Tweed© Blad van „PBEB EN MAAS"
Het Rijk en de
Gemeenten.
FEUILLETON.
De ondergang
der Bokruiters.
Bezuinigen.
't Grootste kwaad
De nieuwe gebeden.
Zaterdag 18 November 1933
Vier en vijftigste Jaargang No 46.
ten
Wij zullen nu op het antwoord
van de Regeering moeten wachten.
Een burgemeester schrijft aan de
Msb.
Van de gepubliceerde besluiten der
Regeering om de Rijkssubsidie in de
werkloozenzorg te verminderen op
46/75 (duidelijker is 40 pet.) van de
tegenwoordige Rijkssubsidie, hebben
vele besturen van gemeenten met 'n
flink wetkloozen-cijfer met veront
waardiging moeten kennis nemen.
Na de korting op de uitkeeriDg
per inwoner, die althans rekening
hield met de draagkracht, komt deze
rieuwe korting, die daar heelemaal
geen rekening mede houdt, vooral
die gemeenten in bet hart treffen,
die ondanks veel werkloosheid, om
hun zelfstandig bestaan, gestreden en
veel geleden hebben en dat op een
moment, dat de begrootingen 1934
kant en kiaar zijn.
Deze gemeenten, die thans 75 pet.
subsidie ontvangen en het in 1934
met 46 pet. zullen moeten stellen,
kunnen dezen nieuwen strop niet
meer dragen. Bezuinigd is er reeds
meer dan mogelijk en de belastingen
staan et veelal reeds in top.
Is de Regeeriug dan nu reeds ver
geten, dat de kiezers gewild hebben,
dat in Nederland de werkloozenzorg
voorop zou staan.
Of leven we hier thans reeds on
der 'n dictator
Het lijkt noodzakelijk, dat de
Tweede Kamer hier de leiding her
neemt! De maat is overvol! Zoo
regeeren is geen kunstMen ver
plaatst de lasten van het Rijk naar
gemeenten, ook als deze die lasten
niet kunnen dragen. Laat men het
althans voor 1934 bij het oude la
ten en voor 1935 een regeling op
zetten, die niet een honderdtal nieu
we gemeenten onder curateele stelt,
tengevolge van de bezuiniging op
Rijksuitgaven.
Naar aanleiding van het boven
staande merkt de Msb. op, dat bij
de regeling-'33 rekening wordt ge
houden met de draagkracht. Als nu
over 1934 slechts 46 pet. wordt uit
gekeerd, blijft ook de draagkracht in
acht genomen, daar dezelfde regelen
zullen gelden als de over 1934 toe
gestane 75 mlllioen.
Een andere vraag is natuurlijk,
of de nu toegestane gelden toerei
kend zijn. Is het loopend gerucht
juist, dan zou de verlaging het ge
volg zijn van de té optimistische be
rekening van Minister Slotemaker de
Bruïae, die raamde 25 millioen op de
werkeloozeozorg te kunnen bezuini
gen, welk bedrag in de Millioenen-
nota verwerkt is.
Inzake de circulaire zelf heeft prof.
Aalberse Diüsdag in de Tweede
Kamer gezegd,: „Ik betreur, dat die
circulaire niet bij de M. v. A. werd
overgelegd. Nu heeft ons de tijd
ontbroken, ons eenig oordeel te vor
men over de practische draagwijdte
van hetgeen de Regeering wil. In
zonderheid is ons niet duidelijk, wat
de gevolgeu van deze circulaire voor
de werkeloozen te plattelande zullen
zijn. Ook ten vorigen jare heb ik
op het harde lot dezer menschen
gewezen. Ik beveel ze der Regee
ring met aandrang aan, (Hand, bl.
136).
Ook de heer Fleskes heeft er
Donderdagmiddag op gewezen, dat
men niet alle lasten op de gemeen
ten kan leggen en de dupe van een
sluitende rijksbetooging maken. Hij
stelde de vraag of de publicatie der
circulaire vlak na de Memorie van
Antwoord wel oprecht mocht hee-
Een zonderlinge Historie.
Naar het Duitsch.
EEN ZWARE TAAK VOOR DE
HUISMOEDERS.
Het maakt een groot onderscheid
hoe de huisvrouw met het haar toe
vertrouwde geld weet om te sprin
gen. Reeds onze voorvaderen, scherp
zinnige lui als zij waren, hebben dit
feit geconstateerd en aldra liep er
het rake gezegde: „Een vrouw kan
in haar schort meer uit 't huis dra
gen, dan de man e; met vier paar
den kan binnensleepen."
