Tweed© Blad Tan „PEIL MM MAAS
De haven te
Wanssum.
FEUILLETON
Van jagers en
stroopers.
Het nut der
beproeving.
Vrouwenarbeid in
Sovjet-Rusland.
Verklaring van eenige
plaatsnamen.
Zaterdag 6 Augustus 1932
Drie en vijftigste Jaargang No. 32
Met de uitvoering der plannen
der Gemeente Wanssum. betreffende
aaoleg van een haven, is op 1 Aug.
j.l. begonnen. Dat dit is geschiedt,
is voornamelijk te danken aan be
paalde omstandigheden, die er op
wijzen, dat deze haven niet alleen
de kos'en van aanleg en onderhoud
op den duur zal vergoeden, maar
ook een groot voordeel voor de
streek zal opleveren.
Op de eerste plaats mag wel ge
wezen worden op de bijzondere
gunstige ligging van Wanssum, ten
opzichte van land- en waterwegen,
Wanssum ligt aan de Groote Mo
lenbeek, die tengevolge der open
verbinding met de Maas en de op*
stuwing dezer rivier, bij W2DSSum
reeds een betrekkelijk groote breed
te en diepte heeft.
Kanaal en haven te Wanssum
zullen bevaarbaar gemaakt worden
voor schepen van 1000 ton (dubbel
verkeer).
Bij uitzondering kunnen ook gtoo-
tere schepen de haven binnenkomen.
De breedte van bet kanaal be
draagt ca. 28 Meter, de breedte van
de haven 4060 Meter en de diepte
van beiden 3 Meter.
Het kanaal krijgt een bodembreedte
van 8 Meter.
De afstand van de Maas i-i maar
enkele 100 Meter. Wanssum is on
geveer het midden van den scheep
vaartweg Mook—Venlo en van
deze plaatsen resp. 30 en 25 K.M.
verwijderd. Bij Mook begint immers
het kanaal, dat Maas en Waal ver
bindt, zoodat de scheepvaartweg
naar Nijmegen circa 50 K.M. be>
draagt.
De kortste afstand over land naar
de Zuid-Willemsvaart bij Helmond
is 35 K.M. De lengte van den wa
terweg van Wanssum naar Neder-
weert door het kanaal van Wessem
is circa 80 K.M.
De afstand naar het Juliana-kanaal
(van Maasbracht naar de Mijnstreek)
bedraagt 70 K.M.
Deze ligging ten opzichte van
waterwegen is van bijzondere be
teekenis, wanneer men daarmee ver
gelijkt de ligging van Wanssum tot
de landwegen.
In Noordelijke richting loopt van
uit Wanssum een weg. evenwijdig
wet de rivier, dwars door Oost-
N.Brabant langs de Maasdorpen tot
Grave.
In Zuid-Oostelijke richting loopt
eveneens een weg langs de rivier,
door de Maasdorpen van Noord-
Limburg tot Blerick.
Een weg. die vanuit Wanssum in
Zuidelijke richting loopt over Meer-
lo-Tienray, is de kortste verbinding
met den Provincialen weg Blerick -
Horst-Venray.
In Oostelijke richt'ng leidt een
weg naar het z.g. „Wellsche veer".
De verlenging van dezen weg, kruist
te Well den Rijksweg Nijmegen—
Venlo en leidt naar het hart van
Noord-Westelijk Rijnland.
Van de grootste beteekenis voor
WaDssum is de weg, die van Wans
sum over Oostrum naar Venray
loopt en van daaruit naar het Wes
ten verlengd de Peel doorsnijdt en
via Deurne te Helmond de Zuid
willemsvaart bereikt.
Deze twee laatste wegen staan op
het Provinciaal Wegenplan en zul
len binnenkort geheel gemoderniseerd
worden.
Tenslotte moet nog vermeld wor
den, dat de bij de kerk te Wanssum,
dus tegenover de geprojecteerde
haven in N.-W. richting loopende
weg, die weer met andere wegen in
verbinding staat, ook bij hooge
waterstanden het verkeer naar de
kaden mogelijk zal maken.
Het dorp Wanssum ligt van den
spoorlijn Nijmegen—Venlo (Station
Oostrum-Venray) op een afstand
van circa 4 K.M. De afstand van
den spoorweg EindhovenVenlo
(Station Horst-Sevenum) circa 15 K.M
en van den tram NijmegenVenlo
(halte Well) circa 3 K.M.
