Tweed© Blad van „PEEL M MAAS"
Goudkorrels.
In twee werelddeelen
FEUILLETON
Mgr. Groumans
Apostolisch Prefect
van Bandoeng.
Zaterdag 11 Juni 1932
Drie en vijftigste Jaargang No. 24
Een duur geloof
Dat is 'c Roomsch Katholieke ge
loof „Nou. óf 't" hoor ik
menigeen al met de lippen smakken.
En dan stormen ze eventjes uit den
hoek met 'n heele lange lijst van
vraag en aanbod op gebied van lief
dadigheid....
„Den heelen dag kan je met je
portemonnaie in je hand staan. Als
je 'm 's morgens vol doet is ie
's avonds leeg. Hoezoo!? Wel, in
den vroegen ochtend begint t met
plaatsengeld, het „zakje en de gast
huispenning Om half tien komt n
mannetje van 't armenkantoor n slag
slaan om elf uur staat er 'n Patro
naatsjongen met 'n pcikkaart aan je
deur te jengelen om één uur een
pauselijk afgezant voor oud papier,
(enfin 1 dat is nou niet zoo heel erg!)
om half drie een lid van de H.
Familie, om vier uur een taaie zelatrice
met almanakken of maandschriften
om zes uur een Derde-Ordeling om
contributie, om half zeven een lid
van de Reddingsbrigade om je 'n
program van 'n liefdadigheids-uit
voering aan te smeren. Om zeven
uurenfin zóó gaat 't al maar
door tot 's avonds heel laat, om nu
nog niet eens te spreken van zoo
veel andere liefdadige-instelling-ver
tegenwoordigers. die elkander op 't
zelfde uur op je stoep verdringen,
vechtend om 'n leeuwenaandeel in
de geld-distributie
't Zal misschien 'n heele opluch
ting geven, als we meteen de op
merking maken, dat al degenen, die
zoo precies 't uur weten waarop ze
iets voor de goede zaak moeten
schokken, juist op dat uur maken,
dat ze niet thuis zijn ook al zijn
ze met ziel en lichaam tóch thuis!....
De lezer bespare mij verder de
moeite om stuk voor stuk die
flauwe praatjes te niet te doen en
dan haarfijn te bewijzen dat een
duur geloof, in dezen zin genomen,
eén volzinnetje vol onzinnetje is.
Ieder weldenkend mensch weet
toch wel in hoeverre men tot
„geven" verplicht is.
Wie weinig heeft, van hem wordt
zeker nooit meer dan 't weduw pen
ningske gevraagd. Maar wie er
altijd den mond vol van hebben,
dat 't Roomsche geloof een duur
geloof is, dat zf)n juist de slaplen-
dige katholieken, die niet weten of
niet willen weten, hoe zij volgens 't
Evangelie moeten handelen wanneer
ze met aardsche goederen gezegend
zijn.
't Zijn de gouden-kalfaanbidders,
die 't geld als laatste doel stellen.
Ze vergeten zoo jammerlijk, dat
zij slechts rentmeester zijn van de
talenten en dat het geld niets meer
of minder is dan mest. (Excuseer de
uitdrukking ter wille van de beeld
spraak Zooals de mesthoop
daar achter den boer z'n woning
ligt, is ie de moeite niet waard er
naar te kijken. Waardeloos voor
den boer, neemt ie meer plaats in
en verpest ie de lucht. Maar wordt
ie ter geschikter tijd over en in den
grond "erspreid, dan is die mest
goud waard 't land wordt vet en
vruchtbaar. En als er van den mest
niets meer te vinden is, dan ligt de
zolder vol met graan. Precies zóó
wat 't geld betrefthet geld moet
den akker der samenleving bevruch
ten en elk bloembedje in den groeten
Wijngaard eischt zijn deel in die
bevruchting. Dan pas krijgt 't geld
z'n waarde. En verre van daar dat
er sprake is van verlies voor den
gever.
