Tweede Blad, van „FEIL El MAAS" Openbare Vergadering van den Raad der gemeente Venray, gehouden op 17 October 1933, des namiddags vier uur. Zaterdag 25 November 1933 Vier en vijftigste Jaargang No 47. Voorzitter O. L. P. van de Loo, Burgemeester. Secretaris de heer A. F. M. van Haaren. Afwezig de beeren Nelissen en Jacobs, waarvan de laatste met ken nisgeving. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt aan de orde notulen der vergadering van 18 Augustus 1933. Wethouder Odenhoven merkt in verband met de notulen op. dat er staat, dat hij bij de behandeling der Bouwverordening de oppervlakte van minstens een der vertrekken, welke was voorgesteld op minstens 15 M2. zou willen gebracht zien op 14 M2. Dit nu is niet juist, want hij heeft gezegdten hoogste 14 M2 want liever had hij ze nog iets lager gezien. De notulen der vorige vergadering worden hierop, aldus aangevuld, vastgesteld. Bij de hierna gehouden trekking blijkt, dat no. 8 getrokken is, zoodat bij stemmingen in deze vergadering, no. 8 der presentielijst, i.e. de heer JansseD, het eerst zijn stem moet uitbrengen. De heer van Boven acht deze agenda van 17 punten te groot om deze iD haar geheel goed in een vergadering af te werken. De Voorzitter antwoordt, dat er vele punten bij zijn. die geen lange behandeling eischen. Vervolgens leest de Voorzitter voor, het proces-verbaal van kas opname bij den Gemeente Ontvanger over het 3e kwartaal 1933, waar uit blijkt, dat op 22 September 1933 het totaal der inkomsten bedroeg f 575723,89, het totaal der uitgaven f 491404.84, zoodat op 22 Septem ber j.l. in kas was f 84319.55 Wordt voor kennisgeving aangenomen. Dan is aan de orde voorstel van B. en W. om den burgemeester te machtigen met den Staat der Nederlanden eene aanvullings-overeen- komst aan te gaan, inzake de bebossching met renteloos voorschot van woesten grond, in verband met het Kon. Besluit van 6 April 1933 no. 72, waarbij het maximum renteloos voorschot is verlaagd op f 190 per H.A. De Voorzitter zegt, dat aanvankelijk het maximum per H.A. f 180.— bedroeg. Later is dit verhoogd tot f 200.— en thans is het weer ver laagd tot f 190. Van den beginne af gerekend is Venray steeds beneden de f 200.— en ook beneden de f 190.-gebleven Wordt algemeen goedgevonden de gevraagde machtiging te verleenen. Hierna wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot aanvulling der overeenkomst, aangegaan ingevolge het Raadsbesluit van 9 Mei j.l. tot ruiling met den Staat der Nederlanden van een strookje grond te Venray—Oo-jtrum, in verband met de bekennormalisatie en tot machti ging van den burgemeester tot het aangaan eener overeenkomst met den Staat der Nederlanden, waarbij aan de gemeente kosteloos vergunning wordt gegeven tot het hebben van een beek ter plaatse. De Voorzitter zegt, dat na het opmaken der overeenkomst ten slotte is gebleken, dar het stukje grond, dat wij zouden geven, volgens een oude kaart, reeds eigendom van den Staat was. De Staat geeft nu aan de gemeente het recht daar een beek te hebben. Wordt algemeen goedgevonden. Dan is aan de orde voorstel van B. en W. tot aanvulling van het Algemeen Ambtenarenreglement. De Voorzitter zegt, dat de tijdsomstandigheden deze aanvulling wen- schelijk maken. Twijfelachtig is, of hieronder ook de pauselijke vlag valt. Voor Ven ray zal zij er echter niet onder vallen, omdat B. en W. op het stand punt staan, dat het uitsteken dier vlag een uiting is van godsdienstige gevoelens en dan valt ze er vanzelf niet onder. Wordt algemeen goedgevonden. Nog wordt na mededeeling door den Voorzitter, dat deze wijziging noodig is om bij blijkend misbruik te kunnen ingrijpen, algemeen goed gevonden de Algemeene Politieverordening Venray te wijzigen en voor- taa» te verbieden het op of aan den openbaren weg of aan huizen gelden inzamelen zonder vergunning van B. en W. Vervolgens wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot beleg ging van een bedrag van circa f 1100C.