Behalve de ligging van het dorp
ten opzichte der verkeerswegen, is
voor den aanleg van een haven te
Wanssum de terreingesteldheid zeer
gunstig. Het beekdal beneden het
dorp beeft een breedte van gemid
deld 150 Meter en een leDgte van
circa 1250 Meter en wordt beider
zijds begrensd door hoog gelegen
terreinen.
Over het algemeen loopt de beek
langs den Oostkant van het dal,
zoodat in verband met den
aanleg van kades en dergelijke de
noodige ophoogingen uitsluitend
aan den Westkant behoeven te ge
schieden.
De beek, die onder den invloed
der Maas staat, heeft uiteindelijk
een Noord-Oostelijke richting, waar
door de invaatt der schepen in het
kanaal begunstigd wordt.
Wat de eigendoms-verhoudingen
betreft, de benoodigde terreinen,
(ca. 13 H.A. voc-r ontginning en
heide, ca. 2 H.A. voor het kanaal,
ca. li/s H.A. voor de haven)
zijn of eigendom van 't Rijk, dat be
reid is deze terreinen tegen een prijs,
overeenkomstig de werkelijke waar
de, aan de gemeente in eigendom of
erfpacht over te dragen, of, zoo
gelegen, dat de gemeente met de
eigenaren een voor beide partijen
voordeelige ruil kan doen plaats
hebben.
De aanleg van haven met toelei-
diogskanaal, welke laatste bij even-
tueele uitbreiding tot haven kan
verruimd worden, houdt nauw ver
band met een ontginningswerk, dat
uitgevoerd wordt, om de in het
beekdal, door de opstuwing der
Maas ontstane moerassen te dempen
en voor landbouwdoeleinden ge
schikt te maken. Een groot gedeelte
van den grond, die uit kanaal en
haven komt, zal daarvoor gebruikt
worden.
Bovendien zal de verruiming der
beek beneden Wanssum de ontwa
tering der boven Wanssum langs de
beek gelegen landerijen zeer begun
stigen.
De haven te Wanssum is op de
eerste plaats gedacht, om den omzet
van landbouwbenoodigdheden en
producten. van brandstoffen en
bouwmaterialen te vergemakkelijken
en te bevorderen.
Dat Wanssum als havenplaats
goed is gekozen, moge hieruit blijken,
dat er te Wanssum sinds meer dan
10 jaar, door de landbouw organisa
ties een centraal kantoor voor Noord-
Limburg is gevestigd, ondanks het
feit, dat er onder minder gunstige
omstandigheden, aan de open rivier,
zonder los- en laadinrichting en
zonder opslagplaatsen gelost en ge
laden moet worden, is de omzet van
jaar tot jaar gestegen en thans zoo
groot, dat wanneer 3 vierde van
dezen omzet voor de toekomst als
vaststaand kan aangenomen worden,
de opbrengst aan kadegelden vol
doende zijn zal om de loopende
kosten te dekken.
De stijging van dezen omzet houdt
nauw verband met de uitbreiding
der nederzettingen in het achterland,
vooral in de Peel, het vermeerderd
gebruik van kunstmiddeleh in den
landbouw en de groote voordeelen
i
De mislukte vangst.
Opgewekt en vroolijk schreden
twee jagers door hetdonkere bosch;
opgeschoten, slanke beuken en
hooge, knoestige eiken vormden
de pijlers van dezen reusa.chtigen
tempel.
Het nachtelijk donker bedekte
nog het onderste gedeelte der
stammen als verdachte schuldigen
staarden zij spookachtig om zich
heen alsof' zij beangst waren voor
den aanbrekenden morgen. De
helle schemer des daags, het
bleeke purper van het morgenrood
stortten zich uit over het frissche
groen van het jonge loof en
teekenden als met een tooverpen-
seel bonte figuren op de stammen
dezer bosch reuzen. Een ree sprong
schuchter te voorschijn en ver
dween in het struweel de voge
len verhieven hunne stemmen om
den Schepper hun morgengebed
toe te zingen.
Niets is meer in staat het voe
lende menschenharl hemelwaarts
te trekken en het gemoed te ver
heffen als een schoone morgen in
de Lente, buiten in Gods vrije
van den aanvoer en gros te water
en de distributie per auto-txactie;
wat nu dit laatste betreft, is het
van beteekenis, dat Wanssum ge
legen is op een kruispunt van zoo
veel belangrijke verkeerswegen.
