Tweed© Blad van „PBEB EN MAAS" Het Rijk en de Gemeenten. FEUILLETON. De ondergang der Bokruiters. Bezuinigen. 't Grootste kwaad De nieuwe gebeden. Zaterdag 18 November 1933 Vier en vijftigste Jaargang No 46. ten Wij zullen nu op het antwoord van de Regeering moeten wachten. Een burgemeester schrijft aan de Msb. Van de gepubliceerde besluiten der Regeering om de Rijkssubsidie in de werkloozenzorg te verminderen op 46/75 (duidelijker is 40 pet.) van de tegenwoordige Rijkssubsidie, hebben vele besturen van gemeenten met 'n flink wetkloozen-cijfer met veront waardiging moeten kennis nemen. Na de korting op de uitkeeriDg per inwoner, die althans rekening hield met de draagkracht, komt deze rieuwe korting, die daar heelemaal geen rekening mede houdt, vooral die gemeenten in bet hart treffen, die ondanks veel werkloosheid, om hun zelfstandig bestaan, gestreden en veel geleden hebben en dat op een moment, dat de begrootingen 1934 kant en kiaar zijn. Deze gemeenten, die thans 75 pet. subsidie ontvangen en het in 1934 met 46 pet. zullen moeten stellen, kunnen dezen nieuwen strop niet meer dragen. Bezuinigd is er reeds meer dan mogelijk en de belastingen staan et veelal reeds in top. Is de Regeeriug dan nu reeds ver geten, dat de kiezers gewild hebben, dat in Nederland de werkloozenzorg voorop zou staan. Of leven we hier thans reeds on der 'n dictator Het lijkt noodzakelijk, dat de Tweede Kamer hier de leiding her neemt! De maat is overvol! Zoo regeeren is geen kunstMen ver plaatst de lasten van het Rijk naar gemeenten, ook als deze die lasten niet kunnen dragen. Laat men het althans voor 1934 bij het oude la ten en voor 1935 een regeling op zetten, die niet een honderdtal nieu we gemeenten onder curateele stelt, tengevolge van de bezuiniging op Rijksuitgaven. Naar aanleiding van het boven staande merkt de Msb. op, dat bij de regeling-'33 rekening wordt ge houden met de draagkracht. Als nu over 1934 slechts 46 pet. wordt uit gekeerd, blijft ook de draagkracht in acht genomen, daar dezelfde regelen zullen gelden als de over 1934 toe gestane 75 mlllioen. Een andere vraag is natuurlijk, of de nu toegestane gelden toerei kend zijn. Is het loopend gerucht juist, dan zou de verlaging het ge volg zijn van de té optimistische be rekening van Minister Slotemaker de Bruïae, die raamde 25 millioen op de werkeloozeozorg te kunnen bezuini gen, welk bedrag in de Millioenen- nota verwerkt is. Inzake de circulaire zelf heeft prof. Aalberse Diüsdag in de Tweede Kamer gezegd,: „Ik betreur, dat die circulaire niet bij de M. v. A. werd overgelegd. Nu heeft ons de tijd ontbroken, ons eenig oordeel te vor men over de practische draagwijdte van hetgeen de Regeering wil. In zonderheid is ons niet duidelijk, wat de gevolgeu van deze circulaire voor de werkeloozen te plattelande zullen zijn. Ook ten vorigen jare heb ik op het harde lot dezer menschen gewezen. Ik beveel ze der Regee ring met aandrang aan, (Hand, bl. 136). Ook de heer Fleskes heeft er Donderdagmiddag op gewezen, dat men niet alle lasten op de gemeen ten kan leggen en de dupe van een sluitende rijksbetooging maken. Hij stelde de vraag of de publicatie der circulaire vlak na de Memorie van Antwoord wel oprecht mocht hee- Een zonderlinge Historie. Naar het Duitsch. EEN ZWARE TAAK VOOR DE HUISMOEDERS. Het maakt een groot onderscheid hoe de huisvrouw met het haar toe vertrouwde geld weet om te sprin gen. Reeds onze voorvaderen, scherp zinnige lui als zij waren, hebben dit feit geconstateerd en aldra liep er het rake gezegde: „Een vrouw kan in haar schort meer uit 't huis dra gen, dan de man e; met