Mmm
JACJONQ0
Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken.
^manufacturen!
DOQBDEELIGSI/
manufacturen»
'YQOBDEÊUQSlfl
FEUILLETON
Van jagers en
stroopers.
Zaterdag 13 Augustus 1932
Drie en vijftigste Jaargang No. 33
BLIJKEN
TOCH HET
PEEL EN MAAS
BLIJKEN
TOCH HET
PRIJS DER ADVERTENTIEN t—8 regels 60 cent, elke regel meer 7',* ct.
bij abonnement lagere tarieven.
Uitgave van FIRMA VAN DEN MUNCRHOF
Telefoon 51 GIRO 150652
ENUAY
ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ct., per post 75 cent
voor het buitenland I 1.05 bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent
0. L. Vrouw Behoudenis
der Krankeu, Oostrum.
Folklore aan *n ouder-
wetsch Venray sell
haardvuur.
ii.
Voorteekenen en profeejjen.
Vele Gekken in Venray.
Een aloude profecij, steeds in
overlevering voor den weet van het
huidig geslacht bewaard, vertelde
men
Venray zou eenmaal vele gekken
hebben.
Onze dorpsbewoners van eertijds
legden dit uit, alsof er een tijd zou
komen, dat men onder Venraysche
menschen vele gekken (krankzinnigen)
zou hebben.
Evenwel, er zijn in 't eerste
decennium van onze eeuw twee
krankzinnigengestichten hier gebouwd
Zoodat de voorspelling in zich toch
wel goed is geweest, maar, door de
Venrayers eerst verkeerd begrepen.
Zoo werd ook tegelijk gezegd,
dat Venray nimmer eenige oorlogs
verwoesting of dergelijks zou hebben
te verduren dan slechts éénmaal (dat
is, de teistering van ods dorp door
den beruchten Schenk), en nimmer
een groote brand zou plaats hebben,
dan één maal.
De Duitsche Adelaar wordt een
maal in de Peel begraven.
Vroeger hebben de Duitschers
hier willen heerschen (het is ook
tijden hier Duitscb, of Pruisisch ge
weest), maar de Duitsche adelaar
de dag komt eens 1 zal tot straf
van zijn waanwijze trotschheid hier
in de Peel nog eenmaal begraven
worden.
Wilt ge het bewijs
Trek dan een varen (de zooge
naamde adelaars varen, welke op de
Peelranden veel voorkomt) uit, en
snijdt schuin door den wortelstok
de celkanalen van de plant beelden
vrij duidelijk in zwarte omtrekken
een adelaar uit.
Ter kompleteering geven we ook
de Noord-Limburgsche „Leliëndaal-
sche" sage
Er zijn beroerde tijden op komst.
Men zal hooreD van oorlogen, aard
bevingen, revoluties, kerkvervolgin
gen, pest, enz. Die tijden zullen
gauw komen, als men tusschen Af-
ferden en Heyen een molen gaat
bouwen, en de molen een zekeren
tijd zal hebben gedraaid met twee
wieken. Dan zullen ontzaglijke
drommen soldaten te Afferden en i
overal langs de Maas over deze j
stroom trekken, en het zal een ge
drang geven van belang dat zal
men kunnen zien, als de soldaten uit
Afferden zijn weggetrokken in den
muur van het hoekhuis Veerstraat-
Rijksweg zullen duizenden soldaten
knoopen blijven steken. Men steke
niet nieuwsgiering 't hoold buiten
het raam, want anders vergaat het
u gelijk den Israëliet te Vierliogs-
beek. als de soldaten daar voorbij
trokken. Nieuw-gierig keek hij naar
buiten, als een der voorbijmarchee-
cende soldaten zijn zwaard trok en
hem het hoofd van de romp scheidde.
