Tweede Blad
van „PEEL
11 MAAS"
Openbare vergadering van den
Raad der gemeente Venray,
gehouden op 28 November 1933, nam. 4 uur.
Zaterdag 23 December 1933
Voorzitter de heer O. L. P. van de Loo, burgemeester.
Secretaris: de heer A. F. M. van Haaren.
Afwezig de heeren Jacobs en Goumans, waarvan de laatste met kennis
geving.
De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt aan de orde
notulen der vergadering van 17 October 1933.
De heer Vermeulen had op één punt de notulen graag wat vollediger
gezien.
Bij de bespreking omtrent de destructie van vee en vleesch heeft
Spreker gevraagd of de kosten van den destructor betaald zouden worden
uit den Vleeschkeuringsdienst, waarop door den Voorzitter bevestigend
werd geantwoord.
Verder heeft Spreker nog gevraagd of hierdoor de keurloonen niet
verhoogd behoefden te worden, waarop de Voorzitter ontkennend heeft
geantwoord. Hiervan staat niets in de notulen.
De Voorzitter zegt, dat er geen bezwaar bestaat dit alsnog op te
nemen in de notulen.
De notulen der vorige vergadering worden hierna aldus aangevuld
vastgesteld.
Vervolgens wordt besloten a. een bedrag van f 95.90 van vorige
dienstjaren b. een bedrag van f 19.72 (rioolbelastiag)f 375.40 (school
gelden bijzonder lager onderwijs) en f 14.95 (schoolgelden openbaar lager
onderwijs), alle van den dienst 1932, welke naar de meening van Bur
gemeester en Wethouders oninbaar zijn, onicvorderbaar te verklaren.
Dan wordt aangeboden de gemeenterekening dienst 1932.
De Voorzitter wijst aan tot leden der Commissie, die de rekening zal
onderzoeken en daD in de eerstvolgende vergadering verslag uitbrengen
de heeren Vermeulen, Gouman3 en Houben.
Vervolgens is aan de orde aanvrage om een subsidie voor 1934, groot
f 600, ten behoeve van den Handelscursus van den R.K. Middenstand.
De Voorzitter zegt, dat deze aanvrage de vorige vergadering is aan
gehouden in verband met een onverwachts gerezen kwestie omtrent te
betalen pensioenpremie voor een der gewezen leeraren.
Het staat thans zoo goed als vast, dat de Handelscursus het volgend
jaar voor die uitgave zal komen staan, zoodat B. en W. voorstellen
voor 1934 nogmaals f*600 te geven.
Wordt algemeen goedgevonden.
Het Gemeenteverslag over 1932 wordt hierna aangeboden en voor
de leden ter Secretarie ter inzage gelegd.
Hierna leest de Voorzitter voor het ingekomen verzoek der St. Vin-
centius-vereeniging om eene bijdrage voor de uitzending van 10 zwakke
kinderen uit ondersteunde gezinnen naar de vacantiekolonie te Eersel N.B.
Spreker zegt, dat B. en W. voorstellen het gevraagde bedrag ad f 0.30
per dag (maximaal 42 dagen) en per kind (maximum aantal 10) te ver
kenen. Het maximaal bedrag is dus f 126, terwijl het juiste bedrag zal
worden vastgesteld na overlegging eener lijst, houdende naam, leeftijd en
woonplaats der kinderen, benevens het tijdvak, gedurende hetwelk zij
zijn uitgezonden.
De heer Vermeulen kan hieraan toevoegen, dat de Provincie Limburg
slechts voor 40 dagen subsidieert en de kinderen dus ook maar 40 dagen
wegblijven.
Wordt algemeen goedgevonden, terwijl de begrooting dienovereen-
komstig zal worden gewijzigd.
Dan is aan de orde wijziging en aanvulling der begrooting 1933.
De Voorzitter leest de voorgestelde wijzigingen voor, welke algemeen
worden goedgevonden
Vervolgens wordt aangeboden de gemeentebegrooting dienst 1934
en de begrooting van het bedrijf der gasfabriek voor 1934.