— De Voorzitter zegt, dat deze gelden afkomstig zijn van aflosbaar gestelde obligaties en van den verkoop van grondeD en B. en W. voorstellen deze op de voor de gemeente meest voordeelige wijze te beleggen in Nederlandsche of Nederlandsch-Indische StaatsleeniDgen. De heer Millen zou deze gelden onder verband van hypotheek willen beleggen. De Voorzitter antwoordt, dat dit uiterst solied moet gebeuren en er geen volkomen aannemelijke objecten waren. Beleg j-ng in Staatspapieren is dan ook beter- Wethouder Odenhoven voelt toch meer voor belegging op hypotheek. De Voorzitter is het in beginsel met den Wethouder eens en zegl, dat er dan ook niets op tegen is, als we een volgende keer goede objecten krijgen. Wethouder Odenhoven zegt, dat er in de vergadering van B. en W. niet gesproken is over belegging in obligaties. De Voorzitter antwoordt, dat dit toch inderdaad aldus is besloten. Wethouder Odenhoven vraagt dan, of Wethouder Pubben zich dit herinnert. Wethouder Pubben zegt, dat aanvankelijk gesproken is over beleg ging op hypotheek, maar er waren geen goede objecten bij. Aangezien B. en W. het geld zoo veilig mogelijk willen beleggen, moet het toch op andere wijze belegd worden. De heer Vermeulen vraagt of er ook aanvragen uit Venray bij waren. Inderdaad, zegt de Voorzitter, was er een uit Venray bij, maar B. en W. achtten zich niet verantwoord deze toe te wijzen. De heer Vermeulen zou er anders wel voor zijn een ingezetene te helpen als het mogelijk ia. Ook de heer Millen zou liever de menschen hier geholpen zien. De Voorzitter zegt, dat de gemeente minstens 50 pet. overwaarde moet eischen en deze was er lang niet aanwezig, zoodat B. en W. unaniem van gevoelen waren het niet te mogen geven. Wethouder Odenhoven zou er voortaan meer publiciteit aan geven als de gemeente gelden beschikbaar heeft. Mogelijk kuDnen wij er in direct het bouwen en dus het bestrijden der werkloosheid mee in de hand werken. De heer Stoot vraagt, wanneer deze gelden vrijkomen, waarop de Voorzitter antwoordt, dat deze aflosbaarstelling reeds heeft plaats gehad. Wordt algemeen goedgevonden te besluiten overeenkomstig het voor stel van B. en W. Na toelichting door den Voorzitter wordt vervolgens algemeen goedgevonden aan het plaatselijk Crisis-Comité over het 2de halfjaar 1933 eene bijdrage te verleenen van 201 X f 0.75 of f 150.75. Dan is aan de orde: voorstel van B. en W dat de Raad zich in beginsel bereid verkiaard, om eene dergelijke regeling met het Rijk te treffen, dat de Gemeente voor 10 pCt. garant blijft in het eventueel nadeelig saldo voor de aan boomkweekers, in deze gemeente gevestigd, verleende regeeringscredieten, onder voorbehoud van beslissing van B. en W., ten aanzien van ieder geval afzonderlijk en met een maximum- garantie van f 500.in totaal. De Voorzitter zegt, dat de Regeering rentedragende credieten be schikbaar stelt aan boomkweekers, wier bedrijf gezond is, doch die gebrek aan contante middelen hebben. Zij doet dit echter slechts, als de gemeente, waarin