Meer prozaïsch uitgedrukt, wil dit
eenvoudig zeggen, dat het niet van
de grootte van het inkomen afhangt,
of een huishouden goed gaat, maar
dat het er op aankomt, hoe de vrouw
het geld besteedt.
Hoevele huismoeders zuchten niet,
als dat huishoudboekje maar niet wil
kloppen „m'n man verdient te wei
nig", terwijl zij er heelemaal niet
aan denken, dat er tal van menschen
zijn, die met minder inkomen nog
heel goed weten rond te komen,
omdat de vrouw van het haar ge
geven geld een nuttig gebruik weet
te maken.
Het staat als een paal boven wa
ter, dat veruit het grootste deel van
het volksiDkomen door de handen
van een vrouw gaat. Zij zorgt voor
de meeste huishoudelijke inkoopen,
voedsel, kleeding, vaak ook voor
huur en kolen.
Op haaf rust dan ook in de hui
dige tijdsomstandigheden de zware
taak het budget van het huishouden
te herzien, teneinde den post „uit
gaven" te reduceeren, d.w.z. nog
meer te bezuinigen.
Als een huisvrouw aaD 't bezuini
gen gaat, begint ze in de meeste
gevallen het eerst met den grooten
en jammer genoeg zoo voel
baren post van de woninghuur.
Als we eens een kleinere en
goedkoopere woning opzochten
Een kamer minder. Marie kan wel
weer bij kleine zusje slapen. Een
kamer voor haar alleen, is in de
tegenwoordige omstandigheden :oel
eigenlijk een luxe. Daarmee zou een
aanzienlijke besparing worden bereikt
terwijl dat tevens niet op de kleeding
en het eten zou behoeven bezuinigd
te worden. Met het eten haalt het
toch zoo weinig uit, dat merkt men
haast niet. Op de kleeding kan men
zoo gemakkelijk niet uitzuinigen, dat
maakt zoo'n vervelenden indruk naar
buiten
Dan komen de verschillende luxe-
uitgaven aan de beurt.
Die wandeltochten, die Theo
geregeld onderneemt, zouden best
geschrapt kunnen worden, hoewel
hij 't toch heusch niet overdrijft en
dan de muzieklessen van Aotoon.
Vader zou ook bet fotografeeren
kunnen opgeven. Dergelijke liefheb
berijen kosten zooveel geld. Zich
zelf wil ze niet uitzonderen, zij zal
voortaan de inkoopen voor haar
garderobe zoo zuinig mogelijk aan
leggen, al spijt het haar ook genoeg
dat zij afstand zal moeten doen van
al die mooie dingen, waarin zij zoo
veel plezier had. Als ieder zoo zijn
offertje brengt, en afstand doet van
zijn liefhebberijen, zal dat met elkaar
een aardig sommetje uitmaken, en
dat mag toch verwacht worden van
een gezin in de tegenwoordige tijds
omstandigheden.
Op die manier deukt moeder de
vrouw een rationeel bezuinigings
program in elkaar te hebben gezet.
Hierbij echter heeft zij geheel en
al buiten den waard, in casu vader
15
In de eerste plaats ontving de
dragonder, die a!s oppasser bij den
overste fungeerde, de strenge op
dracht om het diepste stilzwijgen
te bewaren omtrent het bezoek,
dat de heer Meisner des nachts
ten huize van den overste had
gebracht.
Daarna werd afgesproken, dat
de oppasser in den loop van den
dag bij Festenralh zou komen,
teneinde monsters van zijn linnen
voor zijn chef te halen.
Op deze wijze kon er contact
tusschen hen beiden blijven be-
staan, zonder dat dit argwaan zou
verwekken.
Het was negen uur in den mor
gen, toer. de kapitein zich op den
terugweg naar Vliets huis bevond
uiterlijk zeer kalm, doch innerlijk
ten zeerste gespannen, hoe of
Vliet hem zou ontvangen.
Hij zag al vanuit de verte, dat
men hem in de gelagkamer be
merkte, waar verscheidene perso
nen verzameld schenen te zijn.
