Tweed© Blad ¥aa „PUL El MAAS" Rationeele distributie. Van jagers en stroepers. Even nadenken Zaterdag 10 September 1932 Drie en vijftigste Jaargang No. 37 Dezer dagen is er weer ergens een relletje geweest, toen vruchten en groenten, welke aan de veiling geen prijs konden opbrengen, wer den vernietigd. Men zal uit hetgeen we verder schrijven in dit artikel, kunnen op maken, dat ook wij het opzettelijk vernietigen van etenswaren afkeuren. Nochtans achten we de verontwaar diging over zekere voedselvernieti- ging als regel niet meer dan sen timenteel vertoon. Twee jaren geleden hebben we onder den rook van Amsterdam heele velden met kool gezien, welks eenvoudig stonden af te vriezen en te rotten, omdat uit de opbrengst van de kool aan de veiling, de kos ten van oogsten eu vervoeren niet konden worden bestreden. Die kool werd evengoed vernis tigd en dagelijks konden de passeer- ende hoofdstedelingen het verrifli gingsproces aanschouwen. la eiken groentenwinkel trouwens worden regelmatig consumptiearti kelen vernietigd. Wat niet tegen vastgestelden prijs kan worden ver kocht, laat men e.envoudig bederven. Denken die winkeliers er aan om hun onverkochte waren voor het bederf onder werkloozen uit te deelen In slagerswinkels en in bakkerijen gebeurt "hetzelfde. Opzettelijke ver nietiging van onverkoopbare groen ten aan veilingen is wat meer stui tend voor het gevoel, maar in wezen is het tenslotte niet erger daa het laten bederven van levensmiddelen in winkels. Wanneer een patroontje met on dergang wordt bedreigd, zal een werklooze arbeider hem dan gratis met zijn werkkracht helpen, onder motto, dat hij toch niets heeft te doen Het stellen van deze vraag wi! volstrekt niet zeggen, dat we ze gaarne be /estigend beantwoord wil len zien. Het zou dom zijn als een werklooze arbeider zijn werkkracht gratis disponibel stelde aan een pa troon, zelfs al was die patroon hulp behoevend. Zoo'n gratis-werkende arbeiJer immers zou de werkgelegen heid ontnemen aan en ander, die voor zijn arbeid nog behoorlijk wordt betaald. Zoo staat het tenslotte ook met de gratis verstrekking van groenten en levensmiddelen aan menschen, van wie men veronderstelt, dat ze het noodig hebben. De piijzen, betaald voor tuinbouw producten zijn uiterst laag. Indien de tuinders hun waren, welke ter veiling geen kostprijs kunnen op brengen, nu gratis beschikbaar gin gen stellen voor werkloozen, ge stichten e.d., dan zouden ze het loonende gedeelte van hun afzet daarmee drukken en hun eigen po sitie dus weer verslechteren. Het is en blijft zonde om etenswaren te vernietigen, maar de tuinders kunnen er misschien even moeilijk aan ont komen als groentenhandelaren, slagers bakkers enz. De wijze, waarop tuinders hun onverkoopbare waar vernietigen, lijkt cynischer dan de manier, waarop anderen hun waren, die ze niet tegen de vastgestelde prijzen kunnen omzetten, laten ver gaan maar practisch komt een en ander toch op hetzelfde neer. Er is maar een goede oplossing in dit moeilijke geval en dat is de overname; van onverkoopbare tuin bouwproducten tegen kostprijs door bepaalde lichamen organisaties, commissies, dan wel o verheids- FEUILLETON De jagers en bcschwachters van den omtrek kende hij tamelijk goed aan hun spoor, dit echter was hem geheel onbekend. E11 wie heeft sedert gisteren hij zulk slecht weer hier in dit afgelegen bosch iets te maken gehad Hij liet de knapen langs den gewonen weg \erder gaan, en ging zelf het spoor na. Dat was in den weeken moerasgrond niet moeilijk. Nauwelijks had hij vijftig schreden afgelegd