van L. El MAi Gelegenheidsbaasjes. FEUILLETON Van jagers en stroopers. Nederlandsch fabrikaat. Beteugel uw deugd. De Kippenhouderij op het Platteland Zaterdag 3 September 1932 Drie en vijftigste Jaargang No. 36 99 Dezer dagen vernamen we een merkwaardig ge va'. Het heeft zich niet in onze omgeving, maar elders voorgedaan we staan echter voor de juistheid der feiten volkomen in. Een paar schilders compagnons werkten al vele jaren voor een andereu middenstander. Onlangs moesten ze weer prijs opgeven voor het opschilderen van enkele huizen, ze hoorden er later niets meer van. Plots echter ontdekten ze, dat een schildersknecht met de uitvoering van het werk bezig was, niet voor zijn patroon echter, want die knecht was werkloos. Een nader onderzoek wees zelfs uit, dat de bedoelde per soon steuntrekkende was van de gemeente, maar niettemin dagelijks was blijven stempelen en even zoo vroolijk zijn steungelden was blijven opstrijken, toen hij aan de uitvoering van het nieuw-aangenomen werk bezig was. Dat werk had hij gekre gen, omdat hij het... goedkooper had aangeboden dan de schilderspatroons. Natuurlijk is er nu een einde ge komen aan 's mans experimenten de politie heeft zich zelfs met het geval gemoeid. Feiten als boven doen zich méér voor, al blijven het gelukkig nog uitzonderingen. Wel echter zien we het thans vaak gebeuren, dat werklooze gezel len zich tijdelijk als eigen baasje gaan opwerpen en tegen concurree* rende prijs bepaalde werken aanne men. Dat is een euvel geworden waarvan de maatschappelijke gevol gen voelbaar zijn. In de pers komen vele klachten over dien misstand tot uiting. Een misstand geldt het hier inder daad. Tenslotte is een ieder vrij om zich als patroon te gaan vestigen, maar dan dient hij alle conseqenties daar van te aanvaarden. Wanneer een werklooze zoo nu en dan, als hij de Kans krijgt, een werk aanneemt en straks, als het gedaan is, zich weer voor steun kan melden, dan voert hij een oneerlijke concurrentie. Een gevestigde patroon kan zich niet voor werkloozenuitkeering melden. Hij moet in zijn prijzen alle bedrijfs risico's en bedrijfskosten verrekenen en dat behoeft een werklooze niet. Het is ook een algemeen arbeiders belang, dat werkloozen de patroons Diet gaan onderkruipen. Zij drijven de patroons er anders toe om hun prijzen eveneeüs te drukken en daar van wordt het personeel dupé. De loonstandaard wordt aldus met ge weld omlaag gevoerd. Middenstanders in de eerste plaats moesten uit een welbegrepen eigen belang het nalaten om op de boven geschetste wijze werken „op een koopje" te laten uitvoeren. Midden standers voeren in dezen tijd toch al een beel moeilijken strijd om het bestaan. Zouden ze dan ook nog elkaar het werk uit de handen moeten gaan slaan Een gelegenheids-patroon, een scharrelbaasje, kan nu eenmaal goed kooper werken, omdat hij niet, als een gevestigde patroon, garant moet blijven voor de kwaliteit van zijn gebruikte materialen, noch voor de kwaliteit van de uitvoering. Hij heeft geen bedsijfskosten. De „steun" staat achter hem voor hulp in den slechten tijd. Hij heeft geen kosten voor sociale voorzorg ten behoeve van zijn personeel. Als een werklooze met zijn goed- koope offerte de prijzeD markt be derft, dan staat daar geen enkel voordeel tegenover. De man heeft zich zelf arbeid verzekerd tegen een In de Vogelstrikken. Wanneer de koude herfstwind over de stoppelvelden waait en de afgevallen boombladeren wervelend voor zich heendrijft, dan breekt een vroolijke tijd voor de jagers aan, de tijd van de lijstervangst. Dan worden lijsterbessen ge plukt, wilgentakken tot beugels gesneden, strikken gedraaid, goede