Tweed© Blad Tan „PEIL MM MAAS De haven te Wanssum. FEUILLETON Van jagers en stroopers. Het nut der beproeving. Vrouwenarbeid in Sovjet-Rusland. Verklaring van eenige plaatsnamen. Zaterdag 6 Augustus 1932 Drie en vijftigste Jaargang No. 32 Met de uitvoering der plannen der Gemeente Wanssum. betreffende aaoleg van een haven, is op 1 Aug. j.l. begonnen. Dat dit is geschiedt, is voornamelijk te danken aan be paalde omstandigheden, die er op wijzen, dat deze haven niet alleen de kos'en van aanleg en onderhoud op den duur zal vergoeden, maar ook een groot voordeel voor de streek zal opleveren. Op de eerste plaats mag wel ge wezen worden op de bijzondere gunstige ligging van Wanssum, ten opzichte van land- en waterwegen, Wanssum ligt aan de Groote Mo lenbeek, die tengevolge der open verbinding met de Maas en de op* stuwing dezer rivier, bij W2DSSum reeds een betrekkelijk groote breed te en diepte heeft. Kanaal en haven te Wanssum zullen bevaarbaar gemaakt worden voor schepen van 1000 ton (dubbel verkeer). Bij uitzondering kunnen ook gtoo- tere schepen de haven binnenkomen. De breedte van bet kanaal be draagt ca. 28 Meter, de breedte van de haven 4060 Meter en de diepte van beiden 3 Meter. Het kanaal krijgt een bodembreedte van 8 Meter. De afstand van de Maas i-i maar enkele 100 Meter. Wanssum is on geveer het midden van den scheep vaartweg Mook—Venlo en van deze plaatsen resp. 30 en 25 K.M. verwijderd. Bij Mook begint immers het kanaal, dat Maas en Waal ver bindt, zoodat de scheepvaartweg naar Nijmegen circa 50 K.M. be> draagt. De kortste afstand over land naar de Zuid-Willemsvaart bij Helmond is 35 K.M. De lengte van den wa terweg van Wanssum naar Neder- weert door het kanaal van Wessem is circa 80 K.M. De afstand naar het Juliana-kanaal (van Maasbracht naar de Mijnstreek) bedraagt 70 K.M. Deze ligging ten opzichte van waterwegen is van bijzondere be teekenis, wanneer men daarmee ver gelijkt de ligging van Wanssum tot de landwegen. In Noordelijke richting loopt van uit Wanssum een weg. evenwijdig wet de rivier, dwars door Oost- N.Brabant langs de Maasdorpen tot Grave. In Zuid-Oostelijke richting loopt eveneens een weg langs de rivier, door de Maasdorpen van Noord- Limburg tot Blerick. Een weg. die vanuit Wanssum in Zuidelijke richting loopt over Meer- lo-Tienray, is de kortste verbinding met den Provincialen weg Blerick - Horst-Venray. In Oostelijke richt'ng leidt een weg naar het z.g. „Wellsche veer". De verlenging van dezen weg, kruist te Well den Rijksweg Nijmegen— Venlo en leidt naar het hart van Noord-Westelijk Rijnland. Van de grootste beteekenis voor WaDssum is de weg, die van Wans sum over Oostrum naar Venray loopt en van daaruit naar het Wes ten verlengd de Peel doorsnijdt en via Deurne te Helmond de Zuid willemsvaart bereikt. Deze twee laatste wegen staan op het Provinciaal Wegenplan en zul len binnenkort geheel gemoderniseerd worden. Tenslotte moet nog vermeld wor den, dat de bij de kerk te Wanssum, dus tegenover de geprojecteerde haven in N.-W. richting loopende weg, die weer met andere wegen in verbinding staat, ook bij hooge waterstanden het verkeer naar de kaden mogelijk zal maken. Het dorp Wanssum ligt van den spoorlijn Nijmegen—Venlo (Station Oostrum-Venray) op een afstand van circa 4 K.M. De afstand van den spoorweg EindhovenVenlo (Station Horst-Sevenum) circa 15 K.M en van den tram NijmegenVenlo (halte Well) circa 3 K.M. Behalve de ligging van het dorp ten opzichte der verkeerswegen, is voor den aanleg van een haven te Wanssum de terreingesteldheid zeer gunstig. Het beekdal beneden het dorp beeft een breedte van gemid deld 150 Meter en een leDgte van