lad van
L El MAAS"
De moderne vrouw.
FEUILLETON.
De ondergang
der Bokruiters.
Verdediging der
bedelaars.
Vergadering van
den Raad van
Venray.
Zaterdag 26 Augustus 1933
Vier en vijftigste Jaargang No. 34
Overgang naar de aanvullings
reserve.
De Burgemeester van Venray brengt
ter kennis vau belanghebbenden
1. Behoudens onvoorziene om
standigheden zullen op 1 October
1933 naar de aanvullingsreserve
overgaan
a. de gewone dienstplichtigen der
landmacht behoorende tot de lichting
1918 met uitzondering van hen. die
de eerste oefening met een andere
lichting hebben beëindigd.
b. de gewone dienstplichtigen der
landmacht van andere lichtingen, die
met de lichting 1918 de eerste oefe
ning hebben beëindigd, met uitzonde
ring van ben, die reeds eerder naar
de aanvullingsreserve zijn overgegaan.
2. De tot de aanvullicgsreserve
behoorende dienstplichtigen zullen in
geval van mobilisatie eerst behoeven
op te komen, wanneer zij daartoe bij
afzonderlijke openbare of persoonlijke
kennisgeving worden opgeroepen.
3. De rijksgoederen verstrekt aan
de dienstplichtigen, die op genoemden
datum naar bedoelde reserve over
gaan, zullen met uitzondering van
haarkam, roskam en spons, in October
1933 moeten worden ingeleverd.
Blijkt bij de inlevering dat er goede
ren ontbreken of dat deze niet in
den vereischten staat verkeeren, dat
stelt de dienstplichtige, wien het
aangaat zich o.a. aan bestraffing
bloot.
4. Nader zal aan belanghebbenden
worden bekend gemaakt, wanneer en
waarde inlevering moet plaatshebben.
Venray, 17 Augustus 1933.
De Burgemeester van Venray
O. VAN DE LOO.
HET VERLOREN PARADIJS.
Met veel instemming nemen wij
het volgende artikel over, dat als
een soort alarmkreet onder het op
schrift „S.O.S." in de „Avondpost"
verscheen. Er worden vele harde
waarheden in gezegd, die helaas in
al te veel katholieke gezinnen ook
de meest ernstige overweging ver
dienen
Men heeft in oos blad gelezen over
de uitspattingen tijdens de Kaag
week.
De lezer, uit wiens brief wij ver
schillende mededeelingen deden,
maakte daarin een opmerking, die
van algemeene beteekenis is en den
toestand van hel oogenblik volkomen
juist typeert. Hij wees er namelijk
op
dat bij verschillende stuitende too-
neelen, welke bij zag en bijwoonde,
de vrouw (het meisje) de „aanval
lende" de uitnoodigende partij was:
dat van haar het initiatief uitging:
dat baar „raffinementde uitspattin
gen uitlokte en bevorderde.
Hiermee werd de vinger gelegd
op een karakteristiek verschijnsel
van den tegenwoordigen tijd. Aller
lei boeken en publicaties wijzen er
op, dat er in latere jaren, en met
name Da den oorlog, een steeds
meer vrije verhouding is gekomen in
den omgang tusschen de geslachten;
dat de afstand tusschen man en
vrouw is verkleind; dat er tegen
woordig dingen gebeuren, (en daar
bij behoeft men volstrekt niet steeds
aan iets onzedelijks te denken) die
die vroeger ondenkbaar waren; dat
oude en eenvoudige beschaafde ge
bruiken in den omgang tusschen den
jongen man en het jonge meisje zijn
ter zijde geschoven; dat goede vor
men worden vernield en grenzen
uitgewischt.
Hierop wijzen al die schrijvers,
maar zij vergeten dit te signaleeren:
Een zonderlinge Historie.
Naar het Duitsch.
2*2
Feslenrath had wel bemerkt,
dat Kirchhof hem en Annette
dikwijls snel en scherp aankeek.
Maar het was hem gelukt, zijn
kalmte en onbevangenheid vol
komen te bewaren.