het bedrijf gevestigd is, 10 pCt. van het eventueel nadeelig saldo der in die gemeente verleende credieten voor hare reke ning neemt. Bij de steunregeling voor land- en tuinbouwers worden alle gevallen beoordeeld door de Centrale en de plaatselijke stichting. Hier is dit niet mogelijk. Daarvandaan dan ook het voorbehoud van beslis sing van B. en W., ten aanzien van elk geval afzonderlijk. De heer Vermeulen vraagt of eenzelfde persoon meerdere credieten kan krijgen, waarop de Voorzitter antwoordt, dat de bedoeling is een eenmalig crediet te verleenen. De heer Millen vraagt of het gevraagd maximum van f 500.— be doeld is voor elk geval. Neen, antwoordt de Voorzitterde bedoeling is, dat de gemeente in elk geval nooit meer kan verliezen dan f 500.al komen er nog zooveel aanvragers. Trouwens het aantal boomkweekers is hier gering. Maar als er nu meer gevraagd wordt, zegt de heer Millen en het zou noodig blijken dit te geven. Dan kunnen B. en W. nog altijd om verhooging van 't maximum bij den Raad komen, antwoordt de Voorzitter. Wethouder Pubben meent, dat het maximum van f 500.— ruim voldoende is. Hiervoor toch kan men eventueel de enkele boomkwee kers die hier zijn, met f 5000.helpen. De heer van Boven heeft niets tegen het crediet, doch zou er een commissie voor willen benoemd zien. De Voorzitter heeft hiertegen ernstig bezwaar. B. en W. hebben de verantwoordelijkheid en zullen die ook blijven dragen. Eene commis sie is dan ook volkomen overbodig. Het voorstel van B. en W, wordt hierna algemeen goedgevonden. Vervolgens wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot onder- handsche verpachting van een strookje grond te Castenray aan P. H. Kuijpers aldaar. De Voorzitter zegt, dat Kuijpers gevraagd heeft, dit stukje grond, ter grootte van 3.3 Are, geheel gelegen tusschen niet aan de gemeente toebehooreade eigendommen, te kunnen pachten. B. en W. stellen nu voor dezen grond te verpachten voor een termijn van 6 jaren, ingaande 1 November a.s., voor den prijs van f 3.— per jaar, onder voorwaarde, dat de gemeente te allen tijde het beschikkingsrecht daarover kan her nemen. De beer Geurts gelooft wel, dat Kuijpers z:ch met deze voorwaar den kan vereenigen. Wordt algemeen goedgevonden. Dan wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot verbreediog der bestrating van een gedeelte der Henseniusstraat en aanleg van trot toirs over dit gedeelte. De Voorzitter zegt, dat in het begio des jaars reeds een verzoek is ingekomen van de bewoners der straat, doch dit toen is aangehouden om op Let einde des jaars eens te zien of dit met het oog op de finan ciën nog mogelijk was. Dit blijkt thans inderdaad het geval en daarom stellen B. en W. voor, die verbetering aan te brengen. De heer Vermeulen vraagt, hoe dat geregeld wordt, omdat de huizen zoo hoog liggen. De Voorzitter wijst er op, dat nu ook de as van den weg verlegd moet wordeD, zoodat dit technisch goed zal worden opgelost. Wordt algemeen goedgevonden. Nog is aan de orde: voorstel van B. en W. om den Burgemees ter te machtigen met den Noord-Brabantschen Christelijken Boerenbond eene overeenkomst te sluiten, waarbij deze laatste zich verplicht tot destructie van vee en vleesch, overeenkomstig de Vleeschkeuringswet. Nog altijd, aldus de Voorzitter, ligt de verplichting in de Vleesch keuringswet, dat een destructor moet gebouwd worden. Herhaaldelijk is hiervoor door den Minister uitstel verleend, laatstelijk tot 1 Januari 1934. B. en W. hebben nog geprobeerd