Tweed© Blad van „PEEL M MAAS" Goudkorrels. In twee werelddeelen FEUILLETON Mgr. Groumans Apostolisch Prefect van Bandoeng. Zaterdag 11 Juni 1932 Drie en vijftigste Jaargang No. 24 Een duur geloof Dat is 'c Roomsch Katholieke ge loof „Nou. óf 't" hoor ik menigeen al met de lippen smakken. En dan stormen ze eventjes uit den hoek met 'n heele lange lijst van vraag en aanbod op gebied van lief dadigheid.... „Den heelen dag kan je met je portemonnaie in je hand staan. Als je 'm 's morgens vol doet is ie 's avonds leeg. Hoezoo!? Wel, in den vroegen ochtend begint t met plaatsengeld, het „zakje en de gast huispenning Om half tien komt n mannetje van 't armenkantoor n slag slaan om elf uur staat er 'n Patro naatsjongen met 'n pcikkaart aan je deur te jengelen om één uur een pauselijk afgezant voor oud papier, (enfin 1 dat is nou niet zoo heel erg!) om half drie een lid van de H. Familie, om vier uur een taaie zelatrice met almanakken of maandschriften om zes uur een Derde-Ordeling om contributie, om half zeven een lid van de Reddingsbrigade om je 'n program van 'n liefdadigheids-uit voering aan te smeren. Om zeven uurenfin zóó gaat 't al maar door tot 's avonds heel laat, om nu nog niet eens te spreken van zoo veel andere liefdadige-instelling-ver tegenwoordigers. die elkander op 't zelfde uur op je stoep verdringen, vechtend om 'n leeuwenaandeel in de geld-distributie 't Zal misschien 'n heele opluch ting geven, als we meteen de op merking maken, dat al degenen, die zoo precies 't uur weten waarop ze iets voor de goede zaak moeten schokken, juist op dat uur maken, dat ze niet thuis zijn ook al zijn ze met ziel en lichaam tóch thuis!.... De lezer bespare mij verder de moeite om stuk voor stuk die flauwe praatjes te niet te doen en dan haarfijn te bewijzen dat een duur geloof, in dezen zin genomen, eén volzinnetje vol onzinnetje is. Ieder weldenkend mensch weet toch wel in hoeverre men tot „geven" verplicht is. Wie weinig heeft, van hem wordt zeker nooit meer dan 't weduw pen ningske gevraagd. Maar wie er altijd den mond vol van hebben, dat 't Roomsche geloof een duur geloof is, dat zf)n juist de slaplen- dige katholieken, die niet weten of niet willen weten, hoe zij volgens 't Evangelie moeten handelen wanneer ze met aardsche goederen gezegend zijn. 't Zijn de gouden-kalfaanbidders, die 't geld als laatste doel stellen. Ze vergeten zoo jammerlijk, dat zij slechts rentmeester zijn van de talenten en dat het geld niets meer of minder is dan mest. (Excuseer de uitdrukking ter wille van de beeld spraak Zooals de mesthoop daar achter den boer z'n woning ligt, is ie de moeite niet waard er naar te kijken. Waardeloos voor den boer, neemt ie meer plaats in en verpest ie de lucht. Maar wordt ie ter geschikter tijd over en in den grond "erspreid, dan is die mest goud waard 't land wordt vet en vruchtbaar. En als er van den mest niets meer te vinden is, dan ligt de zolder vol met graan. Precies zóó wat 't geld betrefthet geld moet den akker der samenleving bevruch ten en elk bloembedje in den groeten Wijngaard eischt zijn deel in die bevruchting. Dan pas krijgt 't geld z'n waarde. En verre van daar dat er sprake is van verlies voor den gever. 