Als het soldatenrumoer daar zal
zijn, zal de „koning" vluchten (ook
gezegd de Duitsche keizer), en over
de brug Mook bereiken. Aldaar zal
zijn paard een hoefijzer verliezen
een roodharige smid zal het paard
willen beslaan, maar er geen tijd
genoeg voor hebben want de
koning moet verder vluchten, zijne
ijanden zitten hem op de hielen. In
de omstreken van Venlo vertelt men
ook, dat de „koning" (of Keizer),
die links te paard rijdt, te Venlo
over de brug moet vluchten.
Er zal wreed en ontzettend wor
den gevochten. Maar onze Limburg
sche dorpen zullen vrijwel gespaard
blijven, doch van Goch, Sonsbeek,
Kerveudonck, enz. zal niet één steen
meer op den andere blijven. En
aldaar zal het bloed stroomen met
beeken. Wel zal onze streek hier
door veel te hebben verduren op
nevengebied.
Veurbuuke.
Veurbuuke zijn profecijen. Men
heeft wel eens, een niet inheemsche
folklorist, vuurbeuke van gemaakt,
en anderen hebben die foutieve
schrijfwijze alswel woordklank over
genomen.
Veurbuuke zijn er velen in het
Peelland. Maar ge moet het niet
meer vragen aan 'n dorps-Venrayer,
'n dorps-Horster, 'n dorps-Weerte
naardie weten er niets meer van.
Misschien vers'aan ze zelfs het
woordje niet meer 1 Doch ge moet
de direkte Peelkant opzoeken.
Vele van die veurbuuke blijven nu
weg. Wie voorspelt nog een heide
brand wie een duivelsjacht wie
een ramp wie oorlog uit onze
oude „veurbuuke" Onze voorouders
en we behoeven niet veel verder te
gaan dan tot onze grootouders,
trokken hunne profecijen in de
veurbuuke welke in of aan de Peel
waren.
Veurbuuke waren ook de Iucht-
verhevelingen, die men bij warme
dagen ziel, of: zag Soms zag men
dan huizen en wagens in de lucht,
en schepen en kerken. Eens zelf*
een groot licht, dat van de richting
Boschhuizen kwam en over de Peel
verdween.
Men aanschouwde het met groote
angst en vreeze. Men zag er oor
logen in, of rampen, of dergelijke
gebeur'enissen.
Met het verdwijnen langzamerhand
van de Peel als hei- en turfgebied,
blijven ook die veurbuuke tegen
woordig uit. Men vatte het.
2
Willem! vlug naar de vlakte
anders ontkomen zij ons door het
dennenbosch.
Sakkerloot! riep de jager en
een echt jagersvloekwoord klonk
door de lucht, zoodat de echo het
duizend donders dubbel en drie
voudig terug kaatste.
Daar mal men zich af, guilt
zich dag noch nacht rust en wan
neer men liet duivelspak eindelijk
bij den kraag heeft, dan springt
het een, twee drie door de dennen
en weg is het. En bij de laatste
woorden stiet hij van ergenis met
de buks op den bodem zoodst de
vochtige kleigrond rondom hem
heen spatie.
Daar zou men bijna de koorts
van krijgen', te denken, dat men
in de onmogelijkheid is den schur
ken een handvol kogels in het
lijf te jagen.
Hebt gij geen van hen her-
kend? Dat kon ons misschien op
het spoor brengen, vroeg de jager.
Wat? Herkend? Ken maar
eens een dier schurken! Baarden
hadden zij, allebei, maar of van
haar of van vlas of van berken-
mos, weel ik niet. Het is om uit
De laatste Groote Oorlog voor
speld.
Lach er niet mee, maar onze
Berrevoetse Jaan te Venray, even
voor den laatsten oorlog gestorven,
heeft dien oorlog voorzegd 1
Ik hoor ik was nog maar 'n
jongen toen 1 hem nog zeggen
,Jao, daor kumt groëte oërlog wat
ik ow zeg." En als diegene, die bij
me was, 'n oudere persoon, ermee
lachte, zeggende „Jao, jao, dat kan
wel, mêr dat wette geei toch nie 1"
dan zegde hij „Lach mêr. Mêr ge
dut baeter mit vur meei te bidde,
dat ik lang lèèf. Want als ik doëd
gaoj, kumt er oërlog. en énne groëte
oërlog 1"
Doodsboden.
