Tweede Blad van „FEIL MAAS" De ontreddering van het gezin. Mouris de Sntjer. Het oude lied. De scheper van Venray. Algem. weekoverzicht Zaterdag 18 Februari 1933 Vier en vijftigste Jaargang No. 7 Onlangs kwam in een neutraal blad van een onzer groote steden de vol gende advertentie voor „Oudets die gaan scheiden willen afstand doen van een lief meisje, 15 maanden, met wagen en stoel er bij. Brieven franco onder nummer... aan dit blad." Br zal in tal van moederharten, bij het lezen van een dergelijke adver tentie een gevoel van verontwaar diging ontstaaa. We zijn overtuigd, dat de overgroote meerderheid van onze moeders niet dan de diepste minachting over zullen hebben voor een vrouw, die op deze wijze, tege lijk met wagen en stoel, haar kiüd opruimt, dat overtollig is geworden. Maar al is die algemeene veront waardiging een op zich zelf gelukkig verschijnsel, het feit, dat een dergelijke advertentie mogelijk is, mag voor onze samenleving diep beschamend heeten. En schrijnender kon moeilijk be wezen worden tot welke voor de menschheid beschamende toestanden we komen, tengevolge van de moderne huwelijkstheorieën, als het huwelijk in kameraadschap en het recht der liefde enz De ouders moeten vrij zijn, zoo heet het dan. De knellende banden van het huwelijk zijn eigenlijk een verouderd begrip, die passen niet meer in vrije maatschappij, ze zijn den vrijen onafhankelijken mensch onwaardig. Maar aan de rechten van het kind, dat hulpbehoevende kind, voor wie de z.g. vrijheid der ouders een ge weldige tragedie wordt, daaraan wordt niet gedacht. Dat de mensch met een beroep op deze valsche vrijheid zich verlaagt tot beneden het redelooze dier, daaraan wordt ook niet gedacht. Een dier verzorgt en beschermt zijn jong, zoo lang het de hulp van de moeder noodig heeft. En wee den vermetele, die het zou wagen aan het hulpbehoevende jonge dier te raken. Maar hier zieu we den mensch zijn hulpbehoevend klein kind dat hem te lastig is geworden, per ad vertentie aanbieden tegelijk met wa gen en sroel. Als een stuk lastig, overbodig meubilair. En dat heet dan beschaving, mo derne cultuur, de vrijheid van den meDsch 1 Het begon met de aanvaarding vaD de echtscheiding. Het was immoreel menschen die niet meer met elkander overweg konden te noodzaken bij elkander te blijven. Wat is de Katholieke Kerk niet gesmaad en gescholden omdat Zij aan de onont bindbaarheid van het huwelijk vast hield. Dit laatste gebeurde natuurlijk op de eerste plaats, omdat het huwelijk is een goddelijke instelling, door Christus zelf als nooit te verbreken verklaard. Maar dit geschiedde ook, omdat het maatschappelijke leven, een ge zonde menschelijke samenleving deze ondermijning van het gezinsleven niet duld n kan. De ontbinding van het huwelijk, waarbij de kinderen onverzorgd worden achtergelaten is in strijd met de natuur, We wezen er boven reeds op, hoe in de dierenwereld het ouder paar bij elkander blijft, totdat de jongen op eigen beenen kunnen staan Niet eerder verlaat het mannelijk dier de moeder. Hoe staat het nu met den mensch Nergens in de natuur duurt de lichamelijke ontwikkeling zoo lang FKU1LI.M' Een Tafereel uit 't Noord- Brabatsclie dorpsleven, uit „de tachticr jure." 10 Onze boer-welhouder had het dus hard te verantwoorden en deinsde zelfs voor de meest noodige uitgaven terug. En toch zagen juist zijne korenvelden er het minst gunstig uit slecht onder houden en slecht gevoed als zijne akkers waren, kondan zij het minst tegen een »kwoaien stooU en hadden dientengevolge het meest geleden. Hij