46 Enkele witte waterlelies waren rood gevlekt, of hadden een rood hart. Het was mijn schuld niet, ik wilde hem niet dooden, niets dan mijn leven verweeren. Maar heb ik hem niet dood geschoten, des te beter, in elk geval, schuld heb ik niet, wal kwam ook die reus op mij aan vliegen met een groot mes in de hand het is hier toch een gek land, ja een gek land is het I Maar nu ook niet langer gewacht hij moge zijn koningspepita be houden en voor mijn part ook de schatten der Kaziken, ik heb genoeg van die prachtige goud korrels, die er hier liggen als de kiezelsteeneh, en voor het rapen. Want hij zocht naar sporen van Indianen hij vond er geen en hij begon te denken, dat de aderen even als de reus volleerde sprin gers en koordendansers waren, die van den oenen steen naar den anderen wipten als een veer en zoo goed als geen sporen achterlaten. Hij wist ook, dat eene Indiaan- Integend» el bij wint er mee en veel Want wat wij geven aan kerk, aan armen enz. is geleend van Hem, Die alles met 100 0'° en nog meer teruggeeft de vruchten blijven in eeuwigheid 1Doch al lang ge noeg doorgedraafd op 'n terrein, dat wij maar ampertjes wilden betreden. Een duur geloofJa, dat is 't Roomsch geloof inderdaad. Waar om zijn er zoon macht op-'t-kant- je af-katholieken, die zoo op d'r slofjes de tien geboden naleven Waarom dolen er duizenden rond, die met geweld uit den waren schaapstal zijn losgebroken en voor goed met het geloof hunner vaderen gebroken hebben Waarom zijn er zoo machtig veel Judassen, die met driftigen zwaard slag aanvallend optreden tegen God en de Kerk. die met dolle koppen d'r nagels bot en stomp krabbelen op de granieten steenrots Waarom 1 Omdat 't Roomsch geloof te duur is naar hun zin, omdat 't hun teveel kost om Roomsche daadmannen te zijn, omdat zij in de Kerk de woe kerplant niet vinden, die op den omgewoelden grond der moderne beschaving aardt, n.l. vrijheid in de felste kleur en schrilsten vorm. Een duur geloof Ja, dat is 't Roomsch geloof, om dat het den mensch zijn vrijheid kost. De vrijheid over onze zinnen moeten wij prijsgeven om de hoogere vrij heid des geestes te bemachtigen of om met Sint Paulus te spreken „Die aan Christus toebehooren, kruisigen hun vleesch en lusten." (Gal. V 24), Kastijden, dooden, kruisigen! Is 't niet hard, kost 't niet ontzettend veel aan 't menschelijk hart, „wiens gedachten en neigingen van jongsaf ten kwade zijn geneigd", in wiens brooze natuur de lage lusten liggen ingeboren Het kan er zoo woelen en stormen in ons binnenste-bicnenste, de brand der heftigste passie kan zoo fel en hevig oplaaien, in den strijd tegen 't vleesch kunnen de zinnelijke lusten den wil zoo treite rend aftobben en verduwen Eo om dan pal te staan, wanneer de fluweelen zonde de deugd in valsche omhelzing wil versmoren, om dao tegen de dartele natuur in te druischen met 'n beslist„ik wil niet I" O dat kost geweldig veel, dat veronderstelt 'n nederige ziel, die bewust van eigen zwakheid, hijgt naar Gods genade in den heeten strijd. 'n Nederige ziel War.t ook de hoovaardij des levens is een sta-in- den-weg om degelijk Roomsch te zijn. om uit 't geloof te leven. Zich zeiven erloochenen, zich zelf weg denken, zijn eigen „ik" op zij schuiven in alles en voor allen, dat is hard ^oor den van nature hoogmoedigen mensch. En toch, het Roomsche geloof eischt ook dit reuzenoffer „Laat nooit den hoogmoed heerschen in uw gedachten of woorden (Tob IV 14). Daarom zijn er helaas zoo- velen, die 't offer hunner lusten en luimen te zwaar en het geloof, dat die offers noodwendig vraagt, te duur vinden daarom hebben ze hun natuur uit den band laten springen en rollen en dollen ze droevig door 't leven, van de schoolbank naar 't graf, zonder deugd, zonder God of gebod, zonder wezenlijk ideaal Een leven als van afgejaagd wild!... Een duur geloof!. Ja, dat is 't Roomsche geloof, om dat het den mensch ook de begeer lijkheid der oogen ten strengste verbiedt. Door de oogen immers komt de zonde in 't hart. De mensch klampt zich zoo graag aan 't stoffe lijke, ziet zich zoo gaarne steke-blind al wat maar schittert, haakt er zoo naar om alles te zien en te lezen, vooral