Maar pas, toen de kapitein vlak
bij was gekomen, verscheen Vliet
haastig op den drempel en riep
met goed geveinsde verbazing:
Maar waar hebt u toch ge
zelen U hebt ons een leelijke
schrik op het lijf gejaagdWij
hebben alles doorzocht om u te
vinden en ook al iemand Daar de
stad gezonden.
Voor den duivel, schreeuw
toch niet zoo 1 antwoordde Vliet,
die zijn rol uitstekend speelde,
bijna onderdanig. Maar waar
kunt u dan toch geweest zijn
Ben jij soms de politie
rechter? vroeg Festenrath. Ik zou
denken, dat ik doen en laten kon
wat ik wil. Ik heb gisteren al
aan je knecht gezegd, dat ik
waarschijnlijk laat zou terugkomen
en nu ben ik toch maar liever
den nacht in de slad overgebleven
omdat het mij veel te donker en
het weer te slecht was.
Maar iemand heeft mij toch
gezegd, dat hij u tegen tien uur
de poort uit heeft zien komen 1
zeide Vliet. U kunt hel mij
toch niet kwalijk nemen, dat ik
terwille van u wat ongerust was
en overal heb laten informeeren
Ik weet immers, voegde hij
er zachtjes aan toe, dat eenige
personen uit de stad u niet goed
gezind zijn.
Zeer verplicht voor je deel
neming zeide Festenrath kortaf.
Maar nu ben ik gezond en
wel weer hier, dus stel je verder
gerust Je hebt al tamelijk veel
bezoek, zooals ik zie.
eu kinderen gerekend.
Als zij den volgenden dag haar
plannen aan tafel begint te ontvou
wen, steekt er een ware storm van
algemeene verontwaardiging op.
Zijn haar man en kinderen dan
zulke egoïsten, dat zij in het geheel
geen offertje voor het algemeen
brengen willen
Neen. Egoïsten zijn ze niet, dat
weet zij zelf wei... Heusch, het kan
vader niks niemandal schelen, als hij
zijn winterjas, waarop zij verleden
jaar al iets aan te merken had, nog
een seizoen dragen moet. Hij geeft
er zelfs niets om met opgelapte
schoenen te loopen. Maar zijn foto
grafisch werk buiten in de vrije na
tuur en binnen in de donkere kamer
zijn fotografie, die hij met oneindige
toewijding en als een soort hoogere
kunst beoefent, is zijn tweede, mis
schien zijn eigenlijk leven geworden.
Dat kan hij niet opgeven, zonder
dat er iets in hem breekt.
Met de wandeltochten van Theo
is het hetzelfde. Door zijn beroep
tot een zittend leven gedwongen, in
een bedompt vertrek, zijn zij hem
tot verlossing, ODtspannmg en ver
heffing uit de geestdoodende mono
toonheid van de dagelijksche sleur.
Met liefde wil hij afzien van het
dineetje Zondags en van de lek
kere schoteltjes, die moeder zoo nu
en dan weet klaar te maken, als er
maar geen einde komt aan zijn
wandeltochten, die hij voor lichaam
en ziel noodig heeft.
En Marie, de oudste dochter, die
op de M.U L O. gaat, die zoo innig
en zalig van baar eindelijk ver
worven, eigen rijk, haar klein
och zoo klein kamertje geniet,
het verzorgt, vertroetelt, het op alle
mogelijke manieren verfraait en het
tot deelgenoot van haar bakvisschen
geheimen maakt, er haar boezem
vriendinnen ontvangt en met haar
al datgene bepraat, wat moeder, als
zij het wist, toch maar „idiote"
rommel zou noemen, dit heiligdom
afstaan
Weer met Ali samen op één
kamer, dat kind, dat nog veel te
klein is voor haar toovertuin. voor
de droomen van haar zestien jaren
Neen, liever verhongeren en be
vriezen, liever barrevoets loopen tot
het einde der wereld dan dit, haar
rijk, te moeten opgeven. Liever
lies dan dat.
Zoo gaat het altijd, als er be
zuinigd moet wordeo, afstand moet
worden gedaan van een geliefd iets.
Er zal wel niemand gevonden
kunnen worden, die dan met geest
drift „ja" zal zeggen, doch ieder zal
trachten, juist zijn eigen liefhebberijen
te redden. Dat is niet alleen in de
gewone huishouding het geval, doch
dat gebeurt ook, als de staat op
zijn begrooting aan het bezuinigen
gaat. Ook dan zal iedere sta d, die
door het financieele program ge
troffen wordt, zich verzetten tegen
een benadeeling van zijn belangen.