dit tijdstip voor Venray verlengd te krijgen tot 1 Januari 1936, doch dit is niet gelukt. Het vorig jaar zijn er nog plannen geweest, dat de L.L.T.B. een destructor zou bouwen, doch deze heeft hier later vanaf gezien, omdat de provincie Limburg zich wegens haar geografischen vorm hiervoor niet zoozeer eigent. Toen is overleg gepleegd met den N.C.B. en deze besprekingen hebben er toe geleid, dat deze genegen is een destructor te bouwen, waarbij ook de Limburgsche gemeeDten benoorden Echt kunnen aansluiten. Het kost natuurlijk alweer geld, doch daar is niets aan te doen. Het coDcept-contract heeft voor de leden ter inzage gelegen ea daaruit blijkt, dat de maximum-kosten f 400.per jaar zullen bedragen. Nog zegt de Voorzitter, dat wij eigenlijk blij kunnen zijn met het aanbod van de N.C.B. en dat de destructor gebouwd wordt te Son. Dat is ver, zegt de heer Stoot, dus zullen de vervoerkosten hoog worden en zouden wij wellicht beter bij de Zuid-Limburgsche gemeen ten kunnen aansluiten. Dat gaat niet, antwoordt de Voorzitter. Trouwens bij vernietiging in verband met besmettelijke ziekten, kunnen de kosten aan het Rijk gedeclareerd worden. De heer Vermeulen vraagt, of de kosten voor de gemeente nooit hooger worden dan f 400.— ook als de zaak niet rendeert. Neen, antwoordt de Voorzitter, f 400.— is het maximum. Komen er dan geen kosten bij, vraagt de heer Scoot. Jawel, zegt de Voorzitter, voor toezicht. Hieromtrent zijn nog nadere inlichtingen gevraagd, doch ook als deze zoo hoog blijven als voorge steld, blijft dit nog verreweg de goedkoopste wijze om aan onze wette lijke verplichting te voldoen. De heer van Haren vraagt voor hoeveel jaren de gemeente zich moet verplichten, waarop de Voorzitter antwoordt: voor 15 jaar. De heer Millen vindt het weer een zwaren last, die op de gemeenten gelegd wordt. Spreker is er daarom ook tegen. Vooral echter omdat het z.i. niet aangaat de plattelandsgemeenten, die geen behoeften aan een destructor hebben en veelal in finantieele moeilijkheden verkeeren. deze kosten maar weer op den hals te schuiven. Zooals het altijd gaat. moeten ook hier de dorpen weer voor de steden betalen. De Voorzitter wijst er op, dat deze maatregel toch wel van belang is voor de volksgezondheid, ook voor het platteland en de N.C.B. geen winst beoogt, doch het doet uit boerenbelang. Overigens is er toch niets aan te doen, want wij moeten uitvoering geven aan een wettelijke ver plichting en dan is dit nog altijd de goedkoopste wijze. De heer van Dijck vraagt of de veehouders hiervoor ook nog finan tieele verplichtingen moeten dragen, waarop de Voorzitter ontkennend antwoordt. De heer van Haren vraagt, of er ook eischen gesteld zijn voor zoo'n destructor, want aoders zouden enkele gemeenten bet beter gezamelijk kunnen doen. De Voorzitter antwoordt, dat dit niet gaat. Zoo'n destructor kost tonnen, want de eischen zijn geweldig zwaar. Kost het nu evenveel, als er eens geen cadavers komen, vraagt de heer Goumans. Zeker, antwoordt de Voorzitter. En moet nu ook elke gemeente, dus ook de kleine, aansluiten, vraagt Wethouder Odenhoven. Ook hierop antwoordt de Voorzitter bevesti gend. In stemming gebracht, wordt het voorstel van B. en W. met 10 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren Arts, Millen en van Boven. Dan wordt behandeld het verzoek van het R.K. Parochiaal Kerkbe stuur te Leunen, om medewerking te verleenen en gelden beschikbaar te stellen voor den bouw eener drieklassige school aldaar. De