46
Enkele witte waterlelies waren
rood gevlekt, of hadden een rood
hart.
Het was mijn schuld niet, ik
wilde hem niet dooden, niets dan
mijn leven verweeren.
Maar heb ik hem niet dood
geschoten, des te beter, in elk
geval, schuld heb ik niet, wal
kwam ook die reus op mij aan
vliegen met een groot mes in de
hand het is hier toch een gek
land, ja een gek land is het I
Maar nu ook niet langer gewacht
hij moge zijn koningspepita be
houden en voor mijn part ook de
schatten der Kaziken, ik heb
genoeg van die prachtige goud
korrels, die er hier liggen als de
kiezelsteeneh, en voor het
rapen.
Want hij zocht naar sporen van
Indianen hij vond er geen en hij
begon te denken, dat de aderen
even als de reus volleerde sprin
gers en koordendansers waren,
die van den oenen steen naar
den anderen wipten als een veer
en zoo goed als geen sporen
achterlaten.
Hij wist ook, dat eene Indiaan-
Integend» el bij wint er mee en
veel Want wat wij geven aan
kerk, aan armen enz. is geleend van
Hem, Die alles met 100 0'° en nog
meer teruggeeft de vruchten blijven
in eeuwigheid 1Doch al lang ge
noeg doorgedraafd op 'n terrein, dat
wij maar ampertjes wilden betreden.
Een duur geloofJa, dat is 't
Roomsch geloof inderdaad. Waar
om zijn er zoon macht op-'t-kant-
je af-katholieken, die zoo op d'r
slofjes de tien geboden naleven
Waarom dolen er duizenden rond,
die met geweld uit den waren
schaapstal zijn losgebroken en voor
goed met het geloof hunner vaderen
gebroken hebben
Waarom zijn er zoo machtig veel
Judassen, die met driftigen zwaard
slag aanvallend optreden tegen God
en de Kerk. die met dolle koppen
d'r nagels bot en stomp krabbelen
op de granieten steenrots
Waarom 1
Omdat 't Roomsch geloof te duur
is naar hun zin, omdat 't hun teveel
kost om Roomsche daadmannen te
zijn, omdat zij in de Kerk de woe
kerplant niet vinden, die op den
omgewoelden grond der moderne
beschaving aardt, n.l. vrijheid in de
felste kleur en schrilsten vorm.
Een duur geloof
Ja, dat is 't Roomsch geloof, om
dat het den mensch zijn vrijheid kost.
De vrijheid over onze zinnen moeten
wij prijsgeven om de hoogere vrij
heid des geestes te bemachtigen of
om met Sint Paulus te spreken
„Die aan Christus toebehooren,
kruisigen hun vleesch en lusten."
(Gal. V 24),
Kastijden, dooden, kruisigen! Is 't
niet hard, kost 't niet ontzettend
veel aan 't menschelijk hart, „wiens
gedachten en neigingen van jongsaf
ten kwade zijn geneigd", in wiens
brooze natuur de lage lusten liggen
ingeboren Het kan er zoo woelen
en stormen in ons binnenste-bicnenste,
de brand der heftigste passie kan
zoo fel en hevig oplaaien, in den
strijd tegen 't vleesch kunnen de
zinnelijke lusten den wil zoo treite
rend aftobben en verduwen Eo om
dan pal te staan, wanneer de fluweelen
zonde de deugd in valsche omhelzing
wil versmoren, om dao tegen de
dartele natuur in te druischen met 'n
beslist„ik wil niet I" O dat kost
geweldig veel, dat veronderstelt 'n
nederige ziel, die bewust van eigen
zwakheid, hijgt naar Gods genade
in den heeten strijd.