circa 1250 Meter en wordt beider zijds begrensd door hoog gelegen terreinen. Over het algemeen loopt de beek langs den Oostkant van het dal, zoodat in verband met den aanleg van kades en dergelijke de noodige ophoogingen uitsluitend aan den Westkant behoeven te ge schieden. De beek, die onder den invloed der Maas staat, heeft uiteindelijk een Noord-Oostelijke richting, waar door de invaatt der schepen in het kanaal begunstigd wordt. Wat de eigendoms-verhoudingen betreft, de benoodigde terreinen, (ca. 13 H.A. voc-r ontginning en heide, ca. 2 H.A. voor het kanaal, ca. li/s H.A. voor de haven) zijn of eigendom van 't Rijk, dat be reid is deze terreinen tegen een prijs, overeenkomstig de werkelijke waar de, aan de gemeente in eigendom of erfpacht over te dragen, of, zoo gelegen, dat de gemeente met de eigenaren een voor beide partijen voordeelige ruil kan doen plaats hebben. De aanleg van haven met toelei- diogskanaal, welke laatste bij even- tueele uitbreiding tot haven kan verruimd worden, houdt nauw ver band met een ontginningswerk, dat uitgevoerd wordt, om de in het beekdal, door de opstuwing der Maas ontstane moerassen te dempen en voor landbouwdoeleinden ge schikt te maken. Een groot gedeelte van den grond, die uit kanaal en haven komt, zal daarvoor gebruikt worden. Bovendien zal de verruiming der beek beneden Wanssum de ontwa tering der boven Wanssum langs de beek gelegen landerijen zeer begun stigen. De haven te Wanssum is op de eerste plaats gedacht, om den omzet van landbouwbenoodigdheden en producten. van brandstoffen en bouwmaterialen te vergemakkelijken en te bevorderen. Dat Wanssum als havenplaats goed is gekozen, moge hieruit blijken, dat er te Wanssum sinds meer dan 10 jaar, door de landbouw organisa ties een centraal kantoor voor Noord- Limburg is gevestigd, ondanks het feit, dat er onder minder gunstige omstandigheden, aan de open rivier, zonder los- en laadinrichting en zonder opslagplaatsen gelost en ge laden moet worden, is de omzet van jaar tot jaar gestegen en thans zoo groot, dat wanneer 3 vierde van dezen omzet voor de toekomst als vaststaand kan aangenomen worden, de opbrengst aan kadegelden vol doende zijn zal om de loopende kosten te dekken. De stijging van dezen omzet houdt nauw verband met de uitbreiding der nederzettingen in het achterland, vooral in de Peel, het vermeerderd gebruik van kunstmiddeleh in den landbouw en de groote voordeelen i De mislukte vangst. Opgewekt en vroolijk schreden twee jagers door hetdonkere bosch; opgeschoten, slanke beuken en hooge, knoestige eiken vormden de pijlers van dezen reusa.chtigen tempel. Het nachtelijk donker bedekte nog het onderste gedeelte der stammen als verdachte schuldigen staarden zij spookachtig om zich heen alsof' zij beangst waren voor den aanbrekenden morgen. De helle schemer des daags, het bleeke purper van het morgenrood stortten zich uit over het frissche groen van het jonge loof en teekenden als met een tooverpen- seel bonte figuren op de stammen dezer bosch reuzen. Een ree sprong schuchter te voorschijn en ver dween in het struweel de voge len verhieven hunne stemmen om den Schepper hun morgengebed toe te zingen. Niets is meer in staat het voe lende menschenharl hemelwaarts te trekken en het gemoed te ver heffen als een schoone morgen in de Lente, buiten in Gods vrije van den aanvoer en gros te water en de distributie per auto-txactie; wat nu dit laatste betreft, is het van beteekenis, dat Wanssum ge legen is op een kruispunt van zoo veel belangrijke verkeerswegen. De omzet van landbouwbenoodigd heden en producten en andere grond stoffen zal zonder twijfel toenemen, wanneer de haven