lad van L El MAAS" De moderne vrouw. FEUILLETON. De ondergang der Bokruiters. Verdediging der bedelaars. Vergadering van den Raad van Venray. Zaterdag 26 Augustus 1933 Vier en vijftigste Jaargang No. 34 Overgang naar de aanvullings reserve. De Burgemeester van Venray brengt ter kennis vau belanghebbenden 1. Behoudens onvoorziene om standigheden zullen op 1 October 1933 naar de aanvullingsreserve overgaan a. de gewone dienstplichtigen der landmacht behoorende tot de lichting 1918 met uitzondering van hen. die de eerste oefening met een andere lichting hebben beëindigd. b. de gewone dienstplichtigen der landmacht van andere lichtingen, die met de lichting 1918 de eerste oefe ning hebben beëindigd, met uitzonde ring van ben, die reeds eerder naar de aanvullingsreserve zijn overgegaan. 2. De tot de aanvullicgsreserve behoorende dienstplichtigen zullen in geval van mobilisatie eerst behoeven op te komen, wanneer zij daartoe bij afzonderlijke openbare of persoonlijke kennisgeving worden opgeroepen. 3. De rijksgoederen verstrekt aan de dienstplichtigen, die op genoemden datum naar bedoelde reserve over gaan, zullen met uitzondering van haarkam, roskam en spons, in October 1933 moeten worden ingeleverd. Blijkt bij de inlevering dat er goede ren ontbreken of dat deze niet in den vereischten staat verkeeren, dat stelt de dienstplichtige, wien het aangaat zich o.a. aan bestraffing bloot. 4. Nader zal aan belanghebbenden worden bekend gemaakt, wanneer en waarde inlevering moet plaatshebben. Venray, 17 Augustus 1933. De Burgemeester van Venray O. VAN DE LOO. HET VERLOREN PARADIJS. Met veel instemming nemen wij het volgende artikel over, dat als een soort alarmkreet onder het op schrift „S.O.S." in de „Avondpost" verscheen. Er worden vele harde waarheden in gezegd, die helaas in al te veel katholieke gezinnen ook de meest ernstige overweging ver dienen Men heeft in oos blad gelezen over de uitspattingen tijdens de Kaag week. De lezer, uit wiens brief wij ver schillende mededeelingen deden, maakte daarin een opmerking, die van algemeene beteekenis is en den toestand van hel oogenblik volkomen juist typeert. Hij wees er namelijk op dat bij verschillende stuitende too- neelen, welke bij zag en bijwoonde, de vrouw (het meisje) de „aanval lende" de uitnoodigende partij was: dat van haar het initiatief uitging: dat baar „raffinementde uitspattin gen uitlokte en bevorderde. Hiermee werd de vinger gelegd op een karakteristiek verschijnsel van den tegenwoordigen tijd. Aller lei boeken en publicaties wijzen er op, dat er in latere jaren, en met name Da den oorlog, een steeds meer vrije verhouding is gekomen in den omgang tusschen de geslachten; dat de afstand tusschen man en vrouw is verkleind; dat er tegen woordig dingen gebeuren, (en daar bij behoeft men volstrekt niet steeds aan iets onzedelijks te denken) die die vroeger ondenkbaar waren; dat oude en eenvoudige beschaafde ge bruiken in den omgang tusschen den jongen man en het jonge meisje zijn ter zijde geschoven; dat goede vor men worden vernield en grenzen uitgewischt. Hierop wijzen al die schrijvers, maar zij vergeten dit te signaleeren: Een zonderlinge Historie. Naar het Duitsch. 