'n Nederige ziel War.t ook de
hoovaardij des levens is een sta-in-
den-weg om degelijk Roomsch te
zijn. om uit 't geloof te leven. Zich
zeiven erloochenen, zich zelf weg
denken, zijn eigen „ik" op zij schuiven
in alles en voor allen, dat is hard
^oor den van nature hoogmoedigen
mensch. En toch, het Roomsche
geloof eischt ook dit reuzenoffer
„Laat nooit den hoogmoed heerschen
in uw gedachten of woorden (Tob
IV 14). Daarom zijn er helaas zoo-
velen, die 't offer hunner lusten en
luimen te zwaar en het geloof, dat
die offers noodwendig vraagt, te
duur vinden daarom hebben ze hun
natuur uit den band laten springen
en rollen en dollen ze droevig door
't leven, van de schoolbank naar 't
graf, zonder deugd, zonder God of
gebod, zonder wezenlijk ideaal Een
leven als van afgejaagd wild!...
Een duur geloof!.
Ja, dat is 't Roomsche geloof, om
dat het den mensch ook de begeer
lijkheid der oogen ten strengste
verbiedt. Door de oogen immers
komt de zonde in 't hart. De mensch
klampt zich zoo graag aan 't stoffe
lijke, ziet zich zoo gaarne steke-blind
al wat maar schittert, haakt er
zoo naar om alles te zien en te lezen,
vooral waar 'tM' verboden vruchten
geldt. Het verbodene immers aait zijne
sche specualiteil der Roodhuiden
is, spoorloos op eens op te duiken
en spoorloos teverdwijnen, zoo
als ze gekomen zijn en dan
is het alsof zij er niet geweeest
waren.
Steeds rondziende en op zijn
hoede, daalde hij naar beneden
en stond weldra voor de
kleine hopen goudkorrels hel
zuiverste goud.
Kitty's en Sam Dinddy's goud
deed hij bijeen glimlachend in
zich zeiven, zij waren immers
toch ook getrouwd.
Toen vulde hij den eenen zak
en zijn eigen meegebrachten vol,
met de weergaloos zuivere en
glanzende korrels en legde ze
zich om het lijf en op den rug,
dat hij gemakkelijker een grooten
last dragen kon.
Met moeite kon hij zich hel
rapen beperken. Maar hij deed
het toch en bij de laalste greep
heette het, dat is voor den Senor
van San José.
Toen klauterde hij zwaar bela
den langzaam naar boven en
sloop weer tot onder de bedekking
der hoornen.
Zijn ha»*t bonsde hoorbaar zoo
lang hij dit stout stuk volvoerde.
Maar niets verried de tegen
woordigheid van menschen,
en voor de booze geesten van de
plaats had bij geen angst of zorg.
Langzaam herkreeg hij zijn
gewone kalmte en maakte zich
voor zijn reis gereed.
lusten, terwijl 't geloof bem leert
zijn lusten te kruisigen. Maar dat
kost weer machtig veel aan de
menschelijke natuur, dan moet ie den
tol zijner vrijheid weer betalen, en
dat is voor den halven Roomsche
veel te veel, te duur Dan zou hij
dit mogen lezen en dat niet Alsof
ie nog maar 'n kind was. Hij zou
zijn naam moeten laten schrappen als
lid van 'n allegaartjes-boekerij, waar
ie voor 'n paar centen per week
boeken te kies en te keur kan krij
gen Daar kan ie zich niet mee
vereenigen, het geloof is hem hierin
te duur en... liever verkwanzelt ie
deugd en geloof voor 'n beetje
ziekelijk genot, dat ie opslurpt uit
vieze riool-litteratuur.