te Wanssum de gelegenheid biedt, die aan een rivier binnen het winterbed niet makkelijk kan verkregen worden, om water- vrije kades te bouwen en opslag plaatsen met machinale inrichtingen te vestigen. Het haventerrein te Wanssum ligt buiten het z.g. „buitengewoon win terbed", zoodat ophoogingen onge hinderd kunnen plaats hebben, bo vendien is overal gelegenheid om aan te sluiten op het electrisch net Wanner binnen korteD tijd het Juliana kanaal, de waterweg naar het mijn- en industriegebied zal zijn voltooid, zal de omzet van goederen in de Maashavens zonder twijfel in omvaDg toenemen, vooral wan neer daar gelegenheid bestaat tot opslag van goederen, die voor de distributie in het achterland bestemd zijn. Als het kanaal- en havenplan te Wanssum zal zijn uitgevoerd, zal de gemeente beschikken over uitgesirdc te bouwterreinen langs het water en op korten afstand van de landwegen, welke terreinen als los-, laad- en opslagplaatsen in gebruik gegeven kunnen worden. Het plan voor het geheele werk is ontworpen door het ingenieurs bureau Bongaerts Den Haag. De kosten der ontginning en van kanaal en haven zijn geraamd op f 75000. die van verbetering der verkeers wegen overeenkomstig het Provinci aal Wegenplan, voor zoover deze gelijktijdig met de havenwerken kun nen plaats hebben, op circa f 20.000. Het Rijk draagt van de kosten van het grondwerk, dat bij wijze van werkverschaffing, voor zoover zulks mogelijk is, zal uitgevoerd worden, circa f 25.0G0, terwijl circa f 15000 komen ten laste der aan grenzende gemeenten, die van de werkverschaffing profiteeren en uit den aard der zaak later ook indirect van de haven voordeel zullen hebben. Circa f 35000 komen ten laste der gemeente, als bijkomende kosten der werkverschaffing en de kosten van het overige werk, dat machinaal zal uitgevoerd worden. De kosten der bedoelde verbete ringen der verkeerswegen komen voor 50 pCt.. circa t 10000 eveneens ten laste der gemeente, die daarvoor eene uitkeering uit het Wegenfonds ge nieten zal, terwijl de overige 50 pCt circa f 10000 komen ten laste der Provincie. De uitvoering van het werk, in werkverschaffing, dat is circa 40 pCt van het geheel, is opgedragen aan de Nederlandsche Heidemaatschappij zoodra dit werk tot een bepaald punt gevorderd zal zijn, zal de rest, hoofdzakelijk baggerwerk, worden aanbesteed. De Coöperatieve Landbouw-han- delsvereenigingen hebben reeds met de gemeente contracten afgesloten, waarbij zij zich verplichten, een be paalden omzet aan goederen tegen een bepaald tarief, voor langeren tijd te garandeeren. Ook hebben zij van de gemeente op een terrein, gelegen aan de toekomstige haven, het recht van opstal verkregen en zijn voornemens, aldaar groote op slagplaatsen, voorzien van de meest moderne machine's, te vestigen. De gelegenheid daartoe is ook voor den particulieren handel open gesteld en zal dezen dus van de haven te Wanssum, als deze een maal klaar is, eveneens onder zoo gunstige voorwaarden gebruik kun nen maken als noodig zijn, om de baven werkelijk aan zijn doel te laten beantwoorden, n.l. de bevor dering der belangen van dit gedeelte van Noord Limburg. natuur, boven alles echter in de plechtige hallen van een lommer rijk bosch. De stille schemering daarbinnen de zachtjens wegsmeltende kleuren stemmen het gemoed vroom en ontvankelijk, de slanke boomen treden op den voorgrond, als wil den zij met opgeheven vingers den blik van de aard- sche zorgen naar boven heffen, het hart voor het verhevene be zielen en lot edele daden en moe dig handelen aanzetten. Het woud gelijkt een reusach tigen golhieken tempel, waar om gekeerd de slanke pijlers, de trot- sche gewelven, de