Het gesprek liep gedeeltelijk
over den diefstal, gedeeltelijk over
de Bokruiters, van wie eenige
nieuwe rooftochten ruchtbaar
waren geworden, gedeeltelijk over
den dood van George Mertens en
het treurige lot van diens onge
lukkige moeder. Daarna stond
Kirchhoff op en nam afscheid
een dokter heeft toch altijd
dringende zaken
Mijn monsters zijn aange
komen, mijnheer Kirchhoff riep
Festenralh hem nog* ïva. Zal ik
ze bij gelegenheid eens laten zien
of hebt u inlusschen reeds bij
een ander besteld
Neen, heel graag ik verheug
er me al op! Komt u maar zoo
gauw mogelijk riep Kirchhoff
hem toe.
Bokelmann en Festenralh bleven
dat vrijwel dit alles een gevolg is
een gewijzigde levenshouding van de
vrouw en niet van de man.
Indien de normale afstand tusschen
de geslachten is verkleind, vaak
angstwekkend verkleind, dan is dit,
omdat de vrouw den man genaderd
is en niet omgekeerd.
De man. de jonge man, is - in
het algemeen genomen natuurlijk
blijven staan op de plaats, waar bij
altijd stond. Van ouds werd hem, in
het leven en in de literatuur, de ver
leidersrol toebedeeld. Ec waren, zoo
ongeveer luidde de stelling goede
en slechte mannen, maar zelfs voor
de goede moest de vrouw op haar
hoede zijn. Doch in latere jaren is
die verleiders-rol practisch voor een
groot deel door de vrouw overge
nomen. Het onschuldige meisje door
een man op den verkeerden weg
gebracht, is overgestapt uit de reali
teit naar het wassenbeelden-spel. De
vrouw verkleinde den afstand; gaf
een aanmerkelijk dee! van het oude
en vroeger zoo natuurlijke verzet op;
maakte den omgang vrijer en losser:
zag er niets meer in om man te
worden met de manneD; in haar
levensverhouding, haar levenswijze,
haar opvattingen, haar kleeding,haar
gedragingen bracht zij zulke gron
dige wijzigingen, dat daarin in en
buiten het huwelijk andere verhou
dingen moesten ontstaan, maar het
huwelijk zèif op losse schroeven
kwam. En de man, in vele gevallen,
accepteerde.
Het is de vrouw, en zij, allereerst,
die de nieuwe verhoudingen 9chiep.
Het is de vrouw, en zij allereerst,
die de nieuwere moraal verdedigt.
In de literatuur is zij de proble
men op sexueel gebied gaan behan
delen op zóó open wijze, dikwijls
tot in de walgelijkste bijzonderheden
toe, als geen man het ooit heeft
aangedurfd. Emile Zola bijvoorbeeld,
tegen wieD stormen zijn opgegaan,
is een verlegen schooljongen bij
mevrouw Alie Smeding vergeleken
en de Decamerooe kan men velen
nog beter in handen geven dan
menig modern Nederlandsch boek,
door een vrouw geschreven. En in
de practijk heeft de journalist Bru>se
ons reeds verscheidene jaren geleden,
na een enquête, verbijsterende ont
hullingen gedaan omtrent de levens
verhouding van vele kantoormeisjes,
deelt Ritter ons in zijn jongste boek
sterke staaltjes mede uit het studen
tenleven; weet iedereen, die eenigs-
zins levenswijs is, dat tallooze jonge
vrouwen de oude beschroomdheid
hebben verloren, bereid zijn te ge
nieten wat de natuur aan genot
biedt, niet wachten tot de klassieke
verleider komt, maar hem vrijmoe
dig tegemoet treden en uitnoodigen.
Dit laatste, het verlies van de na
tuurlijke beschroomdheid, van de
reserve, welke vroeger door den
vrouwelijken aard, door waardigheid
en beschaving, werd geboden, is de
hoofdzaak.
De vrouw, die rookt, die zelfs
in het publiek haar lippen verft,
haar gezicht poedert; die on-aesthe-
tisch, achter op ronkende motor
fietsen zit, tegen den rug van haar
uitverkorene aan; die op gaat in al
die moderne, afschuwelijke dansen,
waaronder er zijn, welke als in strijd
met de openbare eerbaarheid straf
baar moesten worden gesteld; die
zich, zonder werkelijke noodzaak,
steeds „luchtiger" en losser kleedt,
zoodat vele vrouwen beter gecostu-
meerd zijD, als zij zich ter ruste be
geven dan wanneer zij langs 's
Heeren straten wandelen; die in
decolleté op de kantoren verschijnt,
zoodat op vele plaatsen een verbod
tegen dergelijke toiletten moet wor
den uitgevaardigd; die geen schroom
meer bezit nóch in bet verkondigen
en toonen van haar opvattingen,
nu ook niet lang meer. Mevrouw
Riedenburg verzocht den laatste,
toch eens heel spoedig terug te
komen, Annette sprak slechts met
haar oogen.