Ah hoeveel jongelingen en
jongedoebters vinden een tragische
zieledood in die verleidelijke lees
zalen, „de pioniers der volksbescha
ving", die wel eens den naam krijgen
van apotheken tegen verveling, maar
in waarheid apotheken vol vergif
zijn. Roman na roman wordt ver
slonden, in den trein, op de tram,
op atelier en kantoor. En dan wat
voor romansDeeen al duffer en
vunziger dan de ander romans met
helden, die aan melancholie lijden
en aan leverziekte, romans met de
dunsle figuren uit de ontmergde
maatschappij, romans met vijftien
moorden en evenveel huwelijken, in
één woord mestvaalten van por
nografie of vuil-geschrijf, mestvaal
ten, die den luchten jongeling tegen-
walmen uit de hooge boekenrekken
van „algemeene" bibliotheken, die
hem tegendampen ook van achter
winkelruit en boekenstalletje
En om nu voor hem 't gevaar
eener harde knechtschap van Satan
te ondervangen, legt de Kerk zijn
vrijheid in dezen aan banden. O
wat is 't geloof toch duur voor
zwak- en onwilligen
Een duur geloof!.... Ja, dat is 't
Roomsch geloof, óók op zooveel
ander gebied nog. Was 't niet zoo
duur, de wereld met haar weten-
schappelijken afkeer van den God
der Christenen zou één bonk katho
liek zijn, alle ongeloof zou als 'n
zeepbel uit elkaar spatten. Want
ook de grootste godloochenaar is
bereid het meest ongerijmde en on
mogelijke aan te nemeu op ééne
conditieals 't maar niets kost
Maar, omgekeerd, een persoon
lijken God erkennen, een God die
niet als 'n Chineesche Boedha met
bewusteloozen blik naar den grond
ziet, maar rekenschap vraagt aan 't
maaksel zijner Handen, een God,
Die met zijn geboden voor den dag
komt waar geen letter op af te pin
gelen valt „dat zult ge doen en
dat zult ge laten"....,... dat kost den
man van de wereld z'n onafhanke
lijkheid, de eigenmachtige beschik
king over zijn daden. En daar past
bij voor, dat is 'm te duur En
daarmee afgeloopen
Een duur geloofJa, dat is
en blijft 't Roomsch geloof voor
allen, die de zonde willen, voor
allen; die slaven zijn van hun hoog
moed en zinnelijkheid. Dat immers
zijn de groote obstacles voor de
meeste zondaars. Want neemt eens
even de volgende „indiens" aan en
de zondige wereld zal als één man
optrekken naar Rome, waar zij zich
nu met geweld van loswringen on
der de zinnelooze leuze „los van
Rome"; beminnen zullen ze dan den
katholieken godsdienst, dien zij nu
met den haat der goddeloozen haten
als 'n hoogst besmettelijke ziekte
Indien de tien geboden één voor
één geschrapt of verzacht werden
indien de acht zaligheden naar wil
lekeur mochten nageleefd; indien de
biechtstoel voor goed werd gesloopt
indien de hel alleen als 'n imponee
rend bangmakerijtje voor Kinderen
waarde had en indien de christelijke
kruisweg omgeschapen werd in 'n
bloeienden bongerd, o wat zou 't
geloof dan toch spotgoedkoop zijn,
maar óókhoe hoogst onsolied
om het doel te bereiken, dat daar
schittert aan de eindpaal van ons
levende eewige gelukzaligheid.
Ons geloof is duur, het kost ons
noodwendig offers, ontzettend zware
offers, want „het rijk der hemelen
lijdt geweld en alleen zij. die geweld
gebruiken, nemen het in." A'leen
zij, die geweld en rumoerigen strijd
voeren tegen den duivel, de wereld
en 't vleesch
Niet lang bedacht hij zich.
Hij was op den oever van den
San Sacramento, waaraan hooger
in de bergen de haciënda van
San José moest gelegen zijn.
Daar wilde hij heen en de
gastvrijheid vragen van den Senor.
Maar welke weg zou daarheen
voeren, dal was kunst te weten.
Zoo als vele menschen die jaren
in de vrije natuur hebben door
gebracht wist hij zich te richten
naar den loop en den stand der
zon.
Zoo ook thans.
Hij hoopte echter ook een der
woudplan ten te vinden die zich
op de grilligste wijze onder het
dichte loofdak der bosschen slin
gerden om zoo gemakkelijk de
richting naar de hacienda te
volgen.
