van
L. El MAi
Gelegenheidsbaasjes.
FEUILLETON
Van jagers en
stroopers.
Nederlandsch
fabrikaat.
Beteugel uw deugd.
De Kippenhouderij op
het Platteland
Zaterdag 3 September 1932
Drie en vijftigste Jaargang No. 36
99
Dezer dagen vernamen we een
merkwaardig ge va'. Het heeft zich
niet in onze omgeving, maar elders
voorgedaan we staan echter voor de
juistheid der feiten volkomen in.
Een paar schilders compagnons
werkten al vele jaren voor een
andereu middenstander. Onlangs
moesten ze weer prijs opgeven voor
het opschilderen van enkele huizen,
ze hoorden er later niets meer van.
Plots echter ontdekten ze, dat een
schildersknecht met de uitvoering
van het werk bezig was, niet voor
zijn patroon echter, want die knecht
was werkloos. Een nader onderzoek
wees zelfs uit, dat de bedoelde per
soon steuntrekkende was van de
gemeente, maar niettemin dagelijks
was blijven stempelen en even zoo
vroolijk zijn steungelden was blijven
opstrijken, toen hij aan de uitvoering
van het nieuw-aangenomen werk
bezig was. Dat werk had hij gekre
gen, omdat hij het... goedkooper had
aangeboden dan de schilderspatroons.
Natuurlijk is er nu een einde ge
komen aan 's mans experimenten
de politie heeft zich zelfs met het
geval gemoeid.
Feiten als boven doen zich méér
voor, al blijven het gelukkig nog
uitzonderingen.
Wel echter zien we het thans
vaak gebeuren, dat werklooze gezel
len zich tijdelijk als eigen baasje
gaan opwerpen en tegen concurree*
rende prijs bepaalde werken aanne
men. Dat is een euvel geworden
waarvan de maatschappelijke gevol
gen voelbaar zijn. In de pers komen
vele klachten over dien misstand tot
uiting.
Een misstand geldt het hier inder
daad.
Tenslotte is een ieder vrij om zich
als patroon te gaan vestigen, maar
dan dient hij alle conseqenties daar
van te aanvaarden. Wanneer een
werklooze zoo nu en dan, als hij de
Kans krijgt, een werk aanneemt en
straks, als het gedaan is, zich weer
voor steun kan melden, dan voert
hij een oneerlijke concurrentie. Een
gevestigde patroon kan zich niet
voor werkloozenuitkeering melden.
Hij moet in zijn prijzen alle bedrijfs
risico's en bedrijfskosten verrekenen
en dat behoeft een werklooze niet.
Het is ook een algemeen arbeiders
belang, dat werkloozen de patroons
Diet gaan onderkruipen. Zij drijven
de patroons er anders toe om hun
prijzen eveneeüs te drukken en daar
van wordt het personeel dupé. De
loonstandaard wordt aldus met ge
weld omlaag gevoerd.
Middenstanders in de eerste plaats
moesten uit een welbegrepen eigen
belang het nalaten om op de boven
geschetste wijze werken „op een
koopje" te laten uitvoeren. Midden
standers voeren in dezen tijd toch
al een beel moeilijken strijd om het
bestaan. Zouden ze dan ook nog
elkaar het werk uit de handen moeten
gaan slaan
Een gelegenheids-patroon, een
scharrelbaasje, kan nu eenmaal goed
kooper werken, omdat hij niet, als
een gevestigde patroon, garant moet
blijven voor de kwaliteit van zijn
gebruikte materialen, noch voor de
kwaliteit van de uitvoering. Hij
heeft geen bedsijfskosten. De „steun"
staat achter hem voor hulp in den
slechten tijd. Hij heeft geen kosten
voor sociale voorzorg ten behoeve
van zijn personeel.
Als een werklooze met zijn goed-
koope offerte de prijzeD markt be
derft, dan staat daar geen enkel
voordeel tegenover. De man heeft
zich zelf arbeid verzekerd tegen een
In de Vogelstrikken.
Wanneer de koude herfstwind
over de stoppelvelden waait en de
afgevallen boombladeren wervelend
voor zich heendrijft, dan breekt
een vroolijke tijd voor de jagers
aan, de tijd van de lijstervangst.