Daarop verlieten beide mannen
te zamen het huis. De kapitein
was van meening, dat het tijd
werd om er eens aan te denken,
zich in verbinding te stellen met
handelskringen in Herlogenrade.
anders zou men een koopman,
die geen zaken deed, al spoedig
met wonderlijke oogen aanzien,
hij sprak er zijn twijfel over uit
ot hij deze voor hem geheel
vreemde laak wel met succes zou
kunnen volbrengen. Maar Bokel
mann meende, dat er toch nog
niet zoo n groote haast bij was;
hij kon immens altijd nog zeggen
dat de heer Meisner nog
wachtende was op nieuwe zendin
gen goederen of iels dergelijks.
Toen vroeg hij, niet zonder
eenigen spot in zijn stem, of de
kapitein reeds ontdekkingen in
Vliets huis had gedaan.
0 ja! antwoordde Festenrath
ernstig. Een zeer belangrijke.
En de tweede hoop ik heden
nacht te doen. U zult mij boven
dien een groot genoegen doen,
als u kwaad van mij spreekt, mij
voor een half geruineerd man
houdt, die uw vertrouwen heeft
beschaamd, terwijl wij ons in den
vervolge nog slechts in 't geheim
zullen ontmoeten!
Maar waartoe dient dat nu
nóch in het étaleeren van haar
lichaam; die geen zuinigheid meer
kent inzake het bewaren van haar
vrouwelijke waardigheid; die, om er
bekoorlijker uit te zien, de kunst
middeltjes aanwendt, welke vroeger
alleen door vrouwen van verdachte
zeden werden gebruikt; die gehuwd,
geen kinderen wil hebbeD, althans
„voorloopig niet", omdat het „zulke
haDdenbindertjes" zijn en die. als ze
wel kinderen heeft („een ongelukje"
misschien!) ze overlaat aan „de juf
frouw" of ze, als jonge honden, in
een mandje vóór of achter op de
fiets stopt, omdat ze met alle geweld
het buis uit wil; die, als moeder,
niet alleen haar dochters te veel vrij
heid geeft, maar zelfs met die doch
ters concurreert in levenshouding en
kleeding en schoonheidsmiddeltjes;
dit is de vrouw, die het kernpunt
vormt van het nijpende probleem van
onzen tijd.
Zij is het, die, met het S.O.S.-tee-
ken op het voorhoofd (maar dit be
seft zij zelf niet) door onze samenle
ving gaat; zij is het, die den natuur
lijken afstand tot den man op angst
wekkende en gevaarlijke wijze heeft
verkleind, de rol der verleiding van
hem overnam, en wier lichtvaardige
toenadering waarachtig nog wordt
verdedigd met de opmerking, dat de
verhoudingen tegenwooidig zooveel
„oprechter" zijn dan vroeger. Maar
zijn dan de lichtekooien, die voor
geld hun gunsten bieden, dan nog
niet veel oprechter Van alle kanteD
wordt het tegenwoordig den maD
aangeboden en opgedrongen; er is in
de levensgedraging van zeer vele
meisjes en vrouwen een perverse
brutaliteit, die voor niets meer terug
deinst.
Het deserteeren der vrouw van
haar natuurlijken post, met ver
loochening van haar eigenlijken aard
en van haar natuurlijke beschroomd
heid en reserve, is de jammerlijke
terugval van onzen tijd.
Het is een decadence, die bewijst,
dat de zegetocht van den vooruit
gang en der techniek de menschheid
t verlies van hooge geestelijke waar
den niet vergoeden kan. En nu weten
wij natuurlijk wel, dat wij niet al te
zeer generaliseeren mogen, omdat
den Hemel zij dank niet alle vrou
wen en meisjes zich aldus gedrageD,
maar het deel dat hel wèl doet is
zoo belangrijk, dat er van een diepen
nood gesproken mag worden.
Zal de vrouw er ooit nog in
slagen tot haar oude plaats terug te
keeren
Zal zij het verloren paradijs van
haar waardigheid en zuiverheid weer
weten te vinden
Wat een Kerkvader er van zei.