De omzet van landbouwbenoodigd
heden en producten en andere grond
stoffen zal zonder twijfel toenemen,
wanneer de haven te Wanssum de
gelegenheid biedt, die aan een rivier
binnen het winterbed niet makkelijk
kan verkregen worden, om water-
vrije kades te bouwen en opslag
plaatsen met machinale inrichtingen
te vestigen.
Het haventerrein te Wanssum ligt
buiten het z.g. „buitengewoon win
terbed", zoodat ophoogingen onge
hinderd kunnen plaats hebben, bo
vendien is overal gelegenheid om
aan te sluiten op het electrisch net
Wanner binnen korteD tijd het
Juliana kanaal, de waterweg naar
het mijn- en industriegebied zal zijn
voltooid, zal de omzet van goederen
in de Maashavens zonder twijfel
in omvaDg toenemen, vooral wan
neer daar gelegenheid bestaat tot
opslag van goederen, die voor de
distributie in het achterland bestemd
zijn.
Als het kanaal- en havenplan te
Wanssum zal zijn uitgevoerd, zal de
gemeente beschikken over uitgesirdc
te bouwterreinen langs het water en
op korten afstand van de landwegen,
welke terreinen als los-, laad- en
opslagplaatsen in gebruik gegeven
kunnen worden.
Het plan voor het geheele werk
is ontworpen door het ingenieurs
bureau Bongaerts Den Haag. De
kosten der ontginning en van kanaal
en haven zijn geraamd op f 75000.
die van verbetering der verkeers
wegen overeenkomstig het Provinci
aal Wegenplan, voor zoover deze
gelijktijdig met de havenwerken kun
nen plaats hebben, op circa f 20.000.
Het Rijk draagt van de kosten van
het grondwerk, dat bij wijze van
werkverschaffing, voor zoover zulks
mogelijk is, zal uitgevoerd worden,
circa f 25.0G0, terwijl circa
f 15000 komen ten laste der aan
grenzende gemeenten, die van de
werkverschaffing profiteeren en uit
den aard der zaak later ook indirect
van de haven voordeel zullen hebben.
Circa f 35000 komen ten laste der
gemeente, als bijkomende kosten der
werkverschaffing en de kosten van
het overige werk, dat machinaal
zal uitgevoerd worden.
De kosten der bedoelde verbete
ringen der verkeerswegen komen voor
50 pCt.. circa t 10000 eveneens ten
laste der gemeente, die daarvoor eene
uitkeering uit het Wegenfonds ge
nieten zal, terwijl de overige 50 pCt
circa f 10000 komen ten laste der
Provincie.
De uitvoering van het werk, in
werkverschaffing, dat is circa 40 pCt
van het geheel, is opgedragen aan
de Nederlandsche Heidemaatschappij
zoodra dit werk tot een bepaald
punt gevorderd zal zijn, zal de rest,
hoofdzakelijk baggerwerk, worden
aanbesteed.
De Coöperatieve Landbouw-han-
delsvereenigingen hebben reeds met
de gemeente contracten afgesloten,
waarbij zij zich verplichten, een be
paalden omzet aan goederen tegen
een bepaald tarief, voor langeren
tijd te garandeeren. Ook hebben zij
van de gemeente op een terrein,
gelegen aan de toekomstige haven,
het recht van opstal verkregen en
zijn voornemens, aldaar groote op
slagplaatsen, voorzien van de meest
moderne machine's, te vestigen.
De gelegenheid daartoe is ook
voor den particulieren handel open
gesteld en zal dezen dus van de
haven te Wanssum, als deze een
maal klaar is, eveneens onder zoo
gunstige voorwaarden gebruik kun
nen maken als noodig zijn, om de
baven werkelijk aan zijn doel te
laten beantwoorden, n.l. de bevor
dering der belangen van dit gedeelte
van Noord Limburg.
natuur, boven alles echter in de
plechtige hallen van een lommer
rijk bosch.
De stille schemering daarbinnen
de zachtjens wegsmeltende kleuren
stemmen het gemoed vroom en
ontvankelijk, de slanke boomen
treden op den voorgrond, als wil
den zij met opgeheven vingers
den blik van de aard-
sche zorgen naar boven heffen,
het hart voor het verhevene be
zielen en lot edele daden en moe
dig handelen aanzetten.