moest echter van den nood wel eene deugd maken en de zaken op zijn beloop laten. Spoedig bleek het, hoeveel na deel het geldgebrek hem toege bracht had. De lente en zomer waren malsch en vruchtbaar bij matige warmte en weinig zonne schijn viel er veel regen, en regen vooral is in de heidcslreken eene eerste behoefte. De zomervruchten scholen dus frisch en welig op en de oogst was rijk: spurrie, de plant welke gedurende den zomer het gras vervangt, was er in overvloed, als bij den mensch. Meer dan twintig jaren gaan er mee heen voor de kinderen volwassen zijn, voor zij op eigen beenen kunnen staan en dus; de lichamelijke en geestelijke zorg van de ouders niet meer noodig hebben. Ligt in deze lange periode niet reeds de natuurlijke orde opgesloten die pleit voor de onverbrekelijkheid van het huwelijk? Deze natuurwet loslatend is er geen eokele rem meer en vervalt men noodzakelijk van kwaad tot erger. We zagen, overigens tot onze instemming, in een liberaal blad een verontwaardigde beschouwing, naar aanleiding van bovenstaande advertentie. Maar komt deze ver ontwaardiging eigenlijk niet rijkelijk laat Heeft men eerst van die zijde, door de ontwrichting van het huwe lijksleven, niet deze toestaoden in de hand gewerkt En nu men staat voor de uiterste consequenties roept men ach en wee over zooveel ont aarding. Nu spreekt dit liberale blad van het moderne huwelijks-failliet, waarvan dit arme kind van 15 maanden het slachtofEer is. Maar wanneer men van katholieke zijde al jaren is gewaarschuwd tegen deze ontaarding van het huwelijk, door middel van boek, tooneel en film, hoe weinig steun kreeg men dan van liberale zijde. Het huwelijk is een woord geworden, zonder mo- reele beteekeDis. Maar wanneer we niet terugkeeren tot het bekrompen katholieke huiselijke ideaal, dan zul len spoedig dergelijke advertenties, herhaaldelijk onze verontwaardiging opwekken. De springvloed van het Protestantisme. Iets meer dan honderd jaar geleden bestonden er geen protestantsche missiën. Het Protestantisme deed uit beginsel niet aan apostolisch werk in de verre landen. Maar heden ten dage is de toestand juist omgekeerd en in alle toonaarden verklaart het. dat het „de bekeering van alle volkeren op zich neemt. Zijn missie-budget en zendings personeel ondergaat, vooral sedert enkele jaren, een fantastische ontwik keling; dit blijkt onmiddellijk uit het onderstaand staatje, dat over een periode van honderd jaren (1815 1915) loopt. 1815 1915 Mannelijke zendelingen 175 25 000 Vrouwelijke zendelingen 0 6 000 Inheemsche hulpkrachten 0 112.000 Scholen 0 35.000 Hospitalen 2 700 Weeshuizen enz. 0 500 Deze groei is nog temeer opval lend, daar hij in een steeds sneller tempo plaats heeft. Dit valt te con- stateeren uit de laatste gegevens over het personeel, dat over heel de wereld in dienst van de zending staat. Buitenlao Jsch Inheemsch Personeel Personeel 1903 15.000 72.000 1911 16 000 102.000 1925 29 000 151.000 Het budget dat, iets meer dan honderd jaar geleden, eenige tien duizenden frs. bedroeg en dat bij 't begin van den wereldoorlog tot on geveer twiDtig millioen dollar was opgeloopen, stijgt in 1925 tot zeven tig millioen dollar waaraan nog on geveer acht millioen aan bijdragen der inheemsche volkeren dient te worden toegevoegd. Dergelijke re sultaten wettigen de meest vermetele verwachtingen en plannen. Sprak men in 1920 bij de stichting van een buitengewoon fonds niet van een inzameling ten bedrage van evene of lichte haver insgelijks en de boekweit bracht zooveel op als men in jaren