Als men van een paard droomde,
beteekende dit een doode in uwe
familie biDnen zeer korten tijd.
Iemand, de naam doet er niet toe
zag, toen ze de trap opging, eens
klaps hst gezicht van een huis fami
lielid voor zich staan. Het verdween
ook weer na enkele tellens. Dat
huis-familielid vertoefde toen op een
andere plaats. Daags erna kreeg
de vrouw die de verschijning zag,
dat het huis familielid aldaar een
ongeluk was overkomen en gestor
ven was. En wel in hetzelfde uur,
als zij het gezicht had gezien.
Het wordt ook verteld als men
een schim van een persoon zet in
den spiegel.
Drie slagen op de deur bij avond,
die niet worden gedaan voor een
menschelijk iemand, bet.'ekent, dat
de Dood binnenkort in dat huis
komt. We noteerden het in een
der gehuchten, bij J. en hij houdt
vol dat het bij hem is gebeurd,
Als men in den nacht plots wak
ker wordt en men hoort het rom
melen op den zolder, beteek ent, het
eveneens, dat de Dood in het huis
komt. Lang is het reeds geleden
maar op de Bqschhuizen is het
geschied. Daar hoorde een der huis-
genooten 's nachts rommelen op den
zolder, terwijl de anderen 's morgens
zeiden niets te hebben gehooid, toen
de eerste het aan tafel vertelde.
De vader zei zelfsOch wat
de planken zullen er omgevallen
zijn, die er liggen! Maar als men
ging kijken, lagen de planken zooals
ze steeds hadden gelegen.
Eenige tijd daarna stierf iemand
van het huisgezin. En.... van de
planken die gerommeld hadden, werd
de doodskist gemaakt.
Een gelijkluidende sage noteerden
we ook aan de Horster grenzen
onder Venray. Eveneens een in
Sevenum,
Andere voorbodens.
Als men uitgaat en er loopt een
zwarte kat dwars voorbij op uw weg
beteekent dit, dat u onheil te wach
ten staat, wanneer g^ toch gaat.
Als de lucht op ongewone tijden
bloedrood wordt, voorspelt dit
verschrikkelijke tijden.
Als de eksters in de nabijheid van
iemand komen zitten, beteekend dit
dat er nieuws voor dien persoon,
hetzij goed hetzij slecht, te wachten
staat.
Er zijn kippen, die geen enkel ei
meer leggen. Dat kwam, dat men de
eierschalen van die kippen in het
vuur wierp. Dat moet men nimmer
doen.
Aan de waterputten en pompen
zijn vel te springen. Dat loopt hot
n her, alle Zondagen naar de
tad, in de meest afgelegen kroe
gen, ziet toe, luistert, totdat men
op het laatst in alle knepen thuis
is en wanneer het op een treffen
aankomt, maakt de eene zich
zwart of doet een valschen baard
om en wanneer men komt aan-
loopen, kent men hem niet eens
De schurken van daar even heb
ik echter nog niet in het bosch
gezien.
Zullen wij het dennenbosch
niet eens doorsnuffelen? of, ik
zal er in gaan en gij zult toezien
of geen beiden er uil komt.
Dat kan alles ni^ls helpen
De schurken zijn ons veel te veel
voor en lachen ons misschien nog
op den koop toe uit.
Nog lang bromde de oude zoo
voort, eer hij in staat was zijn
woede te verkroppen. Toen be
gonnen zij het stuk wild te zoe
ken dat de stroopers onder schot
genomen hadden. De stukken der
laadproppen op den grond gaven
de richting aan waarin zij zoeken
moesten. Spoedig vonden zij ook
in het jonge gras sporen van
bloéd.