Dan worden lijsterbessen ge
plukt, wilgentakken tot beugels
gesneden, strikken gedraaid, goede
plekjes uitgekozen en wanneer
de jager ook het geheele jaar
door zich meer om herten en
reeen dan om ploeg of paarden
bekommerd heeft, zoo monstert
hij nu toch ieder spin op den
akker om te zien waar de schoon
ste en langste paardenharen voor
vogelstrikken te vinden zijn. Die
van schimmels en vossen zijn,
volgens hem, de beste, want zij
houden het langst.
Het was een sombere herfstdag
De dikke, koude nevel wilde
maar nietoptrekken; overal klampte
hij zich aan de bergen en heuvels
vast om aan de kracht der zon
maar weerstand te kunnen bieden.
De nevelen om het dorp hingen
neer en dampten, een teeken dat
wanneer het nog niet regende,
schamel loon en hij drijft daarmee
een gezel de straat op, die nog een
behoorlijk inkomen verdiende.
Middenstanders, iedereen trouwens,
die aldus werken op een koopje
laten uitvoeren, zijn schuldig aan een
verdere verslechtering van den alge-
rneenen toestand. Zij ontnemen de
bestaansmogelijkheid aan andere
middenstanders, wier reputatie steeds
een waarborg was voor goed werk,
en zij verslechteren de positie der
arbeiders, die een betrekkelijke wel
vaart moeten kennen, wil het ook
den middenstander goed gaan.
Of men vrijhandelaar is, dan wel
protectionist, in de huidige omstan
digheden, nu de afzet van onze na
tionale producten in het buitenland
kunstmatig wordt belemmerd, is
iedere Nederlander, omwille van het
behoud van de nog bestaande werk
gelegenheid binnen onze grenzen,
gehouden om de producten van
eigen bodem te prefereeren, als bui
tengewone afwijkingen in kwaliteit
of prijs daartoe geen beletsel zijn.
Als men van bepaalde cijfers kennis
krijgt, staat men erover verbaasd,
voor welke kapitalen we hier nog
aan goederen uit het buitenland be
trekken, terwijl dezelfde artikelen
van dezelfde hoedanigheid en onge
veer gelijken prijs, hier worden ge
fabriceerd.
„Koopt Nederlandsch Fabrikaat 1'
zoo wordt ons eiken dag voorge
houden. Het is een leuze, welke door
het volk wordt verstaan en begrepen,
terwijl ze toch maar betrekkelijk
weinig resultaten afwerpt. De con
sumenten zijn over het algemeen
wel van goeden wille, maar...
„Jaarlijks wordt voor 40 millioen
gulden aan buitenlandsch papier iD
Nederland verbruikt. Schept aan
Nederlanders werk zoo wordt
geadviseerd door uitsluitend Ne
derlandsch papier te eischen."
Inderdaad, als we er nu eens alle
maal op gingen letten, dat men ons
uitsluitend het goede Nederlandsche
papier in handen stopt, waarvoor
geen enkel aan ons wordt gevraagd,
wat een leed en ellende zouden we
daarmee niet voor landgenooten
kunnen leoigen, die nu werkloos en
waarhopig rondloopen. We zouden
allen tesamen een ordertje plaatsen
van 4G millioen. zonder dat het ons
iets kostte. Honderden werk'oozen
zouden aan den slag komen. Wat
zouden we dat allemaal graag willen,
en toch
Onze mijnarbeiders krijgen ontslag
bij 500 tegelijk, omdat men onze
kolen uit het buitenland weert en
wij de Lamme Goedzakken blijven
om nu eens ministerieele woorden
te bezigen die desondanks onze
haarden en kachels en de ovens van
onze fabrieken met het buitenland-
sche product blijven opstoken. Vijf
honderd, neen, veel méér Neder
landsche mijnwerkers smeeken het
ons gebruikt toch Nederlandsche
kolen het product is goed en niet
duur. We willen aan die verzoeken
wel voldoen, maar...
Het papier, waarop we dit artikel
schreven, hebben we van onder tot
boven bekeken en betast, we hebben
naar een watermerk gezocht, we
hebben het papier gescheurd, beroken
en geproefd, maar we weten nog
niet, of het van Nederlandsch, dan
wel van buitenlandsch fabrikaat is.
Onze kolenboer verkoopt ons ge
regeld anthraciet. We hebben hem
in den vorigen winter eens gevraagd,
of het Hollandsche anthraciet was
het toch ieder oogenblik regenen
kon; in het kort het was juist
een weer voor de lijstervangst.