waar 'tM' verboden vruchten geldt. Het verbodene immers aait zijne sche specualiteil der Roodhuiden is, spoorloos op eens op te duiken en spoorloos teverdwijnen, zoo als ze gekomen zijn en dan is het alsof zij er niet geweeest waren. Steeds rondziende en op zijn hoede, daalde hij naar beneden en stond weldra voor de kleine hopen goudkorrels hel zuiverste goud. Kitty's en Sam Dinddy's goud deed hij bijeen glimlachend in zich zeiven, zij waren immers toch ook getrouwd. Toen vulde hij den eenen zak en zijn eigen meegebrachten vol, met de weergaloos zuivere en glanzende korrels en legde ze zich om het lijf en op den rug, dat hij gemakkelijker een grooten last dragen kon. Met moeite kon hij zich hel rapen beperken. Maar hij deed het toch en bij de laalste greep heette het, dat is voor den Senor van San José. Toen klauterde hij zwaar bela den langzaam naar boven en sloop weer tot onder de bedekking der hoornen. Zijn ha»*t bonsde hoorbaar zoo lang hij dit stout stuk volvoerde. Maar niets verried de tegen woordigheid van menschen, en voor de booze geesten van de plaats had bij geen angst of zorg. Langzaam herkreeg hij zijn gewone kalmte en maakte zich voor zijn reis gereed. lusten, terwijl 't geloof bem leert zijn lusten te kruisigen. Maar dat kost weer machtig veel aan de menschelijke natuur, dan moet ie den tol zijner vrijheid weer betalen, en dat is voor den halven Roomsche veel te veel, te duur Dan zou hij dit mogen lezen en dat niet Alsof ie nog maar 'n kind was. Hij zou zijn naam moeten laten schrappen als lid van 'n allegaartjes-boekerij, waar ie voor 'n paar centen per week boeken te kies en te keur kan krij gen Daar kan ie zich niet mee vereenigen, het geloof is hem hierin te duur en... liever verkwanzelt ie deugd en geloof voor 'n beetje ziekelijk genot, dat ie opslurpt uit vieze riool-litteratuur. Ah hoeveel jongelingen en jongedoebters vinden een tragische zieledood in die verleidelijke lees zalen, „de pioniers der volksbescha ving", die wel eens den naam krijgen van apotheken tegen verveling, maar in waarheid apotheken vol vergif zijn. Roman na roman wordt ver slonden, in den trein, op de tram, op atelier en kantoor. En dan wat voor romansDeeen al duffer en vunziger dan de ander romans met helden, die aan melancholie lijden en aan leverziekte, romans met de dunsle figuren uit de ontmergde maatschappij, romans met vijftien moorden en evenveel huwelijken, in één woord mestvaalten van por nografie of vuil-geschrijf, mestvaal ten, die den luchten jongeling tegen- walmen uit de hooge boekenrekken van „algemeene" bibliotheken, die hem tegendampen ook van achter winkelruit en boekenstalletje En om nu voor hem 't gevaar eener harde knechtschap van Satan te ondervangen, legt de Kerk zijn vrijheid in dezen aan banden. O wat is 't geloof toch duur voor zwak- en onwilligen Een duur geloof!.... Ja, dat is 't Roomsch geloof, óók op zooveel ander gebied nog. Was 't niet zoo duur, de wereld met haar weten- schappelijken afkeer van den God der Christenen zou één bonk katho liek zijn, alle ongeloof zou als 'n zeepbel uit elkaar spatten. Want ook de grootste godloochenaar is bereid het meest ongerijmde en on mogelijke aan te nemeu op ééne conditieals 't maar niets kost Maar, omgekeerd, een persoon lijken God erkennen, een God die niet als 'n Chineesche Boedha met bewusteloozen blik naar den grond ziet, maar rekenschap vraagt aan 't maaksel zijner Handen, een God, Die met zijn geboden voor den dag komt waar geen letter op af te pin gelen valt „dat zult ge doen en dat zult ge laten"....,... dat kost den man van de wereld z'n onafhanke lijkheid, de eigenmachtige beschik king over zijn daden. En daar