Evenmin als een minister van
financiën, zal het de huismoeder ge
makkelijk vallen ieder lid van het
gezin in zijn, door aanleg, neigingen,
ouderdom, enz. in het leven geroe
pen belangen recht te doen weder
varen.
Zij mag de vereenvoudiging van
het leven niet schematisch, niet naar
het voorbeeld van anderen door
voeren, willen niet voorname belan
gen van de leden van het gezin
daaronder lijden.
Zij moet de behoeften van ieder
afzonderlijk zorgvuldig tegen elkan
der afwegen. Onder bepaalde om
standigheden ziet de een liever af
van de meest 'noodzakelijke levens
behoeften, om zekere persoonlijke,
misschien artistieke of cultureele
behoeften kunnen bevredigen.
Wil het geheele gezin, of een af
zonderlijk lid daarvan, niet onder
een bezuinigingsprogram lijden, dan
is het noodzakelijk, met ieder individu
rekening te houden, in zooverre dat
gaat, zonder al te zeer te compli
ceeren. Het gaat er om datgene, wat
voor ieder mensch van essentieel
belang is. namelijk juist dat, wat in
zijn innerlijke wezen besloten ligt en
daarom niet zonder meer van het
budget geschrapt kan worden, onaan
getast te laten.
Als daaraan gedacht wordt, als de
in-zichzelfgekeerde zijn eigen kamer
houdt, als natuurvriend zijn lust kan
blijven botvieren. de liefhebberijen
zijn legio dan zal ook ieder voor
rede vatbaar zijn en begrijpen, dat
in plaats daarvan op andere posten
bezuinigd zal moeten worden.
Van belang is het daarom, dat
allen hun leven geheel opnieuw in
richten, niet alleen financieel, doch
ook in hoogeren zin: geestelijk, zoo
dat verlaging van den levensstandaard
niet brust op een moeten, doch op
een willen, op inzicht, niet op dwang.
Dan beheerscht men den nieuwen
toestand, in stede dat men zich er
door beheerschen laat en draagt het
onvermijdelijke met die montere
waardigheid, welke het kenmerk is
van den versrandigen mensch.
Ja, een paar boeren uit
Meersen en Beek. die met Carsten
en Til wal te verhandelen hebben
antwoordde Vliet. Mag ik bij
u op de kamer komen
Natuurlijk, ik denk, dat wij
samen vandaag nog heel wat te
bespreken zullen hebben I ant
woordde zie kapitein en ging het
huis binnen
Op klaarlichten dag kon er al
slecht een aanval op hem in
Vliets huis gewaagd worden.
Festenrath gedroeg zich dus
voor zijn omgeving, alsof hij zich
volkomen veilig waande. Toen
Carsten juist in de deur van de
gelagkamer te voorschijn trad
groette hij hem beleef-i en vroeg
hem, hoe of hel met den chirurg
«ing-
O, die is in den zevenden
hemel! antwoordde deslolenmaker
Die viert morgen zijn verloving
met de dochter van den rent
meester.
En ik heb geheel en al ver
gelen, om 'mevrouw Riedenburg
mijn stalencollectie te laten zien
riep Festenrath ontsteld uit, daar
hel hem nu plotseling te binnen
schoot. Enfin, daarvooor is
altijd nog wel gelegenheid. Groet
u den heer chirurg van mij en
zeg u hem, dal ik vandaag nog
of anders overmorgen mijn be
loofde bezoek bij zijn schoon
moeder zal afleggen. Morgen wil
ik niet storen. En in 't laatst
van de week vertrek ik.
publicüeitsmenschen te zeggen „je
veux faire des beureux
Onbaatzuchtige Paul Bonboure,
die nu wel voortaan Paul Bonheur
zal genoemd worden, als het geluk,
dat hem ten deel viel, voor hem
maar geen oogeluk gaat beteekenen.
De man is voornemens ook anderen
zijn geluk te doen deelen, en dat
hij in den tegenwoordigen tijd
•uoooif nd sg of
-pa3i(3)S)|n
saexuj sjb aDjiidÖBBj^
CaJ3)SOJ nftZ U3J3pO|T(
jooa ifoo "Baiddojs
-J3A 03 BnjJ3JJ3AS(lds
.11)3.1, H8A slimaq s!