plekjes uitgekozen en wanneer de jager ook het geheele jaar door zich meer om herten en reeen dan om ploeg of paarden bekommerd heeft, zoo monstert hij nu toch ieder spin op den akker om te zien waar de schoon ste en langste paardenharen voor vogelstrikken te vinden zijn. Die van schimmels en vossen zijn, volgens hem, de beste, want zij houden het langst. Het was een sombere herfstdag De dikke, koude nevel wilde maar nietoptrekken; overal klampte hij zich aan de bergen en heuvels vast om aan de kracht der zon maar weerstand te kunnen bieden. De nevelen om het dorp hingen neer en dampten, een teeken dat wanneer het nog niet regende, schamel loon en hij drijft daarmee een gezel de straat op, die nog een behoorlijk inkomen verdiende. Middenstanders, iedereen trouwens, die aldus werken op een koopje laten uitvoeren, zijn schuldig aan een verdere verslechtering van den alge- rneenen toestand. Zij ontnemen de bestaansmogelijkheid aan andere middenstanders, wier reputatie steeds een waarborg was voor goed werk, en zij verslechteren de positie der arbeiders, die een betrekkelijke wel vaart moeten kennen, wil het ook den middenstander goed gaan. Of men vrijhandelaar is, dan wel protectionist, in de huidige omstan digheden, nu de afzet van onze na tionale producten in het buitenland kunstmatig wordt belemmerd, is iedere Nederlander, omwille van het behoud van de nog bestaande werk gelegenheid binnen onze grenzen, gehouden om de producten van eigen bodem te prefereeren, als bui tengewone afwijkingen in kwaliteit of prijs daartoe geen beletsel zijn. Als men van bepaalde cijfers kennis krijgt, staat men erover verbaasd, voor welke kapitalen we hier nog aan goederen uit het buitenland be trekken, terwijl dezelfde artikelen van dezelfde hoedanigheid en onge veer gelijken prijs, hier worden ge fabriceerd. „Koopt Nederlandsch Fabrikaat 1' zoo wordt ons eiken dag voorge houden. Het is een leuze, welke door het volk wordt verstaan en begrepen, terwijl ze toch maar betrekkelijk weinig resultaten afwerpt. De con sumenten zijn over het algemeen wel van goeden wille, maar... „Jaarlijks wordt voor 40 millioen gulden aan buitenlandsch papier iD Nederland verbruikt. Schept aan Nederlanders werk zoo wordt geadviseerd door uitsluitend Ne derlandsch papier te eischen." Inderdaad, als we er nu eens alle maal op gingen letten, dat men ons uitsluitend het goede Nederlandsche papier in handen stopt, waarvoor geen enkel aan ons wordt gevraagd, wat een leed en ellende zouden we daarmee niet voor landgenooten kunnen leoigen, die nu werkloos en waarhopig rondloopen. We zouden allen tesamen een ordertje plaatsen van 4G millioen. zonder dat het ons iets kostte. Honderden werk'oozen zouden aan den slag komen. Wat zouden we dat allemaal graag willen, en toch Onze mijnarbeiders krijgen ontslag bij 500 tegelijk, omdat men onze kolen uit het buitenland weert en wij de Lamme Goedzakken blijven om nu eens ministerieele woorden te bezigen die desondanks onze haarden en kachels en de ovens van onze fabrieken met het buitenland- sche product blijven opstoken. Vijf honderd, neen, veel méér Neder landsche mijnwerkers smeeken het ons gebruikt toch Nederlandsche kolen het product is goed en niet duur. We willen aan die verzoeken wel voldoen, maar... Het papier, waarop we dit artikel schreven, hebben we van onder tot boven bekeken en betast, we hebben naar een watermerk gezocht, we hebben het papier gescheurd, beroken en geproefd, maar we weten nog niet, of het van Nederlandsch, dan wel van buitenlandsch fabrikaat is. Onze kolenboer verkoopt ons ge regeld anthraciet. We hebben hem in den vorigen winter eens