Rustig schreed de houtvester
Bucholz door het bosch langs het
voetpad dat naar de hoogte voerde.
De tasch op zijn rug was vol
geladen mei roode lijsterbessen.
Zijn beide kleine zoons volgden
hem; zij droegen gereed gemaakte
beugels met strikken.
Zij traden het woud binnen.
Een betreden pad slingerde
zich door het bosch. Rondom
kwamen de roode lijsterbessen
door den schemer der struiken te
voorschijn en staken schilderach
tig af tegen het groene kleed van
het jonge loof.
Vandaag hebben wij geluk, zei
de houtvester, reeds in den eersten
strik een vogel! Frits, maak hem
los. De kleine maakte zich ge
reed, maar juist toen hij hem den
strik over den kop wilde werpen
sloeg de neergebogen tak terug
en schommelde den gevangene
heen en weer. Eerst toen zijn
kleiner broer Hendrik de twijg
vasthield, gelukte het hem.
Vader, ziedaar! nog een en nog
een. Verheugd sprongen de kna
pen naar voren.
Halt daar. riep de houtvester.
Niet zoo hals over hoofd! Brengt
de strikken eerst weer fatsoenlijk
in orde! In de bessen alleen blij
ven de vogels niet hangen. Gij
kent het toch nog? Ongeduldig
volgden de knapen. Van den
eenen vogel naar den anderen te
en toen knikte bij met veel nadruk.
Onlangs echter liet hij uit zijn mond
vallen, dat hij uitsluitend Belgische
anthraciet verkocht.
Dezer dagen lazen we een adver
tentie voor kindermeel. „Gebruikt
ons kindermeel," zoo lazen we, „dan
steunt u de Nederlandsche industrie."
Het fabrikaat heette... neen, we
maken hier geen gratis reclame,
volstaan we er dus mee, te vermel
den, dat het Nederlandsche fabrikaat
hier met vier Engelschc woorden
moest worden aangeduid. We ston
den voor de keus om, of een ander
merk te koopen, of onze vrouw met
het kindermeisje en de kruidenier op
Engelsche les te sturen.
Hollandsche sigaretten zijn slechts
onder Engelsche benamingen te be
komen.
Fijne etenswaren hebben Engelsche
of Fransche merken.
Maar Russische lucifers b.v. wor
den hier onder Nederlandsche merk
namen en met een plaatje van
Dorus Rijkers op het doosje, ver
kocht.
Geen reclame voor het Nederland
sche fabrikaat kan ons iets verder
brengen, als Nederlandsche produc
ten niet van een bepaald, wettelijk
beschermd merkteeken worden voor
zien en voor zoover zulk merk
teeken, als op steenkolen, niet is
aan te brengen bij verkoop van
ongemerkte producten de oorsprong
niet wordt gegarandeerd. Het moet
evengoed strafbaar zijn, als iemand
ons artikelen levert van anderen dan
den door ons aangegeven oorsprong,
dan wanneer de verkooper ons zou
misleiden omtrent de kwaliteit.
Het zal méér menschen wel eens
zijn overkomen, dat ze op of om hun
zilveren bruiloft met de aangetrouw
de wederhelft liepen te wandelen en
dat ze dan iemand ontmoetten, die
oude herinneringen bij een der wan
delenden opwekte. De betreffende
persoon glimlachte in zoo'n geval
eeos veelbeteekeneod voor zich heen
en vroeg daa aan zijn of haar gezel
weet je, wie dat was De ander
had er geen flauw idéé van en dan
werd het raadsel opgelost met de
erklaring dat was nou m'n eerste
liefde Dan glimlachten beiden, want
van jaloerschheid was geen sprake
meer. De wandeling werd vervolgd,
bet intermezzo vergeten de gewezen
eerste had zelfs niet herkend... ook
die is al lang getrouwd en heeft
eveneens een gezin.
Toch hebben die twee eens ge
meend, dat het leven zonder eikaar
geen waarde kon hebben, dat ze
beslist dood zouden gaan, als er
tusschen hen ooit iets zou komen.
Ze hebben andere menschen m ernst
beklaagd, omdat die toch nooit zoo
gelukkig zouden kunnen ziju, als zij.