Baoi a.ö.jsaq a.g j 5?^
Nu in dezen harden tijd iedereen
in geldzorg zit, de eenvoudige burger
zoowel als de Regeering zelf, wordt
't aL een sprook het gelukkige lot
van dien kleinen kapper van Taras-
con, die van de week op een avond,
voordat hij ca een vermoeteaden dag
in bed stapte, nog even verrast werd
met de mededeeliDg, dat hij de ge
lukkige bezitter was geworden van
vijf millioen franc.
Een mededeeling nog wel van de
zijde van den ontvanger der belas
tingen, bij wien deze kapper van
Tarascon zijn enkel lootje in de
Fransche Staatsloterij had gekocht.
Gewoonlijk krijgen de kleine
menschen zulk een heuglijke aanzeg
ging niet van een ambtenaar der be
lastingen.
De verrassing was zoo ongewoon
dat de man zijn onverwacht geluk
niet heeft kunnen verzwijgen, maar
de deur is uitgehold om met zijn
vrienden een glas champagne te gaan
drinken en zijn nieuwen rijkdom te
vieren, in welke aangename bezig
heid zijn beeltenis den anderen
mogen door de wereldpers ging.
Den eigen nacht nog werd de
kapper Paul Bonhoure aan de tele
foon geroepen, door de Parijsche
pers om te informeeren of de man
vaD uitbundige vreugde niet waan
zinnig was geworden, en den anderen
morgen, toen hij als gewoonlijk reeds
vroeg zijn scheerwinkel opende, zag
hij zijn deur belegerd door journa
listeD, die in allerijl des nachts waren
overgekomen om hem de interessante
vraag te stellen, wat hij wel met
zijn geld zou gaan doen.
En de gelukkige prijswinner. die
zich een filosoof noemde, en zich
daarom door zijn geluk niet zou
laten overweldigen, had den onge
lukkigen inval om openlijk tot de
Het ontging den kapitein niet,
dat Carslen's blikken uitvorschend
op hem rustten. Maar evenmin
ontging het hem, dat de sloten
maker zichtbaar verbaasd jwas
door het onbepaalde vertrouwen
dat Festenrath in hem scheen te
tellen. Vliet had bij de deur
slaan luisteren.
De kapitein ging kalm naar
zijn kamer. Snel onderzocht hij
tafel en kast. Beide waren ge
durende zijn afwezigheid door
zocht. Enfin, daarin bevond zich
niets, dat den schurken eenige
bijzonderheid omtrent zijn persoon
of omtrent zijn plannen had
kunnen verschaffen.
Spoedig daarop verscheen Vliet.
Hij gedroeg zich nu, omdat hij
zich alleen tegenover den kapitein
in diens kamer bevond, eenigszins
angstig maar Festenrath scheen
het niet te bemerken.
Het is vanavond en no^ wel
groole vergadering 1 fluisterde hij
Voortreffelijk 1 riep Festenrath
uit.
En baard en kleeding
Alles in orde 1 antwoordde
Vliet. Ik heb ailes daarginds in
mijn eigen kamer. Wij zouden
eens kunnen passen, als u er niet
op tegen bent.
Ja in ieder geval moeten wij
die kleeren eens passen zeide de
kapitein. Het zou toch kunnen
gebeuren, dat er iels niet
zat, of dat er iels aan de ver
momming ontbrak. En vanavond
hebben we waarschijnlijk daar
in
zal
niet aan doovemans' ooren gezegd
hebben.
Ons cnedelijdeD gaat uit naar den
nieuwen Richard van Tarascon die
op eens nog beroemder is ge
worden dan zijo popuiaire stadgeooot
Tartarin de Tarascon, de leeuwen
jager.
En Tartarin de Tarascon was nog
maar fantasie, een vroolijke fantasie
van Alphonse Daudet, maar Paul
Bonhoure de Tarascon is een tast
bare werkelijkheid geworden.
Hij zal wel geen leeuweDjager
worden, maar wij vreezen, dat op
hem zelf jacht zal gemaakt worden
als op een leeuw.
Vijftig jaren lang heeft Paul Bon
houre onbekend voor de wereld in
Tarascon geleefd, een onberoerd
Fransch stadje, dat is als een museum
na sluitingstijd.
Acht en dertig jaren heeft hij daar
het eerzaam bedrijf uitgeoefend van
kapper, heeft hij onder een gezellig
praatje de menschen van Tarascon
geknipt en geschoren, de laatste
jaren misschien ook de aardige kop
jes gefriseerd van de jonge Taras
consche schoonen. Zijn dag heeft hij
verdeeld tusschen zijn winkel en zijn
achterkamer, waar hij gelukkig te
zamen zat met vrouw en kind, be
scheiden en tevreden.