Het dier heeft sterk gezweet,
zeer sterk, zeide de boschwachter
en volgde de bloedsporen, die zijn
jagersoog zonder moeile op den
bodem en aan de bladeren der
struiken gewaar werd.
Het moet niet ver geloopen
zijn.
soms ook, vindt (vond men eertijds
meer), vaak een hoefijzer aan den
puthaak bevestigd of potketting.
Soms hangt een hoefijzer in het
water. Of zitten er bevestigd aan
den trek- of ophaalbalk. Een hoef
ijzer. heet het. houdt het water klaar.
Een hoefijzer wijl het immers ge
luk aanbrengt! zorgt, dat de put
nimmer zonder water komt.
Tot slot het is maar goed dat
de hanen geen eieren leggen, want,
zoo een haan eieren legt, groeien
daar monsters uit.
GERARD LEMMENS.
Waarom sociaal-demo
craat en nu niet meer?
Bijna honderd schreden zij-
waarts vonden zij het wild, een
vette hinde.
Willem sprong met den blooten
hartsvanger er op aan en wilde
het afmaken.
De houtvester hield hem echter
terug. Halt, dan merken de
schurken dat wij het dier gevon
den hebben. Wij zullen wachter,
tot zij den buit komen halen en
hen dan overrompelen.
Zij legden zich, door het bos
schage gedekt, in de nabijheid
van het gevelde wild op den loer.
Als ik aan onze mislukte
vangst denk, dan zou ik mij zelf
wel voor het hoofd willen slaan.
Wanneer wij eens scheidden en
één hen den weg versperde, dan
hadden wij ze.
Het geeft altijd eenige vrees
onder het korps, wanneer er een
p8ar betrapt worden, merkte de
jager aan.
Ze laten het toch niet. Als
wij tien stroopers betrappen, van
gen twintig anderen weer hetzelfde
handwerk aan. De graaf voedt
het wild op en zij schieten het.
Ik geloof toch niet dalzoo'n
kerel alleen van stroopen leven
kan.
Zeker leven zij er van. Zij
bekommeren zich om geen jacht
tijd en schieten er maar op los
zooals het hun voorkomt. En wan
neer zij er niet goed van leven,
leven zij er slecht van. Er zijn in
de stad zooveel leegloopers, die
Een Duitsch sociaal-democraat, de
heer Bleier, die eens een vooraan
staande positie in de roode partij
rangen innam, heeft een boekje gï-
schreven met bovenstaanden titel.
Waarom hij dit boekje schreef,
vertelt „De Bazuin" als volgt
Om eiken Katholiek, die lid is
van de Sociaal-democratische partij,
de oogen te openen omtrent den
waren aard van de socialistische
partij.
En ook als waarschuwing voor
onze jongeren toch nooit zich tot
het lidmaatschap te laten overhalen.
Sinds zijn jeugd was hij lid geweest
van deze partij en 15 jaren lang
heeft hij gestreden in de eerste rijen
tot uitbreiding en versterking van de
socialistische partij in Duitschl&nd.
Zjjn jeugd.
Als jongite zoon van een degelijke
streng katholieke arbeidersfamilie viel
het den ouders, die het met een karig
loontje en de zorg voor zes kinderen
heusch niet breed hadden, zwaar,
Georg, hun jongsten zoon, een hand
werk te laten leeren. Te meer, daar
zijn twee broers in militairen dienst
waren.
Want bijnaoveral was het ge
bruikelijk dat in plaats van iets te
verdienen nog leergeld moest
worden betaald.
Eindelijk vond hij in Regensburg
onderkomen in een machinefabriek,
zonder dat hij leergeld hoefde te
geven.
Nauwelijks eenige maanden ouder
dan 16 jaar kwam hij, om zich verder
in het vak te bekwamen, naar Duis
burg.
De jonge socialist.