gevraagd, of het Hollandsche anthraciet was het toch ieder oogenblik regenen kon; in het kort het was juist een weer voor de lijstervangst. Rustig schreed de houtvester Bucholz door het bosch langs het voetpad dat naar de hoogte voerde. De tasch op zijn rug was vol geladen mei roode lijsterbessen. Zijn beide kleine zoons volgden hem; zij droegen gereed gemaakte beugels met strikken. Zij traden het woud binnen. Een betreden pad slingerde zich door het bosch. Rondom kwamen de roode lijsterbessen door den schemer der struiken te voorschijn en staken schilderach tig af tegen het groene kleed van het jonge loof. Vandaag hebben wij geluk, zei de houtvester, reeds in den eersten strik een vogel! Frits, maak hem los. De kleine maakte zich ge reed, maar juist toen hij hem den strik over den kop wilde werpen sloeg de neergebogen tak terug en schommelde den gevangene heen en weer. Eerst toen zijn kleiner broer Hendrik de twijg vasthield, gelukte het hem. Vader, ziedaar! nog een en nog een. Verheugd sprongen de kna pen naar voren. Halt daar. riep de houtvester. Niet zoo hals over hoofd! Brengt de strikken eerst weer fatsoenlijk in orde! In de bessen alleen blij ven de vogels niet hangen. Gij kent het toch nog? Ongeduldig volgden de knapen. Van den eenen vogel naar den anderen te en toen knikte bij met veel nadruk. Onlangs echter liet hij uit zijn mond vallen, dat hij uitsluitend Belgische anthraciet verkocht. Dezer dagen lazen we een adver tentie voor kindermeel. „Gebruikt ons kindermeel," zoo lazen we, „dan steunt u de Nederlandsche industrie." Het fabrikaat heette... neen, we maken hier geen gratis reclame, volstaan we er dus mee, te vermel den, dat het Nederlandsche fabrikaat hier met vier Engelschc woorden moest worden aangeduid. We ston den voor de keus om, of een ander merk te koopen, of onze vrouw met het kindermeisje en de kruidenier op Engelsche les te sturen. Hollandsche sigaretten zijn slechts onder Engelsche benamingen te be komen. Fijne etenswaren hebben Engelsche of Fransche merken. Maar Russische lucifers b.v. wor den hier onder Nederlandsche merk namen en met een plaatje van Dorus Rijkers op het doosje, ver kocht. Geen reclame voor het Nederland sche fabrikaat kan ons iets verder brengen, als Nederlandsche produc ten niet van een bepaald, wettelijk beschermd merkteeken worden voor zien en voor zoover zulk merk teeken, als op steenkolen, niet is aan te brengen bij verkoop van ongemerkte producten de oorsprong niet wordt gegarandeerd. Het moet evengoed strafbaar zijn, als iemand ons artikelen levert van anderen dan den door ons aangegeven oorsprong, dan wanneer de verkooper ons zou misleiden omtrent de kwaliteit. Het zal méér menschen wel eens zijn overkomen, dat ze op of om hun zilveren bruiloft met de aangetrouw de wederhelft liepen te wandelen en dat ze dan iemand ontmoetten, die oude herinneringen bij een der wan delenden opwekte. De betreffende persoon glimlachte in zoo'n geval eeos veelbeteekeneod voor zich heen en vroeg daa aan zijn of haar gezel weet je, wie dat was De ander had er geen flauw idéé van en dan werd het raadsel opgelost met de erklaring dat was nou m'n eerste liefde Dan glimlachten beiden, want van jaloerschheid was geen sprake meer. De wandeling werd vervolgd, bet intermezzo vergeten de gewezen eerste had zelfs niet herkend... ook die is al lang getrouwd en heeft eveneens een gezin. Toch hebben die twee eens ge meend, dat het leven zonder eikaar geen waarde kon hebben, dat ze beslist dood zouden gaan, als er tusschen hen ooit iets zou komen. Ze hebben andere menschen m ernst beklaagd, omdat die toch nooit zoo gelukkig zouden kunnen ziju, als