Met moeite kwam hij vooruit,
zwaar beladen zooals hij was en
niet dan met het hakmes lukte
het hem hier en daar zich een
doortocht te banen.
Daar zag hij een lichtschemer
door Be verwarde laurierranken,
die hem overal den weg versper
den.
Het was toen zoowat^es uur
Het was een woudpad ging
rechts in voor hem op, een ge
baande weg.
Een zucht van verlossing ont
snapte aan zijn borst, hij veegde
het zweet af, dat langs zijn ge
zicht gutste en sloeg met nieuwen
moed de aangegeven, richting in.
Een rjjk gezegend Missiegebied.
Voor de paters Kruisheeren heeft
dit jaar wel een zeer bijzondere be
teekenis.
Bandoeng het centrum van hun
Javaansch Missiegebied dat voor
enkele maanden terug nog het eerste
Lustrum vierde, zal thaDS binnenkort
haar Apostolische Prefect mogen
begroeten in den persoon van Pater
Goumans uit Venray, die tot dit
hooge ambt geroepen werd.
Het was in Februari juist vijf
jaren geleden dat ook de kruisheeren
gevraagd werden deel te nemen aan
het Missiewerk in onze Oost. Wel
werd hun reeds een bepaald gebied
als Missieve d aangewezen, maar dit
bleef voorloopig deel uitmaken van
het Apostolisch Vicariaat van Bata
via. Dit jaar echter werd door een
besluit van Rome hun gebied geheel
van het Apostolisch Vicariaat van
Batavia afgescheiden en tot een af
zonderlijk, zelfstandige Prefectuur
verheven.
De Apostolische Prefectuur van
Bandoeng ontleent haar naam aan
de hoofdstad der Preangerregent-
schappen, Bandoeng, dat tot heden
toe ook het voornaamste centrum is
van den arbeid der Kruisheeren
missionarissen. De nieuwe Prefectuur
omvat de residenties Krawang,
Midden-Preanger, Oost-Preanger,
Indramajoe en Cheribon. Volgens de
volkstelling van 1930 telt ze ruim 6
en 'n half miliioen inwoners, waar
onder 31.000 Europeanen.
De oprichting van de Apostolische
Prefecteur viel juist samen met het
eerste lustrum van de Java missie
der Kruisheeren.
Februari de feestinuand.
In Februari voor vijf jaar, het
was 9 Februari 1927, kwamen in
Bandoeng de eerste Kruisheeren aan
de Paters J. Goumans (Superior),
M. Nelissen en J. de Rooy. Men
wist haast niet, wat men 't meest
moest vieren veertig jaren, dat de
pastoor in Bandoeng kwam vijf en
twintig, dat Bandoeng statie werd,
een vasten pastoor kreeg, en zijn
kerkjetien, dat de ruime, hooge
Sint Pieter werd ingewijd vijf, de
eerste vijf, dat de Kruisheeren hun
gebied, met Bandoeng als hoofdplaats
betreden en bewerkt.
Laten we slechts stilstaan bij de
voornaamste gebeurtenissen van de
laatste vijf jaren, van de eerste
vijf jaren der Kruisheeren.
De Ursulinen reeds meer dan 25
jaien in Bandoeng werkzaam open
den in Juli 1927 een nieuwe school,
de St. Ursula-kweekschoolin 1930
bouwden ze en openden een
hollandsch-inlandsche school voor
meisjes, op het groote terrein van de
Maria-schoolin 1931 namen zij de
weesmeisjes over van de Camillus-
stichting en brachten deze voorloopig
onder in de vrije lokalen der Maria-
school. Ze begonnen bovendien een
Weldra vond hij den eersten
rio, een smal beekje, dat zijn pad
kruiste.
Verder! Verder!
Daar is het tweede.
Het is breeder dan het eerste,
maar toch gemakkelijk te over
stappen.
Een half uur lang nog volgde
hij het pad.