2*2 Feslenrath had wel bemerkt, dat Kirchhof hem en Annette dikwijls snel en scherp aankeek. Maar het was hem gelukt, zijn kalmte en onbevangenheid vol komen te bewaren. Het gesprek liep gedeeltelijk over den diefstal, gedeeltelijk over de Bokruiters, van wie eenige nieuwe rooftochten ruchtbaar waren geworden, gedeeltelijk over den dood van George Mertens en het treurige lot van diens onge lukkige moeder. Daarna stond Kirchhoff op en nam afscheid een dokter heeft toch altijd dringende zaken Mijn monsters zijn aange komen, mijnheer Kirchhoff riep Festenralh hem nog* ïva. Zal ik ze bij gelegenheid eens laten zien of hebt u inlusschen reeds bij een ander besteld Neen, heel graag ik verheug er me al op! Komt u maar zoo gauw mogelijk riep Kirchhoff hem toe. Bokelmann en Festenralh bleven dat vrijwel dit alles een gevolg is een gewijzigde levenshouding van de vrouw en niet van de man. Indien de normale afstand tusschen de geslachten is verkleind, vaak angstwekkend verkleind, dan is dit, omdat de vrouw den man genaderd is en niet omgekeerd. De man. de jonge man, is - in het algemeen genomen natuurlijk blijven staan op de plaats, waar bij altijd stond. Van ouds werd hem, in het leven en in de literatuur, de ver leidersrol toebedeeld. Ec waren, zoo ongeveer luidde de stelling goede en slechte mannen, maar zelfs voor de goede moest de vrouw op haar hoede zijn. Doch in latere jaren is die verleiders-rol practisch voor een groot deel door de vrouw overge nomen. Het onschuldige meisje door een man op den verkeerden weg gebracht, is overgestapt uit de reali teit naar het wassenbeelden-spel. De vrouw verkleinde den afstand; gaf een aanmerkelijk dee! van het oude en vroeger zoo natuurlijke verzet op; maakte den omgang vrijer en losser: zag er niets meer in om man te worden met de manneD; in haar levensverhouding, haar levenswijze, haar opvattingen, haar kleeding,haar gedragingen bracht zij zulke gron dige wijzigingen, dat daarin in en buiten het huwelijk andere verhou dingen moesten ontstaan, maar het huwelijk zèif op losse schroeven kwam. En de man, in vele gevallen, accepteerde. Het is de vrouw, en zij, allereerst, die de nieuwe verhoudingen 9chiep. Het is de vrouw, en zij allereerst, die de nieuwere moraal verdedigt. In de literatuur is zij de proble men op sexueel gebied gaan behan delen op zóó open wijze, dikwijls tot in de walgelijkste bijzonderheden toe, als geen man het ooit heeft aangedurfd. Emile Zola bijvoorbeeld, tegen wieD stormen zijn opgegaan, is een verlegen schooljongen bij mevrouw Alie Smeding vergeleken en de Decamerooe kan men velen nog beter in handen geven dan menig modern Nederlandsch boek, door een vrouw geschreven. En in de practijk heeft de journalist Bru>se ons reeds verscheidene jaren geleden, na een enquête, verbijsterende ont hullingen gedaan omtrent de levens verhouding van vele kantoormeisjes, deelt Ritter ons in zijn jongste boek sterke staaltjes mede uit het studen tenleven; weet iedereen, die eenigs- zins levenswijs is, dat tallooze jonge vrouwen de oude beschroomdheid hebben verloren, bereid zijn te ge nieten wat de natuur aan genot biedt, niet wachten tot de klassieke verleider komt, maar hem vrijmoe dig tegemoet treden en uitnoodigen. Dit laatste, het verlies van de na tuurlijke beschroomdheid, van de reserve, welke vroeger door den vrouwelijken aard, door waardigheid en beschaving, werd geboden, is de hoofdzaak. De vrouw, die rookt, die zelfs in het publiek haar lippen verft, haar gezicht poedert; die on-aesthe- tisch, achter op ronkende motor fietsen zit, tegen den rug van haar uitverkorene aan; die op gaat in al die moderne, afschuwelijke dansen, waaronder er zijn, welke als in strijd met de openbare eerbaarheid straf baar moesten worden gesteld; die zich, zonder werkelijke noodzaak, steeds „luchtiger" en losser kleedt, zoodat vele vrouwen beter gecostu- meerd zijD, als zij zich ter ruste be geven dan wanneer zij langs 's Heeren straten wandelen; die in decolleté op de kantoren verschijnt, zoodat op vele plaatsen een verbod tegen dergelijke toiletten moet wor den