past bij voor, dat is 'm te duur En daarmee afgeloopen Een duur geloofJa, dat is en blijft 't Roomsch geloof voor allen, die de zonde willen, voor allen; die slaven zijn van hun hoog moed en zinnelijkheid. Dat immers zijn de groote obstacles voor de meeste zondaars. Want neemt eens even de volgende „indiens" aan en de zondige wereld zal als één man optrekken naar Rome, waar zij zich nu met geweld van loswringen on der de zinnelooze leuze „los van Rome"; beminnen zullen ze dan den katholieken godsdienst, dien zij nu met den haat der goddeloozen haten als 'n hoogst besmettelijke ziekte Indien de tien geboden één voor één geschrapt of verzacht werden indien de acht zaligheden naar wil lekeur mochten nageleefd; indien de biechtstoel voor goed werd gesloopt indien de hel alleen als 'n imponee rend bangmakerijtje voor Kinderen waarde had en indien de christelijke kruisweg omgeschapen werd in 'n bloeienden bongerd, o wat zou 't geloof dan toch spotgoedkoop zijn, maar óókhoe hoogst onsolied om het doel te bereiken, dat daar schittert aan de eindpaal van ons levende eewige gelukzaligheid. Ons geloof is duur, het kost ons noodwendig offers, ontzettend zware offers, want „het rijk der hemelen lijdt geweld en alleen zij. die geweld gebruiken, nemen het in." A'leen zij, die geweld en rumoerigen strijd voeren tegen den duivel, de wereld en 't vleesch Niet lang bedacht hij zich. Hij was op den oever van den San Sacramento, waaraan hooger in de bergen de haciënda van San José moest gelegen zijn. Daar wilde hij heen en de gastvrijheid vragen van den Senor. Maar welke weg zou daarheen voeren, dal was kunst te weten. Zoo als vele menschen die jaren in de vrije natuur hebben door gebracht wist hij zich te richten naar den loop en den stand der zon. Zoo ook thans. Hij hoopte echter ook een der woudplan ten te vinden die zich op de grilligste wijze onder het dichte loofdak der bosschen slin gerden om zoo gemakkelijk de richting naar de hacienda te volgen. Met moeite kwam hij vooruit, zwaar beladen zooals hij was en niet dan met het hakmes lukte het hem hier en daar zich een doortocht te banen. Daar zag hij een lichtschemer door Be verwarde laurierranken, die hem overal den weg versper den. Het was toen zoowat^es uur Het was een woudpad ging rechts in voor hem op, een ge baande weg. Een zucht van verlossing ont snapte aan zijn borst, hij veegde het zweet af, dat langs zijn ge zicht gutste en sloeg met nieuwen moed de aangegeven, richting in. Een rjjk gezegend Missiegebied. Voor de paters Kruisheeren heeft dit jaar wel een zeer bijzondere be teekenis. Bandoeng het centrum van hun Javaansch Missiegebied dat voor enkele maanden terug nog het eerste Lustrum vierde, zal thaDS binnenkort haar Apostolische Prefect mogen begroeten in den persoon van Pater Goumans uit Venray, die tot dit hooge ambt geroepen werd. Het was in Februari juist vijf jaren geleden dat ook de kruisheeren gevraagd werden deel te nemen aan het Missiewerk in onze Oost. Wel werd hun reeds een bepaald gebied als Missieve d aangewezen, maar dit bleef voorloopig deel uitmaken van het Apostolisch Vicariaat van Bata via. Dit jaar echter werd door een besluit van Rome hun gebied geheel van het Apostolisch Vicariaat van Batavia afgescheiden en tot een af zonderlijk, zelfstandige Prefectuur verheven. De Apostolische Prefectuur van Bandoeng ontleent haar naam aan de hoofdstad der Preangerregent- schappen, Bandoeng, dat tot heden toe ook het voornaamste centrum is van den arbeid der Kruisheeren missionarissen. De nieuwe Prefectuur omvat de residenties Krawang, Midden-Preanger, Oost-Preanger, Indramajoe en Cheribon. Volgens de volkstelling van 1930 telt