zij. Vader is lid geweest van vul maar in Met enthousiasme gaf hij zich aan zijn liefhebberij. Dat was uog eens wat Als hij die liefheb berij niet had ontdekt en beoefend, wat zou het leven leeg zijn gebleven, 't Is niet te begrijpen, hoe anderen het zonder kunnen stellen. Intus- schen is vader al lang geen lid meer, kijkt niet meer naar zijn liefhebberij om hij heeft al weer een andere bezigheid, welke hem geheel vervult. Daar komt juffrouw X ons be zoeken voor Dierenbescherming. Ze verwacht van ons, zegt ze, dat we begaan zijn met het lot van afge beulde trekhonden, dat we zullen willen bijdragen voor de stalling van springen, was ook veel aangena mer dan strikken zetten. Hendrik! zie, daar buigt een lak, volgeladen met bessen naar u toe! Beur hem op en doe er een strik aan. Als de vogels genoeg bessen op den grond vinden, dan loopen zij van zelf in den strik. Langzaam volgde men het pad door het bosch. De knapen wa ren geheel en al oog; de eene wilde den anderen voor zijn om het eerst weer een nieuwen ge vangene te 'ontdekken. Had het van hen afgehangen, zij waren spoorslags "an den eenen strik naar den anderen geloopen. De vangst was gelukkig, echter ging het niet zoo vlot van de hand. Hier en daar moesten nieuwe bessen gestrooid, nieuwe strikken gelegd worden en dikwijls, wan neer de vogel lang geworsteld had ging hel losmaken ook zoo ge makkelijk niet. Vader, hoor eens, wat is dal? riep de kleine HendrikEn werkelijk scheen zich iets in de takken te bewegen, Ziet zelf maar, zeide de va der, maar maakt niet te veel leven. Loerend en stil gingen de kna pen voorwaarts. O, een levende merel, riepen beiden als uit één mond. Vader pak hem, anders vliegt hij nog weg. Een merel had zich met de pooten verstrikt en spartelde heen en weer, zoodat het loof om hem ruischte, als het rad van een paarden voor de woonwagenbewo ners, dat we het asyl van ongeluk kige zwerfdieren zullen helpen in stand houden. We merken op, dat we al aan zooveel dingen bijdragen. Jnffrouw X herinnert er ons op discrete wijze aan, dat we ons in den laatsten tijd toch nog wel enkele h.i. overdadige uitgaven hebben ver oorloofd en doet nogmaals een be roep op ons goede hart, dat niet dulden mag, hoe arme beesten enz. We poeieren ze toch af en zijn overtuigd, dat ze ons nu zeker voor grimmige barbaren houdt. Maar ja, er moet toch een greDS zijn Met evenveel overtuiging en voor de ondernemende propagandisten met meer succes, zijn we al bewerkt voor de t.b.c.-lijders, voor de idem aan vallende ziekte, voor vacantie- kindertjes, bloedarmige bleekneusjes, bekeerde dronkaards, zuigelingenzorg wijkverpleging, geheelonthouding, rheumatieklijders, gevallen meisjes en voor de bestrijding vau vivisectie en hóndsdolheid. Om maar enkele goede werken te noemen. Meerdere lid maatschappen of ondersteuningen hebben we moeten afwijzen, terwijl ons toch telkens met overtuiging werd voorgehouden, hoe geen chris- tenmensch zich mocht onttrekken aan de bestrijding van het euvel, waar voor de betreffende propagandist zich had geinteresseerd. Neen, er moet inderdaad een grens zijn, ook aan deugdbeoefening, welke niet ongestraft het redelijke te boven kan gaan. Dat hebben we te beden ken, als men ons voor allerlei overi gens zeer prijzenswaardige zaken poogt te winnen, maar dat hebben we ook te bedenken, wanneer we ons zelf met passie aan een bepaalde schoone taak hebben gewijd en anderen ons niet met het verwachte enthousiasme volgen. Alle deugd tegelijk beoefenen, is niet mogelijk alle goede werken gelijkmatig steunen, is niet doenlijk. Wie op zijn tijd van zijn maatschappelijk meegevoel blijk geeft, vervult