uitgevaardigd; die geen schroom meer bezit nóch in bet verkondigen en toonen van haar opvattingen, nu ook niet lang meer. Mevrouw Riedenburg verzocht den laatste, toch eens heel spoedig terug te komen, Annette sprak slechts met haar oogen. Daarop verlieten beide mannen te zamen het huis. De kapitein was van meening, dat het tijd werd om er eens aan te denken, zich in verbinding te stellen met handelskringen in Herlogenrade. anders zou men een koopman, die geen zaken deed, al spoedig met wonderlijke oogen aanzien, hij sprak er zijn twijfel over uit ot hij deze voor hem geheel vreemde laak wel met succes zou kunnen volbrengen. Maar Bokel mann meende, dat er toch nog niet zoo n groote haast bij was; hij kon immens altijd nog zeggen dat de heer Meisner nog wachtende was op nieuwe zendin gen goederen of iels dergelijks. Toen vroeg hij, niet zonder eenigen spot in zijn stem, of de kapitein reeds ontdekkingen in Vliets huis had gedaan. 0 ja! antwoordde Festenrath ernstig. Een zeer belangrijke. En de tweede hoop ik heden nacht te doen. U zult mij boven dien een groot genoegen doen, als u kwaad van mij spreekt, mij voor een half geruineerd man houdt, die uw vertrouwen heeft beschaamd, terwijl wij ons in den vervolge nog slechts in 't geheim zullen ontmoeten! Maar waartoe dient dat nu nóch in het étaleeren van haar lichaam; die geen zuinigheid meer kent inzake het bewaren van haar vrouwelijke waardigheid; die, om er bekoorlijker uit te zien, de kunst middeltjes aanwendt, welke vroeger alleen door vrouwen van verdachte zeden werden gebruikt; die gehuwd, geen kinderen wil hebbeD, althans „voorloopig niet", omdat het „zulke haDdenbindertjes" zijn en die. als ze wel kinderen heeft („een ongelukje" misschien!) ze overlaat aan „de juf frouw" of ze, als jonge honden, in een mandje vóór of achter op de fiets stopt, omdat ze met alle geweld het buis uit wil; die, als moeder, niet alleen haar dochters te veel vrij heid geeft, maar zelfs met die doch ters concurreert in levenshouding en kleeding en schoonheidsmiddeltjes; dit is de vrouw, die het kernpunt vormt van het nijpende probleem van onzen tijd. Zij is het, die, met het S.O.S.-tee- ken op het voorhoofd (maar dit be seft zij zelf niet) door onze samenle ving gaat; zij is het, die den natuur lijken afstand tot den man op angst wekkende en gevaarlijke wijze heeft verkleind, de rol der verleiding van hem overnam, en wier lichtvaardige toenadering waarachtig nog wordt verdedigd met de opmerking, dat de verhoudingen tegenwooidig zooveel „oprechter" zijn dan vroeger. Maar zijn dan de lichtekooien, die voor geld hun gunsten bieden, dan nog niet veel oprechter Van alle kanteD wordt het tegenwoordig den maD aangeboden en opgedrongen; er is in de levensgedraging van zeer vele meisjes en vrouwen een perverse brutaliteit, die voor niets meer terug deinst. Het deserteeren der vrouw van haar natuurlijken post, met ver loochening van haar eigenlijken aard en van haar natuurlijke beschroomd heid en reserve, is de jammerlijke terugval van onzen tijd. Het is een decadence, die bewijst, dat de zegetocht van den vooruit gang en der techniek de menschheid t verlies van hooge geestelijke waar den niet vergoeden kan. En nu weten wij natuurlijk wel, dat wij niet al te zeer generaliseeren mogen, omdat den Hemel zij dank niet alle vrou wen en meisjes zich aldus gedrageD, maar het deel dat hel wèl doet is zoo belangrijk, dat er van een diepen nood gesproken mag worden. Zal de vrouw er ooit nog in slagen tot haar oude plaats terug te keeren Zal zij het verloren paradijs van haar waardigheid en zuiverheid weer weten te vinden Wat een Kerkvader er van