niet beleefd had. Wel hem dus, die veel van die vruchten had gezaaid de mindere opbrengst der rogge werd er schier door gedekt. Met Mouris de Snijer echter was het anders zijn oogst van zomervruchten was niet grooter dan andere jaren, want hij had er weinig van uit gezaaid, terwijl zijn ijle koren akkers een verdriet waren om aan te zien. Nauwelijks het vierde ge deelte oogstte hij van heigeen zijne boerderij in gewone jaren had kunnen opbrengen. Een ongeluk komt zelden alleen, zegt het spreekwoord, en zoo was het ook hier. Niet alleen was het met de voorraadschuren erbarme lijk gesteld ook op den stal zag het er niet beter uit. In den 'oop van den zomer begonnen zich de naweeën van den winter te doen gevoelen. Het verzwakte en uitge putte vee kon zich niet meer van de lange ontberingen en de gele den armoede herstellen en twee den schoonste kalfkoeien bezwe ken, wat, bij de andere legen- spoeden gevoegd, een bijna on overkomelijke slag was. De verhouding lusschen Hanne- ke de Snijer en Helmus Koppers bleef inlusschen ten naasten bij dezelfde, of liever, elke innige betrekking tusschen hen beiden scheen voorgoed afgebroken te 326 millioen dollar in 't eerste jaar en 1320 millioen dollar in een periode van vijf jaar Dat de werkelijkheid niet aan dergelijke stoutmoedige ver wachtingen beantwoorden zou, was te voorzien, maar de cijfers die men haalde, waren toch niet minder in drukwekkend. Bovendien werken overal de zendingsgenootschappen op volle kracht, om nieuwe krachten aan te werven en nieuwe gelden voor de zending in te zamelen. Een overvloed aan menschen en geld beteekent reeds veel voor het succes van een campagne, maar tak- tiek en organisatie zijn niet minder belangrijk. Wij hebben niet het minste bezwaar, om te erkennen, dat van menscbelijk standpunt bezien de protestantsche zending niets heeft nagelaten van hetgeen een nuttig gebruik en een groot succes der ten dienste staande mid delen en hulpbronnen verzekeren kon. Op de eerste plaats is men er algemeen op uit, een élitekorps aan te kweeken; niets wordt nagelaten, om een goed geschoold zendingsper- soueel op te leiden. Men kiest daar toe slechts menschen, die gewoonlijk over diploma's van hoogescholen en universiteiten beschikken. En men geeft hun een speciale missie-oplei ding met cursussen in theologie, ziel zorg. philosophie. inheemsche talen, ethnologie, medicijnen, euz. terwijl men hun gedurende een of twee jaren de gelegenheid geeft, om zich in een aanvullende studie aan de plaats hunner bestemming aan te passen. Zij leeren daardoor de historie, de gebruiken en het leven van het land en de mentaliteit der bewoners kennen. De Kath. Missiën. Bisch. Miosiecomité Men zou de geschiedenis, die ik nu ga vertellen, ook het opschrift kunnen geven „De Verloren Zoon". Maar dat opschrift zou niet juist uitkomen. De geschiedenis zelf wil ik verhalen, omdat wellicht menige moeder ze niet zonder troost zal lezen. Alzoo Zij stonden aan zijn wieg. Neen, zulk een prachtkind had Gods zon licht nog nooit aanschouwd. Het schreeuwde en kraaide, zooals alle kleine kinderen schreeuwen en kraaieD maar in 'hun ooren had geen enkel menschenkind zulk een won dervolle stem. En toen bij naar school ging, had er geen zooveel talenten als hij. En als dan de eerste kleine teleurstellingen kwamen, dan was nooit iemand zoo'n onrecht aangedaan als hem. Als bij zijn eerste domme dingen ging uithalen, was bij de buitengewoon geestige joDgeo en als de eerste slechte streken van hem verteld werden, geloofde zij daar niet