zijn plicht, en als we ons daarnaast nog zeer bijzonder met een bepaald goed werk, dat ons interesseert, bezig houden, dan han delen we volkomen menscheüjk en deugdelijk, maar mogen we geenszins over het hoofd zien, dat die per soonlijke interesse anderen vreemd kan zijn. Ze zijn er niets minder om. Dat zien velen eerst in, wanneer ze zelf hun oude hobby voor een nieuwe deugd hebben verwisseld. Ook dan glimlachen ze nog slechts over hun vroegere liefde. Vragen te zenden met post zegel aan Bureau Plaatselijke Pers, Laanstraat Soestdijk. DE HAAN. Voor de voortteling van hoenders is een haan al even onmisbaar als belangrijk. Dat hij onmisbaar is, be hoeven we niet nader uiteen te zettendat zijn diensten belangrijk zijn, in dien zin, dat hij op de leg- capaciteiten van de door hem ver wekte hennen een grooten invloed uitoefent, wordt door vele kippen houders niet geweten of zij slaan de waarde van zijn invloed daaromtrent niet hoog genoeg aan. Andere func ties van nut heeft een haan echter niet te verrichten. Het is b.v. dwaasheid om te be weren, dat een haan bij de hennen hoort om deze laatsten tot groote productiviteit te brengen. Het is wetenschappelijk al lang uitgemaakt, dat de genoemde bewering volstrekt watermolen. Vader, dien nemen we mee en doen hem in de groote vogel kooi, nietwaar vroeg de knaap. De houtvester greep den vogel, zah of hij zich ook gewond had en maakte hem zorgvuldig los. Het dier beet met den goudgeelen snavel om zich heen en zag hen met zijn zwarte oogen recht boos aan. De vader bond hem in den linnen zakdoek van den kleine. Zorgvuldig nam deze den gevan gene aan om hem niet te bezeeren en uit alle trekken van het kin dergezicht sprak onverholen blijd schap. Vader, als hij nu maar wil vreten Lijsterbessen zal hij wel vreten. Anders zijn de merels koppige en halstarrige vogels. Als hij vreten wil, zult gij er veel plezier van hebben, vooral wan neer hij in 't voorjaar begint te slaan. Zooveel vogels als vandaag had hij in langen tijd niet gevangen Een groote zwerm was neerge streken en bijna in iederen strik spartelde een gevangene. Het was een lust van verre de strikken te beschouwen en de ongelukkige diertjes te zien worstelen. En het waren allen schoone en vette vogels. Overal ruischte en flad derde het in 't bosch en die ge luiden waren gemengd met de kort afgebroken tonen der lok. vogels. Het was een ware pret voor de knapen. onjuist isop groote hoenderparken wordt in de hokken, waar de pro ductie-hennen loopen, dan ook geen haan toegelaten. Als men niet uit is op het bekomen van geschikte broed- eieren, dan kan men met het voede ren en onderhouden van een haan geen enkel voordeel verwerven. We willen daarop nog eens met nadruk wijzen, nu het jonge goed, dat in het voorjaar werd aangetokt, reeds aardig uit de kluiten is gewassen en velen hun best doen om te bepalen, welken haan ze zullen kiezen om dien bij de hennen te houden. Het is volstrekt af te raden om een haan bij de hennen te houden 1. Wanneer men nu en dan bij groote productie de eieren voor een juistere verdeeling een paar weken of langer wil bewaren, dan wel ze wenscht te conserveeren. Bevruchte eieren zijn n.l. iets vlugger aan be derf onderhevig dan niet-bevruchte eieren. 