De Voorzitter deelt mede, dat het ontwerp, zooals voorgeschreven
ter Secretarie gedurende 14 dagen voor eenieder ter lezing zal worden
neergelegd, terwijl 3 exemplaren bij de heeren Raadsleden zullen circuleezen
en op nader te bepalen dagen den Raadsleden gelegenheid zal wordeD
gegeven de begrooting in comité generaal te bespreken. Verder zal steeds
een exemplaar der begrooting ter Secretarie worden neergelegd, waar de
heeren Raadsleden dan te alien tijde deze kunnen inzien en voorlichting
kunnen krijgen van den Gemeente Secretaris, indien zij dit wenschen.
Het sluitend maken der begrooting heeft dit jaar buitengewone zorg
vereischt in verband met de verschillende maatregelen der Regeering
eenerzijds en de bijsonder hooge kosten der werkverschaffing anderzijds.
Den heeren zal dan ook blijken, dat de geheele begrooting het beeld
weergeeft der zeer bijzondere tijdsomstandigheden.
Vervolgens wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot het
ondershands aanbesteden van den bouw eener drieklassige bijzondere
school ten behoeve der H. Hartschool te Leunen.
De Voorzitter zegt, dat de aanbesteding dezer school reeds had plaats
gehad. Toen kwam echter het z.g. Stop wetje, waardoor deze niet is
kunnen doorgaan. Daarop is door het R.K. Kerkbestuur te Leunen een
nieuwe aanvrage om medewerking ingediend, welke medewerking door
den Raad is verleend. Hieraan moet thans uitvoering gegeven worden.
De school zal worden gebouwd voigens de door de gemeente opge-
maaxte en door den Inspecteur L.O. reeds goedgekeurde plannen, waar
naar ook de aanbesteding heeft plaats gehad. Was er toen niets
tusschengekomen, en had de bouw toen kunnen doorgaan, dan hadden
B. en W. deze onvoorwaardelijk gegund aan den laagsten inschrijver,
aangezien diens cijfer zeer aannemelijk was. Spee heeft zich nu bereid
verklaard het werk alsnog voor het toen ingeschreven bedrag te willen
maken. Dit kan echtec alleen ais de Raad besluit tot onderhandsche
aanbesteding, welk besluit is onderworpen aan de goedkeuring van Ged.
Staten. Daarna zullen B. en W. alléén Spee uitnoodigen, die dan zal
inschrijven voor de som van f 10998, waarna hem de bouw voor deze
som zal worden gegund.
De beer Vermeulen vraagt, of bestek en teekeningen hetzelfde gebleven
zijn, waarop de Voorzitter bevestigend antwoordt.
De heer Stoot zegt, dat dan toch in het besluit dient aangehaald te
worden, dat de bouw bij enkele inschrijving zal worden gegund.
De Voorzitter antwoordt, dat alles uitvoerig aan Ged. Staten zal
worden medegedeeld en het besluit voldoende zal worden toegelicht.
De heer van Haren zou toch gaarne een nieuwe aanbesteding zien,
aangezien hij meent dat de omstandigheden zich hebben gewijzigd.
De Voorzitter meent, dat als de omstandigheden zich gewijzigd hebben,
deze wijziging eerder een neiging tot stijging dan tot daling der materiaal-
prijzen zal beteekenen. Het belang der gemeente brengt dus mede geen
nieuwe aanbesteding te houden en daarbij wordt dan Spee ook Diet de
dupe van iets, waaraan hij heelemaal niets heeft kunnen doen. Alles bij
elkaar genomen, verdient het volgens Spreker alle aanbeveling deze
aangelegenheid, als bet gaat, op de voorgestelde wijze te regelen.
De heer Arts zou in elk geval als er een nieuwe aanbesteding moet
plaats hebben en Spee krijgt het werk niet, hem eenige vergoeding toe
kennen.
Dat zou niet mogen, zegt de Voorzitter; het billijkste is echter, dat
Spee het werk krijgt en daarop moet, naar Sprekers meening, als de
beste oplossing, worden gestreefd.
Bij de hierna gehouden trekking blijkt, dat no. 9 getrokken is, zoodat
bij stemmingen in deze vergadering no. 5 der presentielijst, i.e. de heer
Geurts, het eerst zijn stem moet uitbrengen.
Wethouder OdeDhoven meent, dat misschien nu wel alle leden er
over denken als B en W. en aldus zou misschien een stemming kun
nen voorkome.n worden.