aan. Zij. Want zijn vader stierf, toen de zeer begaafde, maar wilszwakke en volkomen tuchtlooze jongen juist stond in den bloeitijd van zijn wild temperament en on deugden. Toen kwam hij op de Universiteit maakte veel schulden en nooit een examen, kwam van lager tot lager wal. En was tenslotte een volmaakte zwendelaar. Er was aan het geval geen goede kant te vinden. Ja tocb, iets goeds welzijn moeder, zijn arme moeder, had het rouwen en schreien geleerd. Het bidden ook. Als flikkerende kaarsenvlammen voor het beeld der Moeder Gods stonden haar gebeden voortaan dag en nacht in haar ziel. Thans sla ik een tiental jaren over in het leven van den verloren zoon. Hoort verder zijn. Het brave meisje achlle het doelloos, eene verkeering aan te knoopen of te onderhouden, die door haar vader toch nooit gebïl lijkt zou worden en daarom toch niet op een goed einde kon uit- loopen, terwijl de jongeling te verstandig en vooral te godsdiens tig was, om onder zulke omstan digheden misbruik te mak^n van Iianneke's vriendschappelijke ge voelens jegens hem. Mijnheer Jaques bleef integen deel den hoer wethouder trouw bezoeken, en ook als laatstge noemde in de stad kwam dat gebeurde minstens eenmaal per week (waartoe zou hij ook anders dat fraa e paard hebben, waarop hij zoo trotsch was en waarmede hij zoo gaarne pronkte ging hij geregeld zijn sladschen vriend »uithaolen« en was dan gansch niet karig met zijne verteringen daarenboven gaf hij altijd hoog en breed op van zijne uitgestrekte boerderij en zijne goedgevulden stal, zoodat mijnheer Jacques, die van het »boeren« geen greintje versland had, een hoog denkbeeld van 's mans rijkdom opvatte. Een royaal vriend voor het heden, een vermogend schoon vader voor de toekomst dat lachte den lichlzinnigen jongeling toe en daarvoor getroostte hij zich gaarne eenige vermoeienissen en nu en dan, als hij op Groothoven kwam, een weinig verveling. Dat Ik bevind me op het wandeldek van een boot, loop wat op en neer, en zie daar op eens een jongen man. zoo tegen de dertig jaren aan. zitten de baoden geboeid met een dun nen, onbarmhartig vastgesnoerden ketting, van welke een gewoon stuk touw overloopt in de hand van een man in uniform, die naast hem staat een gendarm. Ik had den jongen man niet op vallend aangekeken ik kon hem die kwelling niet aandoen. Maar den korten blik, dien ik op hem en zijn begeleider wierp, ving hij toch op. En wat nu geschiedde, kan ik nooit vergeten. Tranen kwamen den ge boeide in de oogen, en hij zag mij aan met een diep-treurigen blik mij, dien hij aan mijne kleeding als priester herkende. En dan zei hij langzaam: „Het., oude... lied 1" Ik zeg het U die drie woorden sneden mij zoo in de ziel, als die dunne handboei in zijn polsen. Dat was nu een misdadiger 1 Ja, het was er een I Maar, die niet totaal slecht zijn, laat God niet ten gronde gaan, zeker niet, als 'n moeder voor hen bidt Ik ken de geschiedenis van den verloren zoon nog verder. Luistert Hij kwam op het slagveld. Kogels sisten om zijn hoofd en gingen naast; bajonetten zochten bij stormaanval len naar zijn borst, maar schoten voorbij. Waarom Omdat hij nog niet rijp was. Eens lag zijn compagnie in het granaatvuur, drie helle-uren lang. Zeven granaten wierpen de Fransche vuurmonden op lederen meter van de Duitsche loopgraven... Toen werd hij mak, zooals de volksmond zegt. Daar leerde hij bidden eerst heimelijk en stil... dan luid met de anderen want zij baden allen hard op in die drie uren, manschappen en officieren. En toen bij nu rijp was, toen kwam het I Een