2. Als men slechts enkele hennen heeft loopen. De hennen zullen dan te veel worden lastig gevallen door den haanze gaan er niet alleen onooglijk uitzien, maar al dat gejaag zal ze bovendien tot een verminder de productie voeren. Nu we het toch hebben over be vruchte eieren, welke voor de con sumptie worden gebruikt, merken we terloops even op, dat hetgeen de eier-consumenten gewoonlijk voor hanen tree aanzien en als een „viezig- heidje" met veel zorg uit het glas wordt verwijderd, waarin de te klutsen ei-inhoud is neergestort, volstrekt niets met den haan heeft uit te staan gehad. Het zijn de eiwit- strengen, middels welke de dooier :n het ei-midden werd opgehouden. Die strengen zijn aan de beide ei- polen verbonden en zitten voorts aan den dooier vast. De door den haan bevruchte kiem-cel zit in de huid van den dooier. Wat werkelijk van den haan in het ei komt. is haast microscopisch klein het is ondoenlijk en ook doelloos om het te verwijderen. Keeren we nu tot ons eigenlijke onderwerp terug. Alleen dan moet een haan bij de hennen worden gehouden, als men de eieren der hennen in het daar voor geschikte seizoen als broedeieren wil gebruiken. Dan is het echter volstrekt geen onverschillige kwestie, welke haan men aanhoudt. Deze be hoort natuurlijk het is althans eisch voor een serieus fokker van hetzelfde ras te zijn, maar boven dien onverwant. Als regel zullen dus de hanen ongeschikt zijn, die tegelijk met de hennen zijn uitgebroed, omdat verwantschap in dat geval al zeer waarschijnlijk is. Bovendien echter moeten we zeker weten, dat de haan afstamt van zeer productieve ouders, omdat legcapaciteit een erfelijke factor is, welke evenzeer langs de mannelijke als de vrouwelijke linie overgaat. Waar de meeste kippen houders geen gelegenheid hebben om valnesfcontrole toe te passen of op andere wijze te selecteeren, doen ze goed om een haan te betrekken van een deskundig geleid hoenderpark. Ze hebben daarbij dan nog te be denken, dat het goed is om jonge hennen te paren aan een cverjarigen haan en oudere hennen aan een jongen haan. Van de lichte rassen kan men 10 a 12 hennen bij één baan houden van de zwaardere rassen circa 8. Er zijn natuurlijk menschen, die met een haan geen enkel voordeel noch nut zoeken, maar er een bij houden „voor de aardigheid". Welnu, voor een aardigheid kan men wat over hebben we waarschuwen ze allen zet niet te weinig kippen bij zoo'n haan en bewaart de eieren der Halt, jongens, wacht even, riep de houtvester. Hij ging voor. Op eene plaats liep het dicht bosschage vlak langs den weg. Een dunne, dorre tak versperde den doorgang. Hij was zoo gelegd dat hij bij de minste aanraking moest vallen. Daaraan kan men zien of een strooper in het hosch is. Wie het niet weet, let er niet op en denkt niet dat hij met opzet zoo gelegd ie. Waar het pad langs vocht'ge, moerassige plaatsen leidde, was het zorgvuldig platgetrapt, zoodat men duidelijk den afdruk van ieder voetspoor kon waarnemen. De knaap wilde bessen in een strik doen toen hij bleef staan. Zie eens, vader, wat een lief mooi vogeltje. Het vloog niet eens weg toen ik aankwam. Dat is een roodborstje. Die zijn zoo tam, dat zij"'s winters bijna altijd om de houthakkers rondvliegen. Het diertje zag met zijn groote, schoone oogen smeekend naar hen op, liet zich gemakkelijk grijpen, ja spartelde zelfs niet toen de houtvester het losmaakte. Daar, Frits, laat het vliegen. De knaap nam het losjes in de hand en liet het daarna vliegen. Eerst bleef het vogeltje een wijl rustig zitten en vloog in het na bijgelegen bosch. Daar huppelde het, lustig fluitend rond alsof er niets gebeurd en geen mensch in de nabijheid is. Vader, zie, alweer een rood- hennen niet te lang. In zoo'n geval is het natuurlijk volstrekt geen be zwaar, dat er een verwante haan bij de hennen blijft ot een haan van een ander ras. Inderdaad voldoet het meer. als men een haan bij de kip pen ziet loopen. Hanen kunnen bovendien zeer fraai zijn. Patrijs- Leghorn-hanen zijn wel de aller mooiste. Barnevelder- en Red-hanen hebben ook een