vier paar den kan binnensleepen." Meer prozaïsch uitgedrukt, wil dit eenvoudig zeggen, dat het niet van de grootte van het inkomen afhangt, of een huishouden goed gaat, maar dat het er op aankomt, hoe de vrouw het geld besteedt. Hoevele huismoeders zuchten niet, als dat huishoudboekje maar niet wil kloppen „m'n man verdient te wei nig", terwijl zij er heelemaal niet aan denken, dat er tal van menschen zijn, die met minder inkomen nog heel goed weten rond te komen, omdat de vrouw van het haar ge geven geld een nuttig gebruik weet te maken. Het staat als een paal boven wa ter, dat veruit het grootste deel van het volksiDkomen door de handen van een vrouw gaat. Zij zorgt voor de meeste huishoudelijke inkoopen, voedsel, kleeding, vaak ook voor huur en kolen. Op haaf rust dan ook in de hui dige tijdsomstandigheden de zware taak het budget van het huishouden te herzien, teneinde den post „uit gaven" te reduceeren, d.w.z. nog meer te bezuinigen. Als een huisvrouw aaD 't bezuini gen gaat, begint ze in de meeste gevallen het eerst met den grooten en jammer genoeg zoo voel baren post van de woninghuur. Als we eens een kleinere en goedkoopere woning opzochten Een kamer minder. Marie kan wel weer bij kleine zusje slapen. Een kamer voor haar alleen, is in de tegenwoordige omstandigheden :oel eigenlijk een luxe. Daarmee zou een aanzienlijke besparing worden bereikt terwijl dat tevens niet op de kleeding en het eten zou behoeven bezuinigd te worden. Met het eten haalt het toch zoo weinig uit, dat merkt men haast niet. Op de kleeding kan men zoo gemakkelijk niet uitzuinigen, dat maakt zoo'n vervelenden indruk naar buiten Dan komen de verschillende luxe- uitgaven aan de beurt. Die wandeltochten, die Theo geregeld onderneemt, zouden best geschrapt kunnen worden, hoewel hij 't toch heusch niet overdrijft en dan de muzieklessen van Aotoon. Vader zou ook bet fotografeeren kunnen opgeven. Dergelijke liefheb berijen kosten zooveel geld. Zich zelf wil ze niet uitzonderen, zij zal voortaan de inkoopen voor haar garderobe zoo zuinig mogelijk aan leggen, al spijt het haar ook genoeg dat zij afstand zal moeten doen van al die mooie dingen, waarin zij zoo veel plezier had. Als ieder zoo zijn offertje brengt, en afstand doet van zijn liefhebberijen, zal dat met elkaar een aardig sommetje uitmaken, en dat mag toch verwacht worden van een gezin in de tegenwoordige tijds omstandigheden. Op die manier deukt moeder de vrouw een rationeel bezuinigings program in elkaar te hebben gezet. Hierbij echter heeft zij geheel en al buiten den waard, in casu vader 15 In de eerste plaats ontving de dragonder, die a!s oppasser bij den overste fungeerde, de strenge op dracht om het diepste stilzwijgen te bewaren omtrent het bezoek, dat de heer Meisner des nachts ten huize van den overste had gebracht. Daarna werd afgesproken, dat de oppasser in den loop van den dag bij Festenralh zou komen, teneinde monsters van zijn linnen voor zijn chef te halen. Op deze wijze kon er contact tusschen hen beiden blijven be- staan, zonder dat dit argwaan zou verwekken. Het was negen uur in den mor gen, toer. de kapitein zich op den terugweg naar Vliets huis bevond uiterlijk zeer kalm, doch innerlijk ten zeerste gespannen, hoe of Vliet hem zou ontvangen. Hij zag al vanuit de verte, dat men hem in de gelagkamer be merkte, waar verscheidene perso nen verzameld schenen te zijn. Maar pas, toen de kapitein vlak bij was gekomen, verscheen Vliet haastig op den drempel en riep met goed geveinsde verbazing: Maar waar hebt u toch ge zelen U hebt ons een leelijke schrik op het lijf gejaagdWij