Van zijn prilste jeugd niets dan
nood en zorgen kennend, leerde hij
te Duisburg de socialistische beweging
naderbij kennen en werd door hare
beweringen om stoffelijke lotsverbete
ring voor de arbeiders te verkrijgen,
voor haar gewonnen, ja zelts een
ijverige propagandist voor die belan
gen.
Hij bleef dan ook niet onopgemerkt
door de socialistische leiders, die hem
in hun vertrouwelijke gesprekken
inwijdden, en nu dit dan dat eere
postje opdroegen.
Daardoor werd hij gevleid in zijn
eerzucht, en hoe langer hoe meer
beijverde hij zich, niet alleen voor
de belangen der arbeiders maar ook
voor de socialistische partij.
Was het eerst alleen het ijveren
voor tijdelijke belangen der arbeiders,
dat hem aantrok, allengskens raakte
hij ook bekend met haar streven op
cultureel gebied, hare diepere grond
slagen en levensbeschouwing.
Maar hiertegen rezen allerlei be
denkingen.... Want al te sterk nog
worstelde in hem het geloof in God
Deze bedenkingen legde hij bloot
aan een ouderen kameraad iemand
die thans een bekende Rijksafgevaat
digde is deze sprak van toen aan
vele avonden met hem over die
kwes'ies.
Samen lazen, bespraken ze de
werken van Marx en Engels, de
grondleggers van het huidige socia
lisme...
Nog geen 18 jaar oud, had Bleier
reeds zijn geloof in God verloren.
Hoe het kwam. zoo schrijft hij,
weet ik zelf niet meer.
Alleen dit weet ik, dat ik zonder
merkbaren overgang, een ijverig
voorvechter werd van de materialis
tische levensbeschouwingen.
Maar terwille van mijne ouders,
die daardoor ontroostbaar verdriet
zouden hebben, zag ik af van een
formeele breuk met de Katholieke Kerk
De oorlog 1914.
Bleier zelf is hier aan het woord
Ik kwam in dienst, moest van het
begin tot het einde den oorlog mee
maken bij de infanterie.
De groote, schokkende gebeurte
nissen, die ik doorleefde, waren niet
in staat me te doen wankelen in
mijoe nieuwe levensbeschouwingen
Integendeel ik werd er in versterkt.
Nog tijdens den oorlog, nadat ik
kort na elkander vader en moeder
sterven zag, en twee broers waren
gesneuveld, trouwde ik.
Maar na negen maanden verloor
ik mijn vrouw, die mij met de laatste
krachtinspanning de smeekbede
schreef ik was ni :t bij haar sterven
tegenwoordig om ons kind,
meisje, toch katholiek te laten op
voeden.
Ondanks veel innerlijken strijd en
tegenstribbeling gaf ik toch gehoor
aan deze, haar laatste bede. Maar
zelf bleef ik volharden in mijn on
geloof.
Na den oorlog 1918.
Na den oorlog weid mij de be
trekking van secretaris van een socia
listische bond aangeboden. Dit nam
ik aan.
In 1920 werd ik aangezocht als
redacteur van een socialistische
courant. Dit bleef ik tot 1925.
Dit jaar bracht voor mij een
vreemden, onverwachten ommekeer.
Terugkeer Aanleidingen.
Het zedelijk gedrag van sommige
vooraanstaande leiders, stuitte me al
reeds lang tegen de borst. En ook
de oneenigheid bij de candidaatstel
ling voor den Rijksdag tusschen de
beide meest bekende leiders in Beieren
die elkaar eerzucht en ODderkruipiog
verweten cn de diDgen, die toen aan
het licht kwamen, vervulden mij met
weerzin.
Toen leerde ik een van de oudste
sociaal-democraten van de stad ken
nen, 'n man, in merg en been door
drongen van de socialistische levens
beschouwing.
Hij was een rustige, verstandige
man en ik sloot met hem 'n hechte
vriendschap.