Voorzitter zegt, dat reeds bij raadsbesluit van 13 Juni 1929 aan het R.K. Kerkbestuur de gelden werden beschikbaar gesteld voor de stichting eener R.K. Jongensschool, zoodra de daartoe bevoegde autori teiten de bestaande Jongensschool te Leunen voor het geven van bijzon der lager onderwijs ongeschikt zouden hebben verklaard. Dit is thans het geval en daarom is uitvoering gegeven aan het in 1929 genomen besluit. Het Schoolbestuur vond goed, dat de plannen door de gemeen te werden opgemaakt en ook het werk door de gemeente werd uitge voerd. De aanbesteding van den bouw heeft dan ook reeds plaats ge had. Toen kwam echter het z.g. Stopwetje, waardoor het vroeger ge nomen besluit verviel en thans een nieuw besluit moet worden genomen, dat geen hoogere goedkeuring vereischt. De toestand der school is zoo danig, dat deze niet langer voor het geven van onderwijs kan worden gebruikt. Bovendien zijn er meer dan 60 leerlingen. Zeker, zegt de heer Arts, als kinderen uit Venray Kom, die aldaar ter school gaan, worden medegeteld, maar anders niet. Sprekei acht deze school echter niet noodig en zal dan ook tegen stemmen. De Voorzitter zegt, dat wij niet te beoordeelen hebben of deze school al dan niet noodig is. Het is voor ons enkel de vraag, of de aanvrage aan de wet voldoet. De heer van Boven zegt, dat de school niet goed is, doch wel met kleine kosten goed te maken. Hij meent dan ook, dat in dezen tijd, die aanvrage had behooren achterwege te blijven. Als er weer betere tijden komen, is het iets anders, maar nu zija de belastingen al hoog genoeg en op vele plaatsen heerscht armoede. Op het oogenblik mogen wij ons dan ook niet verantwoord achten, deze gelden te voteeren. De Voorzitter herhaalt, dat de Raad dit alles niet te beoordeelen heeft. Deze heeft zich enkel af te vragen, of de aanvrage aan de wettelijke eischea voldoet en dan de aanvrage toe te staan. Trouwens deze zaak is in 1929 voldoende besproken en daarom zal Spreker de aanvrage maar in stemming brengen. De heer Geurts herinnert zich nog als den dag van gisteren, dat in 1929 door den Voorzitter gezegd is, dat de school nog wel 5 jaar zou kunnen meegaan. Deze 5 jaren zijn nog niet om en daarom zal Spreker tegen stemmen. Wij kunnen hiermede nog best een jaar wachten. De Voorzitter zegt, indertijd gesproken te hebben van elk jaar dat wij kunnen wachten, is een jaar van uitstel van den nieuwbouw. De toestand der school is thans echter zoodanig, dat niet langer gewacht kan worden. De heer Millen meent, dat sedert de laatste wetswijziging de Raad bevoegd is, om dergelijke aanvragen af te wijzen en de medewerking hiertoe ons niet zal worden opgedrongen. In uitstel van bouwen ziet Spreker ook een groot voordeel voor de gemeente De Voorzitter zegt, dat de heer Millen zich vergist: voor bijzondere scholen heeft de Raad eenvoudig de wet uit te voeren. Deze besluiten hebben ook geen bekrachtiging noodig van de Kroon. De heer Millen wijst op het ontvangen schrijven van den Minister, waarin deze mededeelt, dat de Raad in eerste instantie beslist, of de gelden al dan niet zullen worden beschikbaar gesteld. Juist daarom komt deze aanvrage, zegt de Voorzitter. De heer Arts heeft van verschillende inwoners van Leunen gehooid, dat er geen nieuwe school noodig is. De Voorzitter wijst er op, dat wij hier slechts de aanvrage van het Schoolbestuur hebben te beoordeelen. De heer van Boven leest het schrijven van den Minister voor, waar uit blijkt, dat de Raad de gelden voor