Het woud gelijkt een reusach
tigen golhieken tempel, waar om
gekeerd de slanke pijlers, de trot-
sche gewelven, de gesneden zuilen
het sierlijke loofwerk, het kunstig
aangebracht kleurlicht der vens
ters, wat alles ons in een golhieke
kerk zoo machtig verheft en tot
bewondering opwekt, ons wille
keurig aan het oorspronkelijke
model, een reusachtig woud doen
herinneren.
De twee wandelaars echter had
den geen tijd voor zulke beschou
wingen. Zwijgend gingen zij voort
met vorschende blikken monster
den zij hunne omgeving.
Spoedig zijn wij bij ons doel.
zeide de oudste der twee bosch
wachters. Thans geldt het oogen
en ooren de kost te geven, wan
neer wij ons weer niet tevergeefs
willen moeloopen. Daarbij nam hij
de sierlijke jagersbuks van zijn
schouder en beproefde den slag,
spande den haan en overtuigde
zich dat het geweer in orde was.
Men moet op alles gevat zijn
antwoordde zijn metgezel, oogen
schijnlijk een aankomende hout
vester met een ietwat vreemd
klinkend accent. Deze schurken
laten niet met zich spelen.
Van morgen moet hier wild
passeeren, zeide de andere bosch
wachter: en wanneer mijne
ondervinding mij niet geheel en
al bedriegt, dan zullen wij ook
stroopers aantreffi n. Morgen is
het in de stad schuttersfeest, dan
hebben de kasteleins wildbraad
noodig en zij betalen het goed.
Daarvoor alleen wagen het som
migen.
Gisterenavond ontwaarde ik
bij Hulsberg een geheelen troep
grof wild en ik wil wedden dat
het zich hierheen begeven heeft
om het jonge, sappige gras af
vreten.
Zij traden nu uit het bosch. De
zon ging juist op en hare eerste
stralen vielen op een breede uit
gestrektheid jong hout. De lange
grashalmen inet hunne dauwdrup
pels kwamen hun voor als snoeren
van blinkende paarlen; de met
dauw beparelde weefsels der
woudspinnen schemerden als
stralenkransen; diamantdroppels
glinsterden op ieder blad.
Een hellende vlakte, bezet met
jonge beuken en eiken en rechts
en links verstrooide elzen- en
wilgenbooinen vormde den over
gang van het bosch tol een klein
dal, dat door een heldere beek
doorsneden werd.
het duister aan den hemel, een bocht
in den weg.
Wat zou het toch heerlijk zijn, als
het eens eiken dag mooi weer was
Zoo iets... doms zeggen we allen
wel eens onder de bekoring van
stralend weertje, maar het zou al
heel ongelukkig wezen, als onze
wensch werd vervuld. Als het iederen
j even mooi weer zou zijn, dan
zouden we er geleidelijk minder van
genietenals het mooie gewoon
wordt, is het niet mooi meer mooi
kan alleen ziju, wat in schoonheid
uitsteekt boven iets anders.
Als de zon weken achtereen schijnt,
dan heeft ze bijna geen bekoring
meer voor ons de warmte, welke
eerst zoo weldadig was, begint af
mattend te worden. Eerst als het een
paar dagen geregend heeft of een
storm heeft gewoed, dan begroeten
we dé zon weer met blijdschap bij
haar terugkeer. Dan moge de tempe
ratuur niet eens zoo mild wezen
als we die voor den regen of voor
den storm hebben gekend, toch be
zien we dan den dag als den stralend-
sten. dien we in het seizoen mochten
beleven. De schoonheid er van wordt
voor een groot deel bepaald door
den uitval der vergelijking.
Gezondheid is een kostbare schat,
welke we nooit willen missen, maar
welke we ook niet op haar volle
waarde weten te waardeeren, als we
ze nu en dan niet eens missen moes
ten. Als we op het ziekbed neerliggen
en gekweld worden door pijn en
smart, dan begrijpen we het van ens
zelf niet, dat we van onze gezond
heid voorheen niet meer genoten en
we er ons zoo weinig rekenschap
van gaven, dat we een kostelijk bezit
met ons meedroegen. Als we weer
beter zijn, zoo nemen we ons dan
voor, zullen we ons vaak onze ge
zondheid bewust doen zijn en ons
de ellende van krankheid scherper
herinneren. Eenige dagen doen we
dat, maar betrekkelijk gauw wordt
gezondheid al weer een sleur...