ze ruim 6 en 'n half miliioen inwoners, waar onder 31.000 Europeanen. De oprichting van de Apostolische Prefecteur viel juist samen met het eerste lustrum van de Java missie der Kruisheeren. Februari de feestinuand. In Februari voor vijf jaar, het was 9 Februari 1927, kwamen in Bandoeng de eerste Kruisheeren aan de Paters J. Goumans (Superior), M. Nelissen en J. de Rooy. Men wist haast niet, wat men 't meest moest vieren veertig jaren, dat de pastoor in Bandoeng kwam vijf en twintig, dat Bandoeng statie werd, een vasten pastoor kreeg, en zijn kerkjetien, dat de ruime, hooge Sint Pieter werd ingewijd vijf, de eerste vijf, dat de Kruisheeren hun gebied, met Bandoeng als hoofdplaats betreden en bewerkt. Laten we slechts stilstaan bij de voornaamste gebeurtenissen van de laatste vijf jaren, van de eerste vijf jaren der Kruisheeren. De Ursulinen reeds meer dan 25 jaien in Bandoeng werkzaam open den in Juli 1927 een nieuwe school, de St. Ursula-kweekschoolin 1930 bouwden ze en openden een hollandsch-inlandsche school voor meisjes, op het groote terrein van de Maria-schoolin 1931 namen zij de weesmeisjes over van de Camillus- stichting en brachten deze voorloopig onder in de vrije lokalen der Maria- school. Ze begonnen bovendien een Weldra vond hij den eersten rio, een smal beekje, dat zijn pad kruiste. Verder! Verder! Daar is het tweede. Het is breeder dan het eerste, maar toch gemakkelijk te over stappen. Een half uur lang nog volgde hij het pad. Het werd duister onder de hoo rnen, maar buiten deboomen moest het nog helder dag zijn. Hij versnelde zijne schreden. Het kwam hem voor dat men hem achterna zat, een onbegrijpe lijke angst maakte zich van hem meester. Zijn borst ging hijgend op en af, het zweet dreef bij stroomen langs het verweerde gelaat. Gelukkig, daar is het einde van het woud, en het pad ging bijna rechtstreeks in de richting der haciënda. Steeds sneller werd zijn gang, hij kon bijna niet meer. elk oogenblik zag hij rond naar alle zijden, maar wat vreesde hij toch, de Indianen konden weerkomen, dat is waar, maar hij hoorde of zag toch niets. Opeens hoorde hij een ritselen in het struikgewas hij werd ijskoud, maar met een laalste krachtsinspanning ging hel vooruit. Waar toch die haciënda zijn zou zij kon toch niet veraf zijn Een hond slaat aan, hij hoorde het, vooruitvooruit i het leven weefschool voor inlandsche meisjes. September 1931 ook katholieke radio- De Zusters van Borromeus breid- uitzending geworden, de St. Pieter den de werkzaamheden uit en kregen werd aangesloten, zoodat de kerk- voortdurend méér gebouwen, vooral te noemende driebouw van 't Sint-jozef-paviljoen. Een tweede R.K. Jongenschool, „de Sint Augustinus", weid dcor Pastoor Goumans opgericht en ge bouwd. en telt reeds 170 leerlingen. Bandoeng kreeg in 1929 een tweede kerk „van het H. Kruis", zoowel Pater Goumans als oprichter als Pater van den Boer als eerste pastoor, zich bijzonder ver dienstelijk hebben gemaakt. De Maria-school en de Augustious- school omringden deze nieuwe kerk, zoodat meteen als een tweede paro chie van Bandoeng volledig stond uitgebouwd. Daar ontbrak nog maar een pastorie en een parochie-zaal ook deze staan nu gebouwd bij de kerk, splinternieuw, September 1931. Kerstmis 1930 kreeg Tasikmalaja een kerkbestuur en dit wierf zich een ruim eigendom aan, waarop in Februari 1931 eene noodkerk werd ingericht. In Met 1931 kreeg Garoet een kerkbestuur en dit wierf zich een groot eigendom aan, naast de kerk gelegen, en zeer geschikt en ge reed voor een school. Tjitjalengka kreeg in die vijf jaren voor het eerst bezoek van een Kruis heer, en wie kon dat denken 1 kreeg (letterlijk kreeg) in 1931 eerst