemeester en Wet houders. Wordt algemeen goedgevonden. Hierna leest de Voorzitter voor de ingekomen dankbetuigingen voor verleende subsidie van de Fanfare St. Catharina te Leunen, VereenigiDg Volksbelang Venray, A.N.W.B., Toeristenbond voor Nederland, R.K. Vereeniging Moederschapszorg Heerlen, Patronaatscommissie „St. Anto- nius" te Venray en Fanfare „Ons Genoegen", Oirlo. Nog leest de Voorzitter voor het ingekomen verzoek van de bewoners der Langstraat om aldaar trottoirs te doen aanleggen. Persoonlijk verheugt het Spreker, dat dit request een onmiddellijk gevolg is van de verbetering der Henseniusstraat, waaruit blijkt, dat de bewoners deze verfraaiingen op prijs stellen. Aangezien echter eerst eens moet wordeD nagegaan wat een dergelijke verbetering kost, stelt Spreker voor dit request te stellen in handen van B. en W. om advies. De heer Vermeulen vraagt, of het niet mogelijk is dat de Raad thans reeds in principe tot den aanleg besluit en B. en W. dus volmacht geeft hiervoor te zorgen. Ia hoofdzaak moeten de kosten toch betaald worden uit de opbrengst der trottoirbelasting. De Voorzitter acht het toch juister eerst eens na le gaan hoe hoog de kosten zullen beloopen vooral in dezen tijd moet men dubbel rekening houden met de financiën. Bovendien is de tijd nu minder ge schikt voor zulk werk. De heer Vermeulen wijst er op. dat de Henseniusstraat bijna klaar is en dan ging het in een moeite door. De heer van Boven juicht verfraaiing der gemeente waar mogelijk toe, maar wil er hier toch op wijzen, dat niet alle bewoners der Lang straat deze aanvrage hebben geteekend. Hoewel deze menschen zeer zeker die verbetering graag hadden, zien zij misschien op tegen ver zwaring der lasten in dezen tijd. Er zijn ergens grenzen en wat moet er gedaan worden als de menschen deze lasten niet kunnen dragen? Spreker voelt daarom voor het voorstel van den Voorzitter om eerst deze zaak eens van alle kanten te bekijken: Mogelijk is er dan ook een vergelijk te treffen met degenen, die tegen de kosten opzien. De Voorzitter zegt, dat men vooral in deD tegenwoordigen tijd voorzichtig moet zijn met het opleggen van nieuwe offers. Daartegen over staat echter, dat op het gebied van belastingen geen privilegiën verleend mogen worden. Als dus de trottoirs er komen, moeten natuurlijk allen trottoirbelasting betalen, ook degenen die er niet om gevraagd hebben. Vier en vijftigste Jaargang No 51 Wordt algemeen goedgevonden het adres te stellen in handen van B. én W. om advies. Vervolgens komt ter tafel het ingekomen request der R. K. Werk- liedenvereeniging tot het in het leven roepen eener steunregeling. Na voorlezing van het request, zegt de Voorzitter, dat de Raad op voorstel van B en W., in zijne vergadering van 27 Dec. 1932 besloot B. en VV. uit te noodigen den heer minister van Staat, minister- van Binncnlandsche Zaken te verzoeken de steunregeling, vastgesteld bij diens besluit van 15 Januari 1932, no 800 Afd. W. en S., zooals deze sindsdien is gewijzigd, en eventueel zal worden gewijzigd, voor de Gemeente Venray geldig te verklareD, dusdanig dat deze op een nader in overleg met B. en W. door den minister van Binncnlandsche Zaken te bepalen tijdstip zal in werking treden voor de alsdan nader te noemen bedrijven en zoolang en voorzoover deze inwerkingtreding van kracht blijft. Tegelijkertijd werd toen het toe te passen tarief van steunregeling vastgesteld. Den Minister van Binnenlandsche Zaken werd hiervan een afschrift toegezonden. Bij schrijven van 17 Februari 1933 berichtte de minister echter, dat hij geen vrijheid kon vinden, de steunregeling voor Venray geldig te verklaren, aangezien hem uit ter zake ingewonnen