of hij bleef staan een eigenaardige lucht verbreidde zich rondom hem. Hij ging verder en vond in een dicht elzenbosch de ingewanden van een juist open gesneden reebok. Een jager had het dier "niet geveld, dat wist hij en dit werd nog duidelijker door de oneigenaardige wijze van open snijden. Alzoo tot hiertoe, tot in de nabijheid van het dorp waag den zich stroopers. In zich zeiven morrende en half luid pratende, bezag hij nog eens het spoor, het aantal, de grootte der schoenspijkers. Hij had de gewoonte hard op te denken wan neer hij in een opgewonden stem ming waszijn ergernis gaf zich distributiebedrijven opdat een en ander tegen geringen prijs aan werk loozen e.d. kan worden verstrekt. Dan komt er voor de tuinders tenminste eenig voordeel te staan tegenover nadeel. Hoewel, dan zullen het de normale distribuanten de neringdoenden weer zijn, die te klagen krijgen. Folklore aan 'n ouder- wetsch Venrayseh haardvuur. VI. Over Kabouters. Nabij het Veulen woonde een aparte stam kabouters, de Tilkens. Deze eigennaam vinden we gebleven in de plaatselijke oord-namen als de Tilklef (klef is een zandheuvel), of Tilkenszand. Gelijk men in 't algemeen, ook elders, vertelt vau de kabouters, zoo gaat ook hier de sage, dat de ka bouters de measchen (van goede wille, en veelal armere menschen, of menschen die niet nieuwsgierig waren om de kabouters en den kabouters niks in den weg legden) 's nachts kwamen helpen. Daarvoor verlang den ze hier een bord rijstepap met dikke melk (roëme) gemaakt en goed met suiker en kaneel bestrooid. Zette men niet een bord aldus klaar, dan kwamen ze niet Aan den Peelkant, te Merseio, woonden ook érdmennekes ze waren hier neer gestreken vanuit de Maasstreken, alwaar ze verjaagd waren. Daarom zochten ze hier zoo n afgelegen oord uit. En omdat, als de kabouters „aan den gang" waren, ze op geleken op een dwarrelwolk zemelen, noemde men de buurt en de zaadbergen waar ze in woonden, de zemelberg(en); er zullen wel Ven- raysche ingezetenen en zeer zeker Merselosche zijn, die deze plaatse bjke naam nog wel kennen Maar niet alleen dat de kabouters bij bun dans of werk op 'n zemelen wolk geleken (zemelen zijn gemalen graan bolsters), maar onze érdmenne kes bier, ofschoon ze de menschen ook hielpen, hadden 'n kniesoorigen aard, gelijk muggenzifters. Als de menschen waar ze 's nachts giDgen karneD, pannen schuren, enz. niet alles pront op de plaats hadden staan ofwel men voor hun geen bord rijstepap eu ander etenswaar op tafel klaar hadden gezet, gingen ze van dat huis heen zonder maar een hand te hebben uitgestoken. Ofwel ze gingen, uit baloorigheid, er alles verzetten en verplaatsen, zoodat 's morgens de boerin en boer alles door elkaar vond, eu verschillende dingen niet konden vinden. Maar de menschen hier waren ook nieuwsgierig. En toen 'n gedeelte der kabouters zich 's nachts eens beloerd zagen, verdwenen ze. Andere partij bleef nog in de buurt woonen, want ze hadden herrie onder elkaar. Maar deze zijn nader hand ook verdwenen en wel in een zandwolk, precies als 'n wolk van opgejaagde zemelen. Dit kwam, om dat een strooper z'n dashond eens zette in een vermeend konijnenhol, om er een konijn te vangen (konij nen waren goede vrienden van de kabouters, en ze betrokken vaak mekaars woning) Maar wat bleek nu Dat het niet de ingang was van een konijnenhol, doch die van de érdmennekes. Onze mannetjes stoven hoogst verschrikt en verbou wereerd eruit, opjagend meteen eene geweldige zandstofwolken zoo verdween ook de andere partij. Ook wordt nog verteld van een