zei. Het wordt altijd tot een der bij zondere zegeningen van een bewind gerekend, als het de publieke bede larij weet te beteugelen. Als een goede noot voor het Nazi-bewind hebben we ook al aangeteekend ge zien, dat er in de straten van Berlijn nu veel minder bedelaars te zien zijn. Van eea bedelaar wordt bij voor baat verondersteld, dat hij een lastig lui sujet is, dat feitelijk geen reden van be3taan heeft, evenmin trouwens als een landlooper. Eeoige jaren geleden is echter de katholieke professor Pompe al ~ens in 't krijt getreden voor het juridisch bestaansrecht van den landlooper En nu brak onlangs in de Nieuwe Tilburgsche Courant Dr. Arts een lans voor den bedelaar Bedelarij mag men strafbaar stel- allemaal weer'? riep de rechter bijna ontsteld uit. Om mij, als ik het ver trouwen van de overheidspersonen verlies, een des te welkomer gast te maken bij diegenen, die met de overheid nu niet op een bepaald goede voet verkeeren, antwoordde Festenrath. Geneer u maar niet om zooveel kwaads van mij te vertellen, als u maar bedenken kunt. Maar laat u mij vooral weten, waar ik u ten allen tijde kan vinden Bokelmann moest toegeven, dat er in deze opvatting wel een grond van waarheid lag. Maar bij de Riedenburgs en Kirchhoff behoef ik u toch niel te belasteren vroeg hij. Bij beiden zou het immers toch geen zin hebben, antwoordde Festenralh met een eigenaardigen glimlach; daarna namen zij voor heden afscheid van elkaar. De kapitein ging langzaam naar zijn logement terug. Er was daar weliswaar niets dat hem aantrok. Maar waar moest hij anders blijven? Vroeger had het vroolijke gebabbel van George Mertens hem de lange uren doen om vliegen. Dat was nu voorbij en het huisje der ongelukkige weduwe zag er met zijn wijd geopende vensters ongezellig en verlaten uit. Enfin, heel lang kon toch zeker dit zonderlinge leven niet meer duren. Een enkel gelukkig toeval en alles zou weer helder len zooveel men wi! het is op zich zelf geen afkeurenswaardige daad de hand uit te strekken naar den overvloed van een ander om er van meegedeeld te krijgen. Wat slecht is, dat is bedriegen dat is luiheid verkiezen boven arbeid, maar pas wel op, tot de bedelaars van beroep zija deze zonden niet beperkt. En dan nog Onder de verkeerde suggestie van dezen tijd en de nuchtere wijsheid, die ook hier echter wel eens dwaas heid kan zijD, ons leidend, heef: ieder wel eens den tweestrijd ge voeld, wanneer een bedelaar zijn hand ophield, tusschen het mede lijden en het ijzige verstand. Als bet laatste de overwinning behaalde en het koperstukje bleef in den zak wij zullen hopen, dat het niet de overwinning van de gierigheid was dan was de rede neering allicht zoo geweest, als de heilige Chrysostomus reeds weer legde in zijn tijd. Merkwaardige bladzijde, die vaak herhaaide verdediging der bedelaars door den grooten bisschop vaD Constantinopel. en hoeveel is er uit te leeren voor de verstandigen van onzer sociaal geheeten tijd. In zijn homilie op den brief aan de Hebreeën betoogt hij, dat men niet te spoedig moet veronderstellen, dat de bedelaar een bedrieger is. Die bedelaar is een bedrieger (zegt iemand). Wat zegt gij daar Voor een stuk brood, voor een stuk kleeren, noemt gij hem een bedrieger Maar bij verkoopt terstond wat men bem geeft En gij dan, beheert gij goed al wat gij bezit? Hoe daD Zijn alle armen arm omdat zij lui zijn Is er geen arm door een of andere schip breuk Door een verloren proces Tengevolge van diefstal Door ge varen waarin hij gevallen is Door ziekten of door andere omstandig heden Maar, als wij een hunner met groot geschrei zulke ongelukken hoort bejammeren, als wij hen de oogen