hebben alles doorzocht om u te vinden en ook al iemand Daar de stad gezonden. Voor den duivel, schreeuw toch niet zoo 1 antwoordde Vliet, die zijn rol uitstekend speelde, bijna onderdanig. Maar waar kunt u dan toch geweest zijn Ben jij soms de politie rechter? vroeg Festenrath. Ik zou denken, dat ik doen en laten kon wat ik wil. Ik heb gisteren al aan je knecht gezegd, dat ik waarschijnlijk laat zou terugkomen en nu ben ik toch maar liever den nacht in de slad overgebleven omdat het mij veel te donker en het weer te slecht was. Maar iemand heeft mij toch gezegd, dat hij u tegen tien uur de poort uit heeft zien komen 1 zeide Vliet. U kunt hel mij toch niet kwalijk nemen, dat ik terwille van u wat ongerust was en overal heb laten informeeren Ik weet immers, voegde hij er zachtjes aan toe, dat eenige personen uit de stad u niet goed gezind zijn. Zeer verplicht voor je deel neming zeide Festenrath kortaf. Maar nu ben ik gezond en wel weer hier, dus stel je verder gerust Je hebt al tamelijk veel bezoek, zooals ik zie. eu kinderen gerekend. Als zij den volgenden dag haar plannen aan tafel begint te ontvou wen, steekt er een ware storm van algemeene verontwaardiging op. Zijn haar man en kinderen dan zulke egoïsten, dat zij in het geheel geen offertje voor het algemeen brengen willen Neen. Egoïsten zijn ze niet, dat weet zij zelf wei... Heusch, het kan vader niks niemandal schelen, als hij zijn winterjas, waarop zij verleden jaar al iets aan te merken had, nog een seizoen dragen moet. Hij geeft er zelfs niets om met opgelapte schoenen te loopen. Maar zijn foto grafisch werk buiten in de vrije na tuur en binnen in de donkere kamer zijn fotografie, die hij met oneindige toewijding en als een soort hoogere kunst beoefent, is zijn tweede, mis schien zijn eigenlijk leven geworden. Dat kan hij niet opgeven, zonder dat er iets in hem breekt. Met de wandeltochten van Theo is het hetzelfde. Door zijn beroep tot een zittend leven gedwongen, in een bedompt vertrek, zijn zij hem tot verlossing, ODtspannmg en ver heffing uit de geestdoodende mono toonheid van de dagelijksche sleur. Met liefde wil hij afzien van het dineetje Zondags en van de lek kere schoteltjes, die moeder zoo nu en dan weet klaar te maken, als er maar geen einde komt aan zijn wandeltochten, die hij voor lichaam en ziel noodig heeft. En Marie, de oudste dochter, die op de M.U L O. gaat, die zoo innig en zalig van baar eindelijk ver worven, eigen rijk, haar klein och zoo klein kamertje geniet, het verzorgt, vertroetelt, het op alle mogelijke manieren verfraait en het tot deelgenoot van haar bakvisschen geheimen maakt, er haar boezem vriendinnen ontvangt en met haar al datgene bepraat, wat moeder, als zij het wist, toch maar „idiote" rommel zou noemen, dit heiligdom afstaan Weer met Ali samen op één kamer, dat kind, dat nog veel te klein is voor haar toovertuin. voor de droomen van haar zestien jaren Neen, liever verhongeren en be vriezen, liever barrevoets loopen tot het einde der wereld dan dit, haar rijk, te moeten opgeven. Liever lies dan dat. Zoo gaat het altijd, als er be zuinigd moet wordeo, afstand moet worden gedaan van een geliefd iets. Er zal wel niemand gevonden kunnen worden, die dan met geest drift „ja" zal zeggen, doch ieder zal trachten, juist zijn eigen liefhebberijen te redden. Dat is niet alleen in de gewone huishouding het geval, doch dat gebeurt ook, als de staat op zijn begrooting aan het bezuinigen gaat. Ook dan zal iedere sta d, die door het financieele program ge troffen wordt, zich verzetten tegen een benadeeling van zijn belangen. Evenmin als een