inlichtingen gebleken was, dat alle voor hulp in aanmerking komenden tewerkgesteld kunnen worden en stagnatie in de werkverschaffing niet te vreezen was. Momenteel is er dus geen steunregeling. Nog steeds is de toestand zoo, dat alle gehuwden en kostwinners bij een gemeentelijke werkverschaffing kunnen worden tewerkgesteld. Wethouder Odenhoven zege, eerst kort geleden tot de wetenschap te zijn gekomen, dat er in Venray geen steunregeling is. Spreker vindt dit niet juist voor een gemeente van den omvang van Venray, want op vele plaatsen elders, minder dan Venray. heeft men er wel een. Als ze niet noodig was, zou Spreker er niet om vragen, maar als ze ook vandaag niet noodig is, morgen kan dit wel het geval zijn. In dezen geest is ook de vroegere steunregeling door den Raad vastgesteld. Spreker heeft reeds in de vergadering van B. en W. gezegd, dat er hier een steunregeling moet'zijn en wil dit hier nog herhalen. Het is hem dan ook onbegrijpelijk, dat op 27 Dec. 1932 de Voorzitter zich niet zoo pertinent tegen een steunregeling heeft verzet als nu, terwijl ze nu toch veel dringender noodig is. Niet alles toch kan naar de werk verschaffing, b.v. gebrekkigen en zwakken en deze moeten toch ook geholpen worden. Het is dan ook absoluut noodig, aldus Spreker, dat er een steun regeling komt. De Voorzitter zegt, dat Wethouder Odenhoven gezegd heeft, dat Spreker het vorig jaar wél een steunregeling aan den Raad heeft voor gelegd en er nu niet voor is. Het vorig jaar in November en December stonden wij er hier echter zóó voor, dat de verbetering der hoofdbeken grootendeels was voltooid en de verbetering der zijbeken pas in een vergevorderd stadium van voorbereiding was. De uitvoering stond toen echter nog niet vast, zoodat toen met de mogelijkheid moest worden rekening gehouden, dat stagnatie in de werkverschaffing zou kunnen ontstaan. Daarom hebben B. en W. toen een steunregeling, die klaar lag om casu quo in werking te worden gesteld, bevorderd. De Minister heeft deze echter niet goedgekeurd en dat was ook eenigszins begrijpelijk, want in Maart, toen de Minister schreef, was reeds de definitieve toe- zegging voor de verbetering der zijbeken afgekomen en waren de voor uitzichten geheel gewijzigd, doordat er weer voldoende werkgelegenheid was. De motieven, die er den Minister in Maart toe geleid hebben om de steunregeling niet goed te keuren, zijn er thans nog. zoodat oc k niet verwacht mag worden dat de Minister thans wel een steunregeling zou goedkeuren. De toestand is hier, Goddank, nog zoo, dat elke kostwinner hier onmiddellijk kan worden tewerkgesteld. Dus U acht geen steunregeling noodig, vraagt Wethouder Odenhoven. De Voorzitter zegt het niet ongewenscht te achten, dat er een steun regeling klaar ligt om in voorkomende gevallen direct te kunnen worden gehanteerd. De Minister heeft dat echter het vorig jaar niet gewild en aangezien de omstandigheden sindsdien zeker niet verslechterd zijn, is het niet te verwachten dat de Minister nu een ander standpunt zal innemen. Maar, zegt Wethouder Odenhoven, wat moet er dan gebeuren met degenen, die niet geschikt zijn voor grondwerk. De Voorzitter antwoordt, dat er tot heden enkel personen geweest zijn, die daarvoor wel geschikt waren. Met onvolwaardigen kan trouwens bij eene regeling van steun in den vorm van werkverschaffing geen rekening worden gehouden. Wethouder Odenhoven blijft er bij, dat hier een steunregeling noodig is en zegt ervan overtuigd te zijn, dat als de Minister eens juist van den toestand alhier op de hoogte werd gebracht, hij er ook geen bezwaar tegen zoude maken. De Voorzitter zegt, dat het Raadsbesluit van 27 Dec. 1932 nooit is