Mmm JACJONQ0 Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken. ^manufacturen! DOQBDEELIGSI/ manufacturen» 'YQOBDEÊUQSlfl FEUILLETON Van jagers en stroopers. Zaterdag 13 Augustus 1932 Drie en vijftigste Jaargang No. 33 BLIJKEN TOCH HET PEEL EN MAAS BLIJKEN TOCH HET PRIJS DER ADVERTENTIEN t—8 regels 60 cent, elke regel meer 7',* ct. bij abonnement lagere tarieven. Uitgave van FIRMA VAN DEN MUNCRHOF Telefoon 51 GIRO 150652 ENUAY ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ct., per post 75 cent voor het buitenland I 1.05 bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent 0. L. Vrouw Behoudenis der Krankeu, Oostrum. Folklore aan *n ouder- wetsch Venray sell haardvuur. ii. Voorteekenen en profeejjen. Vele Gekken in Venray. Een aloude profecij, steeds in overlevering voor den weet van het huidig geslacht bewaard, vertelde men Venray zou eenmaal vele gekken hebben. Onze dorpsbewoners van eertijds legden dit uit, alsof er een tijd zou komen, dat men onder Venraysche menschen vele gekken (krankzinnigen) zou hebben. Evenwel, er zijn in 't eerste decennium van onze eeuw twee krankzinnigengestichten hier gebouwd Zoodat de voorspelling in zich toch wel goed is geweest, maar, door de Venrayers eerst verkeerd begrepen. Zoo werd ook tegelijk gezegd, dat Venray nimmer eenige oorlogs verwoesting of dergelijks zou hebben te verduren dan slechts éénmaal (dat is, de teistering van ods dorp door den beruchten Schenk), en nimmer een groote brand zou plaats hebben, dan één maal. De Duitsche Adelaar wordt een maal in de Peel begraven. Vroeger hebben de Duitschers hier willen heerschen (het is ook tijden hier Duitscb, of Pruisisch ge weest), maar de Duitsche adelaar de dag komt eens 1 zal tot straf van zijn waanwijze trotschheid hier in de Peel nog eenmaal begraven worden. Wilt ge het bewijs Trek dan een varen (de zooge naamde adelaars varen, welke op de Peelranden veel voorkomt) uit, en snijdt schuin door den wortelstok de celkanalen van de plant beelden vrij duidelijk in zwarte omtrekken een adelaar uit. Ter kompleteering geven we ook de Noord-Limburgsche „Leliëndaal- sche" sage Er zijn beroerde tijden op komst. Men zal hooreD van oorlogen, aard bevingen, revoluties, kerkvervolgin gen, pest, enz. Die tijden zullen gauw komen, als men tusschen Af- ferden en Heyen een molen gaat bouwen, en de molen een zekeren tijd zal hebben gedraaid met twee wieken. Dan zullen ontzaglijke drommen soldaten te Afferden en i overal langs de Maas over deze j stroom trekken, en het zal een ge drang geven van belang dat zal men kunnen zien, als de soldaten uit Afferden zijn weggetrokken in den muur van het hoekhuis Veerstraat- Rijksweg zullen duizenden soldaten knoopen blijven steken. Men steke niet nieuwsgiering 't hoold buiten het raam, want anders vergaat het u gelijk den Israëliet te Vierliogs- beek. als de soldaten daar voorbij trokken. Nieuw-gierig keek hij naar buiten, als een der voorbijmarchee- cende soldaten zijn zwaard trok en hem het hoofd van de romp scheidde. Als het soldatenrumoer daar zal zijn, zal de „koning" vluchten (ook gezegd de Duitsche keizer), en over de brug Mook bereiken. Aldaar zal zijn paard een hoefijzer verliezen een roodharige smid zal het paard willen beslaan, maar er geen tijd genoeg voor hebben want de koning moet verder vluchten, zijne ijanden zitten hem op de hielen. In de omstreken van Venlo vertelt men ook, dat de „koning" (of Keizer), die links te paard rijdt, te Venlo over de brug moet vluchten. Er zal wreed en ontzettend wor den gevochten. Maar onze Limburg sche dorpen zullen vrijwel gespaard blijven, doch van Goch, Sonsbeek, Kerveudonck, enz. zal niet één steen meer op den andere blijven. En aldaar zal het bloed stroomen met beeken. Wel zal