Het werd duister onder de hoo
rnen, maar buiten deboomen
moest het nog helder dag zijn.
Hij versnelde zijne schreden.
Het kwam hem voor dat men hem
achterna zat, een onbegrijpe
lijke angst maakte zich van hem
meester.
Zijn borst ging hijgend op en
af, het zweet dreef bij stroomen
langs het verweerde gelaat.
Gelukkig, daar is het einde van
het woud, en het pad ging bijna
rechtstreeks in de richting der
haciënda.
Steeds sneller werd zijn gang,
hij kon bijna niet meer. elk
oogenblik zag hij rond naar alle
zijden, maar wat vreesde hij toch,
de Indianen konden weerkomen,
dat is waar, maar hij hoorde
of zag toch niets.
Opeens hoorde hij een ritselen
in het struikgewas hij werd
ijskoud, maar met een laalste
krachtsinspanning ging hel vooruit.
Waar toch die haciënda zijn
zou zij kon toch niet veraf zijn
Een hond slaat aan, hij hoorde
het, vooruitvooruit i het leven
weefschool voor inlandsche meisjes. September 1931 ook katholieke radio-
De Zusters van Borromeus breid- uitzending geworden, de St. Pieter
den de werkzaamheden uit en kregen werd aangesloten, zoodat de kerk-
voortdurend méér gebouwen, vooral
te noemende driebouw van 't
Sint-jozef-paviljoen.
Een tweede R.K. Jongenschool,
„de Sint Augustinus", weid dcor
Pastoor Goumans opgericht en ge
bouwd. en telt reeds 170 leerlingen.
Bandoeng kreeg in 1929 een
tweede kerk „van het H. Kruis",
zoowel Pater Goumans als
oprichter als Pater van den Boer als
eerste pastoor, zich bijzonder ver
dienstelijk hebben gemaakt. De
Maria-school en de Augustious-
school omringden deze nieuwe kerk,
zoodat meteen als een tweede paro
chie van Bandoeng volledig stond
uitgebouwd. Daar ontbrak nog maar
een pastorie en een parochie-zaal
ook deze staan nu gebouwd bij
de kerk, splinternieuw, September
1931.
Kerstmis 1930 kreeg Tasikmalaja
een kerkbestuur en dit wierf zich
een ruim eigendom aan, waarop in
Februari 1931 eene noodkerk werd
ingericht.
In Met 1931 kreeg Garoet een
kerkbestuur en dit wierf zich een
groot eigendom aan, naast de kerk
gelegen, en zeer geschikt en ge
reed voor een school.
Tjitjalengka kreeg in die vijf jaren
voor het eerst bezoek van een Kruis
heer, en wie kon dat denken 1
kreeg (letterlijk kreeg) in 1931 eerst
een stukje grond, toen een heel fraai
kerkje, op 13 Juni 1931 plechtig
ingewijd en toegewijd aan den H.
Antonius van Padua en op 12 Juni
1931 kon de Missie der Kruisheeren
een huis aankoopen, vlak tegenover
dit kerkje in dit huis werden met
Juli de jongens van de Camillus-
stichtiog onder gebrachttevens is
daar het wachten op de opening
eener polykliniek voor de inlandsche
bevolking.
De Camillus-sticliting van
Pater Goumans.
De Camillus-stichting werd opge
richt door Pater Goumans, in 1929,
voor de opname en verzorging van
arme kinderen dit nam zoo toe, dat
de jongens en meisjes reeds in 1931,
als in twee stichtingen uiteen gingen
de meisjes bij de Zusters UrsulineD,
de jongens in Tjitjalengka.
In de primitieve gebouwen der
Camillus-stichting werd dan in Augus
tus 1931 een tehuis geopend voor
inheemsche studeerenden, waarin
aanstonds een tiental Javaansche
studenten werden opgenomen.
Dit veld van den arbeid voor de
inheemsche bevolking werd ook in
deze vijf jaren voor het eerst betre
den.