Het wordt altijd tot een der bij
zondere zegeningen van een bewind
gerekend, als het de publieke bede
larij weet te beteugelen. Als een
goede noot voor het Nazi-bewind
hebben we ook al aangeteekend ge
zien, dat er in de straten van Berlijn
nu veel minder bedelaars te zien zijn.
Van eea bedelaar wordt bij voor
baat verondersteld, dat hij een lastig
lui sujet is, dat feitelijk geen
reden van be3taan heeft, evenmin
trouwens als een landlooper.
Eeoige jaren geleden is echter de
katholieke professor Pompe al ~ens
in 't krijt getreden voor het juridisch
bestaansrecht van den landlooper
En nu brak onlangs in de Nieuwe
Tilburgsche Courant Dr. Arts een
lans voor den bedelaar
Bedelarij mag men strafbaar stel-
allemaal weer'? riep de rechter
bijna ontsteld uit.
Om mij, als ik het ver
trouwen van de overheidspersonen
verlies, een des te welkomer gast
te maken bij diegenen, die met
de overheid nu niet op een bepaald
goede voet verkeeren, antwoordde
Festenrath. Geneer u maar
niet om zooveel kwaads van mij
te vertellen, als u maar bedenken
kunt. Maar laat u mij vooral
weten, waar ik u ten allen tijde
kan vinden
Bokelmann moest toegeven,
dat er in deze opvatting wel een
grond van waarheid lag.
Maar bij de Riedenburgs en
Kirchhoff behoef ik u toch niel te
belasteren vroeg hij.
Bij beiden zou het immers
toch geen zin hebben, antwoordde
Festenralh met een eigenaardigen
glimlach; daarna namen zij voor
heden afscheid van elkaar.
De kapitein ging langzaam naar
zijn logement terug. Er was daar
weliswaar niets dat hem aantrok.
Maar waar moest hij anders
blijven? Vroeger had het vroolijke
gebabbel van George Mertens
hem de lange uren doen om
vliegen. Dat was nu voorbij en
het huisje der ongelukkige weduwe
zag er met zijn wijd geopende
vensters ongezellig en verlaten
uit. Enfin, heel lang kon toch
zeker dit zonderlinge leven niet
meer duren. Een enkel gelukkig
toeval en alles zou weer helder
len zooveel men wi! het is op
zich zelf geen afkeurenswaardige
daad de hand uit te strekken naar
den overvloed van een ander om er
van meegedeeld te krijgen.
Wat slecht is, dat is bedriegen
dat is luiheid verkiezen boven arbeid,
maar pas wel op, tot de bedelaars
van beroep zija deze zonden niet
beperkt.
En dan nog
Onder de verkeerde suggestie van
dezen tijd en de nuchtere wijsheid,
die ook hier echter wel eens dwaas
heid kan zijD, ons leidend, heef:
ieder wel eens den tweestrijd ge
voeld, wanneer een bedelaar zijn
hand ophield, tusschen het mede
lijden en het ijzige verstand.
Als bet laatste de overwinning
behaalde en het koperstukje bleef in
den zak wij zullen hopen, dat
het niet de overwinning van de
gierigheid was dan was de rede
neering allicht zoo geweest, als de
heilige Chrysostomus reeds weer
legde in zijn tijd.
Merkwaardige bladzijde, die vaak
herhaaide verdediging der bedelaars
door den grooten bisschop vaD
Constantinopel. en hoeveel is er uit
te leeren voor de verstandigen van
onzer sociaal geheeten tijd.
In zijn homilie op den brief aan
de Hebreeën betoogt hij, dat men
niet te spoedig moet veronderstellen,
dat de bedelaar een bedrieger is.
Die bedelaar is een bedrieger
(zegt iemand).
Wat zegt gij daar Voor een
stuk brood, voor een stuk kleeren,
noemt gij hem een bedrieger
Maar bij verkoopt terstond wat
men bem geeft
En gij dan, beheert gij goed
al wat gij bezit? Hoe daD Zijn alle
armen arm omdat zij lui zijn Is er
geen arm door een of andere schip
breuk Door een verloren proces
Tengevolge van diefstal Door ge
varen waarin hij gevallen is Door
ziekten of door andere omstandig
heden Maar, als wij een hunner
met groot geschrei zulke ongelukken
hoort bejammeren, als wij hen de
oogen ten hemel zien richten, hun
haren in wanorde zien, henzelf bedekt
met lompen, dan noemen wij hem
terstond bedrieger, veiDzer, leugenaar.