onze streek hier door veel te hebben verduren op nevengebied. Veurbuuke. Veurbuuke zijn profecijen. Men heeft wel eens, een niet inheemsche folklorist, vuurbeuke van gemaakt, en anderen hebben die foutieve schrijfwijze alswel woordklank over genomen. Veurbuuke zijn er velen in het Peelland. Maar ge moet het niet meer vragen aan 'n dorps-Venrayer, 'n dorps-Horster, 'n dorps-Weerte naardie weten er niets meer van. Misschien vers'aan ze zelfs het woordje niet meer 1 Doch ge moet de direkte Peelkant opzoeken. Vele van die veurbuuke blijven nu weg. Wie voorspelt nog een heide brand wie een duivelsjacht wie een ramp wie oorlog uit onze oude „veurbuuke" Onze voorouders en we behoeven niet veel verder te gaan dan tot onze grootouders, trokken hunne profecijen in de veurbuuke welke in of aan de Peel waren. Veurbuuke waren ook de Iucht- verhevelingen, die men bij warme dagen ziel, of: zag Soms zag men dan huizen en wagens in de lucht, en schepen en kerken. Eens zelf* een groot licht, dat van de richting Boschhuizen kwam en over de Peel verdween. Men aanschouwde het met groote angst en vreeze. Men zag er oor logen in, of rampen, of dergelijke gebeur'enissen. Met het verdwijnen langzamerhand van de Peel als hei- en turfgebied, blijven ook die veurbuuke tegen woordig uit. Men vatte het. 2 Willem! vlug naar de vlakte anders ontkomen zij ons door het dennenbosch. Sakkerloot! riep de jager en een echt jagersvloekwoord klonk door de lucht, zoodat de echo het duizend donders dubbel en drie voudig terug kaatste. Daar mal men zich af, guilt zich dag noch nacht rust en wan neer men liet duivelspak eindelijk bij den kraag heeft, dan springt het een, twee drie door de dennen en weg is het. En bij de laatste woorden stiet hij van ergenis met de buks op den bodem zoodst de vochtige kleigrond rondom hem heen spatie. Daar zou men bijna de koorts van krijgen', te denken, dat men in de onmogelijkheid is den schur ken een handvol kogels in het lijf te jagen. Hebt gij geen van hen her- kend? Dat kon ons misschien op het spoor brengen, vroeg de jager. Wat? Herkend? Ken maar eens een dier schurken! Baarden hadden zij, allebei, maar of van haar of van vlas of van berken- mos, weel ik niet. Het is om uit De laatste Groote Oorlog voor speld. Lach er niet mee, maar onze Berrevoetse Jaan te Venray, even voor den laatsten oorlog gestorven, heeft dien oorlog voorzegd 1 Ik hoor ik was nog maar 'n jongen toen 1 hem nog zeggen ,Jao, daor kumt groëte oërlog wat ik ow zeg." En als diegene, die bij me was, 'n oudere persoon, ermee lachte, zeggende „Jao, jao, dat kan wel, mêr dat wette geei toch nie 1" dan zegde hij „Lach mêr. Mêr ge dut baeter mit vur meei te bidde, dat ik lang lèèf. Want als ik doëd gaoj, kumt er oërlog. en énne groëte oërlog 1" Doodsboden. Als men van een paard droomde, beteekende dit een doode in uwe familie biDnen zeer korten tijd. Iemand, de naam doet er niet toe zag, toen ze de trap opging, eens klaps hst gezicht van een huis fami lielid voor zich staan. Het verdween ook weer na enkele tellens. Dat huis-familielid vertoefde toen op een andere plaats. Daags erna kreeg de vrouw die de verschijning zag, dat het huis familielid aldaar een ongeluk was overkomen en gestor ven was. En wel in hetzelfde uur, als zij het gezicht had gezien. Het wordt ook verteld als men een schim van een persoon zet in den spiegel. Drie slagen op de deur bij avond, die niet worden gedaan voor een menschelijk iemand, bet.'ekent, dat de Dood binnenkort in dat huis komt. We noteerden het in een der gehuchten, bij J. en hij houdt vol dat het bij hem is gebeurd, Als men in den nacht plots wak ker wordt en men hoort het rom melen op den zolder, beteek ent, het eveneens, dat de Dood in het huis komt. Lang is het reeds