boerenknecht, die wel eens de ka bouters in hun werk wou zien. Hij in woorden en gebaren lucht. Hij volgde de knapen. Met het vroolijk en leerzaam gekeuvel was het gedaan. Yan zijne ontdekking zeide hij echter niets om ze niet bang te maken en ze den moed te be nemen alleen in het bosch en tusschen de strikken te gaan. Werktuigelijk maakte hij de overige vogels los, en slak ze bij de anderen in het wijde net van zijn tasch. De vreugde over de goede vangst was geheel bedorven door deze ontdekking. Reeds jaren had hij dezen sla- ligen reebok gekend, hem steeds als een oud bekende gegroet en nu steelt zoo'n schurk hem juist voor zijn neus weg. Het was middag toen zij het bosch uitkwamen. Van de oude, eerbiedwaardige dorpskerk luidde de klok het Angelus. De arbeiders op het veld ont blootten hunne hoofden; de arbeid rustte tot zoolang. Dan spanden zij de paarden uil. De klok riep niet alleen tot het gfbed, zij noo- digde ook lot het middageten. Ook Joli3n, de jonge boer ver liet met zijn sterke »bruinen" den akker om eens te zien wat moe der voor lekkers gekookt had. Al voortgaande floot hij een vroolijk deuntje alsof de arbeid slechts kortswijl voor hein geweest was. Toen hij langs de woning van den houtvester ging, floot hij nog harder en lustiger; liet de zweep er hard tusschendoor knallen en ioerde aan het trapgat, waarvan het luik neergelaten was, maar waar nog een spleetopening was. Toen de kabouters aan het werk waren, stond plots een kabouter onder aan de trap, rifrafte gezwind de trap op en blies door de spleet. Den volgenden morgen merkte de boerenknecht, dat de kabouter hem het ééne oog, waarmee bij had geloerd, blind ge blazen had. Een andermaal had een boer in de rijstepap een stuk oud zoolleer van 'n schoen gesneden. Toen nu de kabouters aan de pap begonnen (na eerst alles geschuurd en geboend te hebben), beten ze op die harde taaie stukjes. Ze nameu wraak alles sjouwden ze door elkaar, de tafels in de stallen, de stoelen op den zolder, het fornuis in de kelder, de bezems, schoppen, enz. In de voor kamer, de potten en pannen buiten, afijn, het werd een heele janboel. Hoe de boer en de boerin 's mor gens opkeken, behoeft ge natuurlijk niet te vragen Door heel Limburg en vele andere s-'reken vinden wij de kaboutersagen hier spreekt van érdmennekes, daar van aaver- of alvermannetjes, elders van tilkens, laplaaders. kobolden, duimeiingen of heuvelmannetjes. Ze woonden meerendeels in zandheuvels, op bergen, in holen, in bosschen- op-welveode gronden, in 'n verlaten ruïne. Onderscheidene perceelen of buurtbenamiogen in onze provincie diedèn nog aan, dat aldaar dat dwerg volkje heeft gewoond, zoo Auver wei, Auverput, Bolen- en Boeberg, Gangenberg, Kabouterkief, Tilkes- zand, TilkenskleffeD, Op Kobold, Menneke Kiekoet, Mannekenszand, in 't Wiemke, Glazenap, enzoovoorts, Hierin zit toch zooveel „historie", dal menigeen zich. in werkelijke ernst heeft afgevraagd hebben er dan werkelijk kabouters bestaan. Men kan er z'n schouders voor ophalen om eenige historiewaarde aan de kaboutersagen toe te kennen, maar daar zijn toch folkloristen en ge leerden van naam, die inderdaad eraan een zekeren historischen onder grond geven. Men wil wel eens hebbeu dat, voordat de Germanen dit land be volkten, er Kelten woonden, die op hun beurt het zoogenaamde Kabou tervolk zouden hebben opgejaagd en verdreven, cfwel opgeslorpt in hun nen stammen. Deze, men noemt ze wel eens Venlanders zouden zeer klein van postuur 2ija geweest, maar zeer behendig en vlug. De grootere Kelten en later de