Schaam? gij u niet Wien behandelt
gij als bedrieger Geef niets, maar
beschuldig dien man niet.
Hij heeft wel iets. maar houd',
zich alsof hij niets heeft.
Dat is een beschuldiging voor
en niet voor he o. Hij weet dat
hij met wreede wezens te doen heeft,
wilde dieren eerder dan menschen,
en dat hij door medelijwekkende
woorden niemand met hem zal ver
zoenen daarom is hij genoodzaakt
zich in nog deerniswaardiger omhul
sel te steken, om uw hart te bewe
gen. Wanneer iemand tot ons komt
om te bedelen in fatsoenlijk gewaad,
dan zal men zeggen „Het is een
bedrieger bij doet zich aldus voor
om oos te doen meeoen. dat hij van
goeden huize is." Wanneer e<:n
ander zich in tegenovergestelde kleedij
aandieot, dan beschuldigen wij hem
nog...
Wat dan te doen
Verder wordt o.a. nog het vol
gend van Sint Chrysostomus ge
citeerd
Waarom u moeilijkheden gemaakt
God heeft u ontslagen van ieder
nauwkeurig onderzoek, van iedere
navraag. Wat zouden velen niet
zeggen, welke bezwaren zouden zij
niet maken, wanneer God bevolen
had eerst nauwkeurig ieders bestaan
na te gaan, zijn levenswijze, zijn
daden, om daarna pas 'n aalmoes te
geven Wij zijn nu van al dien last
bevrijd; waarom ons dan overbo
dige zorg gemaakt Iets anders is
het te oordeelen. iets anders een
en opgewekt worden 't Was
waar, niemand kon den armen
George weer in 't leven terug
roepen en zijn moeder gelukkig
maken
Zooals altijd, wanneer hij ihuis
kwam, onderzocht hij nauwkeurig
zijn kamer. Hij nad kleine ken-
teekenen aangebracht, waaruit hij
kon zien, of de een of ander hier
of daar iets had aangeraakt. In
het sleutelgat van de kast had hij
een stukje broodkruim gelegd;
het was verdwenen.
Ook de schuiflade van de tafel
was open geweest. Daar Festenrath
echter al zijn geld, zijn papieren
en pistolen steeds bij zich droeg
liet het hem vrij onverschillig, of
men de sloten, die hij alleen voor
den schijn maar op slot deed,
opende of niet. Integendeel, hij
scheen tevreden met zijn ontdek
kingen, want hij knikte meermalen
goedkeurend met zijn hoofd.
Toen schreef hij aan zijn rent
meester en bestelde daarna eieren
voor zijn avondeten. De waard
bracht ze hem zelf.
Hebt u dat lawaai beneden
in de gelagkamer gehoord in den
afgeloopen nacht? vroeg Vliet.
Geen syllabe! antwoordde de
kapitein.
Nou, dan slaapt u ook als
een os 1 riep de waard verbaasd
uit.
Dat doe ik ookantwoordde
Festenrath. De voorjaarslucht
maakt mij altijd vermoeid en bo-
werk van barmhartigheid te doen.
Dit gaat zeker dwars in tegen
verschillende begrippen van „armen
zorg", welke tegenwoordig geldend
zijn. Doch is het niet geraden, ze
eens te toetsen aan de uitspraken
van dezen beroemden Kerkvader
Op Vrydag 18 Augustus 1933.
Voorzitter O. v. d. Loo, Burge
meester.
Secretaris Van Haaren.
Tegenwoordig alle leden.
Nadat de vergadering door den
Voorzitter met gebed geopend was,
werden de notulen der vorige ver
gadering zonder eenige op- of aan
merking goedgekeurd.
2. Vaststelling der rekening van
het Algemeen Burgerlijk Armbestuur
dienst 1933.
Aan de hand van het rapport der
Commissie werd de Rekening van
het Burgerlijk Armbestuur, dienst
1932, vastgesteld in Ontvangsten op
f 9390.08r/s en in UitgaveD op
f 9367.99.
3. Vaststelling der begrooting van
bet Algemeen Burgerlijk Armbestuur
dienst 1934.