De heer Vermeulen vraagt dan of de heer van Haren zijn voorstel
handhaaft, waarop deze bevestigend antwoordt.
De heer van Boven voelt er theoretisch veel voor, dat een nieuwe
aanbesteding wordt gehouden. Billijkheidshalve meent hij echter in dit
geval 3. en W. te moeten bijvallen. Spee heeft groote kosten gehad en
daarbij zijn de prijzen nu bekend, zoodat de gemeente van een nieuwe
aanbesteding ook geen voordeel zal hebben.
Hoewel overigens onderhandsche aanbesteding niet is aan te bevelen,
en hij daaraan niet gemakkelijk zal meewerken, zal Spreker in dit uitzon
deringsgeval \voor het voorstel van B. en W. stemmen.
De heer Millen zegt, tegen de beschikbaarstelling van gelden voor
deze school te hebben gestemd en daarom nu niet te zullen meestemmen.
Hij verlaat dan ook de vergadering, gevolgd door Weth. OdeDhoven.
In stemming gebracht, wordt het voorstel van B. en W. met 9 tegen
2 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren van Haren en Arts.
Dan wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot het aanbrengen
van eokele wijzigingen in de door den Raad der gemeente in zijne ver
gadering van 18 Augustus j.l, vastgestelde verordening op het bouwen
en de bewoning in de gemeente Venray, zulks in verband met de
daarop gevallen opmerkingen van het College van Gedeputeerde Staten.
De Voorzitter zegt, dat de heeren de opmerkingen van Ged. Staten
met het voorstel van B. en W. dienaangaande hebben thuis gekregen,
en zij zullen gezien hebben, dat het niet heel veel beteekent.
In hoofdzaak gaat het vooral over op te richten gebouwen, waarin
twee of meer woningen boven elkander zijn gelegen. B. en W. hadden
gemeend de mogelijkheid tot het stichten van dergelijke gebouwen te
moeten open laten, maar nu blijkt, dat dan de eischen zoo zwaar zijn,
dat B. en W. thans voorstellen, die mogelijkheid tot het bouwen van
meer-gezinshuizen te schrappen. Mocht de Raad deze mogelijkheid
wenschen le laten, dan moeten verschillende wijzigingen worden aange
bracht.
Wordt algemeen goedgevonden alinea 2 van art. 17 te schrappen.
Verder, zegt de Voorzitter, wijzen Ged. Staten er op, dat het een
gemeentebelang is, dat bebouwing langs onverharde wegen wordt voor
komen en zij mitsdien in overweging geven deze mogelijkheid te
schrappen.
B. en W. achten een dergelijk verbod voor deze gemeente echter wat
vergaand en hoewel dat verbod niet geldt voor boerderijen, is het toch
niet uitvoerbaar daaraan in alle andere gevallen vast te houden.
Wordt algemeen goedgevonden deze mogelijkheid te handhaven.
Het 4de lid van art. 109 en het 2de lid van art. 110 worden ver
volgens geschrapt en de oorspronkelijke redactie van aitikel 111 hersteld.
Wethouder Odenhoven komt er nog eens op terug, dat naar zijn
oordeel de minimum vloeroppervlakte van 15 M2 voor minstens een der
woonvertrekken te hoog is. Sinds de vaststelling der bouwverordening
in de vergadering van 18 Aug. j.l., is hem gebleken, dat in bijna geen
der woningen waarvoor bouwvergunning is gevraagd, een kamer is van
15 M2. De menschen schijnen dus nog gauw van de gelegenheid gebruik
te maken.
Spreker is van oordeel, dat het bouwen door deze bepaling zal af
nemen. Als dit werkelijk zou blijken, zal hij dan ook direct met een
voorstel tot verlaging van die oppervlakte komen.
De Voorzitter zegt, dat dit een eisch is, waaraan Ged. Staten vast
houden. Trouwens in alle gevraagde vergunningen waren kamers
grooter dan 12 M2 en in de meeste gevallen was het verschil met de
nu voorgeschreven oppervlakte uiterst miniem en hadden ze de opper
vlakte evengoed enkele vierkante decimeters grooter kunnen maken.