geleden maar op de Bqschhuizen is het geschied. Daar hoorde een der huis- genooten 's nachts rommelen op den zolder, terwijl de anderen 's morgens zeiden niets te hebben gehooid, toen de eerste het aan tafel vertelde. De vader zei zelfsOch wat de planken zullen er omgevallen zijn, die er liggen! Maar als men ging kijken, lagen de planken zooals ze steeds hadden gelegen. Eenige tijd daarna stierf iemand van het huisgezin. En.... van de planken die gerommeld hadden, werd de doodskist gemaakt. Een gelijkluidende sage noteerden we ook aan de Horster grenzen onder Venray. Eveneens een in Sevenum, Andere voorbodens. Als men uitgaat en er loopt een zwarte kat dwars voorbij op uw weg beteekent dit, dat u onheil te wach ten staat, wanneer g^ toch gaat. Als de lucht op ongewone tijden bloedrood wordt, voorspelt dit verschrikkelijke tijden. Als de eksters in de nabijheid van iemand komen zitten, beteekend dit dat er nieuws voor dien persoon, hetzij goed hetzij slecht, te wachten staat. Er zijn kippen, die geen enkel ei meer leggen. Dat kwam, dat men de eierschalen van die kippen in het vuur wierp. Dat moet men nimmer doen. Aan de waterputten en pompen zijn vel te springen. Dat loopt hot n her, alle Zondagen naar de tad, in de meest afgelegen kroe gen, ziet toe, luistert, totdat men op het laatst in alle knepen thuis is en wanneer het op een treffen aankomt, maakt de eene zich zwart of doet een valschen baard om en wanneer men komt aan- loopen, kent men hem niet eens De schurken van daar even heb ik echter nog niet in het bosch gezien. Zullen wij het dennenbosch niet eens doorsnuffelen? of, ik zal er in gaan en gij zult toezien of geen beiden er uil komt. Dat kan alles ni^ls helpen De schurken zijn ons veel te veel voor en lachen ons misschien nog op den koop toe uit. Nog lang bromde de oude zoo voort, eer hij in staat was zijn woede te verkroppen. Toen be gonnen zij het stuk wild te zoe ken dat de stroopers onder schot genomen hadden. De stukken der laadproppen op den grond gaven de richting aan waarin zij zoeken moesten. Spoedig vonden zij ook in het jonge gras sporen van bloéd. Het dier heeft sterk gezweet, zeer sterk, zeide de boschwachter en volgde de bloedsporen, die zijn jagersoog zonder moeile op den bodem en aan de bladeren der struiken gewaar werd. Het moet niet ver geloopen zijn. soms ook, vindt (vond men eertijds meer), vaak een hoefijzer aan den puthaak bevestigd of potketting. Soms hangt een hoefijzer in het water. Of zitten er bevestigd aan den trek- of ophaalbalk. Een hoef ijzer. heet het. houdt het water klaar. Een hoefijzer wijl het immers ge luk aanbrengt! zorgt, dat de put nimmer zonder water komt. Tot slot het is maar goed dat de hanen geen eieren leggen, want, zoo een haan eieren legt, groeien daar monsters uit. GERARD LEMMENS. Waarom sociaal-demo craat en nu niet meer? Bijna honderd schreden zij- waarts vonden zij het wild, een vette hinde. Willem sprong met den blooten hartsvanger er op aan en wilde het afmaken. De houtvester hield hem echter terug. Halt, dan merken de schurken dat wij het dier gevon den hebben. Wij zullen wachter, tot zij den buit komen halen en hen dan overrompelen. Zij legden zich, door het bos schage gedekt, in de nabijheid van het gevelde wild op den loer. Als ik aan onze mislukte vangst denk, dan zou ik mij zelf wel voor het hoofd willen slaan. Wanneer wij eens scheidden en één hen den weg versperde, dan hadden wij ze. Het geeft altijd eenige vrees onder het korps, wanneer er een p8ar betrapt worden, merkte de jager aan. Ze laten het toch niet. Als wij tien stroopers betrappen, van gen twintig anderen weer hetzelfde handwerk aan. De graaf voedt het wild op en zij schieten het. Ik geloof toch niet dalzoo'n kerel alleen van