minister van financiën, zal het de huismoeder ge makkelijk vallen ieder lid van het gezin in zijn, door aanleg, neigingen, ouderdom, enz. in het leven geroe pen belangen recht te doen weder varen. Zij mag de vereenvoudiging van het leven niet schematisch, niet naar het voorbeeld van anderen door voeren, willen niet voorname belan gen van de leden van het gezin daaronder lijden. Zij moet de behoeften van ieder afzonderlijk zorgvuldig tegen elkan der afwegen. Onder bepaalde om standigheden ziet de een liever af van de meest 'noodzakelijke levens behoeften, om zekere persoonlijke, misschien artistieke of cultureele behoeften kunnen bevredigen. Wil het geheele gezin, of een af zonderlijk lid daarvan, niet onder een bezuinigingsprogram lijden, dan is het noodzakelijk, met ieder individu rekening te houden, in zooverre dat gaat, zonder al te zeer te compli ceeren. Het gaat er om datgene, wat voor ieder mensch van essentieel belang is. namelijk juist dat, wat in zijn innerlijke wezen besloten ligt en daarom niet zonder meer van het budget geschrapt kan worden, onaan getast te laten. Als daaraan gedacht wordt, als de in-zichzelfgekeerde zijn eigen kamer houdt, als natuurvriend zijn lust kan blijven botvieren. de liefhebberijen zijn legio dan zal ook ieder voor rede vatbaar zijn en begrijpen, dat in plaats daarvan op andere posten bezuinigd zal moeten worden. Van belang is het daarom, dat allen hun leven geheel opnieuw in richten, niet alleen financieel, doch ook in hoogeren zin: geestelijk, zoo dat verlaging van den levensstandaard niet brust op een moeten, doch op een willen, op inzicht, niet op dwang. Dan beheerscht men den nieuwen toestand, in stede dat men zich er door beheerschen laat en draagt het onvermijdelijke met die montere waardigheid, welke het kenmerk is van den versrandigen mensch. Ja, een paar boeren uit Meersen en Beek. die met Carsten en Til wal te verhandelen hebben antwoordde Vliet. Mag ik bij u op de kamer komen Natuurlijk, ik denk, dat wij samen vandaag nog heel wat te bespreken zullen hebben I ant woordde zie kapitein en ging het huis binnen Op klaarlichten dag kon er al slecht een aanval op hem in Vliets huis gewaagd worden. Festenrath gedroeg zich dus voor zijn omgeving, alsof hij zich volkomen veilig waande. Toen Carsten juist in de deur van de gelagkamer te voorschijn trad groette hij hem beleef-i en vroeg hem, hoe of hel met den chirurg «ing- O, die is in den zevenden hemel! antwoordde deslolenmaker Die viert morgen zijn verloving met de dochter van den rent meester. En ik heb geheel en al ver gelen, om 'mevrouw Riedenburg mijn stalencollectie te laten zien riep Festenrath ontsteld uit, daar hel hem nu plotseling te binnen schoot. Enfin, daarvooor is altijd nog wel gelegenheid. Groet u den heer chirurg van mij en zeg u hem, dal ik vandaag nog of anders overmorgen mijn be loofde bezoek bij zijn schoon moeder zal afleggen. Morgen wil ik niet storen. En in 't laatst van de week vertrek ik. publicüeitsmenschen te zeggen „je veux faire des beureux Onbaatzuchtige Paul Bonboure, die nu wel voortaan Paul Bonheur zal genoemd worden, als het geluk, dat hem ten deel viel, voor hem maar geen oogeluk gaat beteekenen. De man is voornemens ook anderen zijn geluk te doen deelen, en dat hij in den tegenwoordigen tijd •uoooif nd sg of -pa3i(3)S)|n saexuj sjb aDjiidÖBBj^ CaJ3)SOJ nftZ U3J3pO|T( jooa ifoo "Baiddojs -J3A 03 BnjJ3JJ3AS(lds .11)3.1, H8A slimaq s! Baoi a.ö.jsaq a.g j 5?