Vader is lid geweest van vul
maar in Met enthousiasme gaf hij
zich aan zijn liefhebberij. Dat was
uog eens wat Als hij die liefheb
berij niet had ontdekt en beoefend,
wat zou het leven leeg zijn gebleven,
't Is niet te begrijpen, hoe anderen
het zonder kunnen stellen. Intus-
schen is vader al lang geen lid meer,
kijkt niet meer naar zijn liefhebberij
om hij heeft al weer een andere
bezigheid, welke hem geheel vervult.
Daar komt juffrouw X ons be
zoeken voor Dierenbescherming. Ze
verwacht van ons, zegt ze, dat we
begaan zijn met het lot van afge
beulde trekhonden, dat we zullen
willen bijdragen voor de stalling van
springen, was ook veel aangena
mer dan strikken zetten.
Hendrik! zie, daar buigt een
lak, volgeladen met bessen naar
u toe! Beur hem op en doe er een
strik aan. Als de vogels genoeg
bessen op den grond vinden, dan
loopen zij van zelf in den strik.
Langzaam volgde men het pad
door het bosch. De knapen wa
ren geheel en al oog; de eene
wilde den anderen voor zijn om
het eerst weer een nieuwen ge
vangene te 'ontdekken. Had het
van hen afgehangen, zij waren
spoorslags "an den eenen strik
naar den anderen geloopen. De
vangst was gelukkig, echter ging
het niet zoo vlot van de hand.
Hier en daar moesten nieuwe
bessen gestrooid, nieuwe strikken
gelegd worden en dikwijls, wan
neer de vogel lang geworsteld had
ging hel losmaken ook zoo ge
makkelijk niet.
Vader, hoor eens, wat is dal?
riep de kleine HendrikEn
werkelijk scheen zich iets in de
takken te bewegen,
Ziet zelf maar, zeide de va
der, maar maakt niet te veel leven.
Loerend en stil gingen de kna
pen voorwaarts.
O, een levende merel, riepen
beiden als uit één mond. Vader
pak hem, anders vliegt hij nog
weg.
Een merel had zich met de
pooten verstrikt en spartelde heen
en weer, zoodat het loof om hem
ruischte, als het rad van een
paarden voor de woonwagenbewo
ners, dat we het asyl van ongeluk
kige zwerfdieren zullen helpen in
stand houden. We merken op, dat
we al aan zooveel dingen bijdragen.
Jnffrouw X herinnert er ons op
discrete wijze aan, dat we ons in
den laatsten tijd toch nog wel enkele
h.i. overdadige uitgaven hebben ver
oorloofd en doet nogmaals een be
roep op ons goede hart, dat niet
dulden mag, hoe arme beesten enz.
We poeieren ze toch af en zijn
overtuigd, dat ze ons nu zeker voor
grimmige barbaren houdt. Maar ja,
er moet toch een greDS zijn Met
evenveel overtuiging en voor de
ondernemende propagandisten met
meer succes, zijn we al bewerkt
voor de t.b.c.-lijders, voor de idem
aan vallende ziekte, voor vacantie-
kindertjes, bloedarmige bleekneusjes,
bekeerde dronkaards, zuigelingenzorg
wijkverpleging, geheelonthouding,
rheumatieklijders, gevallen meisjes en
voor de bestrijding vau vivisectie en
hóndsdolheid. Om maar enkele goede
werken te noemen. Meerdere lid
maatschappen of ondersteuningen
hebben we moeten afwijzen, terwijl
ons toch telkens met overtuiging
werd voorgehouden, hoe geen chris-
tenmensch zich mocht onttrekken aan
de bestrijding van het euvel, waar
voor de betreffende propagandist
zich had geinteresseerd.
Neen, er moet inderdaad een grens
zijn, ook aan deugdbeoefening, welke
niet ongestraft het redelijke te boven
kan gaan. Dat hebben we te beden
ken, als men ons voor allerlei overi
gens zeer prijzenswaardige zaken
poogt te winnen, maar dat hebben
we ook te bedenken, wanneer we
ons zelf met passie aan een bepaalde
schoone taak hebben gewijd en
anderen ons niet met het verwachte
enthousiasme volgen. Alle deugd
tegelijk beoefenen, is niet mogelijk
alle goede werken gelijkmatig steunen,
is niet doenlijk. Wie op zijn tijd
van zijn maatschappelijk meegevoel
blijk geeft, vervult zijn plicht, en als
we ons daarnaast nog zeer bijzonder
met een bepaald goed werk, dat ons
interesseert, bezig houden, dan han
delen we volkomen menscheüjk en
deugdelijk, maar mogen we geenszins
over het hoofd zien, dat die per
soonlijke interesse anderen vreemd
kan zijn. Ze zijn er niets minder om.