De begrooting 1934 van het Bur
gerlijk Armbestuur werd in ontvangst
en uitgave op f 8450.—
4. Voorloopige vaststelling van
het bedrag der baten en lasten van
den tak van dienst het bedrijf der
Gasfabriek per 31 December 1932
overeenkomstig het bepaalde in
artikel 265 der Gemeentewet met
rapport der Commissie.
Ook dit werd conform Commis
soriaal rapport vastgesteld.
De beer Millen klaagde erover,
dat bescheiden betreffende punten 3
en 4 niet ter iozage lagen voor de
Raadsleden, waarop de Voorzitter
zegt, dat hij meent dat dit echter
wel het geval geweest is, doch het
is mogelijk, dat die bescheiden een
oogenblik teruggenomen zijn, daar
een Commissielid nog moest teeke-
n.
De heer van Boven verzocht ook
ter visielegging dier bescheiden.
De heer Vermeulen zegt, dat toen
hij kwam inzien, alles er lag. waarop
de heer van Haren zegt, dat dit
zulks niet het geval was op het
oogenblik dat de heer Millen er was.
5. Voorstel van burgemeester en
Wethouders tot verdere verlaging
der pacht van enkele verpachte
gronden.
De heer Millen wijst op het ver
schil van pachten, waarop de Voor
zitter zegr, dat de kwaliteit der
gronden, den tijd gedurende welke
deze gronden reeds in cultuur zijn,
of de gronden al dan niet veraf ge
legen zija, zeer zeker van invloed
zijn op de pachtprijzen en dat het
College van B. en W. wel degelijk
met al deze factoren rekening heeft
gehouden, en de pachten naar billijk
heid verlaagd heeft.
Ook Wethouder Pubben geeft
een deskundige uiteenzetting en wijst
er op, dat het een reuze-verschil is,
of de grond heidegrond is, dan wel
oudere weidegrond.
Op een vraag van den heer Stoot
of deze verlaging zich uitstrekt over
den geheelen pachtduur, antwoordt
de Voorzitter, dat dit alleen nu gaat
over het kopende jaar, waarna het
voorstel tot pachtverlagiug z h.s,
wordt aangenomen.
6. Voorstel van Burgemeester en
vendien, wat gaal mij dat kabaal
daar beneden aan 1
Dan zou men u bij wijze
van spreken wel uit uw bed kun
nen dragen, merkte Vliet op.
Als iemand er plezier in zou
hebben, waarom niet? hernam
Eestenralh lachend. Vandaag ben
ik zoo doodmoe, u zou voor het
huis wel kanonnen kunnen laten
losbranden, dat zou me niet wak
ker maken.
Vliet, die den kapitein van ter
zijde eens had aangekeken en die
al weer half dronken was, mom
pelde eenige moeilijk verstaanbare
woorden half binnensmonds en
verliet het vertrek.
Festenrath nuttigde eenzaam zijn
avondeten,- denkende aan den tijd,
dat misschien een ander vriende
lijk wezen aan zijn zijde zou
zitten en zijn zorgen en gedachten
met hem zou deelen daarna
staarde hij nog langen tijd door
het raam naar buiten en ging
klokslag tien uur naar bed.
Hij was heden avond inderdaad
zeer rnoe en het kostte hem dan
ook geen geringe inspanning om
niet in slaap te vallen. Hij was
half gekleed naar bed gegaan, in
de rechterhand hield hij een pis
tool en in de linker een stuk
stevig touw.
Zoo lag hij daar, luisterende
naar het vaag tot hem doordrin
gende gesprek in de gelagka ner,
soms ook een beetje induttend,
want hij kende zijn natuur en
Wethouders tot onderhandsche ver
pachting van circa 31 Aren in het
Venraysch Broek voor den tijd van
6 jaren aan Michiel Lioders.
Z.h.s. besloot de Raad dit voor
stel aan te nemin en de pachtprijs
te bepalen op f 14.80 per jaar.
7. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelliog eener
ver jrdening op het bouwen en de
bewoning in de gemeente Venray.
Ter inleiding van dit punt wees
de Voorzitter er op, dat deze ver
ordening door de gewijzigde Wo
ningwet noodzakelijk geworden is.
Het concept (een lijvig boekje) is
den Raadsleden ter band gesteld.
Hier en daar zijn echter voor Venray
eenige wijzigingen voorgesteld door
B. en W.
Daar geen enkel Gemeentebestuur
er aan durfde, om zulk een veror
dening te ontwerpen, voor zoo een
moeilijk en veel omvattend onder
werp, hebben een paar Ingenieurs en
boogere Ambtenaren ter Griffie, zich
er voorgespannen en geldt deze
handleiding als uniforme regeling
voor de geheele Provincie Limburg.