stroopen leven kan. Zeker leven zij er van. Zij bekommeren zich om geen jacht tijd en schieten er maar op los zooals het hun voorkomt. En wan neer zij er niet goed van leven, leven zij er slecht van. Er zijn in de stad zooveel leegloopers, die Een Duitsch sociaal-democraat, de heer Bleier, die eens een vooraan staande positie in de roode partij rangen innam, heeft een boekje gï- schreven met bovenstaanden titel. Waarom hij dit boekje schreef, vertelt „De Bazuin" als volgt Om eiken Katholiek, die lid is van de Sociaal-democratische partij, de oogen te openen omtrent den waren aard van de socialistische partij. En ook als waarschuwing voor onze jongeren toch nooit zich tot het lidmaatschap te laten overhalen. Sinds zijn jeugd was hij lid geweest van deze partij en 15 jaren lang heeft hij gestreden in de eerste rijen tot uitbreiding en versterking van de socialistische partij in Duitschl&nd. Zjjn jeugd. Als jongite zoon van een degelijke streng katholieke arbeidersfamilie viel het den ouders, die het met een karig loontje en de zorg voor zes kinderen heusch niet breed hadden, zwaar, Georg, hun jongsten zoon, een hand werk te laten leeren. Te meer, daar zijn twee broers in militairen dienst waren. Want bijnaoveral was het ge bruikelijk dat in plaats van iets te verdienen nog leergeld moest worden betaald. Eindelijk vond hij in Regensburg onderkomen in een machinefabriek, zonder dat hij leergeld hoefde te geven. Nauwelijks eenige maanden ouder dan 16 jaar kwam hij, om zich verder in het vak te bekwamen, naar Duis burg. De jonge socialist. Van zijn prilste jeugd niets dan nood en zorgen kennend, leerde hij te Duisburg de socialistische beweging naderbij kennen en werd door hare beweringen om stoffelijke lotsverbete ring voor de arbeiders te verkrijgen, voor haar gewonnen, ja zelts een ijverige propagandist voor die belan gen. Hij bleef dan ook niet onopgemerkt door de socialistische leiders, die hem in hun vertrouwelijke gesprekken inwijdden, en nu dit dan dat eere postje opdroegen. Daardoor werd hij gevleid in zijn eerzucht, en hoe langer hoe meer beijverde hij zich, niet alleen voor de belangen der arbeiders maar ook voor de socialistische partij. Was het eerst alleen het ijveren voor tijdelijke belangen der arbeiders, dat hem aantrok, allengskens raakte hij ook bekend met haar streven op cultureel gebied, hare diepere grond slagen en levensbeschouwing. Maar hiertegen rezen allerlei be denkingen.... Want al te sterk nog worstelde in hem het geloof in God Deze bedenkingen legde hij bloot aan een ouderen kameraad iemand die thans een bekende Rijksafgevaat digde is deze sprak van toen aan vele avonden met hem over die kwes'ies. Samen lazen, bespraken ze de werken van Marx en Engels, de grondleggers van het huidige socia lisme... Nog geen 18 jaar oud, had Bleier reeds zijn geloof in God verloren. Hoe het kwam. zoo schrijft hij, weet ik zelf niet meer. Alleen dit weet ik, dat ik zonder merkbaren overgang, een ijverig voorvechter werd van de materialis tische levensbeschouwingen. Maar terwille van mijne ouders, die daardoor ontroostbaar verdriet zouden hebben, zag ik af van een formeele breuk met de Katholieke Kerk De oorlog 1914. Bleier zelf is hier aan het woord Ik kwam in dienst, moest van het begin tot het einde den oorlog mee maken bij de infanterie. De groote, schokkende gebeurte nissen, die ik doorleefde, waren niet in staat me te doen wankelen in mijoe nieuwe levensbeschouwingen Integendeel ik werd er in versterkt. Nog tijdens den oorlog, nadat ik kort na elkander vader en moeder sterven zag, en twee broers waren gesneuveld, trouwde ik. Maar na negen maanden verloor ik mijn vrouw, die mij met de laatste krachtinspanning de smeekbede schreef ik was ni :t bij haar