Een mensch heeft behoefte aan
perioden van lichamelijk ongemak
om gezondheid op goeden prijs te
kunnen stellen.
't Klinkt misschien vreemd, maar
ondernemingen, welke altijd even
vlot gaan, zouden ons op den duur
geen voldoening schenken, 'n Mensch
moet met tegenslagen te kampen
hebben om zijn energie levendig te
kunnen houden en over resultaten,
als die eindelijk weer zijn bewerkt,
genoegen te kunnen smaken.
We zouden onze vergelijkingen
nog veel verder kunnen doorvoeren,
want de lijn van al wat goed en
waardeerbaar is, moet op tijd eens
onderbroken woiden om ods bewust
zijn te scherpen.
We willen met dat al niet beweren,
dat elke beproeving met blijdschap
moet worden aanvaard en doorstaan,
wel met geduld en onderwerping.
De beproeving kan te zwaar zijn en
op zich zelf is ze nooit te begeeren;
we moeten ze aanvaarden als middel,
dat tot juiste waardeering leidt van
wat normaal ons deel kan zijn.
Over beproevingen mogen we in
geen geval hard oordeelen, want ze
zijn tenslotte onmisbaar in het leven,
gelijk regen en storm in de natuur,
Uit een brief van den redacteur
der Arbeiderspers, den heer Mathij-
sen, die een rondreis maakt door
Rusland
De huisvrouw is in Rusland bijna
uitgestorven de huisvrouw in den
mij persoonlijk nog altijd zeer sym
pathieken Hollandschen zin van het
woord de vrouw, die het huis
houden doet en de kinderen verzorgt
en den man vertroetelt.
Daarmee wil ik niets gezegd heb
ben ten nadeele van het gezin,
waarin de vrouw buitenshuis werkt
en het gewone huiselijke werk over
laat aan iemand, die daarvoor betaald
wordt.
Ook kan ik mij een samenleving
voorstellen, waarin de woning
inrichting zoo is, dat de vrouw ia
vele gevallen thuis gemist kan wor
den, terwijl het werk schoonmaken
eten, koken, wasschen door een
groep gezinnen coöperatief aan be
taalde krachten wordt overgelaten.
Dat veronderstelt dan een veel
grooter welvaart dan de arbeiders
klasse nu deelachtig is. Voor het
heden geef ik er de voorkeur aan
de voeten onder mijn eigen tafel te
steken en de kinderen om die tafel
heen te zien. Ik zou het geen gewin
achten, wanneer de deur 's morgens
achter mijn vrouw en mij gesloten
werd de kinderen een goed heen
komen in proletarische clublokalen
en volksrestaurants moesten vinden,
terwijl wij ons bij gelegenheid wel
weer eens treffen.
In Rusland is het zoo en de com
munisten verzekeren, dat dit de
meest natuurlijke en de meest econo
mische oplossing is en dat slechts
deze de vrouw waarlijk vrij maakt.
Het zal wel zoo zijn. Maar dan
moet de vrouw, als haar a:ht uren
er op zitten, niet genoodzaakt zijn
het huis schoon te maken, de kleeren
te verstellen, de kousen te stoppen,
winkelwaren naart huis te sleepen en
op haar vrijen dag achtereenvolgens
bij drie, vier winkels om een paar
el katoen, een half pond boter, voor
die dagen brood aanvulling enz., in
de rij te gaan staan.
Dit is de practijk van het vrije-
vrouwenleven in Rusland. Hulp in
de huishouding kuDnen slechts de
zeer goed betaalden zich veroorloven.
Eten kunnen maa en vrouw in de
fdbrieks caniine De kinderen krijgen
op een of andere wijze ook wel een
warm maal. Maar voor de rest moet
de ex-huisvrouw in Sovjet-Rus'and
thuis nog even hard voort als vroe
ger. Echter nu. nadat zij baar plicht
in fabriek of kantoor heeft gedaan.
Het betrekken van de gehuwde
vrouw in het bedrijfsleven is een
armoede-maatiegel in Rusland. Het
is onmogelijk, het Vijfjarenplan te
laten uitvoeren tegen zoodanig loon,
dat de man er zijn gezin van kan
onderhouden. Daarvoor zijn er twee
noodig, man en vrouw. En ook dan,
bij dit dubbel inkomen is schraalhans
nog keukenmeester.