Toen ik hem leerde kennen, leed
mijn vriend reeds aan de longen,
jaar in jaar uit werd zijn lijden erger.
Tegen het einde van 1924 kwam
den lieven dag niet tot den avond
weten te brengen en zich alleen
op stroopeji toeleggen. Zoo vrij
rond te loopen is aangenamer
dan arbeiden. En in de hotels der
stad vinden zij een gereeden af
trek voor hun waar. Deze zijn blij
wanneer zij wildbraad bekomen
kunnen en varen ook goed bij
den handel. Of het gestroopt is
of niet, het smaakt altijd goed
En niet alleen bedorven ambachts
lui en arbeidschuwe daglooners
stroopen, ook het heerenvolk doet
mee.
Deze gaan slechts uit lief
hebberij en voor hun genoegen,
en daarbij richt zoo'n zondags
jager niet veel schade aau.
Heel goed; in het eerst gaan
zij allen dezen weg op, maar zij
laten toch niets liggen van wal
zij schieten en heeft men eens
een gelukkig schot gedaan, dan
is men er zoo spoedig nog niet af.
Met deze kan men echter
gemakkelijker klaar komen. Zij
zijn zoo brutaal en gewetenloos
niet als een strooper van beroep.
Hel zou wat. Wie zich met
slrooperij afgeeft, moet op alles
gevat zijn. Zij maakt iedereen tot
een schurk, al ziet hij er ook
niet naar uil. Ik vertrouw er geen
een zoolang hij een buks in han
den heeft.
Van ons dorp stroopen ze
echter ook, zeide de jager. Een
blik vol valschheid en wrok ver
gezelde deze woorden. Een blik
ik veel bij hem.
Kort voor Kerstmis kwam zn
zoontje van 12 jaar, een jongen van
de Hoogere Burgerschool, bij zijn
vader met de vraag, of er in het
Boedhisme ook een Kerstmis bestond.
Hoe onbeduidend of die vraag ook
was, toch bracht zij ons gesprek op
den godsdienst. Van de besprekingen
der godsdienstkwestie viel het gesprek
op God. r
Over dit onderwerp spraken we
nu dikwijls, en me dacht zoo. dat
mijn vriend er met opzet steeds weer
op terug kwam.
Steeds dieper gingen we er op In
ea lazen allerlei lectuur, die hiermee
m verband stond.
^a, vier maanden begon ik te
twijfelen aan de waarheid mijner
levensbeschouwing en kwam steeds
meer tot het inzicht, dat het mate
rialisme aan den mensch eiken zede-
lijken steun ontneemt.
Op zekeren dag, 't kan in Mei
geweest zijn vroeg me mijn vriend
ot Ik werkelijk overtuigd was, dat
er geen God of ziel bestond.
e diePe ernst, waarmee hii de
vraag stelde, zeide me, dat mijn
antwoord van doorslaande beteeke-
ais zou zijn.
Ware die vraag een half jaar te
voren gesteld, dan zou ik met volle
overtuiging geantwoord hebben, dat
er geen God en geen ziel bestond.
Nu kon ik niet meer met die
volle overtuiging spreken en ik ónt-
week dan ook 'n rechtstreeksch ant
woord, en zei eenvoudig, dat Ik dat
in den laatsten tijd niet meer zoo
klaar en duidelijk inzag, en wil je.
'k met vaste overtuiging ant
woord. laat me dan den tijd...
Mijn vriend knikte en zeide
..Ik heb je juist gevraagd, omdat
ik weet. dat je geeo ja of neen zeg
gen zult, als je dit niet met volle
overtuiging kunt doen."
Begin Juni was de toestand van
mijn vriend zeer ernstig en ik bracbl
hem eiken namiddag een bezoek.
Up zekeren dag ontmoette ik In
zijn huis een priester.
Nu wist ik, dat mijn vriend na
ongeveer 30 jaren voor het eerst
weer z.,n biecht had gesproken.