sterven tegenwoordig om ons kind, meisje, toch katholiek te laten op voeden. Ondanks veel innerlijken strijd en tegenstribbeling gaf ik toch gehoor aan deze, haar laatste bede. Maar zelf bleef ik volharden in mijn on geloof. Na den oorlog 1918. Na den oorlog weid mij de be trekking van secretaris van een socia listische bond aangeboden. Dit nam ik aan. In 1920 werd ik aangezocht als redacteur van een socialistische courant. Dit bleef ik tot 1925. Dit jaar bracht voor mij een vreemden, onverwachten ommekeer. Terugkeer Aanleidingen. Het zedelijk gedrag van sommige vooraanstaande leiders, stuitte me al reeds lang tegen de borst. En ook de oneenigheid bij de candidaatstel ling voor den Rijksdag tusschen de beide meest bekende leiders in Beieren die elkaar eerzucht en ODderkruipiog verweten cn de diDgen, die toen aan het licht kwamen, vervulden mij met weerzin. Toen leerde ik een van de oudste sociaal-democraten van de stad ken nen, 'n man, in merg en been door drongen van de socialistische levens beschouwing. Hij was een rustige, verstandige man en ik sloot met hem 'n hechte vriendschap. Toen ik hem leerde kennen, leed mijn vriend reeds aan de longen, jaar in jaar uit werd zijn lijden erger. Tegen het einde van 1924 kwam den lieven dag niet tot den avond weten te brengen en zich alleen op stroopeji toeleggen. Zoo vrij rond te loopen is aangenamer dan arbeiden. En in de hotels der stad vinden zij een gereeden af trek voor hun waar. Deze zijn blij wanneer zij wildbraad bekomen kunnen en varen ook goed bij den handel. Of het gestroopt is of niet, het smaakt altijd goed En niet alleen bedorven ambachts lui en arbeidschuwe daglooners stroopen, ook het heerenvolk doet mee. Deze gaan slechts uit lief hebberij en voor hun genoegen, en daarbij richt zoo'n zondags jager niet veel schade aau. Heel goed; in het eerst gaan zij allen dezen weg op, maar zij laten toch niets liggen van wal zij schieten en heeft men eens een gelukkig schot gedaan, dan is men er zoo spoedig nog niet af. Met deze kan men echter gemakkelijker klaar komen. Zij zijn zoo brutaal en gewetenloos niet als een strooper van beroep. Hel zou wat. Wie zich met slrooperij afgeeft, moet op alles gevat zijn. Zij maakt iedereen tot een schurk, al ziet hij er ook niet naar uil. Ik vertrouw er geen een zoolang hij een buks in han den heeft. Van ons dorp stroopen ze echter ook, zeide de jager. Een blik vol valschheid en wrok ver gezelde deze woorden. Een blik ik veel bij hem. Kort voor Kerstmis kwam zn zoontje van 12 jaar, een jongen van de Hoogere Burgerschool, bij zijn vader met de vraag, of er in het Boedhisme ook een Kerstmis bestond. Hoe onbeduidend of die vraag ook was, toch bracht zij ons gesprek op den godsdienst. Van de besprekingen der godsdienstkwestie viel het gesprek op God. r Over dit onderwerp spraken we nu dikwijls, en me dacht zoo. dat mijn vriend er met opzet steeds weer op terug kwam. Steeds dieper gingen we er op In ea lazen allerlei lectuur, die hiermee m verband stond. ^a, vier maanden begon ik te twijfelen aan de waarheid mijner levensbeschouwing en kwam steeds meer tot het inzicht, dat het mate rialisme aan den mensch eiken zede- lijken steun ontneemt. Op zekeren dag, 't kan in Mei geweest zijn vroeg me mijn vriend ot Ik werkelijk overtuigd was, dat er geen God of ziel bestond. e diePe ernst, waarmee hii de vraag stelde, zeide me, dat mijn antwoord van doorslaande beteeke- ais zou zijn. Ware die vraag een half jaar te voren gesteld, dan zou ik met volle overtuiging geantwoord hebben, dat er geen God en geen ziel bestond. Nu kon ik niet meer met die volle overtuiging spreken en ik ónt- week dan ook 'n rechtstreeksch ant woord, en zei eenvoudig, dat Ik dat in den laatsten tijd niet meer zoo klaar en duidelijk inzag, en wil je. 