De werkelijkheid is ook in dit
geval veel minder fraai dan de com
munistische propaganda ons met haar
fraseologie wil opdringen.
Aan den anderen kant verhief
zich een steile bergrug met jonge
dennen beplant wier donkere kleur
schilderachtig afslak tegen hel
helgroene loof.
Kleinere en grootere grasvlak
ten slingerden zich langs de beek
en grepen als armen diep in het
jonge houtgewas, den herten en
reeën een welkome voedingsplaals
Zoo wisselde hier bosch en vlakte
men kon zich geen beter kwartier
voor grof wild denken.
Rechts en links rondziende en
de vlakte zooveel mogelijk vermij
dend, doorschreden de beidejagers
het inschreven toonaai. In het
midden echter hielden zij halt.
Een oude eikenstam bood een
vaardige zitlingaan hel binnenste
gedeelte was vergaan, de buiten
rand had jaren lang aan de stor
men en het weer weerstand g
boden en men kon uit den gewel
digen omvang hesluiten, welke
dikte deze, misschien voor meer
dan honderd jaar gevallen woud
reus moest gehad hebben Zij
zetten zich neder en staken hun
korte jagerspijpen aan. De buks
in den arm, zaten zij onbeweeglijk
daar en schenen geheel oor en
oog. En werkelijk was dit plekje
als om te spionneeren gemaakt.
Kort, opgeschoten struweel verborg
de plaats voor te nieuwsgierige
blikken, een kleine grasvlakte
strekte zich van de andere zijde
tot aan het bosch uit; aan den
anderen kant kon men door het
ijl geworden elzenboschje de
1.
Wij willen trachten achtereenvol
gens van enkele plaatsnamen rondom
Venray uiteen te zetten, wat ze
eigenlijk beteekenen. Dit kan vaak
gebeuren door deze namen geheel of
bij gedeelten te vergelijken met
andere talen of ook wel door te
zien, hoe de naam in veel vroegere
tijd geschreven werd. Verder kunnen
we heel veel vinden doordat er z.g.
klankwetten bestaan, d.w.z. als een
bepaalde klank in een of ander
woord in de loop der eeuwen tot
een andere klank is geworden, dan
zal die vroegere klank in nagenoeg
alle woorden tot die nieuwe klank
zijn geworden en als dit niet gebeurt
kan men gewoonlijk best nagaan,
waaraan dat ligt. Zoodoende kunnen
we van tegenwoordige woorden ook
heel vaak zeggen, hoe ze vroeger
geklonken hebben, ook al zijn ze
ons niet overgeleverd. Als we b.v.
zeker weten, dat ons woord steen
uit een vroeger „stains" is ontstaan,
dan kunnen we (na de noodige
dingen in aanmerking genomen te
hebben) ook zeker verklaren dat b.v,
been uit „bains" ontstaan is.
Een hulptaal die we hier nog al
dikwijls noodig hebben, is het
Gotisch. Dit is een uitgestorven taal,
die vroeger door een Germaansche
stam gesproken werd en waarvan
we een betrekkelijk groote schriftelijke
overlevering hebben uit de 4e en 5e
eeuw na Christus. Onze rechtstreek-
sche voorvaderen nu waren ook
Germanen, (immers de Batavieren,
Saksen enz. waren allemaal Germa
nen), doch daar deze uit die vroege
eeuwen nog geen schrift hebben na
gelaten, hebben we van dat Gotisch
juist zoo'n groot plezier. Want de
menschen hier moeten zoowat net 't
zelfde gesproken hebben in die tijd
en bovendien weten we door ver
schillende hulpmiddelen ook nog
heel goed in welke opzichten dat
Gotisch wel eens ooit afwijkt van
de talen, die men toen langs de Riju
en Maas hoorde, 't Gotisch is dus
'n Germaansche taal, waarvan we
zeggen dat ze verwant is aan de
overige Germaansche (dus ook
Nederlandsche) talen en dialecten.
'n Andere ook verwante taal, die
we nog al eens noodig hebben, is
het Latijn Dit is wel niet zoo na
verwant als 't Gotisch, doch nog
dicht genoeg om er veel hulp vau
te kunnen hebben.