ten hemel zien richten, hun haren in wanorde zien, henzelf bedekt met lompen, dan noemen wij hem terstond bedrieger, veiDzer, leugenaar. Schaam? gij u niet Wien behandelt gij als bedrieger Geef niets, maar beschuldig dien man niet. Hij heeft wel iets. maar houd', zich alsof hij niets heeft. Dat is een beschuldiging voor en niet voor he o. Hij weet dat hij met wreede wezens te doen heeft, wilde dieren eerder dan menschen, en dat hij door medelijwekkende woorden niemand met hem zal ver zoenen daarom is hij genoodzaakt zich in nog deerniswaardiger omhul sel te steken, om uw hart te bewe gen. Wanneer iemand tot ons komt om te bedelen in fatsoenlijk gewaad, dan zal men zeggen „Het is een bedrieger bij doet zich aldus voor om oos te doen meeoen. dat hij van goeden huize is." Wanneer e<:n ander zich in tegenovergestelde kleedij aandieot, dan beschuldigen wij hem nog... Wat dan te doen Verder wordt o.a. nog het vol gend van Sint Chrysostomus ge citeerd Waarom u moeilijkheden gemaakt God heeft u ontslagen van ieder nauwkeurig onderzoek, van iedere navraag. Wat zouden velen niet zeggen, welke bezwaren zouden zij niet maken, wanneer God bevolen had eerst nauwkeurig ieders bestaan na te gaan, zijn levenswijze, zijn daden, om daarna pas 'n aalmoes te geven Wij zijn nu van al dien last bevrijd; waarom ons dan overbo dige zorg gemaakt Iets anders is het te oordeelen. iets anders een en opgewekt worden 't Was waar, niemand kon den armen George weer in 't leven terug roepen en zijn moeder gelukkig maken Zooals altijd, wanneer hij ihuis kwam, onderzocht hij nauwkeurig zijn kamer. Hij nad kleine ken- teekenen aangebracht, waaruit hij kon zien, of de een of ander hier of daar iets had aangeraakt. In het sleutelgat van de kast had hij een stukje broodkruim gelegd; het was verdwenen. Ook de schuiflade van de tafel was open geweest. Daar Festenrath echter al zijn geld, zijn papieren en pistolen steeds bij zich droeg liet het hem vrij onverschillig, of men de sloten, die hij alleen voor den schijn maar op slot deed, opende of niet. Integendeel, hij scheen tevreden met zijn ontdek kingen, want hij knikte meermalen goedkeurend met zijn hoofd. Toen schreef hij aan zijn rent meester en bestelde daarna eieren voor zijn avondeten. De waard bracht ze hem zelf. Hebt u dat lawaai beneden in de gelagkamer gehoord in den afgeloopen nacht? vroeg Vliet. Geen syllabe! antwoordde de kapitein. Nou, dan slaapt u ook als een os 1 riep de waard verbaasd uit. Dat doe ik ookantwoordde Festenrath. De voorjaarslucht maakt mij altijd vermoeid en bo- werk van barmhartigheid te doen. Dit gaat zeker dwars in tegen verschillende begrippen van „armen zorg", welke tegenwoordig geldend zijn. Doch is het niet geraden, ze eens te toetsen aan de uitspraken van dezen beroemden Kerkvader Op Vrydag 18 Augustus 1933. Voorzitter O. v. d. Loo, Burge meester. Secretaris Van Haaren. Tegenwoordig alle leden. Nadat de vergadering door den Voorzitter met gebed geopend was, werden de notulen der vorige ver gadering zonder eenige op- of aan merking goedgekeurd. 2. Vaststelling der rekening van het Algemeen Burgerlijk Armbestuur dienst 1933. Aan de hand van het rapport der Commissie werd de Rekening van het Burgerlijk Armbestuur, dienst 1932, vastgesteld in Ontvangsten op f 9390.08r/s en in UitgaveD op f 9367.99. 3. Vaststelling der begrooting van bet Algemeen Burgerlijk Armbestuur dienst 1934. De begrooting 1934 van het Bur gerlijk Armbestuur werd in ontvangst en uitgave op f 8450.