Germanen konden volgens hunne opvattingen moeilijk een dergelijk klein aecschenslag als „mannen' aanzien, weshalve ze hen gingen beschouwen als 'n soort geheimzin nige wezens, die kwaad maar ook wel goed dedendoor steeds op jagen en zich ervan terughouden door en van de „grootere" bevol king eu door andere motieven, trok het volkje zich terug in zandbergen, enz. en zou dit volkje verjaagd en van armoede en gebrek uitgestorven zijn. Mogelijk ook vindt het geloof aan het bestaau hebben van dit klein menscbenslag (immers: er wordt steeds in den verleden tijd gespro ken zijn oorsprong in den weet van 't bestaan hebben van de holen- menscheu (l'homme des cavernes). De holenmensch was klein vaD postuur en had in den grond zijn verblijfplaats. Het in holen en spe lonken en grotten wonen van den prae-historischen mensch zal dan ook wel mogelijk geleid hebben tot het ontdekken van de mineralen. Immers, in de mijnwerkerssagen vinden we terug het motief vao het kolenmanneije en den berggeest wendde het hoofd niet van het keukenvenster af. Weinig schreden achter hem kwam de houtvester Buchholz met zijn beide knapen aan. Gramschap en ergernis hadden een wolk over zijn anders zoo helder en open voorhoofd getrok ken. Peinzend en overleggend ging hij verder. Hij was in zijn geest met den brutalen strooper bezig die den reebok geschoten had. Doch, wat zag hij daar? Hetzelfde voetspoor dat hij zoo even in het bosch gevonden had. Hier was geen misverstand mo gelijk dezelfde grootte, het zelfde aan lal schoenspij kers. Ilij ziet op voor hem uit gaat de jonge boer en werpl een vriende lijken groet naar zijn huis. Ja, de ingedrukte voetspore d hier op den weg zijn van hem en aldus is de jonge boer toch een strooper Reeds een half jaar had hij ge zocht om hiervan zekerheid te krijgen, nu echter, nu hij de ontdekking gedaan heeft, schrikt hij er voor terug. Een stroom van gedachten be stormde hem. Zijn eigen dochter had een goed oog op dezen stroo per, dat was zeker. Ieder woord, iedere ontmoeting der jonge lieden, alles waarop hij vroeger geen acht had gesla gen, kwam hem nu helder voor den geest en verkreeg duidelijke mogelijk vindt dit volksgeloof, dat de genomen de mineralen (metaal-erts, goud, kolen, enz.) onder hunne hoede hebben (en bewerken, gelijk men vertelt te Afferden. enz. waar de kabouters in hunne holen schatten hadden) z'n ontstaan uit het gegeven perspect. De algemeene kaboutersage, ont daan dus van de plaatselijke ver telsels gelijk wij hiervoor eenige gaven, kuunen we dus ongeveer samenvatten de overlevering zegt, dat de kabouters ook onze Limburg- sche streken eenmaal hebben bewoond Geen ander volk betrad hunnen bodem. En ijverig smeedden de kabouters in hunne onderaardsche „werkplaatsen" het ijzer en bewerk ten den harden steen tot oorlogs tuig en gereedschappen, en maakten van goud en zilver kunstige sieraden. Ofwel hielden ze zich bezig met het brouwen van dranken en het klaar maken van geneesmiddelen en ver- gift. Toen kwam een nieuw volk iD hunne streken, de Kelten. De kabou ters bezwoeren hun ondergang. Klein en sterk wisten zij het voordeel van hun in hunne slimmigheid. En waren ze niet bekend met de onderwereld De boosaardige dwergen gingen de hulp inroepen van de onderaardsche geesten, die de bewoners zoo lang met hen samen zouden kwellen totdat, moe getergd, het volk 't land zou verlaten. Maar de toestand van de kabouters werd onhoudbaar. En daar ze al van de meer vruchtbare streken hadden moeten verhuizen naar de zandbergen, enz., toen kwam opeens een wending