gesneden zuilen het sierlijke loofwerk, het kunstig aangebracht kleurlicht der vens ters, wat alles ons in een golhieke kerk zoo machtig verheft en tot bewondering opwekt, ons wille keurig aan het oorspronkelijke model, een reusachtig woud doen herinneren. De twee wandelaars echter had den geen tijd voor zulke beschou wingen. Zwijgend gingen zij voort met vorschende blikken monster den zij hunne omgeving. Spoedig zijn wij bij ons doel. zeide de oudste der twee bosch wachters. Thans geldt het oogen en ooren de kost te geven, wan neer wij ons weer niet tevergeefs willen moeloopen. Daarbij nam hij de sierlijke jagersbuks van zijn schouder en beproefde den slag, spande den haan en overtuigde zich dat het geweer in orde was. Men moet op alles gevat zijn antwoordde zijn metgezel, oogen schijnlijk een aankomende hout vester met een ietwat vreemd klinkend accent. Deze schurken laten niet met zich spelen. Van morgen moet hier wild passeeren, zeide de andere bosch wachter: en wanneer mijne ondervinding mij niet geheel en al bedriegt, dan zullen wij ook stroopers aantreffi n. Morgen is het in de stad schuttersfeest, dan hebben de kasteleins wildbraad noodig en zij betalen het goed. Daarvoor alleen wagen het som migen. Gisterenavond ontwaarde ik bij Hulsberg een geheelen troep grof wild en ik wil wedden dat het zich hierheen begeven heeft om het jonge, sappige gras af vreten. Zij traden nu uit het bosch. De zon ging juist op en hare eerste stralen vielen op een breede uit gestrektheid jong hout. De lange grashalmen inet hunne dauwdrup pels kwamen hun voor als snoeren van blinkende paarlen; de met dauw beparelde weefsels der woudspinnen schemerden als stralenkransen; diamantdroppels glinsterden op ieder blad. Een hellende vlakte, bezet met jonge beuken en eiken en rechts en links verstrooide elzen- en wilgenbooinen vormde den over gang van het bosch tol een klein dal, dat door een heldere beek doorsneden werd. het duister aan den hemel, een bocht in den weg. Wat zou het toch heerlijk zijn, als het eens eiken dag mooi weer was Zoo iets... doms zeggen we allen wel eens onder de bekoring van stralend weertje, maar het zou al heel ongelukkig wezen, als onze wensch werd vervuld. Als het iederen j even mooi weer zou zijn, dan zouden we er geleidelijk minder van genietenals het mooie gewoon wordt, is het niet mooi meer mooi kan alleen ziju, wat in schoonheid uitsteekt boven iets anders. Als de zon weken achtereen schijnt, dan heeft ze bijna geen bekoring meer voor ons de warmte, welke eerst zoo weldadig was, begint af mattend te worden. Eerst als het een paar dagen geregend heeft of een storm heeft gewoed, dan begroeten we dé zon weer met blijdschap bij haar terugkeer. Dan moge de tempe ratuur niet eens zoo mild wezen als we die voor den regen of voor den storm hebben gekend, toch be zien we dan den dag als den stralend- sten. dien we in het seizoen mochten beleven. De schoonheid er van wordt voor een groot deel bepaald door den uitval der vergelijking. Gezondheid is een kostbare schat, welke we nooit willen missen, maar welke we ook niet op haar volle waarde weten te waardeeren, als we ze nu en dan niet eens missen moes ten. Als we op het ziekbed neerliggen en gekweld worden door pijn en smart, dan begrijpen we het van ens zelf niet, dat we van onze gezond heid voorheen niet meer genoten en we er ons zoo weinig rekenschap van gaven, dat we een kostelijk bezit met ons meedroegen. Als we weer beter zijn, zoo nemen we ons dan voor, zullen we ons vaak onze ge zondheid bewust doen zijn en ons de ellende van krankheid scherper herinneren. Eenige dagen doen we dat, maar betrekkelijk gauw wordt gezondheid al weer een sleur... Een mensch heeft behoefte aan perioden van lichamelijk ongemak om gezondheid op goeden prijs te kunnen stellen. 