En nu opeens heeft hij van de
champagne des levens geproefd, is
bij een rijk man geworden, een
multi millionnair, en zijn naam is
opeens beroemd geworden over de
heele wereld. Arme Paul Bonhoure
de Tarascon I Met Gretchen uit den
Faust zal hij straks wel moeten
klagen
„Mein Ruh' ist hin,
Mein Herz ist schwer,
Ich find sie nimmer,
Uod nimmer mehr".
Want wij lezen omtrent den on-
zaligen man, die zoo onvoorzichtig
zich uitte dat hij anderen ook geluk
kig wilde maker, dat het droomend
postkantoortje van Tarascon is over
spoeld met een stroom van brieven
voor den Dieuw gewonnen multi-
millionnair, die thans luistert naar
den naam van Paul Bonhoure.
En dat het personeel, dat anders
zijn dienst wel op pantoffels af kon
thans versterkte hulp heelt gerequi-
reerd om alle post naar de woning
van den beklagenswaardigen kapper
te dragen.
Brieven van zakenmenschen, die
met den nieuwen kapitalist van
Tarascon in nadere relatie willen
treden, brieven van uitvinders, die
den den voormaligen kapper vragen
om hun aan het patent te helpen
voor hun wereldveroverende inventie,
brieven van philanlropen. de ver
zoeken hun menscnlievende en chari
tatieve instellingen toch vooral ge
dachtig te zijn, brieven van vriende
lijke vrouwen van deftigen huize,
die meenen dat de aanzienlijk gewor
den Paul Bonhoure nu ook naar
zijn stand moet trouwen, althans
hertrouwen, brieven van alle moge
lijke schipbreukelingen des levens,
die hem dringend herinneren dat zij
't eerst in aanmerking willen komen
om door hem gelukkig gemaakt te
worden, brieven van verre verwan
ten in benauwde omstandigheden
wien 't plotseling in 't geheugen is
geschoten, dat zij nog familie zijn
van dezen zoo gelukkig rijk gewot
den achterneef.
Brieven, dreigbrieven misschien
ook, die hem zullen aanmanen onder
straffe van allerlei onaangenaamheden
en ongemakken minstens één mil
lioen tranc neer te leggen onder een
nader aan te duiden boom of afge-
legen plaats. Als Paul Bonhoure
voortaan onrustig zijo localen
„Eclaireur" leest, zal de angst hem
bevaogen, dat hij voortaan onder
de dankbare gezochten behoort, op
wien met succes een roofmoord kan
gearrangeerd worden.
En ten slotte zal zijn eenige zoontje
voor wien hij nu zulk een lokkende
toekomst en schitterende carrière
droomt, onder veilige permanente
bewaking moeten worden gesteld, wil
hij de kans niet beloopen, dat het
onschuldige ventje op een goeden
dag door gangsters wordt ontvoerd
en op diens hoofd een hoog losgeld
wordt gesteld.
Arme Paul Bonboure, die met den
vinger als de man met de gewonnen
milioenen zal worden Dagewezen, en
misschien geen vreedzaam oogenblik
in zijn leven meer zal genieten, 't Is
niet alles om plotseling en onver
wacht voor den last en de zorg van
vijf millioen te worden gesteld.
En het leven beeft ons al zoo
dikwijls geleerd, dat er maar weini
gen zijn, die de kunst verstaan om
rijk te kunnen zijn.
Wij hopen voor de eer van Taras-
cou en voor de persoon van Paul
Bonhoure, dat al denkt hij zich nu
pbilosoof, bij nooit de waarschuwing
van dien anderen klassieken philo-
soof, Sophocles zal ervaren, welke
luidt
„Van alles toch 't geen hier op
aard bestaat,
Is voor de menschen 't geld het
grootste kwaad."
voor geen gelegenheid meer.
Maar, je hebt gasten beneden
en je hebt zeker niet veel lijd
meer
O, die daar beneden drinken
ook wel zonder dat ik er bij ben
hernam Vliet. Ga maar mee
Zou het eigenlijk niet beter
zijn, antwoordde Festenrath, alsof
hij over iets nadacht, dat je
mij al die dingen hier op mijn
kamer bracht
Ik kan mij hier veiliger ver
kleeden en in ieder geval loopen
wij hier veel minder in het oog
dan ergens anders.