Dat zien velen eerst in, wanneer
ze zelf hun oude hobby voor een
nieuwe deugd hebben verwisseld.
Ook dan glimlachen ze nog slechts
over hun vroegere liefde.
Vragen te zenden met post
zegel aan Bureau Plaatselijke
Pers, Laanstraat Soestdijk.
DE HAAN.
Voor de voortteling van hoenders
is een haan al even onmisbaar als
belangrijk. Dat hij onmisbaar is, be
hoeven we niet nader uiteen te
zettendat zijn diensten belangrijk
zijn, in dien zin, dat hij op de leg-
capaciteiten van de door hem ver
wekte hennen een grooten invloed
uitoefent, wordt door vele kippen
houders niet geweten of zij slaan de
waarde van zijn invloed daaromtrent
niet hoog genoeg aan. Andere func
ties van nut heeft een haan echter
niet te verrichten.
Het is b.v. dwaasheid om te be
weren, dat een haan bij de hennen
hoort om deze laatsten tot groote
productiviteit te brengen. Het is
wetenschappelijk al lang uitgemaakt,
dat de genoemde bewering volstrekt
watermolen.
Vader, dien nemen we mee
en doen hem in de groote vogel
kooi, nietwaar vroeg de knaap.
De houtvester greep den vogel,
zah of hij zich ook gewond had
en maakte hem zorgvuldig los.
Het dier beet met den goudgeelen
snavel om zich heen en zag hen
met zijn zwarte oogen recht boos
aan. De vader bond hem in den
linnen zakdoek van den kleine.
Zorgvuldig nam deze den gevan
gene aan om hem niet te bezeeren
en uit alle trekken van het kin
dergezicht sprak onverholen blijd
schap.
Vader, als hij nu maar wil
vreten
Lijsterbessen zal hij wel
vreten. Anders zijn de merels
koppige en halstarrige vogels. Als
hij vreten wil, zult gij er veel
plezier van hebben, vooral wan
neer hij in 't voorjaar begint te
slaan.
Zooveel vogels als vandaag had
hij in langen tijd niet gevangen
Een groote zwerm was neerge
streken en bijna in iederen strik
spartelde een gevangene. Het was
een lust van verre de strikken te
beschouwen en de ongelukkige
diertjes te zien worstelen. En het
waren allen schoone en vette
vogels. Overal ruischte en flad
derde het in 't bosch en die ge
luiden waren gemengd met de
kort afgebroken tonen der lok.
vogels. Het was een ware pret
voor de knapen.
onjuist isop groote hoenderparken
wordt in de hokken, waar de pro
ductie-hennen loopen, dan ook geen
haan toegelaten. Als men niet uit is
op het bekomen van geschikte broed-
eieren, dan kan men met het voede
ren en onderhouden van een haan
geen enkel voordeel verwerven. We
willen daarop nog eens met nadruk
wijzen, nu het jonge goed, dat in
het voorjaar werd aangetokt, reeds
aardig uit de kluiten is gewassen en
velen hun best doen om te bepalen,
welken haan ze zullen kiezen om
dien bij de hennen te houden.
Het is volstrekt af te raden om
een haan bij de hennen te houden
1. Wanneer men nu en dan bij
groote productie de eieren voor een
juistere verdeeling een paar weken
of langer wil bewaren, dan wel ze
wenscht te conserveeren. Bevruchte
eieren zijn n.l. iets vlugger aan be
derf onderhevig dan niet-bevruchte
eieren.
2. Als men slechts enkele hennen
heeft loopen. De hennen zullen dan
te veel worden lastig gevallen door
den haanze gaan er niet alleen
onooglijk uitzien, maar al dat gejaag
zal ze bovendien tot een verminder
de productie voeren.
Nu we het toch hebben over be
vruchte eieren, welke voor de con
sumptie worden gebruikt, merken we
terloops even op, dat hetgeen de
eier-consumenten gewoonlijk voor
hanen tree aanzien en als een „viezig-
heidje" met veel zorg uit het glas
wordt verwijderd, waarin de te
klutsen ei-inhoud is neergestort,
volstrekt niets met den haan heeft
uit te staan gehad. Het zijn de eiwit-
strengen, middels welke de dooier
:n het ei-midden werd opgehouden.