Scholen werden opgerichtin 1929
richtte Pastoor Goumans te Zandoeng
drie scholen op een schakelschool
(in 1930 stond reeds een nieuwbouw
in vijf lokalen opgebouwd) en twee
standaardscholen, Met de H.I.S., die
de Ursulinen in Bandoeng openden
1930, telde men in Juli 1931 iD
Bandoeng 650 inlandsche kinderen
in dit ODderwijs.
Daar komt Bandoeng nog 'ns
eventjes de prachtige schouwburg
zaal van de K. S. B. is het werk
der katholieken van Bandoeng in
1930Mgr. W. van Dinter, de
Magister-Generaal der Kruisheeren.
legde er den eersten steen van,
tijdens zijn verblijf voor visitatie te
Bandoeng. De grootsche katholieke
Mulo voor jongens werd onder
Broeder Overste Wilhelmus, van
Januari tot October 1931 afgebouwd
reeds in 1930 waren de Broeders
(van den H. Aloysius van Ouden
boscb) in Bandoeng gekomen en in
een huurhuis de Mulo begonnen.
Ook hier reeds een K R.O.
Het „HallohBandoeng" is in
is ermee gemoeid.
Hij voelt het, de Indianen
sluipen hem terzijde door de
struiken.
Daar is de haciëndahij ziel
dat soort ingangstoren, dien hij
het duiventil noemde.
Als zaten hem onzichtbare tij
gers op de hielen, springt hij
vooruit.
SenorSenor roep hij.
Hulp, hulpen bonst tegen de
deur, die hem oogenblikkelijk
docrliet en binnen de haciënda
bracht, terwijl een vervaarlijk
krijgsgehuil gehoord werd, tal
van pijlen afstieten op de houten
borstwering en twee geweerscho
ten knalden, die elk van een ver
vaarlijk en duivelsch gebrul ge
volgd werden.
Toen hij de .oogen opsloeg, lag
hij in een schommelstoel onder
de veranda en zijn eerste blikken
zagen in de bezorgde oogen vsn
niemand anders dan van Pedrillo.
Deze, die, toen hij zag dat
meester Dorrens weer teekenen
van leven gaf, zulk een koddig
§ezicht zette, zoo'n mond open
eed, zoo dware gebaren maakte,
dat alles met zoo absoluut onmo
gelijke sprongen en schuddingen
en grimassen begeleid, dal mees
ter Dorrens in weerwil van alles
in een schaterlach schoot, hetgeen
den bewusten heer Pedrillo tot
zulke nog nooit vertoonde en zeker
nooit te overtreffen heldendaden
in sprongen en in oefeningen
diensten der Sint Pieter van Bandoeng
sinds den eersten Zondag van Sep
tember 1931 over heel Java en Zuid-
Sumatra worden uitgezonden.
Cheribon, van waaruit katholiek
Bandoeng werd gesticht, met zijn
fraaie kerk, al ruim 50 jaren oud
(Novemoer 1880), mag wel fier zijn
op Bandoeng, dat haar zoo over het
hoofd is gegroeiden zal des te
erger gevoelen het gemis aan Zusters
voor het onderwijs, die in Cheribon
zoo bitter noodig zijn, en die nog
maar niet gevonden worden.
Daar komt Tjimahi daar wordt
ook zéér verlangend uitgezien naar
Zusters, die... nog niet komen. Maar
toch is Tjimahi er al op vooruit
gegaan. In Juli 1930 is de Pastoor
vanuit Bandoeng daar gaan wonen,
in een huurhuis, en in 1931 heeft de
Pastoor (J. de Rooy) naast de kerk
zijn pastorie gebouwd. Nu nog
Zusters
Intusschen is in Bandoeng de in
richting van katholiek kerkhof in
voorbereiding, en is een nieuwbouw
voor de meisjes der Camillus-stichtiDg
in vollen gang.