't Klinkt misschien vreemd, maar ondernemingen, welke altijd even vlot gaan, zouden ons op den duur geen voldoening schenken, 'n Mensch moet met tegenslagen te kampen hebben om zijn energie levendig te kunnen houden en over resultaten, als die eindelijk weer zijn bewerkt, genoegen te kunnen smaken. We zouden onze vergelijkingen nog veel verder kunnen doorvoeren, want de lijn van al wat goed en waardeerbaar is, moet op tijd eens onderbroken woiden om ods bewust zijn te scherpen. We willen met dat al niet beweren, dat elke beproeving met blijdschap moet worden aanvaard en doorstaan, wel met geduld en onderwerping. De beproeving kan te zwaar zijn en op zich zelf is ze nooit te begeeren; we moeten ze aanvaarden als middel, dat tot juiste waardeering leidt van wat normaal ons deel kan zijn. Over beproevingen mogen we in geen geval hard oordeelen, want ze zijn tenslotte onmisbaar in het leven, gelijk regen en storm in de natuur, Uit een brief van den redacteur der Arbeiderspers, den heer Mathij- sen, die een rondreis maakt door Rusland De huisvrouw is in Rusland bijna uitgestorven de huisvrouw in den mij persoonlijk nog altijd zeer sym pathieken Hollandschen zin van het woord de vrouw, die het huis houden doet en de kinderen verzorgt en den man vertroetelt. Daarmee wil ik niets gezegd heb ben ten nadeele van het gezin, waarin de vrouw buitenshuis werkt en het gewone huiselijke werk over laat aan iemand, die daarvoor betaald wordt. Ook kan ik mij een samenleving voorstellen, waarin de woning inrichting zoo is, dat de vrouw ia vele gevallen thuis gemist kan wor den, terwijl het werk schoonmaken eten, koken, wasschen door een groep gezinnen coöperatief aan be taalde krachten wordt overgelaten. Dat veronderstelt dan een veel grooter welvaart dan de arbeiders klasse nu deelachtig is. Voor het heden geef ik er de voorkeur aan de voeten onder mijn eigen tafel te steken en de kinderen om die tafel heen te zien. Ik zou het geen gewin achten, wanneer de deur 's morgens achter mijn vrouw en mij gesloten werd de kinderen een goed heen komen in proletarische clublokalen en volksrestaurants moesten vinden, terwijl wij ons bij gelegenheid wel weer eens treffen. In Rusland is het zoo en de com munisten verzekeren, dat dit de meest natuurlijke en de meest econo mische oplossing is en dat slechts deze de vrouw waarlijk vrij maakt. Het zal wel zoo zijn. Maar dan moet de vrouw, als haar a:ht uren er op zitten, niet genoodzaakt zijn het huis schoon te maken, de kleeren te verstellen, de kousen te stoppen, winkelwaren naart huis te sleepen en op haar vrijen dag achtereenvolgens bij drie, vier winkels om een paar el katoen, een half pond boter, voor die dagen brood aanvulling enz., in de rij te gaan staan. Dit is de practijk van het vrije- vrouwenleven in Rusland. Hulp in de huishouding kuDnen slechts de zeer goed betaalden zich veroorloven. Eten kunnen maa en vrouw in de fdbrieks caniine De kinderen krijgen op een of andere wijze ook wel een warm maal. Maar voor de rest moet de ex-huisvrouw in Sovjet-Rus'and thuis nog even hard voort als vroe ger. Echter nu. nadat zij baar plicht in fabriek of kantoor heeft gedaan. Het betrekken van de gehuwde vrouw in het bedrijfsleven is een armoede-maatiegel in Rusland. Het is onmogelijk, het Vijfjarenplan te laten uitvoeren tegen zoodanig loon, dat de man er zijn gezin van kan onderhouden. Daarvoor zijn er twee noodig, man en vrouw. En ook dan, bij dit dubbel inkomen is schraalhans nog keukenmeester. De