Die strengen zijn aan de beide ei-
polen verbonden en zitten voorts
aan den dooier vast. De door den
haan bevruchte kiem-cel zit in de
huid van den dooier. Wat werkelijk
van den haan in het ei komt. is
haast microscopisch klein het is
ondoenlijk en ook doelloos om het
te verwijderen.
Keeren we nu tot ons eigenlijke
onderwerp terug.
Alleen dan moet een haan bij de
hennen worden gehouden, als men
de eieren der hennen in het daar
voor geschikte seizoen als broedeieren
wil gebruiken. Dan is het echter
volstrekt geen onverschillige kwestie,
welke haan men aanhoudt. Deze be
hoort natuurlijk het is althans
eisch voor een serieus fokker
van hetzelfde ras te zijn, maar boven
dien onverwant. Als regel zullen dus
de hanen ongeschikt zijn, die tegelijk
met de hennen zijn uitgebroed, omdat
verwantschap in dat geval al zeer
waarschijnlijk is. Bovendien echter
moeten we zeker weten, dat de haan
afstamt van zeer productieve ouders,
omdat legcapaciteit een erfelijke
factor is, welke evenzeer langs de
mannelijke als de vrouwelijke linie
overgaat. Waar de meeste kippen
houders geen gelegenheid hebben om
valnesfcontrole toe te passen of op
andere wijze te selecteeren, doen ze
goed om een haan te betrekken van
een deskundig geleid hoenderpark.
Ze hebben daarbij dan nog te be
denken, dat het goed is om jonge
hennen te paren aan een cverjarigen
haan en oudere hennen aan een
jongen haan. Van de lichte rassen
kan men 10 a 12 hennen bij één
baan houden van de zwaardere
rassen circa 8.
Er zijn natuurlijk menschen, die
met een haan geen enkel voordeel
noch nut zoeken, maar er een bij
houden „voor de aardigheid". Welnu,
voor een aardigheid kan men wat
over hebben we waarschuwen ze
allen zet niet te weinig kippen bij
zoo'n haan en bewaart de eieren der
Halt, jongens, wacht even,
riep de houtvester. Hij ging voor.
Op eene plaats liep het dicht
bosschage vlak langs den weg.
Een dunne, dorre tak versperde
den doorgang. Hij was zoo gelegd
dat hij bij de minste aanraking
moest vallen. Daaraan kan men
zien of een strooper in het hosch
is. Wie het niet weet, let er niet
op en denkt niet dat hij met opzet
zoo gelegd ie.
Waar het pad langs vocht'ge,
moerassige plaatsen leidde, was
het zorgvuldig platgetrapt, zoodat
men duidelijk den afdruk van
ieder voetspoor kon waarnemen.
De knaap wilde bessen in een
strik doen toen hij bleef staan.
Zie eens, vader, wat een lief
mooi vogeltje. Het vloog niet eens
weg toen ik aankwam.
Dat is een roodborstje. Die
zijn zoo tam, dat zij"'s winters
bijna altijd om de houthakkers
rondvliegen.
Het diertje zag met zijn groote,
schoone oogen smeekend naar hen
op, liet zich gemakkelijk grijpen,
ja spartelde zelfs niet toen de
houtvester het losmaakte.
Daar, Frits, laat het vliegen.
De knaap nam het losjes in de
hand en liet het daarna vliegen.
Eerst bleef het vogeltje een wijl
rustig zitten en vloog in het na
bijgelegen bosch. Daar huppelde
het, lustig fluitend rond alsof er
niets gebeurd en geen mensch in
de nabijheid is.
Vader, zie, alweer een rood-
hennen niet te lang. In zoo'n geval
is het natuurlijk volstrekt geen be
zwaar, dat er een verwante haan bij
de hennen blijft ot een haan van een
ander ras. Inderdaad voldoet het
meer. als men een haan bij de kip
pen ziet loopen. Hanen kunnen
bovendien zeer fraai zijn. Patrijs-
Leghorn-hanen zijn wel de aller
mooiste. Barnevelder- en Red-hanen
hebben ook een prachtig veerenkleed.
Wyandotte-hanen zijn statige ver
schijningen.