Uit verklaarde hij ook, toen ik op
zijn kamer kwam.
Ik heb gebiecht, omdat ik inzie,
dat ik op den verkeerden weg was.
Als ik nog eens mijn leven opnieuw
kon beginnen, zou ik 't anders en
nuttiger besteden Ook weet ik,
komen' °P rcchlen we9 zult
B.af ,j'f S?9 2i)'ne aameekenin-
gen, getiteld Dwalingen en troebe-
ien m het socialisme.
Dat was ons laatste gesprek.
Uien nacht nog verwisselde hii
zonder t minste spoor van vrees
voor den dood, het tijdelijke met
het eeuwige.
Het feit, dat mijn vriend de hulp
van een priester had ingeroepen,
baarde veel opzien in de stad. vooral
■n de kringen van de sociaal-demo
cratische partij.
In een brochuurije trachtte Ik dien
ommekeer zielkundig te vetklaren.
toen het reeds ter perse was, werd
de uitgave nog door het plaatselijke
Partijbestuur verhinderd.
Wd verzette ik mij krachtig tegen
dit verbod, maar moest tot 't inzicht
komen, dat de Socialistische Partij de
waarheid over baar wezen meer dan
iets anders... vreest.
vol valschheid en wrok vergezelde
deze woorden.
Ja, dat weet ik. Er zijn daar
een paar spitsboeven die zich met
strikken afgeven kon ik ze maar
eens betrappen. Zij vangen meer
dan men denkt.
Neen, dien ik meen, stroopt
met kruit en lood.
Dat geloof ik niet. Wie zou
het dan zijn
Aan wien niemand denkt.
Gaan wij eruit, dan gaat hij erin.
Hij schiet meer dan men denkt.
Zeg dan op, wien meent gij
Het is onze buurman Johan,
de jonge boer.
Wat die een strooper
En nu vertelde de jager hoe hij
en Johan vroeger, toen bij nog
op de boerderij was, dikwijls waren
weggeslopen en menig haas hei
melijk het levenslicht hadden
uitgeblazen. Toen hij grooler ge
worden was, had hij het misdadige
handwerk opgegeven de boeren
zoon had het niet kunnen laten
en was daarom ëen geslepen
strooper geworden. Een sluwe
knecht begeleidt hem steeds.
De houtvester wilde het in 'l
eerst niet gelooven. De jager ver
zekerde hem echter, hij had voor
eenige dagen nog den jongen boer
met een buks gezien hij had op
een afstand op den uitkijk ge
slaan en de knecht Koenraad had
hem het wild toegedreven. Hij
kon het niet bezweren, daar hij
niet in de nabijheid was geweest,
maar hij had zich toch volstrekt
niet vergist. De houtvester trok
het voorhoofd nu donkerder te
zamen. De kiem van wantrouwen
was nu eenmaal in hem gestort.
Wie den jongen jager echler aan
dachtig had gadegeslagen, zou
gezien hebben hoe een trek van
boosaardige vreugde zich over
zijn gelaat verspreidde.
Nog lang zaten zij daar op den
uitkijk. Van stroopers echter was
niets te zien of te hooren. Twee
dagen lang werd hel gevonden
stuk wild bewaakt; de stroopers
schenen echter lont geroken le
hebben en kwamen niet om het
wild af le halen.
De dochter van den
boschwachter.
Zoo, zijt gij daar eindelijk?
gij hebt lang op u laten wachten,
zoo sprak een opgeschoten jonk
man een jong. zwartoogig meisje
toe en reikte haar vroolijk de
hand. Zij was in gezelschap van
een oude vrouw, oogenschijnlijk
hare moeder, den schutterstuin
binnengetreden twee kleine
knapen volgden haar.
Ik kon niet eer, zei het
meisje en gaf den jongen man
zonder aarzelen hand en arm.
En waarom dan niet? wan
neer het schuttersfeest is, moet
geen jong meisje mankeeren.
Wordt vervolgd.