We willen 't dan eerst hebben
over Oiclo. Sommige oude schrijf
wijzen a's Oerlo, Oi loe enz. hebben
op de naamsverandering geen in
vloed, Dat wij 't woord als Oeldre
uitspreken, is geen bezwaar. Dit is
een eenvoudige omzetting, zooals er
in alle talen te vinden zijn, doordat
de rl-groep in dit woord ons blijk
baar niet goed afging bij de uit
spraak. Dan moest er iets tusschen
en wat paste beter dan een d, die
we bovendien ook al in woordeu
als dunder (i.p.v. dunner), kaalder,
scheelder. raarder enz. voor de uit
spraak hadden tusschen gevoegd.
Echter Oerdle lukte ook nog niet
te best en zoo'n ingevoegde d
hoorde feitelijk meer voor 'n r
thuis. Das moest van de rl-groep,
eerst 'n lr-groep gemaakt worden en
dan de d ingevoegd. Zoo ontstond
de uitspraak Oeldre evenals Meeldre
Meerlo, Baoldre Baarlo.
N.B. We zoudeD ook kunnen ver
klaren in de richting Oerle, Oelre,
Oeldre.
Nu van Oirlo uitgaande is ons de
uitgang lo wel geen onbekende
meer. De meesten zullen er reeds
vaak een beteekenis van gehoord
hebben, ofschoon deze toen nog
steeds niet zoo absoluut vaststaat.
De meest waarschijnlijke beteekenis
is wel een open lichte plek in het
bosch.
't Hangt dan samen met 't La-
gansche vlakte tot aan de beek en
de dennen overzien.
Alles wat de ruimte tusschen de
beek en de dennen door moest,
kon zich voor hun rondzienden
blik niet verbergen.
Terwijl de jagers na de morgen
wandeling zich een uurtje rust
gunnen, kunnen wij de gelegen
heid aangrijpen hun voorkomen
wat nader le beschrijven.
Kleeding en uitrusting deden bij
den eersten oogopslag den bosch
wachter kennen en schenen voor
een geheel leven in het bosch
dienst te kunnen doen. De grijze
jas verschilde weinig van de kleur
der boomen en schutte tegen weer
en wind een groene kraag en
groene omslag duidden den jager
aan. De groote knoopen aan de jas
vertoonden allerlei soort van jacht-
dieren en het wapen der grafelijke
familie wie de uitgestrekte bos-
schen toebehoorden. De sterke,
met nagels beslagen jachtschoenen
waren nat van den dauw. Behalve
hun buksen droegen beiden nog
een lederen halster of tasch als
bergplaats voor munitie, ontbijt en
hartsterkingeen stevig jachtmes
met hoornen hecht stak daarneven.
Een stok met hertshoornen greep
en ijzeren beslag kan tot een vast
steunpunt en goed wapen dienen.
De ouds e van deze twee was
de houtvester Buchholz uit het
naburige dorp Hannelhal. Het was
een krachtige figuur, lang en
rechtop, vol en krachtig als de
eiken des wouds. Menige storm
was over hem heengegaan in de
zestig jar»-n, die hij doorleefd had,
zonder zijn sterk lichaam te buigen
Bijna zijn geheel leven had hij in
het bosch doorgebracht. Den
vroolijken zangers des wouds, der
murmelende beek, den vluggen
wind had hij vroolijken levenslust
en opgewekten zm afgeluisterd;
in de eenzaamheid van hel stille
bosch, tusschen die hooge beuken
en knoestige eiken had hij zich
een vastberaden karakter, een
ijzeren taaiheid van wil en ruwe
natuurlijkheid eigengemaakt. Een
zware baard, rood en wit gespikkeld
omlijstte zijn door de zon ver
weerd gelaat; een groene hoed
met vederen en een hertenbaard
versierd, bedekt het geheel ver
grijsde hoofdhaaruit al zijne
trekken sprak een krachtige en
gezonde natuur en ongeveinsde
goedhartigheidhel zwarte oog
spatte vuur en leven.
Zijn metgezel was een jonge
man die de grens der dertig nog
niet overschreden had. Hetmilitaire
voorkomen, dat wil zeggen, de
gekrulde moustache, het kort af
geknipte haar met de onontbeer
lijke lokken om de slapen, boven
alles de soldatenmuts en soldaten-
houding gaven bij den eersten
oogslag te kennen, dat hij den
soldatenrok nog niet lang had
uitgetrokken.
Hij was geen Hannethaler van
geboorte. Zijn vader was een
Sileziër van de Boheemsc'e gren
zen, genaamd Kamper. Toen de