in hun lijden. Hun kunnen en hun rijk was nu finaal uithet christendom verscheen, En dit vernietigde de macht van de booze geesten, die de bondgenooten waren van de dwergen. Ellendig nu werd hun bes'aan. Alleen 's nachts konden ze zich uit hunne holen en schuilplaatsen vertoonen (Hiervan daan vindt men op enkele plaatsen de sage over kabouters, die de menschen dwars zaten, en das, gelijk ten onzent inde „Venraysche" buurt, de menschen niet hielpen.) Maar kabouters waren hun slimmigheid niet geheel kwijt. Ze dachten, we moeten de menschen maar helpen, dan geven ze ons ook iets weder. En zoo slopen zij 's nachts uit hunne verblijfplaatsen en kropen in de huizen en hutten der measchen bin nen om er te werken en daardoor voedsel en kleeren te krijgenen op vele plaatsen waren de bewoners hun wel min of meer gunstig gezind. Ook omdat ze vaak medelijden had den en onder het kaboutervolkje tocb ook hulpvaardigen en goeierts waren. Maar hun voortbestaan in bolen en bergen of waar ze ook leefden, werd en was armzalig, want overdag durfden ze zich niet te vertoonen, en op vele plaatsen be gonnen de menschen uit spotzucht enz. hen in hun werk bemoeilijken. En na den dood van hunnen laat- sten opperhoofd, Kyrie, (inderdaad wordt in verscheidene Limburgsche kaboutersagen deze naam genoemd als hoofdman) trokkeri ze heen, ver dreven door het geklep der Angelus- klokken, hetwelk thans door de steeds meer en meer verchristiani- foor Be/asrden zijn inderdaad het middel ter bevorde ring van een normale stoelgang. Zij werken zacht en aangenaam. 0.65 per flacon. omtrekken; het was zeker, tus schen hen bestond verstandhou ding. Maar even zeker was het voor hem, dat een strooper nooit zijn dochler zouten altaar voeren. Liever wil ik. hij schrok terug voor de gedachte, maar zijn hand greep onwillekeurig het ge weer vaster. Mistroostig ging hij het huis binnen. Reeds bij het binuenko men en het afleggen van zijn geweer en tasch konden de huis- genooten zijn misnoegdheid op- mei ken. liet gezicht toonde duidelijk, dat de zon daarbinnen niet meer scheen. En zoo was het ook, alles wat hem bewoog of opwekte, las men in zijn trekken en ge baren, in zijn doen en laten. Over de zaak zelf sprak hij geen woord, maar men kon het hem toch aanzien, dat iets niet bij hem in orde was. Hoe iemand een strooper werd. En was de jonge boer echt een strooper zoo vraagt misschien menig lezer. Ik kan er niet recht wijs uit worden en geloof het ook niet. De jager en de houtvester konden er ook niet wijs uit wor den, hoezeer zij ook spionneerden. Zij geloofden het echter toch. Evenwel had Johan werkelijk dit rampzalig bedrijf ter hand ge nomen, dat reeds menigeen in seerde landen ging klinken en wat zij niet konden verdragen. En ze kwamen nooit meer terug GERARD LEMMENS. lagamlea üsSedssliagsa. Zoo kan het niet langer Verban die dagen, waarop gij door pijn in uw rug en spieren, door urinestoornissen, hoofdpijn en duize ligheid, door afgematheid, terneerge- slageuheid en uitputting uw werk niet doen kunt. Deze verschijnselen zijn dikwijls de eerste waarschuwin gen van verzwakking der afscbei- dingsorganen. Van de gezondheid en kracht dezer organen hangt uw welzijn af. Zijn zij verzwakt, dan hoopen urinezuur en andere schadelijke stoffen zich op, welke rugpijo, spit, waterzucht, graveel en blaasstoornissen veroor zaken. Herstel uw gezondheid door vanaf heden Foster's Rugpijn Pillen te gebruiken. Dit speciale1*middel werkt rechtstreeks op de betreffende organen neemt de oorzaak weg van uw lijden, waardoor gij u weder spoedig flink eu gezond zult voelen. Bij alle drogisten enz. a f 1.75 per flacon. 