'k met vaste overtuiging ant woord. laat me dan den tijd... Mijn vriend knikte en zeide ..Ik heb je juist gevraagd, omdat ik weet. dat je geeo ja of neen zeg gen zult, als je dit niet met volle overtuiging kunt doen." Begin Juni was de toestand van mijn vriend zeer ernstig en ik bracbl hem eiken namiddag een bezoek. Up zekeren dag ontmoette ik In zijn huis een priester. Nu wist ik, dat mijn vriend na ongeveer 30 jaren voor het eerst weer z.,n biecht had gesproken. Uit verklaarde hij ook, toen ik op zijn kamer kwam. Ik heb gebiecht, omdat ik inzie, dat ik op den verkeerden weg was. Als ik nog eens mijn leven opnieuw kon beginnen, zou ik 't anders en nuttiger besteden Ook weet ik, komen' °P rcchlen we9 zult B.af ,j'f S?9 2i)'ne aameekenin- gen, getiteld Dwalingen en troebe- ien m het socialisme. Dat was ons laatste gesprek. Uien nacht nog verwisselde hii zonder t minste spoor van vrees voor den dood, het tijdelijke met het eeuwige. Het feit, dat mijn vriend de hulp van een priester had ingeroepen, baarde veel opzien in de stad. vooral ■n de kringen van de sociaal-demo cratische partij. In een brochuurije trachtte Ik dien ommekeer zielkundig te vetklaren. toen het reeds ter perse was, werd de uitgave nog door het plaatselijke Partijbestuur verhinderd. Wd verzette ik mij krachtig tegen dit verbod, maar moest tot 't inzicht komen, dat de Socialistische Partij de waarheid over baar wezen meer dan iets anders... vreest. vol valschheid en wrok vergezelde deze woorden. Ja, dat weet ik. Er zijn daar een paar spitsboeven die zich met strikken afgeven kon ik ze maar eens betrappen. Zij vangen meer dan men denkt. Neen, dien ik meen, stroopt met kruit en lood. Dat geloof ik niet. Wie zou het dan zijn Aan wien niemand denkt. Gaan wij eruit, dan gaat hij erin. Hij schiet meer dan men denkt. Zeg dan op, wien meent gij Het is onze buurman Johan, de jonge boer. Wat die een strooper En nu vertelde de jager hoe hij en Johan vroeger, toen bij nog op de boerderij was, dikwijls waren weggeslopen en menig haas hei melijk het levenslicht hadden uitgeblazen. Toen hij grooler ge worden was, had hij het misdadige handwerk opgegeven de boeren zoon had het niet kunnen laten en was daarom ëen geslepen strooper geworden. Een sluwe knecht begeleidt hem steeds. De houtvester wilde het in 'l eerst niet gelooven. De jager ver zekerde hem echter, hij had voor eenige dagen nog den jongen boer met een buks gezien hij had op een afstand op den uitkijk ge slaan en de knecht Koenraad had hem het wild toegedreven. Hij kon het niet bezweren, daar hij niet in de nabijheid was geweest, maar hij had zich toch volstrekt niet vergist. De houtvester trok het voorhoofd nu donkerder te zamen. De kiem van wantrouwen was nu eenmaal in hem gestort. Wie den jongen jager echler aan dachtig had gadegeslagen, zou gezien hebben hoe een trek van boosaardige vreugde zich over zijn gelaat verspreidde. Nog lang zaten zij daar op den uitkijk. Van stroopers echter was niets te zien of te hooren. Twee dagen lang werd hel gevonden stuk wild bewaakt; de stroopers schenen echter lont geroken le hebben en kwamen niet om het wild af le halen. De dochter van den boschwachter. Zoo, zijt gij daar eindelijk? gij hebt lang op u laten wachten, zoo sprak een opgeschoten jonk man een jong. zwartoogig meisje toe en reikte haar vroolijk de hand. Zij was in gezelschap van een oude vrouw, oogenschijnlijk hare moeder, den schutterstuin binnengetreden twee kleine knapen volgden haar. Ik kon niet eer, zei het meisje en gaf den jongen man zonder aarzelen hand en arm. En waarom dan niet? wan neer het schuttersfeest is, moet geen jong meisje mankeeren. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1932 | | pagina 1