ingetrokken. Mocht de Raad het gewenscht vinden om het met dit besluit nog eens bij den Minister te probeeren, dan bestaat daartegen absoluut geen bezwaar. Deze kan te allen tijde zijn schrijven van Maart j.l. herzien. Wethouder Odenhoven had verwacht, dat de Voorzitter indertijd den brief van den Minister aan den Raad zou hebben medegedeeld. De Voorzitter kan zich niet met absolute zekerheid herinneren of het al dan uiet is medegedeeld. In elk geval is het wel medegedeeld aan diegenen, die er naar gevraagd hebben en als het den Raad niet is medegedeeld, is hem ook niet de vraag uit den boezem v^n den Raad gesteld. De heer Millen zegt, dat niemand er iets van wist. Spreker vindt het niet meer dan billijk, dat als de Minister een Raadsbesluit niet goed keurt dit den Raad wordt medegedeeld. Nu blijkt achteraf, dat die steunregeling er al lang niet meer is en de Voorzitter den Raad een rad voor de oogen gedraaid heeft, omdat hij er zelf niet voor was. De Voorzitter zegt, den heer Millen niet voor dit gezegde tot de orde te zullen roepen, omdat dit in het onderhavige geval absoluut niet ter zake dienende is. Immers de steunregeling is juist op voorstel van B. en W. vastgesteld met de stemmen van 4 heeren tegen, waaronder de heer Millen. Doch ook aan een Raadsbesluit, niet op voorstel van B. en W. of tegen het voorstel van B. en W. in genomen, wordt even goed gevolg gegeven. De heer Millen vermoedt, dat de Burgemeester een tweeledig advies heeft gegeven, want hij treedt ook tweeledig op, n.l. als Voorzitter van B. en W. en als Voorzitter der werkverschaffing. De Voorzitter zegt. geen Voorzitter der werkverschaffing te zijn. De heer Millen zegt, Voorzitter van het Waterschap te bedoelen, wat vrijwel hetzelfde is. Het zou immers toch wel eigenaardig zijn, dat Venray maar geen steunregeling kan krijgen en andere gemeenten wel. Spreker prefereert ook werkverschaffing boven een steunregeling, doch er zijn altijd menschen, die om verschillende redenen niet bij de werk verschaffing kunnen gaan werken. En al kwamen er ook maar 3 menschen voor in aanmerking, dan nog was een steunregeling noodig. De Voorzitter merkt op, dat wat de heer Millen meent omtrent zijn invloed op de werkverschaffing bij de beken, blijk geeft, dat hij niet op de hoogte is. Immers, de bekennormalisatie wordt uitgevoerd bij wijze van werkverschaffing en uit welke gemeenten arbeiders worden tewerk gesteld, bepaalt de Minister. Noch dus de.vroegere Commissie van Beheer, noch thans het waterschap hebben ook maar in welk verband ook iets te makeu met een steunregeling. De heer Stoot merkt op. dat de steunregeling nog bestaat en zou daarom den Raad willen voorstellen zich opnieuw tot den Minister te wenden met verzoek om de steunregeling, zooals de re is vastgesteld in de vergadering van 27 Dec. 1932, thans goed te keuren, zoodanig, dat ze in een voorkomend geval onmiddellijk kan in werking treden. De omstandigheden immers zijn nu nog veel dringender dan verleden jaar. Neen, zegt de Voorzitter, de toestand is momemteel minder dringend dan in December 1932. Toen de Minister in Maart 1933 schreef, was de toestand geheel gewijzigd en veel beter dan in December 1932. en dat is nu nog het geval. De heer van Haren betreurt, dat zoogenaamd onvolwaardige arbeiders bij werkloosheid op het Armbestuur of de St. Vincentiusvereeniging zouden zijn aangewezen en acht deze opvatting van den Minister niet juist. De Voorzitter zegt, dat een steunregeling vasthangt aan de crisis en crisis-werkloosheid zich uitteraard slechts uitstrekt tot vallede men schen, tot menschen dus, die enkel tengevolge van de crisis werkloos

Peel en Maas | 1933 | | pagina 5