26 Asda we d'r niks mer an (loen. En kun je me ook vertellen... waarom Nou... Eerwaarde... da doe ik liever nie. li kunt daarom gerust bij ons aankomen, als U dat verkiest, maar daarover.,., spreek ik liever nie. ik heb er m'n rede voor 1 Wie het dan heel tactisch weet aan te leggen, komt toch nog wel te weten... wat voor gewichtige reden tot zulk een radicaal besluit voerde.asda we d'r niks mer an doen 1 Wat voor redenen dat zooal zijn Kies maar uit Ze willen „de Eerwaarde" niet stooten, maar... als U er toch op aandringt.... ja, zLt li, m'n man is heel erg bij... en die beweert.,, maar u neemt het mij niet kwalijk Eer waarde dat het allemaal maar poppekast is Als ge dan zegt... dan kom ik eens als je man thuis is.... Doet Li geen moeite Menheer.... want bij wil er toch geen praat over hebben En dan ga je maar weer... althans voorloopig. Wil je nog enkele van die ge wichtige redenen hooren Asda ze d'r heele leven nog geen boterham van 't Kerkgaan hebben gegeten. Asda O. L. Heer de menschen ook maar laat tobben. Asda de pastoor je ook niet aan tafel vraagt, as je honger lijdt. Asda 't hetzelfde is of ze van den hond of van de kat gebeten worden. Asda ze bij den modernen bond zijn aangesloten. Asd i 't bij de Roomschen ook allemaal geen heiligen zijn. Asda ze d'r maar liever voor uit komen.. en datter genoeg zijn, die naar de Kerk gaan en d'r toch niks van meenen, Asda ze d'r jongen uit het patro naat gezet hebben. Asda 't toch mer om de centen te doen is. Asda ze zich niet laten dwingen. Nou... en dan ga je voorloopig maar.... tot bij een volgend bezoek de storm wat bedaard is. ellende gestort, maar nog niemand geluk en welvaart had aange bracht. De oude boer, zijn vader, was een hartstochtelijk liefhebber van de jacht Een prachtige buks, benevens tasch hing altijd in de zijkamer te pronk en menig her tengewei sierde nog den wand en getuigde "an zijn jachllusl. In 1848, loen de jacht voor het algemeen werd opengesteld eu nog eenigen lijd later, toen reeds lang voor herten, reeën, hazen en vossen .gewone toestanden waren ingetreden, was hij een der aan voerders waar het goldt een veld tocht tegen het wild te onder nemen. Iedereen kan in hel gebergte een buks of geweer hanleeren. In afdeelingen van twintig tot dertig man trokken de boeren met alle mogelijke jachtgeweren uit, zoo dat het den schijn had alsof zij een arsenaal geplunderd hadden. Heele dagen en nachten bleven zij in het bosch en schoon zij ook meer rundvleesch en spek mee in het bosch namen, dan herten- of reebouten er uil brachten, toch bleven zij opgewekt en vroolijk, zorgden er voornamelijk voor dal zij in 't bosch aan niets gebrek hadden en thans nog springt hun 't hart in het lijf op wanneer men ze aan dezen tijd herinnert. Toen orde en kalmte waren teruggekeerd, legde de koorts zich neer en nadat de schoone wild- Want... och.... zoo kwaad zijn ze niet 't Is anders wel jammer, dat zoo- velen zich met zoo'n dooddoener af maken van hun plicht.... tegenover God! Kombegin weer eens Ja... die nonnetjes... Een paar jaar geleden vertoefde een onzer Hollandsche paters Jezu ïeten op zijn doorreis naar het Zui den van Frankrijk, eenige dagen bij z'n Confraters te Lyon. Wegens afwezigheid van den Franschen aalmoezenier van de ge vangenis der ter dood veroordeelden werd hem verzocht tijdelijk diens functie waar te nemen. Nu geviel het, dat juist 'n paar dagen na zijn in functie-trediag de tijding kwam, dat het beroep op gratie van