^ Nu in dezen harden tijd iedereen in geldzorg zit, de eenvoudige burger zoowel als de Regeering zelf, wordt 't aL een sprook het gelukkige lot van dien kleinen kapper van Taras- con, die van de week op een avond, voordat hij ca een vermoeteaden dag in bed stapte, nog even verrast werd met de mededeeliDg, dat hij de ge lukkige bezitter was geworden van vijf millioen franc. Een mededeeling nog wel van de zijde van den ontvanger der belas tingen, bij wien deze kapper van Tarascon zijn enkel lootje in de Fransche Staatsloterij had gekocht. Gewoonlijk krijgen de kleine menschen zulk een heuglijke aanzeg ging niet van een ambtenaar der be lastingen. De verrassing was zoo ongewoon dat de man zijn onverwacht geluk niet heeft kunnen verzwijgen, maar de deur is uitgehold om met zijn vrienden een glas champagne te gaan drinken en zijn nieuwen rijkdom te vieren, in welke aangename bezig heid zijn beeltenis den anderen mogen door de wereldpers ging. Den eigen nacht nog werd de kapper Paul Bonhoure aan de tele foon geroepen, door de Parijsche pers om te informeeren of de man vaD uitbundige vreugde niet waan zinnig was geworden, en den anderen morgen, toen hij als gewoonlijk reeds vroeg zijn scheerwinkel opende, zag hij zijn deur belegerd door journa listeD, die in allerijl des nachts waren overgekomen om hem de interessante vraag te stellen, wat hij wel met zijn geld zou gaan doen. En de gelukkige prijswinner. die zich een filosoof noemde, en zich daarom door zijn geluk niet zou laten overweldigen, had den onge lukkigen inval om openlijk tot de Het ontging den kapitein niet, dat Carslen's blikken uitvorschend op hem rustten. Maar evenmin ontging het hem, dat de sloten maker zichtbaar verbaasd jwas door het onbepaalde vertrouwen dat Festenrath in hem scheen te tellen. Vliet had bij de deur slaan luisteren. De kapitein ging kalm naar zijn kamer. Snel onderzocht hij tafel en kast. Beide waren ge durende zijn afwezigheid door zocht. Enfin, daarin bevond zich niets, dat den schurken eenige bijzonderheid omtrent zijn persoon of omtrent zijn plannen had kunnen verschaffen. Spoedig daarop verscheen Vliet. Hij gedroeg zich nu, omdat hij zich alleen tegenover den kapitein in diens kamer bevond, eenigszins angstig maar Festenrath scheen het niet te bemerken. Het is vanavond en no^ wel groole vergadering 1 fluisterde hij Voortreffelijk 1 riep Festenrath uit. En baard en kleeding Alles in orde 1 antwoordde Vliet. Ik heb ailes daarginds in mijn eigen kamer. Wij zouden eens kunnen passen, als u er niet op tegen bent. Ja in ieder geval moeten wij die kleeren eens passen zeide de kapitein. Het zou toch kunnen gebeuren, dat er iels niet zat, of dat er iels aan de ver momming ontbrak. En vanavond hebben we waarschijnlijk daar in zal niet aan doovemans' ooren gezegd hebben. Ons cnedelijdeD gaat uit naar den nieuwen Richard van Tarascon die op eens nog beroemder is ge worden dan zijo popuiaire stadgeooot Tartarin de Tarascon, de leeuwen jager. En Tartarin de Tarascon was nog maar fantasie, een vroolijke fantasie van Alphonse Daudet, maar Paul Bonhoure de Tarascon is een tast bare werkelijkheid geworden. Hij zal wel geen leeuweDjager worden, maar wij vreezen, dat op hem zelf jacht zal gemaakt worden als op een leeuw. Vijftig jaren lang heeft Paul Bon houre onbekend voor de wereld in Tarascon geleefd, een onberoerd Fransch stadje, dat is als een museum na sluitingstijd. Acht en dertig jaren heeft hij daar het eerzaam bedrijf uitgeoefend van kapper, heeft hij onder een gezellig praatje de menschen van Tarascon geknipt en geschoren, de laatste jaren misschien ook de aardige kop jes gefriseerd van de jonge Taras consche schoonen. Zijn dag heeft hij verdeeld tusschen zijn winkel en zijn achterkamer, waar