werkelijkheid is ook in dit geval veel minder fraai dan de com munistische propaganda ons met haar fraseologie wil opdringen. Aan den anderen kant verhief zich een steile bergrug met jonge dennen beplant wier donkere kleur schilderachtig afslak tegen hel helgroene loof. Kleinere en grootere grasvlak ten slingerden zich langs de beek en grepen als armen diep in het jonge houtgewas, den herten en reeën een welkome voedingsplaals Zoo wisselde hier bosch en vlakte men kon zich geen beter kwartier voor grof wild denken. Rechts en links rondziende en de vlakte zooveel mogelijk vermij dend, doorschreden de beidejagers het inschreven toonaai. In het midden echter hielden zij halt. Een oude eikenstam bood een vaardige zitlingaan hel binnenste gedeelte was vergaan, de buiten rand had jaren lang aan de stor men en het weer weerstand g boden en men kon uit den gewel digen omvang hesluiten, welke dikte deze, misschien voor meer dan honderd jaar gevallen woud reus moest gehad hebben Zij zetten zich neder en staken hun korte jagerspijpen aan. De buks in den arm, zaten zij onbeweeglijk daar en schenen geheel oor en oog. En werkelijk was dit plekje als om te spionneeren gemaakt. Kort, opgeschoten struweel verborg de plaats voor te nieuwsgierige blikken, een kleine grasvlakte strekte zich van de andere zijde tot aan het bosch uit; aan den anderen kant kon men door het ijl geworden elzenboschje de 1. Wij willen trachten achtereenvol gens van enkele plaatsnamen rondom Venray uiteen te zetten, wat ze eigenlijk beteekenen. Dit kan vaak gebeuren door deze namen geheel of bij gedeelten te vergelijken met andere talen of ook wel door te zien, hoe de naam in veel vroegere tijd geschreven werd. Verder kunnen we heel veel vinden doordat er z.g. klankwetten bestaan, d.w.z. als een bepaalde klank in een of ander woord in de loop der eeuwen tot een andere klank is geworden, dan zal die vroegere klank in nagenoeg alle woorden tot die nieuwe klank zijn geworden en als dit niet gebeurt kan men gewoonlijk best nagaan, waaraan dat ligt. Zoodoende kunnen we van tegenwoordige woorden ook heel vaak zeggen, hoe ze vroeger geklonken hebben, ook al zijn ze ons niet overgeleverd. Als we b.v. zeker weten, dat ons woord steen uit een vroeger „stains" is ontstaan, dan kunnen we (na de noodige dingen in aanmerking genomen te hebben) ook zeker verklaren dat b.v, been uit „bains" ontstaan is. Een hulptaal die we hier nog al dikwijls noodig hebben, is het Gotisch. Dit is een uitgestorven taal, die vroeger door een Germaansche stam gesproken werd en waarvan we een betrekkelijk groote schriftelijke overlevering hebben uit de 4e en 5e eeuw na Christus. Onze rechtstreek- sche voorvaderen nu waren ook Germanen, (immers de Batavieren, Saksen enz. waren allemaal Germa nen), doch daar deze uit die vroege eeuwen nog geen schrift hebben na gelaten, hebben we van dat Gotisch juist zoo'n groot plezier. Want de menschen hier moeten zoowat net 't zelfde gesproken hebben in die tijd en bovendien weten we door ver schillende hulpmiddelen ook nog heel goed in welke opzichten dat Gotisch wel eens ooit afwijkt van de talen, die men toen langs de Riju en Maas hoorde, 't Gotisch is dus 'n Germaansche taal, waarvan we zeggen dat ze verwant is aan de overige Germaansche (dus ook Nederlandsche) talen en dialecten. 