een tei dood Iveroordeel- de was verworpen en dat deze dus des anderendaags zijn straf zou on dergaan. liet was een jonge man van 25 jaar, die achtereenvolgens drie vrou wen had vermoord om zich van haar geld meester te maken. Schoon reeds lang in gevangen schap bad hij nog geen enkel bezoek gehad van zijn vroegere vrienden, noch van zijn familie. Allen schaamden zich over hem. Den aalmoezenier der gevangenis had hij niet willen ontvangen. Toen nu de doodstijding was aangekomen haastte onze Jezuïet zich naar zijn cel om hem zoo mogelijk nog met God te verzoenen en zoo zijn ziel voor de eeuwigheid te redden. Menschenredder als hij was, hield hij zich of hij den terdoodveroor- deelde slechts als belangstellende vriend kwam bezoeken. Er werd zoo wat gepraat over onverschillige onderwerpen. Allengs door den gemoedelijken toon, dien de Pater aansloeg, begon het ge sprek te vlotten. De gevangene begon wat over zich zelf te spreken, over zijn leven in de eerste jongelingsjaren en ver volgens over zijne misdaden, waar voor bij ter dood veroordeeld was. I'enslotte werd hij heel vertrouwe lijk. Nu achtte de Pater den tijd ge komen, om ook eens over de toe komst te praten, over dien vreese- lijken dag van morgen, waarop hij voor Gods oordeel zou moeten ver schijnen. Maar dat was 'mis Woest vloog de veroordeelde op. Spreek daar nu niet van, riep hij uit, begin niet over God. dien ik vanaf mijn eerste Communie niet meer erkend heb. Ik ben blij, dat ik nog eens met een mensch heb kuunen praten, maar maak me niet bang voor den dood. Ga daa liever weg, ga weg, ga weg uit mijn cel Nou, mijn jongen, we zullen er niet meer over praten, zei de Pater. Ook is het zoetjesaan tijd voor me om heen te gaan. Maar nu moet gij mij ook eens een plezier doen. Kijk, ik heb hier een klein kruisbeeldje, en de Pater haalde een klein crucifixje van ondec zijn toog. dat zal ik hier op tafel leggen. Dat moest ge nu niet in den hoek gooien maar daar laten liggen. Misschien zult ge er, om mij plezier te doen, ook wel eens 'nen keer naar willen kijken. Morgen vroeg kom ik eerst nog afscheid van u nemen. De Pater ging heen. Hij richtte z'n schreden naar het klooster der Carmelitessen te Lyon, vertelde daar 't geval en verzocht de brave zielen den Hemel een heilig geweld aan te doen cpdat de voorraad bijna tot het laatste hert gedood was, kwam er vanzelf een einde aan de pret. Zoo ging hot onzen boer ook zijn schoon jachtgeweer hing rusiig aan den wand en werd er slechls eens per jaar afgenomen, op Msgdalenadsg, voor het vogel schieten. Zijn lust en liefde voor het jachtvermaak had zijn zoon Johan geheel overgeërfd. Dat hij als knaap reeds krijgertje speelde en iederen hollen sleutel afvijlde en lot een geweer vervormde, dat hij eiken klosjes doorboorde en er kleine kanonnen van maakte en daardoor heel wat kruit verschoot dal hij, grooter geworden, zich een geweer met dubbelen loop aanschafte, op iederen boom aan legde, maar ook iederen boom voorbijschoot, dat zal hein nie mand kwalijk nemen die zelf ook eens jongen geweest is en zijn kunst als kanonnier beproefd heeft. Dit alles diénde echter om zijn aangeboren lust lot schieten en jagen te wekken en te voeden. Zijn trouwe medehulp bij al die jongensstreken was de latere jager Kamper, toentertijd nog koeherdor op de boerderij. Erger was 't dat deze hem er toe verleidde zijn vader eenige dozijnen slaghoedjes en menig handvol kruit uit den grooten kruithoorn met ingesne den bloemen te ontstelen. Toen zij verder in de vlegel-

Peel en Maas | 1932 | | pagina 5