granaatscherf drukte hem de rechterborstkas in. Hij viel op den linkerkant en voelde een oogenblik zijn hart als een hamer tegen de aarde slaan; dan riep hij met bre kende stem „Moeder vergifenis God, heb meelij met me 1' Dan stierf hij. De geschiedenis is eigenlijk uit. Maar ik wil nog wat door vertellen. Alleen, ge moet mij vergeven, dat ik er nu wat uit mezelf aan toevoeg. Dus hij stierf. En zijn ziel stond voor den eeuwigen God. Die heeft haar niet veroordeeld 1 Maar alvorens deze arme ziel den droeven weg opging naar het vage vuur, knielde zij voor den Eeuwige neder en kuste den gouden zoom van Gods wondervollen Konings mantel. „Heer, o Heer," stamelde zij, „gij zijt barmhartig ik heb de genade van zulk een dood niet verdiend Heer, wie heeft dat verkregen?' „Het gebed van uw moeder," sprak God. Toen zonk de ziel weg naar de plaats vaD het louterend heimwee naar de aanschouwing Gods Nu ben ik klaar met mijn ge schiedenis. Ik zei in den aanvang ik wilde ze vertellen, omdat wellicht vele vaders en moeders er troost door zouden ondervinden Ja, vele zullen zeggen „God zij dank, mijn jongen is er gekomen Alzoo dan nog eens „God zij dank 1" Maar misschien denkt een arm, oud raoederke „Zoo eentje is ook... de mijne Moederhoe heeft God geant- Ilanneke zich algetrokken en allesbehalve minzaam (hoewel nooit onvriendelijk) jegens hem betoonde, beduidde minderhij was overtuigd, door de onweer staanbaarheid van zijn persoon op den duur haar tegenstand te overwinnen, sterk als hij boven dien was door de vriendschap van den vader. Mouris de Snijer geraakte in tusschen met zijne financieele aangelegenheden meer en meer in het nauw. Zijne schuur was zoo goed als ledig, de beste koeien uit zijn stal waren gestorven en moesten noodwendig door and re vervangen worden, er waren vele werkzaamheden te verrichten, zaadkoren moest er zijn en er was geen geld meer in huis. Het huishouden kostte veel, hij km zijne gewone reizen naar de stad niet opofferen en verscheidene schuldeischersde notaris, de winkeliers, en anderen, moesten voldaan worden de toekomst was inderdaad donker. Zoo konden de zaken niet blijven. Er moest een weg gevonden worden die uit komst gaf, al was het dan ook slechts eene oogenblikkelijke. Lang peinsde onze boer daar over, meer dan hij zijn geheel leven gedacht en gepeinsd had. Hij had reeds menig middel be proefd, om uit zijne knellende ongelegenheid te geraken, maar altijd tevergeefs. woord aan de arme ziel van den verloren zood, als zij vroeg „Wie heeft dat voor me verkre gen Kom, ga door met bidden, ga door 1 De heide van Noord-Limburg. Hoezeer zijn hare wijde onbegrens de vlakten in den loop der tijden gekrompen en ingspaald. Maar nog altijd ligt ze toch op tal van plaat sen woest en wild als in den oertijd; ruig en bruia, overspreid als met een kleed van kemelshaar. Mysterieus is hare onveranderlijke, eeuwige stilte, 't zij ze wasemt in den brandheeten gloed der zomerzon, of als in verschrikking ademloos ver stard lijkt onder den geesel van den feilen winter. Ongeschonden en onverminkt, maagdelijk-ongerept, zooals de gaande en komende karavanen der menschen geslachten ze immer, de eeuwen door, gekend hebbeo, zoo strekt ze thans nog haar oneindigheid uit onder Gods wolkenhemel. De heide van Limburg is gebleven, maar de eerbiedwaardige, patriarchale schaap herders zijn bijkans voor goed ver dwenen... En hiermee is een men- schengroep heengegaan, die den geest van het oude, ruige, kleurige. Middeleeuwsche Gelder en Limburg bewaarde. Thans is de scheper, de