Laten wij daarom de praktijk eeDs afwachten.
De heer Vermeulen heeft opgemerkt, dat aan den Oostsingel eigenaardig
is gebouwd. Spreker vindt het jammer, dat die 2 woningen den geheelen
weg gaan ontsieren.
De Voorzitter antwoordt, dat de oogenblikkelijke toestand daar inder
daad een eigenaardigen indruk geeft. Het was daar echter moeilijk ïd
verband met den geprojecteerden zijweg. Als echter het geheel klaar is
zal de oplossing toch goed blijken.
De heer Millen merkt op, dat de bouwverordening nu nog moet
worden goedgekeurd en het dus aanbeveling verdient eventueel noodige
wijzigingen nu aan te brengen. Mocht 15 M2 inderdaad te groot zijn,
dan zouden wij het nu nog lager kunnen stellen, b.v. op 14 M2.
De Voorzitter herhaalt, dat deze eisch toch als een minimum eisch
kan beschouwd worden, vooral in verband met de hygiene en dit op de
bouwprijzen toch ook geen noemenswaardigen invloed kan hebben.
De heer Millen is het daarmede niet eens, hij heeft integendeel van
Wethouder Odenhoven gehoord, dat het al gauw 'n paar honderd gul
den meer zal kosten.
De Voorzitter herhaalt, dat het best kan zonder kostenverhooging,
door b.v. de gang iets smaller te nemen.
Wethouder Odenhoven blijft pessimistisch en meent, dat het in de
praktijk niet mee zal vallen. De tijd is er, dat luxe meer en meer moet
worden afgeschaft en de huren moeilijk meer kunnen worden opgebracht.
Voor het bouwen van keten wordt terecht niet gemakkelijk toestem
ming gegeven en arbeidershuisjes met zulk 'n groote kamer kan
men niet betalen.
Spreker is er dan ook voor de oppervlakte iets kleiner te nemen,
b.v. 14 en 12 M2.
De heer Stoot zou dan meer voelen voor 15 en 11, vooral terwille
van de gezondheid. Dit kan toch ook geen groot verschil maken.
De heer Arts meent, dat er weinig insteekt of een kamer nu op 14
of 15 M2 wordt gebracht en zegt, zich dus ook met 14 M2 te kunnen
vereenigen.
De Voorzitter zou het met 15 M2 probeeren en eerst eens de prak
tijk afwachten.
Maar, zegt Wethouder Odenhoven, als er nu in den loop van het
jaar eens aanvragen komen om een kleiner huisje te bouwen en het kan
niet anders omdat de menschen b.v. niet méér geld kunnen krijgen.
Zou dan zoo iemand afwijking worden gegeven, of zou hij vergunning
krijgen om in een keet te trekken.
De Voorzitter zegl, dat het in de practijk best mee zal vallen en her
haalt zijn advies om het eens met 15 M2 oppervlakte te probeeren.
Waar niemand stemming verlangt, blijft bedoelde, oppervlakte op 15
M2 bepaald.
Hierna wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot aankoop van
een stukje grond van circa 23 M2 van P. A. J. van Aarssen circa
13 50 M2 van Ja. M. F. M. Poels en circa 11 M2 van Josephine Ver
beek, alle gelegen aan de Henseniusstraat.
De Voorzitter zegt, dat door aankoop dezer strookjes grond de straat
ter plaatse aanmerkelijk wordt verbreed en verfraaid en een belangrijke
verbetering van het verkeer wordt verkregen. De twee laatstgenoemden
hebben zich bereid verklaard den grond at te staan voor den prijs van
f 1, onder voorwaarde, dat de gemeente op hare kosten langs het met
bedoelde strookjes verbreed straatgedeelte, een haag poot. De heer van
Aarssen heeft nog niet beslist of hij zijn eigendom met een haag of een
steenen afrastering met ijzeren hek zal afmaken. In het eerste geval krijgt
ook hij f 1, terwijl de gemeente weer voor een passende afrastering en
haag zorgt, terwijl in het 2e geval hem f 100 zal worden uitbetaald,
waarvoor van Aarssen dan op eigen kosten een steenen afrastering met
ijzeren hek moet plaatsen ter goedkeuring vaa Burgemeester en Wet
houders.