Al deze werken mogen hulde en
dank brengen aan de Pastoors, die
hier het katholieke leven hebben ge
leid en opgevoed. Zeker, vooral
hulde en dank aan de Pastoors, die
t werk hier moesten beginnen en
de moeilijkheden van het begin
hebben doorgemaakt de E.E. P.P.
Jezuieten. Maar ook hulde en dank
brengen ze aan de Pastoors, die in
de vruchten der werken van de P.P.
Jezuieten zijn gekomen aan de
Kruisheeren die het werk hebben
doorgevoerd en in deze eerste vijf
jaren met goed succes het katholieke
leven hebben opgevoerd, versterkt
en verbreed.
DE NIEUWE PREFECT.
Limburg is wel rijk gezegend in
zijn Priesters, in zijn Missionarissen
het Noord-Limburgsche Venray
is uitverkoren cm dit jaar een zeer
voorname plaats in de Missiege
schiedenis in te nemen.
Nauwelijks zijn de feestklanken
van de benoeming en wijding van
Mgr. Verriet verstorven, of thans
mag men zich weer in dankbare
stemming verheugen op de groote
eer die een harer Missionarissen te
beurt valt.
Mgr. Jacobus Hubertus Goumans
werd 19 September 1883 te Venray
geboren. Nog geen 18 jaar oud trad
hij reeds te St. Agatha in de Orde
van het H. Kruis en legde negen
jaren later zijn H. Geloften af. 22
December 1906 ontving hij de H.
Priesterwijding.
Reeds spoedig werd hij tot ver
schillende belangrijke ambten ge
roepen. Zoo was hij o.m. sub-prior
novice-meester te St. Agatha,
prior van Uden, occonomis-generalis
en defenitor der Orde.
Het vertrouwen dat „mijnheer
Goumans" als novicenmeester te St,
Agatha genoot, de vereering die
honderden oud studenten van het
college te Uden hun oud-directeur
toedragen, de sympathie die de
tegenwoordige hoofdpastoor van
Bandoeng in deze stad geniet, zijn
wel het beste bewijs van de aan-
trekkings- en vormingskracht, van
den weldadigen invloed tevens, die
van dezen waardigen priester uitgaat
op ieder, die wat nauwer met hem
in betrekking komt.
Uiterlijk lijkt deze Limburger met
zijn gerimpeld voorhoofd, zijn ern
stige oogen en zijn strak gesloten
mond, eerder wat stroef dan wel in
nemend; maar die ernstige trekken
vermilderen terstond, zoodra iemand
met vertrouwen tot hem komt. Dan
toont Pater Goumans zich direct een
met handen en voeten en hoofd
en lijf, aanleiding gaf dat mees
ter Dorrens, als een heel bekomen
mensch, zich schudde dat destoel
kraakte.
Dit scheen bijna levensgevaar
lijk Ie worden, toen opeens Pe
drillo, als van schrik verstijvende,
met een been in de lucht en
zwaaiende armen en het hoofd
bijna verloren, bleef staan, alsof
hij den duivel in persoon had
gezien, iets dat zoo ongeloofelijk
gek uitzag, dal de bewuste ver
onderstelling scheen niet waar
te kunnen zijn, toen achter hem
een sombere slem sprak Welkom,
waarde Senor, dat was de hoogste
tijd, op de haciënda van San
-José
In de Haciënda van San José.
Die woorden van den Senor
oefenden een ware tooverkracht
uit.
Zij verlosten Pedrillo uit zijn
onmogelijke positie, brachten zijn
hoofd naar voren, zijn beenen
onder zijn lichaam en zijn armen
op hun plaats.
Iels wal zij niet vermochten,
was zijn mond te sluiten, die
bleef wagenwijd openstaan, als
zoekend wien te verslinden.
Meester Dorrens wilde opstaan,
maar viel neer als. geradbraakt,
schreeuwend van de pijn.
Stil maar, Senor, kalm blij
ven. Haal wijn, Pedrillo. een