eenvoudige rustige schaapherder, een object voor folkloristen geworden. Maar in de gloriedagen was hij een vraagbaak, een dorpsfilosoof, een man, die de geheimen der natuur bespiedde bij de wisseling der sei zoenen, die de heelende kracht der kruiden kende, en die een leven leidde zoo rustig en ongestoord als de oude aartsvaders, die in 't Oosten hun kudden weidden. Altijd verzonken in den droom hunner eigen gedachten, als ze den langen, langen dag doorbrachten op de eenzame vlakten, bleef io hun hoofden bewaard de herinnering aan t voorvaderlijk volksgeloof, aan onbegrepen profetieën, aan wonder bare luchtverscbijningen. Oltmans heeft in zijn Schaapher der in de figuur van Raph zulk een type geteekend, zulk een eenzame scheper die met den helm geboren, visioenen van gevechten en voorge- richten zag openbloeien voor zijn starende oogen. En de gebroeders Snieders, de Kempische volksschrij vers, hebben de schaapherders met voorliefde tot de helden hunner no vellen gekozen. Maar de rustige stilte op de hei de had vele schepers ook leeren deoken en zoeken, en slimheid enlist weer spiegelde zich vaak in hun so bere, spaarzame woorden. Nuchtere humor was velen niet vreemd Dit bewijst ons de sage van den scheper van Venray. Tusschen de schepenen van Ven ray en die van Bakel, in 't arme Peelland, was geschil gerezen over 't gebruik van den turfgrond Her haaldelijk beweerden de Peellanders dat die van Venray wederrechtelijk de turf kwamen steken op hun ge bied. En het omgekeerde kwam ook wel voor. Maar in dat „unheimische" moerland liep de grens tusschen de dorpsgebieden dan ook zoo grillig en vreemd. Wie kon weten waar Bakel begon en Venray ophield Maar de klachten der belanghebben de boeren werden dringender. Toen werden de oude mannen gehaaid, die volgens „alle menscben-memorie" de grenslijn moesten- aangeven. En Wel had hij bij zijne vele ken nissen en weinige vrienden aan geklopt, om een duizend of wa ter leen, doch niemand wilde of durfde ze hem verstrekken. Ook bij den notaris was hij geweest maar de notaris had hem op de vingers klaar en duidelijk voor gerekend, dat hij hem onmogelijk helpen kon op huis en landerijen drukte reeds eene zware hypo theek waren zijne gronden nu nog maar in goeden staat, dan zou het nog mogelijk geweest zijn eene redelijke som als tweede hypotheek te vinden, doch nu de waarde dier gronden van jaar tot jaar verminderde, mocht hij het geld zijner principalen er niet aan wagen. Mouris moest dus troosteloos vertrekken en was ten einde raad Plotseling ging er echter een lichtstraal in zijne ziel op. Had hij nie'. een vriend in de stad, dien hij zijn huisvriend mocht noemen, een vriend die daaren boven zijne dochter innig lief had? Had deze hem niet reeds zoo menigmaal zijne diensten aange boden, had hij niet honderd keeren gezegd, dat niets zijne vriendschap jegens hem, Mouris, en jegens Hanneke te veel zou zijn Gewis, mijnheer Jacques zou hem uil zijne netelige positie red den wel wist Mouris dal zijn vriend zelf het geld niet had. maar men besloot ook den scheper van Venray te raadplegen. Die bracht weken achtereen door op de beide, die zou de grens wel kennen. De scheper was een zwijgzame, donket-nit/iende man, maar onder zijn borstelbrauwen flitsten slimme, vinnige oogjes. Hij doorzag de situatie. Hij kende de gierige boeren van Bakel en de gulle, gemoedelijke van Venray. Ja, de scheper zou wel voor gaan, de grensschouwers eu schepenen van Bakel en Venray moesten maar volgen. De scheper had in zijn klompen een lasg fijn Venraysch