nieuwbouw moet beschikbaar stellen en van deze beslissing geen beroep mogelijk is; de Raad is dus de beslissende instantie. De heer Vermeulen heeft gehoord, dat de oude school niet meer goed te maken is. Waar bovendien het bouwen thans goedkoop Is, is hij er voor, een nieuwe school te bouwen. Wethouder Odenhoven weet niet meer, of hij in 1929 voor of tegen geatemd heeft. Dit doet ook niets ter zake, omdat deze aanvrage thans van de baan is. Nu is eebter nog meer zuinigheid geboden dan toen. Daarvandaan ook de nieuwe wet. Als men let op de verhooging van de prijzen der noodzakelijke producten en daarnaast ziet de verlaging der loonen. is het toch wel mal te beweren, dat op het oogenblik de alleruiterste noodzaak in Leunen aanwezig is. Spreker hoopt, dat er spoedig betere tijden komen, dan kan men nog zien. Nu zal hij echter tegen stemmen. De heer Stoot vraagt, of het niet mogelijk is. de Meisjesschool in Leunen zoodanig te verbouwen, dat ze voldoende is voor de jongens en meisjes. De Voorzitter zegt, dat beide scholen onder een ander bestuur staan en dat dit dus allerlei bezwaren geeft. Ook krijgen we dan weer een gemengde school. Bovendien hebben we daar niets mede te maken en kunnen dit dus buiten beschouwing laten. De heer Millen wijst er op, dat het nu de school in Leunen betreft en als dit lukt en die school goed en wel klaar is. Komt er weer een aanvrage voor de Kom. De heeren moeten dus wél bedenken wat ze doen. In stemming gebracht, wordt het voorstel van B. en W. met 8 tegen 5 stemmen aangenomen. Voor stemden de heeren Janssen, van Dijck, Goumans, Wethouder Pubben, van Haren, Stoof, Houben en Vermeulen. Tegen de heeren Millen, Wethouder Odenhoven, Geurts, Arts en van Boven. Dan wordt behandeld het voorstel van B. en W., tot wijziging van de regeling van den kindertoeslag voor den directeur der gasfabriek. De Voorzitter zegt, dat, toen indertijd kindertoeslag kwam voor Burgemeester, Secretaris en Ontvanger, de Raad besloot aan den Ge meente-Opzichter en Gasdirecteur eenzelfden kindertoeslag te verleenen en wel 2s pCt. van de minimum-jaarwedde per kind. Feitelijk hebben we toen iets gedaan, wat niet geheel billijk was ten opzichte van den directeur der gasfabriek. Dit is echter eerst het vorig jaar gebleken bij de toen toegepaste salarisverlaging, toen daarbij, voor wat den direc teur betreft, zijn inbegrepen zijn vrije woning, vuur en licht, terwijl zijn kinderbijslag is berekend van zijn minimum, waarbij slechts f 100.— voor de emolumenten werd bijgeteld. Hoewel zijn kinderbijslag per kind had moeten zijn f 73.75, is deze slechts geweest f 60.B. en W. stellen nu voor den kindertoeslag te geven naar f 2950.— (minimum -f- emolumenten) en dit met terugtrek-, kende kracht vanaf 1 januari 1928, datum, waarop ook de verhooging van het salaris van den gemeente opzichter is ingegaan. Wethouder Odenhoven begrijpt niet, dat zoo iets na zooveel jaren nog te berde gebracht wordt, terwijl er al meermalen in den Raad stemmen zijn opgegaan om de jaarwedde van den directeur te verlagen. De Voorzitter merkt op, dat hier thans niet aan de orde is het sa laris van den directeur of een der andere ambtenaren. Wethouder Odenhoven vindt het eigenaardig, dat in 1925 door den directeur geen aanmerking is gemaakt. Had de Raad toen een fout gemaakt, zooals de Voorzitter zegt, dan was dit toen wel opgemerkt door den Directeur. Spreker meent, dat er geen sprake van kan zijn, dat de Raad een fout gemaakt heeft; hij heeft eenvoudig