hij gelukkig te zamen zat met vrouw en kind, be scheiden en tevreden. En nu opeens heeft hij van de champagne des levens geproefd, is bij een rijk man geworden, een multi millionnair, en zijn naam is opeens beroemd geworden over de heele wereld. Arme Paul Bonhoure de Tarascon I Met Gretchen uit den Faust zal hij straks wel moeten klagen „Mein Ruh' ist hin, Mein Herz ist schwer, Ich find sie nimmer, Uod nimmer mehr". Want wij lezen omtrent den on- zaligen man, die zoo onvoorzichtig zich uitte dat hij anderen ook geluk kig wilde maker, dat het droomend postkantoortje van Tarascon is over spoeld met een stroom van brieven voor den Dieuw gewonnen multi- millionnair, die thans luistert naar den naam van Paul Bonhoure. En dat het personeel, dat anders zijn dienst wel op pantoffels af kon thans versterkte hulp heelt gerequi- reerd om alle post naar de woning van den beklagenswaardigen kapper te dragen. Brieven van zakenmenschen, die met den nieuwen kapitalist van Tarascon in nadere relatie willen treden, brieven van uitvinders, die den den voormaligen kapper vragen om hun aan het patent te helpen voor hun wereldveroverende inventie, brieven van philanlropen. de ver zoeken hun menscnlievende en chari tatieve instellingen toch vooral ge dachtig te zijn, brieven van vriende lijke vrouwen van deftigen huize, die meenen dat de aanzienlijk gewor den Paul Bonhoure nu ook naar zijn stand moet trouwen, althans hertrouwen, brieven van alle moge lijke schipbreukelingen des levens, die hem dringend herinneren dat zij 't eerst in aanmerking willen komen om door hem gelukkig gemaakt te worden, brieven van verre verwan ten in benauwde omstandigheden wien 't plotseling in 't geheugen is geschoten, dat zij nog familie zijn van dezen zoo gelukkig rijk gewot den achterneef. Brieven, dreigbrieven misschien ook, die hem zullen aanmanen onder straffe van allerlei onaangenaamheden en ongemakken minstens één mil lioen tranc neer te leggen onder een nader aan te duiden boom of afge- legen plaats. Als Paul Bonhoure voortaan onrustig zijo localen „Eclaireur" leest, zal de angst hem bevaogen, dat hij voortaan onder de dankbare gezochten behoort, op wien met succes een roofmoord kan gearrangeerd worden. En ten slotte zal zijn eenige zoontje voor wien hij nu zulk een lokkende toekomst en schitterende carrière droomt, onder veilige permanente bewaking moeten worden gesteld, wil hij de kans niet beloopen, dat het onschuldige ventje op een goeden dag door gangsters wordt ontvoerd en op diens hoofd een hoog losgeld wordt gesteld. Arme Paul Bonboure, die met den vinger als de man met de gewonnen milioenen zal worden Dagewezen, en misschien geen vreedzaam oogenblik in zijn leven meer zal genieten, 't Is niet alles om plotseling en onver wacht voor den last en de zorg van vijf millioen te worden gesteld. En het leven beeft ons al zoo dikwijls geleerd, dat er maar weini gen zijn, die de kunst verstaan om rijk te kunnen zijn. Wij hopen voor de eer van Taras- cou en voor de persoon van Paul Bonhoure, dat al denkt hij zich nu pbilosoof, bij nooit de waarschuwing van dien anderen klassieken philo- soof, Sophocles zal ervaren, welke luidt „Van alles toch 't geen hier op aard bestaat, Is voor de menschen 't geld het grootste kwaad." voor geen gelegenheid meer. Maar, je hebt gasten beneden en je hebt zeker niet veel lijd meer O, die daar beneden drinken ook wel zonder dat ik er bij ben hernam Vliet. Ga maar mee Zou het eigenlijk niet beter zijn, antwoordde Festenrath, alsof hij over iets nadacht, dat je mij al die dingen hier op mijn kamer bracht Ik kan mij hier