Wordt algemeen goedgevonden.
Hierna leest de Voorzitter voor de ingekomen dankbetuigingen voor
verleende subsidie van de Fanfare St. Catharina te Leunen, VereenigiDg
Volksbelang Venray, A.N.W.B., Toeristenbond voor Nederland, R.K.
Vereeniging Moederschapszorg Heerlen, Patronaatscommissie „St. Anto-
nius" te Venray en Fanfare „Ons Genoegen", Oirlo.
Nog leest de Voorzitter voor het ingekomen verzoek van de bewoners
der Langstraat om aldaar trottoirs te doen aanleggen.
Persoonlijk verheugt het Spreker, dat dit request een onmiddellijk
gevolg is van de verbetering der Henseniusstraat, waaruit blijkt, dat de
bewoners deze verfraaiingen op prijs stellen.
Aangezien echter eerst eens moet wordeD nagegaan wat een dergelijke
verbetering kost, stelt Spreker voor dit request te stellen in handen van
B. en W. om advies.
De heer Vermeulen vraagt, of het niet mogelijk is dat de Raad thans
reeds in principe tot den aanleg besluit en B. en W. dus volmacht geeft
hiervoor te zorgen. Ia hoofdzaak moeten de kosten toch betaald worden
uit de opbrengst der trottoirbelasting.
De Voorzitter acht het toch juister eerst eens na le gaan hoe hoog
de kosten zullen beloopen vooral in dezen tijd moet men dubbel
rekening houden met de financiën. Bovendien is de tijd nu minder ge
schikt voor zulk werk.
De heer Vermeulen wijst er op. dat de Henseniusstraat bijna klaar
is en dan ging het in een moeite door.
De heer van Boven juicht verfraaiing der gemeente waar mogelijk
toe, maar wil er hier toch op wijzen, dat niet alle bewoners der Lang
straat deze aanvrage hebben geteekend. Hoewel deze menschen zeer
zeker die verbetering graag hadden, zien zij misschien op tegen ver
zwaring der lasten in dezen tijd. Er zijn ergens grenzen en wat moet
er gedaan worden als de menschen deze lasten niet kunnen dragen?
Spreker voelt daarom voor het voorstel van den Voorzitter om eerst
deze zaak eens van alle kanten te bekijken: Mogelijk is er dan ook een
vergelijk te treffen met degenen, die tegen de kosten opzien.
De Voorzitter zegt, dat men vooral in deD tegenwoordigen tijd
voorzichtig moet zijn met het opleggen van nieuwe offers. Daartegen
over staat echter, dat op het gebied van belastingen geen privilegiën
verleend mogen worden. Als dus de trottoirs er komen, moeten natuurlijk
allen trottoirbelasting betalen, ook degenen die er niet om gevraagd
hebben.
Vier en vijftigste Jaargang No 51
Wordt algemeen goedgevonden het adres te stellen in handen van
B. én W. om advies.
Vervolgens komt ter tafel het ingekomen request der R. K. Werk-
liedenvereeniging tot het in het leven roepen eener steunregeling.
Na voorlezing van het request, zegt de Voorzitter, dat de Raad op
voorstel van B en W., in zijne vergadering van 27 Dec. 1932 besloot
B. en VV. uit te noodigen den heer minister van Staat, minister- van
Binncnlandsche Zaken te verzoeken de steunregeling, vastgesteld bij
diens besluit van 15 Januari 1932, no 800 Afd. W. en S., zooals deze
sindsdien is gewijzigd, en eventueel zal worden gewijzigd, voor de
Gemeente Venray geldig te verklareD, dusdanig dat deze op een nader
in overleg met B. en W. door den minister van Binncnlandsche Zaken
te bepalen tijdstip zal in werking treden voor de alsdan nader te
noemen bedrijven en zoolang en voorzoover deze inwerkingtreding van
kracht blijft.
Tegelijkertijd werd toen het toe te passen tarief van steunregeling
vastgesteld.
Den Minister van Binnenlandsche Zaken werd hiervan een afschrift
toegezonden.