gedaan, wat B. en W. toen voorstelden. De heer Vermeulen vindt het niet meer dan billijk, dat den directeur thans nog gegeven wordt, wat hem indertijd door een vergissing is onthouden. Bij zijn minimum salaris behooren inderdaad alle emolumen ten bijgeteld te worden. Hij vindt dit heel duidelijk en billijk. De heer van Boven vraagt van wanneer af die rectificatie moet plaats hebben, waarop de Voorzitter antwoordt; Mijn persoonlijke meening is, dat het feitelijk moet en dus billijk is, vanaf 1 Januari 1925. doch B. en W. wenschen met hun voorstel niet verder terug te gaan, dan tot 1 januari 1928. De heer van Boven zou die gratificatie bij zulk een salaris, in dezen tijd maar achterwege laten. Als wij zien naar de tewerkgestelden bij de werkverschaffing, die f 0.50 per week per kind krijgen, vanaf het 3de kind, stuit dit ons arbeiders tegen de borst. In stemming gebracht, wordt het voorstel van B. en W, met 8 tegen 5 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren Millen, Wethouder Odenhoven, Geurts, Arts en van Boven. Vervolgens is aan de orde de aanvrage der Vakteekenschool, om eene bijdrage ingevolge de Nijverheidsonderwijswet. De Voorzitter deelt mede, dat deze bijdrage volgens de ingezonden begrooting dient te worden vastgesteld op f 470.10. Wordt algemeen goedgevonden. Dan komen in behandeling de diverse aanvragen om subsidie. Op voorstel van B. en Wwordt besloten de volgende posten op de begrooting 1934 uit te trekken: R.K. Vereeniging Moederschapszorg te Heerlen f 40.—; Atd. Venlo der R.K. Reclasseering f 22.50; Venray's Fanfarecorps f275.—; Fanfare St. Catharina, Leunen f 80.-; Fanfare Ons Genoegen, Oirlo f 80.—; Harmonie Sub Matris Tutela, Oostrum f 80.—; Fanfare St. Oda. Mer- selo f 80.— Wethouder Pubben zegt, dat meermalen gebleken is, dat als Venray's Fanfarecorps concert geeft, de opkomst der leden zeer slecht is. De heer Vermeulen meent, dat Wethouder Pubben overdrijft. De Voorzitter geeft toe, dat verleden jaar meermalen concerten zijn gegeven, waarbij de bezetting slecht was.JfSpreker heeft toen ook een onderhoud gehad, met den Voorzitter der Fanfare. Dit jaar was de opkomst dan ook beduidend beter, met uitzondering van het laatste concert. Toen was het echter laat in het seizoen, slecht weer en er waren verschillende zieken. Dit is hem door het Bestuur ook onmiddellijk medegedeeld. Spreker hoopt, dat de trouwe opkomst zoo zal blijven. Patronaatscommissie Afd. Lichamelijke opvoeding f 375.— Commissie van advies inzake beroepskeuze en vakopleiding f 27. Vereeniging Volksbelang Venray f250.— De heer Vermeulen vraagt, of dit subsidie nog noodig is volgens de overgelegde rekening is er een batig saldo van f300. Dat ligt soms aan de werkzaamheden, zegt de Voorzitter. Juist, zegt Wethouder Pubben. en er is ook reeds rekening gehouden met het minder subsidie der gemeente. Daarom zijn ook minder materialen aaogeschaft. Overigens wordt het geld nuttig besteed. Voor het Groene Kruis worden de bedragen, evenals bet vorig jaar, als volgt vastgesteld a. plaatselijke afdeeling f200.— b. afd. tuberculosebestrijding f400.— c. kindersterftebestrijding f 175.— A.N.W.B., Toeristenbond voor Nederland f15.— Vo9* *°staQC*houding vaa den H indelscursus, wordt, evenals verleden jaar. f600 gevraagd Toen is echter geschreven, dat er op moest worden gerekend dat het subsidie voor 1934 minstens 10 pCt. minder zou bedragen. Nu is echter onverwachts een kwestie gerezen, ontren

Peel en Maas | 1933 | | pagina 7