zand gelegd, en ond r zijn wollen muts stak hij een schep per, zooals in de kruidenierswinkels gebruikt wordt. De scheper ging zwijgend mei gemeten schreden, bij zou wijzen alles wat Venrayscbe grond was. Hij ging, hij ging... Maar daar scheen het de vrekkige pinboeren van Bakel toe, dat de scheper te lang en te ver ging dat kon toch daar geeu Venraysche grond zijn, van oude tijden her... Dat is geen Venraysche grond meer, zelden ze. Zeker, zeker, 't is Venrayschen grond, sprak de scheper. Zou ik hem niet kennen Neen, neen onmogelijk De scheper bleef staan en mat zijn tegenstrevers van 't hoofd tot de voeten. Zijn gezicht stond vol komen ernstig, toen hij den eed zwoer. Gij gelooft me niet Wel nu dan. Ik zweer bij den schepper hierboven (en hij wees naar zijn muts met zijn twee vingers der rechterhand) dat ik nog op Ven rayschen grond sta (en hij wees naar zijn voeten Nu stonden de Bakelsche grens schouwers paf, want een eed moest men toentertijd gelooven. De scheper had voor goed uit spraak gedaan I H. K. iBjMGHien UtdilsillBgsn. Het zwakke punt. Het zwakke punt voor mannen en vrouwen vormen de iendenen, welke zoo licht worden aangedaan door overspanning en zorgen, door kou vatten en tal van andere oorzaken. Dien ten gevolge ^komen scherpe, stekende pijnen in den rug, urine- stoomissen, waterzuchtige zwellin gen, hoofdpijn, duizeligheid, en rheu- matische pijnen ook zoo vaak voor. Plaatselijke behandeling kan tijde lijk verlichting geven voor sommige dezer ongemakken, doch de eenige wijze om gezond te worden en tc blijven is door het versterken der verzwakte organen met Foster's Rug pijn pillen. Dit speciale middel be haalde reeds jaren lang een ongeëve naard succes tegen rheumatiek, spit, ischias, waterzucht, urinestoornissen, lendenpija en blaasstoornlssen, Foster's Rugpijn Pillen 2ijn verkr. bij alle drogisten enz. a f.1.-, L75. en f.3.- per doos. 25 Het gebeurde met de „Zeven Provinciën". Het aantal dooden bedraagt 22. Ook Europeesche schepelingen be hoorden tot de muiters. De commandant van de bevel voeriog ontheven. De houding dec officieren. Protestacties tegen het gebeurde. Interpellaties aangevraagd en bijeenroeping van de Tweede Kamer door de soclalisteu verlangd. Er is een regeerlngscrisis ontstaan als gevolg van de weigering der Tweede Kamer om het ontwerp deze was in de stad bekend, hij' was klerk op een kantoor hij wist van alle zaken veel af, en zou dus ook wel in slaat zijn, hem den weg te wijzen, waar hel zoo noodige geld te verkrijgen zou zijn. Toch streed de in hel nauw ge brachte boer inwendig een zwaren strijd, alvorens hij er toe besluiten kon zich tot zijn vriend te wenden den strijd namelijk tusschen nood en eigenliefde. 11 ij had altijd hoog opgegeven van zijne welgesteldheid het was dus een hard gelag hem den alles behalve gunsligen toestand zijner zaken blooi te leggen. De nood echter dwong en hij zag geen anderen weg voor zich geopend De moeilijke slap werd dus gedaan en Mouris de Snijer begaf zich naar zijnen vriend in de stad De ontmoeting was hartelijk als altijd. Na een tijdlang over on verschillige zaken gesproken te hebben, begon de boer met een zucht En nou moei ik oe is over een parlekliere zoak spreken, menheer Jacques ge wil dé 'l veur den boer 'enen kwoaien wijn ter gewist is en de zomer is ok nie meegevallen, en we nog 't mizeroabelsle is, 'k heb mijn twee beste koeibeesten van stal ver loren, en nou zit ik er veur 't moment wel een bietje in, en ge jzoudt me een schrikkelijk groot

Peel en Maas | 1933 | | pagina 7