Bij schrijven van 17 Februari 1933 berichtte de minister echter, dat
hij geen vrijheid kon vinden, de steunregeling voor Venray geldig te
verklaren, aangezien hem uit ter zake ingewonnen inlichtingen gebleken
was, dat alle voor hulp in aanmerking komenden tewerkgesteld kunnen
worden en stagnatie in de werkverschaffing niet te vreezen was.
Momenteel is er dus geen steunregeling.
Nog steeds is de toestand zoo, dat alle gehuwden en kostwinners bij
een gemeentelijke werkverschaffing kunnen worden tewerkgesteld.
Wethouder Odenhoven zege, eerst kort geleden tot de wetenschap te
zijn gekomen, dat er in Venray geen steunregeling is. Spreker vindt dit
niet juist voor een gemeente van den omvang van Venray, want op
vele plaatsen elders, minder dan Venray. heeft men er wel een. Als ze
niet noodig was, zou Spreker er niet om vragen, maar als ze ook
vandaag niet noodig is, morgen kan dit wel het geval zijn. In dezen
geest is ook de vroegere steunregeling door den Raad vastgesteld.
Spreker heeft reeds in de vergadering van B. en W. gezegd, dat er
hier een steunregeling moet'zijn en wil dit hier nog herhalen. Het is
hem dan ook onbegrijpelijk, dat op 27 Dec. 1932 de Voorzitter zich
niet zoo pertinent tegen een steunregeling heeft verzet als nu, terwijl ze
nu toch veel dringender noodig is. Niet alles toch kan naar de werk
verschaffing, b.v. gebrekkigen en zwakken en deze moeten toch ook
geholpen worden.
Het is dan ook absoluut noodig, aldus Spreker, dat er een steun
regeling komt.
De Voorzitter zegt, dat Wethouder Odenhoven gezegd heeft, dat
Spreker het vorig jaar wél een steunregeling aan den Raad heeft voor
gelegd en er nu niet voor is. Het vorig jaar in November en December
stonden wij er hier echter zóó voor, dat de verbetering der hoofdbeken
grootendeels was voltooid en de verbetering der zijbeken pas in een
vergevorderd stadium van voorbereiding was. De uitvoering stond toen
echter nog niet vast, zoodat toen met de mogelijkheid moest worden
rekening gehouden, dat stagnatie in de werkverschaffing zou kunnen
ontstaan.
Daarom hebben B. en W. toen een steunregeling, die klaar lag om
casu quo in werking te worden gesteld, bevorderd. De Minister heeft
deze echter niet goedgekeurd en dat was ook eenigszins begrijpelijk,
want in Maart, toen de Minister schreef, was reeds de definitieve toe-
zegging voor de verbetering der zijbeken afgekomen en waren de voor
uitzichten geheel gewijzigd, doordat er weer voldoende werkgelegenheid
was.
De motieven, die er den Minister in Maart toe geleid hebben om de
steunregeling niet goed te keuren, zijn er thans nog. zoodat oc k niet
verwacht mag worden dat de Minister thans wel een steunregeling zou
goedkeuren. De toestand is hier, Goddank, nog zoo, dat elke kostwinner
hier onmiddellijk kan worden tewerkgesteld.
Dus U acht geen steunregeling noodig, vraagt Wethouder Odenhoven.
De Voorzitter zegt het niet ongewenscht te achten, dat er een steun
regeling klaar ligt om in voorkomende gevallen direct te kunnen worden
gehanteerd. De Minister heeft dat echter het vorig jaar niet gewild en
aangezien de omstandigheden sindsdien zeker niet verslechterd zijn, is
het niet te verwachten dat de Minister nu een ander standpunt zal
innemen.
Maar, zegt Wethouder Odenhoven, wat moet er dan gebeuren met
degenen, die niet geschikt zijn voor grondwerk.
De Voorzitter antwoordt, dat er tot heden enkel personen geweest
zijn, die daarvoor wel geschikt waren. Met onvolwaardigen kan trouwens
bij eene regeling van steun in den vorm van werkverschaffing geen
rekening worden gehouden.
Wethouder Odenhoven blijft er bij, dat hier een steunregeling noodig
is en zegt ervan overtuigd te zijn, dat als de Minister eens juist van
den toestand alhier op de hoogte werd gebracht, hij er ook geen bezwaar
tegen zoude maken.