prachtig veerenkleed. Wyandotte-hanen zijn statige ver schijningen. Folklore aan 'n ouder- wetsch Venraysch haardvuur. v. De kwade hand. Kwam eertijds achter elkaar eenige sterfgevallen onder vee b.v. voor, zoo ging het dan heel vaak heeten Jat is de kwade hand. Men ging zelfs vaak, om van de kwade hand bevrijd te worden, bidwegen. Of vroeg een pater of een priester zijne stallen te zegenen. Men verbond vaak de kwade hand met heksenij, ofschoon daarin toch folkloristisch verklaard, „verschil" zit. Daarom zullen we dit motief, behalve in deze bijdrage, nog tegen komen als we de Venraysche hek- sensagen geven. Een eertijds welgestelde boer na armoe zijn thans de kinderen van dezen boer weerom in goeden doen 1 uit Venray, schreef zijn heele ondergang aan de kwade hand toe" Het begon bij hem, toen hij op een morgen opstond en de stallen inging, zijn paarden vond staan met gevloch ten staarten, 'n Tijdje erna was de karnton behekst als men karnde, ja, de boer en z'n vrouw deden eens een heele nacht doorkreeg men geen boter. Eens vond men een prop ineengedraaid koehaar in de karnton... in plaats van boter. Daarop ging een best gevende melkkoe „kapot". De veldwachter kwam het beest in den grond duwen. Opgemerkt zij nog, dat toentertijd de menschen hun vee veelal niet hadden verzekerd en er evenmin zooveel verzekeringen waren. Ook 'n andere koe werd ziek en ging kapot. Toen een paard. En, of men ook steeds bijkocht, de kwade hand was er eenmaal en eischte telkens weer z'n slachtoffer. Ook het land begon weinig op te leveren. En zoo werd de welgestel de boer tot 'n gewoon keuterboertje. Eerst toen alles bij bem „kapot" was gegaan en hij zoowat niks meer had noch bezat, leek de wending bij hem te komen. Zijn kinderen groeiden op en er kwam betere doen. Nog een dergelijk geval hoorden wij op een der Venraysche gehuch ten. Ook hier stierf de heele stal uit. Een andere boer, ditmaal uit Merselo, had lange jaren achtereen weinig geluk gehad met zijn boer derij. Hij „vertrouwde" het niet en verhuisde naar Leunen. Maar ook hier bleef de tegenslag hem achtervolgen. Zijn erfdeel was al naar den duivel en nou moest dat van de vrouw worden „aange spannen". Maar tegenslag na tegen slag overkwa a hem. Eens viel hem het paaid dood neer in de kar. 'n Andere morgen vond hij een vaars dood in den stal: Zoodoende was de boer na ettelijke jaren geheel zonder bezit, en daar z'n kinderen ondertusschen al grooter begon te worden, wilde hij zelf wel voortaan gaan werken, maar niet borstje. Maar het is dood. Het is waarlijk jammer, dat zulke mooie vogeltjes zich zoo gemakkelijk laten vangen. Hij wilde hel loslaten. Neen, Hendrik, laat het hangen. Ik heb het er eerst gis* teren neergehangen. Waarom vader En de strik hangt ook veel te laag over den ouden boomstam. Daar zal ik marters en vos sen mee vangen. Wanneer deze roofdieren eens een vogel te pak ken krijgen, loopen zij dag en nacht langs het pad waar de strikken liggen en vreten alles op Nu en dan hang ik hier echter zoo'n lokvogeltje; dat halen zij spoedig regelmatig weg en worden driester. Eu terwijl zij zulks doen, schiet gij ze dan dood Neen, wanneer ik ze zoover heb, leg ik het vangijzer op den stam. Dan hang ik een vogM in den strik boven het ijzer en wan neer zij weer iets willen weghalen zitten zij vast. Den schoonen, bruinen mar ter van het vorig jaar met zijn goudgelen hals en fijne, gladde huid, hebt ge dien ook hier ge vangen Ja, op dezeljde plaats. De holte in den stam, waarin het vangijzer ge'egen heeft, kunt gij nog zien. Weder hoorde men in de verte het ruischen en schudden der lak ken.

Peel en Maas | 1932 | | pagina 5