— 4. Voorloopige vaststelling van het bedrag der baten en lasten van den tak van dienst het bedrijf der Gasfabriek per 31 December 1932 overeenkomstig het bepaalde in artikel 265 der Gemeentewet met rapport der Commissie. Ook dit werd conform Commis soriaal rapport vastgesteld. De beer Millen klaagde erover, dat bescheiden betreffende punten 3 en 4 niet ter iozage lagen voor de Raadsleden, waarop de Voorzitter zegt, dat hij meent dat dit echter wel het geval geweest is, doch het is mogelijk, dat die bescheiden een oogenblik teruggenomen zijn, daar een Commissielid nog moest teeke- n. De heer van Boven verzocht ook ter visielegging dier bescheiden. De heer Vermeulen zegt, dat toen hij kwam inzien, alles er lag. waarop de heer van Haren zegt, dat dit zulks niet het geval was op het oogenblik dat de heer Millen er was. 5. Voorstel van burgemeester en Wethouders tot verdere verlaging der pacht van enkele verpachte gronden. De heer Millen wijst op het ver schil van pachten, waarop de Voor zitter zegr, dat de kwaliteit der gronden, den tijd gedurende welke deze gronden reeds in cultuur zijn, of de gronden al dan niet veraf ge legen zija, zeer zeker van invloed zijn op de pachtprijzen en dat het College van B. en W. wel degelijk met al deze factoren rekening heeft gehouden, en de pachten naar billijk heid verlaagd heeft. Ook Wethouder Pubben geeft een deskundige uiteenzetting en wijst er op, dat het een reuze-verschil is, of de grond heidegrond is, dan wel oudere weidegrond. Op een vraag van den heer Stoot of deze verlaging zich uitstrekt over den geheelen pachtduur, antwoordt de Voorzitter, dat dit alleen nu gaat over het kopende jaar, waarna het voorstel tot pachtverlagiug z h.s, wordt aangenomen. 6. Voorstel van Burgemeester en vendien, wat gaal mij dat kabaal daar beneden aan 1 Dan zou men u bij wijze van spreken wel uit uw bed kun nen dragen, merkte Vliet op. Als iemand er plezier in zou hebben, waarom niet? hernam Eestenralh lachend. Vandaag ben ik zoo doodmoe, u zou voor het huis wel kanonnen kunnen laten losbranden, dat zou me niet wak ker maken. Vliet, die den kapitein van ter zijde eens had aangekeken en die al weer half dronken was, mom pelde eenige moeilijk verstaanbare woorden half binnensmonds en verliet het vertrek. Festenrath nuttigde eenzaam zijn avondeten,- denkende aan den tijd, dat misschien een ander vriende lijk wezen aan zijn zijde zou zitten en zijn zorgen en gedachten met hem zou deelen daarna staarde hij nog langen tijd door het raam naar buiten en ging klokslag tien uur naar bed. Hij was heden avond inderdaad zeer rnoe en het kostte hem dan ook geen geringe inspanning om niet in slaap te vallen. Hij was half gekleed naar bed gegaan, in de rechterhand hield hij een pis tool en in de linker een stuk stevig touw. Zoo lag hij daar, luisterende naar het vaag tot hem doordrin gende gesprek in de gelagka ner, soms ook een beetje induttend, want hij kende zijn natuur en Wethouders tot onderhandsche ver pachting van circa 31 Aren in het Venraysch Broek voor den tijd van 6 jaren aan Michiel Lioders. Z.h.s. besloot de Raad dit voor stel aan te nemin en de pachtprijs te bepalen op f 14.80 per jaar. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelliog eener ver jrdening op het bouwen en de bewoning in de gemeente Venray. Ter inleiding van dit punt wees de Voorzitter er op, dat deze ver ordening door de gewijzigde Wo ningwet noodzakelijk geworden is. Het concept (een lijvig boekje) is den Raadsleden ter band gesteld. Hier en daar zijn echter voor Venray eenige wijzigingen voorgesteld door B. en W. Daar geen enkel Gemeentebestuur er aan durfde, om zulk een veror dening te ontwerpen, voor zoo een moeilijk en veel omvattend onder werp, hebben een paar Ingenieurs en boogere Ambtenaren ter