U schijnt mij nog altijd niet
te vertrouwen, zeide Vliet.
Voorzichtigheid is de moeder
van de porceleinkast, antwoordde
Festenrath lachend. Ik vertrouw
je vanavond mijn leven toe.
Daarom kun je vandaag toch
nog wel doen, wat ik wonsch.
Als iemand mij toevallig op jou
kamer zag met een valschen baard
en in een vreemde kleeding, dan
zou dat wel eens leelijke gevolgen
kunnen hebben.
Eigenlijk heb je geen ongelijk
zeide Vliet, wien er vandaag
alles aan gelegen scheen te zijn,
om zijn gast een blindeüngs ver
trouwen in te boezemen.
Ik zal de heele boel hierheen
halen en wij verkleeden ons van
avond hier in deze kamer
Waar is nu de vergadering
vroeg Festenrath. Ver van hier?
Neen 1 We vergaderen ditmaal
in het Elzenboschje, zeide Vliet.
WAAR IS DAT GOED VOOR
Toen de nieuwe gebeden door het
Nederlandscb episcopaat werden
voorgeschreven, hoorde men van
meerdere zijden de vraag waar is
dat nu goed voor Sommige oudere
menschen beschouwden het zelfs als
een bewijs, dat de kerk in deze
crisistijden ook al deelde in de alge
meene malaise en crisismaatregelen.
Het is natuurlijk waar, dat een
andere tekst aannemen voor gebeden,
die men jaren en jaren heeft gebeden
waarmee men vertrouwd is ge
raakt als met zich zeiven, in het
begin niet prettig aandoet.
De reden, waarom het episcopaat
tot dezen maatregel is overgegaan,
is, omdat in den loop der jaren de
tekst in vele opzichten verouderd
was. Voor de oudere menschen
breogt dat niet zooveel bezwaar
mee. Deels omdat zij de beteekenis
van het oudere woord nog goed
aanvoelen, deels omdat door de
sleur de verouderdheid van het
woord niet meer zoo opvalt.
Wanneer men echter weten wil in
hoeverre een woord verouderd is
dan behoeft men maar met kinderen
de gebeden na te gaan. Als regel
kan men zeggeo, dat de kinderen
van de hoogere klassen van de
lagere school, de woorden die in
het dagelijksche leven voorkomen
verstaan. Een proef op de som is
dus te onderzoeken wat deze kinde
ren van de oudere gebeden nog be-
grijpen. Onmiddellijk valt dan op,
dat in de gebeden woorden voor
komen, die in het gewone taalge
bruik niet meer bekend zijn. Eenige
voorbeelden het woord schuldenaren
is totaal onbegrijpelijk voorkinderen
om de eenvoudige reden, dat dit
woord in de spreektaal niet meer
gebruikt wordt. Wie immers zegt
die man daar is mijn schuldenaar
In hel midden van dit Elzen
boschje ligt een beschutte, prachtige
open plek met een vasten bodern.
Het is niet gemakkelijk voor
vreemdelingen om daar te komen
Maar ik zal u er veilig heen
brengen. We kunnen daar
nauwelijks verrast worden en
gebeurt dat toch, dan kennen wij
alle paadjes om te ontvluchten.
Aan welken kant van de
stad ligt dat boschje vroeg
Festenrath.
Daar ginds! antwoordde
Vliet en wees met zijn hand naar
het Zuid-Oosten.
Goed, maar ga nu en haal
de kleeren, riep de kapitein uit.
Dus daar is het niet 1
mompelde hij in zichzeif, toen de
waard zijn kamer had verlaten.
Kon ik nu nog maar te
weten komen, waar die schurken
nu wel bij elkander komen, dan
was ik van het welslagen van
mijn plan vrijwel overtuigd. Ik
mag vandaag mijn oogen en ooren
wel dubbel de kost geven en mij
niets laten ontgaan.
Vliet kwam al gauw met de
kleedingatukken aandragen, die
de kapitein aan een nauwkeurig
onderzoek onderwierp.
Aangezien de aanwezigheid van
den waard daarbij geheel over
bodig was, ging Vliet naar be
neden om zijn bezoekers te
bedienen.
Het was den kapitein niet
ontgaan, dat Vliet, wiens houding
in den beginne slechts geveinsd