De Voorzitter zegt, dat het Raadsbesluit van 27 Dec. 1932 nooit is
ingetrokken. Mocht de Raad het gewenscht vinden om het met dit
besluit nog eens bij den Minister te probeeren, dan bestaat daartegen
absoluut geen bezwaar. Deze kan te allen tijde zijn schrijven van Maart
j.l. herzien.
Wethouder Odenhoven had verwacht, dat de Voorzitter indertijd den
brief van den Minister aan den Raad zou hebben medegedeeld.
De Voorzitter kan zich niet met absolute zekerheid herinneren of het
al dan uiet is medegedeeld. In elk geval is het wel medegedeeld aan
diegenen, die er naar gevraagd hebben en als het den Raad niet is
medegedeeld, is hem ook niet de vraag uit den boezem v^n den Raad
gesteld.
De heer Millen zegt, dat niemand er iets van wist. Spreker vindt het
niet meer dan billijk, dat als de Minister een Raadsbesluit niet goed
keurt dit den Raad wordt medegedeeld. Nu blijkt achteraf, dat die
steunregeling er al lang niet meer is en de Voorzitter den Raad een rad
voor de oogen gedraaid heeft, omdat hij er zelf niet voor was.
De Voorzitter zegt, den heer Millen niet voor dit gezegde tot de orde
te zullen roepen, omdat dit in het onderhavige geval absoluut niet ter
zake dienende is. Immers de steunregeling is juist op voorstel van B.
en W. vastgesteld met de stemmen van 4 heeren tegen, waaronder de
heer Millen.
Doch ook aan een Raadsbesluit, niet op voorstel van B. en W. of
tegen het voorstel van B. en W. in genomen, wordt even goed gevolg
gegeven.
De heer Millen vermoedt, dat de Burgemeester een tweeledig advies
heeft gegeven, want hij treedt ook tweeledig op, n.l. als Voorzitter van
B. en W. en als Voorzitter der werkverschaffing.
De Voorzitter zegt. geen Voorzitter der werkverschaffing te zijn.
De heer Millen zegt, Voorzitter van het Waterschap te bedoelen, wat
vrijwel hetzelfde is. Het zou immers toch wel eigenaardig zijn, dat
Venray maar geen steunregeling kan krijgen en andere gemeenten wel.
Spreker prefereert ook werkverschaffing boven een steunregeling, doch
er zijn altijd menschen, die om verschillende redenen niet bij de werk
verschaffing kunnen gaan werken. En al kwamen er ook maar 3 menschen
voor in aanmerking, dan nog was een steunregeling noodig.
De Voorzitter merkt op, dat wat de heer Millen meent omtrent zijn
invloed op de werkverschaffing bij de beken, blijk geeft, dat hij niet op
de hoogte is. Immers, de bekennormalisatie wordt uitgevoerd bij wijze
van werkverschaffing en uit welke gemeenten arbeiders worden tewerk
gesteld, bepaalt de Minister. Noch dus de.vroegere Commissie van
Beheer, noch thans het waterschap hebben ook maar in welk verband
ook iets te makeu met een steunregeling.
De heer Stoot merkt op. dat de steunregeling nog bestaat en zou
daarom den Raad willen voorstellen zich opnieuw tot den Minister te
wenden met verzoek om de steunregeling, zooals de re is vastgesteld in
de vergadering van 27 Dec. 1932, thans goed te keuren, zoodanig, dat
ze in een voorkomend geval onmiddellijk kan in werking treden. De
omstandigheden immers zijn nu nog veel dringender dan verleden jaar.
Neen, zegt de Voorzitter, de toestand is momemteel minder dringend
dan in December 1932. Toen de Minister in Maart 1933 schreef, was de
toestand geheel gewijzigd en veel beter dan in December 1932. en dat
is nu nog het geval.
De heer van Haren betreurt, dat zoogenaamd onvolwaardige arbeiders
bij werkloosheid op het Armbestuur of de St. Vincentiusvereeniging
zouden zijn aangewezen en acht deze opvatting van den Minister niet
juist.
De Voorzitter zegt, dat een steunregeling vasthangt aan de crisis en
crisis-werkloosheid zich uitteraard slechts uitstrekt tot vallede men
schen, tot menschen dus, die enkel tengevolge van de crisis werkloos