De praktijk zal in deze veel moeten
leeren. B. en W. adviseeren dan ook
den Raad dit concept, al dan niet
verzacht, goed te keuren, daar het
heden den laatsten dag is, waarop
de Raad in de gelegenheid is. zich
hieromtrent uit te spreken. Zou on
verhoopt de Raad dit concept niet
goedkeuren, dan stellen de Ged.
Staten de verordening vast, zonder
rekening te houden met verzachtingen
door den Raad gewenscht.
De heer Vermeulen vraagt, of deze
verordening ook geldt voor bestaan
de gebouwen, waarop de Voorzitter
bevestigend antwoordt, doch in
hoofdzaak voor nieuwbouw.
De heer van Haren zou in deze
veel omvattende zaak gaarne een
Commissie van deskundigen benoemt
zien, die den Raad van advies kon
dienen.
De Voorzitter wijst er op, dat dit
concept door ter zake zeer bekwame
mannen is ontworpen. Ook de heer
Timmermann heeft het bestudeerd en
is bet in de vergadering van B en
W. besproken, die eenige wijzigin
gen aanbrachten. Ook wijst de Voor
zitter nogmaals op het verder reeds
hierboven vermelde, waarop de heer
van Haren verklaart zich niet bevoegd
te achten aaD deze verordening zon
der voorlichting zijn stem te geven.
Weer geeft de Voorzitter een uit
eenzetting van het verloop der
zaken en voegt er aan toe, dat de
Raad toch altijd de in practijk noodig
gebleken veranderingen kan aan
brengen.
De heer van Haren zegt, niet te
kunnen begrijpen, dat een bouwver
ordening voor de geheele Provincie
eensluidend zijn kan, immers wat in
de eene gemeente past kan in een
andere gemeente niet passen.
De heer Vermeulen wijst er op,
dat deze verordening voorschrijft dat
W C direct met de buitenlucht in
verbinding moet staan, dat de daken
dicht moeten zijn voor wind, regen
en jachtsneeuw. Hij betwijfelt of
veel huizen in Venray aan deze be
paling zullen voldoen.
De Voorzitter zegt, dat dit niets
nieuws is, daar thans op dit punt
meerdere voorschriften zijn van de
Gezondheidscommissie, die zich trou
wens zooals zij bericht heeft met
het ontwerp wel kan vereenigen,
waarop de heer Vermeulen zegt, dat
hij als Vincentiaan vaak ondervin
ding opdoet dat aan deze voorschrif
ten niet voldaan is, hetgeen boven
dien massa's geld zou kosten om
dat in orde te brengeo.
Wethouder Odenhoven wijst er
wist, dal het minste geruisch hem
zou wekken.
Beneden werd het stil. De to
renklok van Herlogenrade kondig
de elf slagen aan, daarna het
middernachtelijk uur.
liet moest bijna één uur zijn
toen hoorde hij geritsel bij de
deur, die vanuil Festenralh's
kamer iti een aangrenzend ver
trek leidde.
Deze deur was gesloten, maar
de sleutel mankeerde en Feslen
rath had er ook niel om gevraagd.
Hij hoorde, hoe er een sleutel in
het slot werd omgedraaid, Festen
rath haalde diep en zwaar adem,
bijna snurkend, zooals iemand,
die heel vast slaapt.
De deur werd geopend en er
kwam iemand zachtjes binnen. De
kapitein vermoedde wel, dat hel
Vliet was, hoewel het pikdonker
in de kamer was.
Op dil oogenblik kwam hij op
een gevaarlijke gedachte: Vliet
kon mogelijkerwijze wel eens niet
alleen komen, misschien hadden
zij het zelfs op een moord voor
zien Maar neen, de binnenko
mende scheen alleen te zijn. Hij
stond een tijdlang stil om te luis
teren. Festenralh bootste nog
steeds een slaper na. De nachte
lijke gast sloop daarop naar de
tafel, waar Festenrath in de af
sluitbare schuifla gewoon was
zijn beurs en zijn zakboekje te
bewaren, zooals hij Vliet eens had
verteld. De schuiflade maakte een
zacht piepend geluid, toen Vliet
haar opentrok. Wordt vervolgd.