Griffie, zich er voorgespannen en geldt deze handleiding als uniforme regeling voor de geheele Provincie Limburg. De praktijk zal in deze veel moeten leeren. B. en W. adviseeren dan ook den Raad dit concept, al dan niet verzacht, goed te keuren, daar het heden den laatsten dag is, waarop de Raad in de gelegenheid is. zich hieromtrent uit te spreken. Zou on verhoopt de Raad dit concept niet goedkeuren, dan stellen de Ged. Staten de verordening vast, zonder rekening te houden met verzachtingen door den Raad gewenscht. De heer Vermeulen vraagt, of deze verordening ook geldt voor bestaan de gebouwen, waarop de Voorzitter bevestigend antwoordt, doch in hoofdzaak voor nieuwbouw. De heer van Haren zou in deze veel omvattende zaak gaarne een Commissie van deskundigen benoemt zien, die den Raad van advies kon dienen. De Voorzitter wijst er op, dat dit concept door ter zake zeer bekwame mannen is ontworpen. Ook de heer Timmermann heeft het bestudeerd en is bet in de vergadering van B en W. besproken, die eenige wijzigin gen aanbrachten. Ook wijst de Voor zitter nogmaals op het verder reeds hierboven vermelde, waarop de heer van Haren verklaart zich niet bevoegd te achten aaD deze verordening zon der voorlichting zijn stem te geven. Weer geeft de Voorzitter een uit eenzetting van het verloop der zaken en voegt er aan toe, dat de Raad toch altijd de in practijk noodig gebleken veranderingen kan aan brengen. De heer van Haren zegt, niet te kunnen begrijpen, dat een bouwver ordening voor de geheele Provincie eensluidend zijn kan, immers wat in de eene gemeente past kan in een andere gemeente niet passen. De heer Vermeulen wijst er op, dat deze verordening voorschrijft dat W C direct met de buitenlucht in verbinding moet staan, dat de daken dicht moeten zijn voor wind, regen en jachtsneeuw. Hij betwijfelt of veel huizen in Venray aan deze be paling zullen voldoen. De Voorzitter zegt, dat dit niets nieuws is, daar thans op dit punt meerdere voorschriften zijn van de Gezondheidscommissie, die zich trou wens zooals zij bericht heeft met het ontwerp wel kan vereenigen, waarop de heer Vermeulen zegt, dat hij als Vincentiaan vaak ondervin ding opdoet dat aan deze voorschrif ten niet voldaan is, hetgeen boven dien massa's geld zou kosten om dat in orde te brengeo. Wethouder Odenhoven wijst er wist, dal het minste geruisch hem zou wekken. Beneden werd het stil. De to renklok van Herlogenrade kondig de elf slagen aan, daarna het middernachtelijk uur. liet moest bijna één uur zijn toen hoorde hij geritsel bij de deur, die vanuil Festenralh's kamer iti een aangrenzend ver trek leidde. Deze deur was gesloten, maar de sleutel mankeerde en Feslen rath had er ook niel om gevraagd. Hij hoorde, hoe er een sleutel in het slot werd omgedraaid, Festen rath haalde diep en zwaar adem, bijna snurkend, zooals iemand, die heel vast slaapt. De deur werd geopend en er kwam iemand zachtjes binnen. De kapitein vermoedde wel, dat hel Vliet was, hoewel het pikdonker in de kamer was. Op dil oogenblik kwam hij op een gevaarlijke gedachte: Vliet kon mogelijkerwijze wel eens niet alleen komen, misschien hadden zij het zelfs op een moord voor zien Maar neen, de binnenko mende scheen alleen te zijn. Hij stond een tijdlang stil om te luis teren. Festenralh bootste nog steeds een slaper na. De nachte lijke gast sloop daarop naar de tafel, waar Festenrath in de af sluitbare schuifla gewoon was zijn beurs en zijn zakboekje te bewaren, zooals hij Vliet eens had verteld. De schuiflade maakte een zacht piepend geluid, toen Vliet haar opentrok. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1933 | | pagina 5