Folklore aan 'n ouder-
wetsch Venraysch
haardvuur.
v.
De kwade hand.
Kwam eertijds achter elkaar eenige
sterfgevallen onder vee b.v. voor,
zoo ging het dan heel vaak heeten
Jat is de kwade hand. Men ging
zelfs vaak, om van de kwade hand
bevrijd te worden, bidwegen. Of
vroeg een pater of een priester zijne
stallen te zegenen.
Men verbond vaak de kwade hand
met heksenij, ofschoon daarin toch
folkloristisch verklaard, „verschil"
zit. Daarom zullen we dit motief,
behalve in deze bijdrage, nog tegen
komen als we de Venraysche hek-
sensagen geven.
Een eertijds welgestelde boer
na armoe zijn thans de kinderen van
dezen boer weerom in goeden doen 1
uit Venray, schreef zijn heele
ondergang aan de kwade hand toe"
Het begon bij hem, toen hij op een
morgen opstond en de stallen inging,
zijn paarden vond staan met gevloch
ten staarten, 'n Tijdje erna was de
karnton behekst als men karnde, ja,
de boer en z'n vrouw deden eens
een heele nacht doorkreeg men
geen boter. Eens vond men een
prop ineengedraaid koehaar in de
karnton... in plaats van boter. Daarop
ging een best gevende melkkoe
„kapot". De veldwachter kwam het
beest in den grond duwen.
Opgemerkt zij nog, dat toentertijd
de menschen hun vee veelal niet
hadden verzekerd en er evenmin
zooveel verzekeringen waren.
Ook 'n andere koe werd ziek en
ging kapot. Toen een paard. En, of
men ook steeds bijkocht, de kwade
hand was er eenmaal en eischte
telkens weer z'n slachtoffer.
Ook het land begon weinig op te
leveren. En zoo werd de welgestel
de boer tot 'n gewoon keuterboertje.
Eerst toen alles bij bem „kapot"
was gegaan en hij zoowat niks meer
had noch bezat, leek de wending
bij hem te komen. Zijn kinderen
groeiden op en er kwam betere
doen.
Nog een dergelijk geval hoorden
wij op een der Venraysche gehuch
ten. Ook hier stierf de heele stal
uit.
Een andere boer, ditmaal uit
Merselo, had lange jaren achtereen
weinig geluk gehad met zijn boer
derij. Hij „vertrouwde" het niet en
verhuisde naar Leunen.
Maar ook hier bleef de tegenslag
hem achtervolgen. Zijn erfdeel was
al naar den duivel en nou moest
dat van de vrouw worden „aange
spannen". Maar tegenslag na tegen
slag overkwa a hem.
Eens viel hem het paaid dood
neer in de kar. 'n Andere morgen
vond hij een vaars dood in den
stal:
Zoodoende was de boer na ettelijke
jaren geheel zonder bezit, en daar
z'n kinderen ondertusschen al grooter
begon te worden, wilde hij zelf wel
voortaan gaan werken, maar niet
borstje. Maar het is dood. Het is
waarlijk jammer, dat zulke mooie
vogeltjes zich zoo gemakkelijk
laten vangen.
Hij wilde hel loslaten.
Neen, Hendrik, laat het
hangen. Ik heb het er eerst gis*
teren neergehangen.
Waarom vader En de strik
hangt ook veel te laag over den
ouden boomstam.
Daar zal ik marters en vos
sen mee vangen. Wanneer deze
roofdieren eens een vogel te pak
ken krijgen, loopen zij dag en
nacht langs het pad waar de
strikken liggen en vreten alles op
Nu en dan hang ik hier echter
zoo'n lokvogeltje; dat halen zij
spoedig regelmatig weg en worden
driester.
Eu terwijl zij zulks doen,
schiet gij ze dan dood
Neen, wanneer ik ze zoover
heb, leg ik het vangijzer op den
stam. Dan hang ik een vogM in
den strik boven het ijzer en wan
neer zij weer iets willen weghalen
zitten zij vast.
Den schoonen, bruinen mar
ter van het vorig jaar met zijn
goudgelen hals en fijne, gladde
huid, hebt ge dien ook hier ge
vangen
Ja, op dezeljde plaats. De
holte in den stam, waarin het
vangijzer ge'egen heeft, kunt gij
nog zien.
Weder hoorde men in de verte
het ruischen en schudden der lak
ken.