'n Andere ook verwante taal, die we nog al eens noodig hebben, is het Latijn Dit is wel niet zoo na verwant als 't Gotisch, doch nog dicht genoeg om er veel hulp vau te kunnen hebben. We willen 't dan eerst hebben over Oiclo. Sommige oude schrijf wijzen a's Oerlo, Oi loe enz. hebben op de naamsverandering geen in vloed, Dat wij 't woord als Oeldre uitspreken, is geen bezwaar. Dit is een eenvoudige omzetting, zooals er in alle talen te vinden zijn, doordat de rl-groep in dit woord ons blijk baar niet goed afging bij de uit spraak. Dan moest er iets tusschen en wat paste beter dan een d, die we bovendien ook al in woordeu als dunder (i.p.v. dunner), kaalder, scheelder. raarder enz. voor de uit spraak hadden tusschen gevoegd. Echter Oerdle lukte ook nog niet te best en zoo'n ingevoegde d hoorde feitelijk meer voor 'n r thuis. Das moest van de rl-groep, eerst 'n lr-groep gemaakt worden en dan de d ingevoegd. Zoo ontstond de uitspraak Oeldre evenals Meeldre Meerlo, Baoldre Baarlo. N.B. We zoudeD ook kunnen ver klaren in de richting Oerle, Oelre, Oeldre. Nu van Oirlo uitgaande is ons de uitgang lo wel geen onbekende meer. De meesten zullen er reeds vaak een beteekenis van gehoord hebben, ofschoon deze toen nog steeds niet zoo absoluut vaststaat. De meest waarschijnlijke beteekenis is wel een open lichte plek in het bosch. 't Hangt dan samen met 't La- gansche vlakte tot aan de beek en de dennen overzien. Alles wat de ruimte tusschen de beek en de dennen door moest, kon zich voor hun rondzienden blik niet verbergen. Terwijl de jagers na de morgen wandeling zich een uurtje rust gunnen, kunnen wij de gelegen heid aangrijpen hun voorkomen wat nader le beschrijven. Kleeding en uitrusting deden bij den eersten oogopslag den bosch wachter kennen en schenen voor een geheel leven in het bosch dienst te kunnen doen. De grijze jas verschilde weinig van de kleur der boomen en schutte tegen weer en wind een groene kraag en groene omslag duidden den jager aan. De groote knoopen aan de jas vertoonden allerlei soort van jacht- dieren en het wapen der grafelijke familie wie de uitgestrekte bos- schen toebehoorden. De sterke, met nagels beslagen jachtschoenen waren nat van den dauw. Behalve hun buksen droegen beiden nog een lederen halster of tasch als bergplaats voor munitie, ontbijt en hartsterkingeen stevig jachtmes met hoornen hecht stak daarneven. Een stok met hertshoornen greep en ijzeren beslag kan tot een vast steunpunt en goed wapen dienen. De ouds e van deze twee was de houtvester Buchholz uit het naburige dorp Hannelhal. Het was een krachtige figuur, lang en rechtop, vol en krachtig als de eiken des wouds. Menige storm was over hem heengegaan in de zestig jar»-n, die hij doorleefd had, zonder zijn sterk lichaam te buigen Bijna zijn geheel leven had hij in het bosch doorgebracht. Den vroolijken zangers des wouds, der murmelende beek, den vluggen wind had hij vroolijken levenslust en opgewekten zm afgeluisterd; in de eenzaamheid van hel stille bosch, tusschen die hooge beuken en knoestige eiken had hij zich een vastberaden karakter, een ijzeren taaiheid van wil en ruwe natuurlijkheid eigengemaakt. Een zware baard, rood en wit gespikkeld omlijstte zijn door de zon ver weerd gelaat; een groene hoed met vederen en een hertenbaard versierd, bedekt het geheel ver grijsde hoofdhaaruit al zijne trekken sprak een krachtige en gezonde natuur en ongeveinsde goedhartigheidhel zwarte oog spatte vuur en leven. Zijn metgezel was een jonge man die de grens der dertig nog niet overschreden had. Hetmilitaire voorkomen, dat wil zeggen, de gekrulde moustache, het kort af geknipte haar met de onontbeer lijke lokken om de slapen, boven alles de soldatenmuts en soldaten- houding gaven bij den eersten oogslag te kennen, dat hij den soldatenrok nog niet lang had uitgetrokken. Hij was geen Hannethaler van geboorte. Zijn vader was een Sileziër van de Boheemsc'e gren zen, genaamd Kamper. Toen de

Peel en Maas | 1932 | | pagina 5