veiliger ver kleeden en in ieder geval loopen wij hier veel minder in het oog dan ergens anders. U schijnt mij nog altijd niet te vertrouwen, zeide Vliet. Voorzichtigheid is de moeder van de porceleinkast, antwoordde Festenrath lachend. Ik vertrouw je vanavond mijn leven toe. Daarom kun je vandaag toch nog wel doen, wat ik wonsch. Als iemand mij toevallig op jou kamer zag met een valschen baard en in een vreemde kleeding, dan zou dat wel eens leelijke gevolgen kunnen hebben. Eigenlijk heb je geen ongelijk zeide Vliet, wien er vandaag alles aan gelegen scheen te zijn, om zijn gast een blindeüngs ver trouwen in te boezemen. Ik zal de heele boel hierheen halen en wij verkleeden ons van avond hier in deze kamer Waar is nu de vergadering vroeg Festenrath. Ver van hier? Neen 1 We vergaderen ditmaal in het Elzenboschje, zeide Vliet. WAAR IS DAT GOED VOOR Toen de nieuwe gebeden door het Nederlandscb episcopaat werden voorgeschreven, hoorde men van meerdere zijden de vraag waar is dat nu goed voor Sommige oudere menschen beschouwden het zelfs als een bewijs, dat de kerk in deze crisistijden ook al deelde in de alge meene malaise en crisismaatregelen. Het is natuurlijk waar, dat een andere tekst aannemen voor gebeden, die men jaren en jaren heeft gebeden waarmee men vertrouwd is ge raakt als met zich zeiven, in het begin niet prettig aandoet. De reden, waarom het episcopaat tot dezen maatregel is overgegaan, is, omdat in den loop der jaren de tekst in vele opzichten verouderd was. Voor de oudere menschen breogt dat niet zooveel bezwaar mee. Deels omdat zij de beteekenis van het oudere woord nog goed aanvoelen, deels omdat door de sleur de verouderdheid van het woord niet meer zoo opvalt. Wanneer men echter weten wil in hoeverre een woord verouderd is dan behoeft men maar met kinderen de gebeden na te gaan. Als regel kan men zeggeo, dat de kinderen van de hoogere klassen van de lagere school, de woorden die in het dagelijksche leven voorkomen verstaan. Een proef op de som is dus te onderzoeken wat deze kinde ren van de oudere gebeden nog be- grijpen. Onmiddellijk valt dan op, dat in de gebeden woorden voor komen, die in het gewone taalge bruik niet meer bekend zijn. Eenige voorbeelden het woord schuldenaren is totaal onbegrijpelijk voorkinderen om de eenvoudige reden, dat dit woord in de spreektaal niet meer gebruikt wordt. Wie immers zegt die man daar is mijn schuldenaar In hel midden van dit Elzen boschje ligt een beschutte, prachtige open plek met een vasten bodern. Het is niet gemakkelijk voor vreemdelingen om daar te komen Maar ik zal u er veilig heen brengen. We kunnen daar nauwelijks verrast worden en gebeurt dat toch, dan kennen wij alle paadjes om te ontvluchten. Aan welken kant van de stad ligt dat boschje vroeg Festenrath. Daar ginds! antwoordde Vliet en wees met zijn hand naar het Zuid-Oosten. Goed, maar ga nu en haal de kleeren, riep de kapitein uit. Dus daar is het niet 1 mompelde hij in zichzeif, toen de waard zijn kamer had verlaten. Kon ik nu nog maar te weten komen, waar die schurken nu wel bij elkander komen, dan was ik van het welslagen van mijn plan vrijwel overtuigd. Ik mag vandaag mijn oogen en ooren wel dubbel de kost geven en mij niets laten ontgaan. Vliet kwam al gauw met de kleedingatukken aandragen, die de kapitein aan een nauwkeurig onderzoek onderwierp. Aangezien de aanwezigheid van den waard daarbij geheel over bodig was, ging Vliet naar be neden om zijn bezoekers te bedienen. Het was den kapitein niet ontgaan, dat Vliet, wiens houding in den beginne slechts geveinsd

Peel en Maas | 1933 | | pagina 7