een stukje grond, toen een heel fraai kerkje, op 13 Juni 1931 plechtig ingewijd en toegewijd aan den H. Antonius van Padua en op 12 Juni 1931 kon de Missie der Kruisheeren een huis aankoopen, vlak tegenover dit kerkje in dit huis werden met Juli de jongens van de Camillus- stichtiog onder gebrachttevens is daar het wachten op de opening eener polykliniek voor de inlandsche bevolking. De Camillus-sticliting van Pater Goumans. De Camillus-stichting werd opge richt door Pater Goumans, in 1929, voor de opname en verzorging van arme kinderen dit nam zoo toe, dat de jongens en meisjes reeds in 1931, als in twee stichtingen uiteen gingen de meisjes bij de Zusters UrsulineD, de jongens in Tjitjalengka. In de primitieve gebouwen der Camillus-stichting werd dan in Augus tus 1931 een tehuis geopend voor inheemsche studeerenden, waarin aanstonds een tiental Javaansche studenten werden opgenomen. Dit veld van den arbeid voor de inheemsche bevolking werd ook in deze vijf jaren voor het eerst betre den. Scholen werden opgerichtin 1929 richtte Pastoor Goumans te Zandoeng drie scholen op een schakelschool (in 1930 stond reeds een nieuwbouw in vijf lokalen opgebouwd) en twee standaardscholen, Met de H.I.S., die de Ursulinen in Bandoeng openden 1930, telde men in Juli 1931 iD Bandoeng 650 inlandsche kinderen in dit ODderwijs. Daar komt Bandoeng nog 'ns eventjes de prachtige schouwburg zaal van de K. S. B. is het werk der katholieken van Bandoeng in 1930Mgr. W. van Dinter, de Magister-Generaal der Kruisheeren. legde er den eersten steen van, tijdens zijn verblijf voor visitatie te Bandoeng. De grootsche katholieke Mulo voor jongens werd onder Broeder Overste Wilhelmus, van Januari tot October 1931 afgebouwd reeds in 1930 waren de Broeders (van den H. Aloysius van Ouden boscb) in Bandoeng gekomen en in een huurhuis de Mulo begonnen. Ook hier reeds een K R.O. Het „HallohBandoeng" is in is ermee gemoeid. Hij voelt het, de Indianen sluipen hem terzijde door de struiken. Daar is de haciëndahij ziel dat soort ingangstoren, dien hij het duiventil noemde. Als zaten hem onzichtbare tij gers op de hielen, springt hij vooruit. SenorSenor roep hij. Hulp, hulpen bonst tegen de deur, die hem oogenblikkelijk docrliet en binnen de haciënda bracht, terwijl een vervaarlijk krijgsgehuil gehoord werd, tal van pijlen afstieten op de houten borstwering en twee geweerscho ten knalden, die elk van een ver vaarlijk en duivelsch gebrul ge volgd werden. Toen hij de .oogen opsloeg, lag hij in een schommelstoel onder de veranda en zijn eerste blikken zagen in de bezorgde oogen vsn niemand anders dan van Pedrillo. Deze, die, toen hij zag dat meester Dorrens weer teekenen van leven gaf, zulk een koddig §ezicht zette, zoo'n mond open eed, zoo dware gebaren maakte, dat alles met zoo absoluut onmo gelijke sprongen en schuddingen en grimassen begeleid, dal mees ter Dorrens in weerwil van alles in een schaterlach schoot, hetgeen den bewusten heer Pedrillo tot zulke nog nooit vertoonde en zeker nooit te overtreffen heldendaden in sprongen en in oefeningen diensten der Sint Pieter van Bandoeng sinds den eersten Zondag van Sep tember 1931 over heel Java en Zuid- Sumatra worden uitgezonden. Cheribon, van waaruit katholiek Bandoeng werd gesticht, met zijn fraaie kerk, al ruim 50 jaren oud (Novemoer 1880), mag wel fier zijn op Bandoeng, dat haar zoo over het hoofd is gegroeiden zal des te erger gevoelen het gemis aan Zusters voor het onderwijs, die in Cheribon zoo bitter noodig zijn, en die nog maar niet gevonden worden. Daar komt Tjimahi daar wordt ook zéér verlangend uitgezien naar Zusters, die... nog niet komen. Maar toch is Tjimahi er al op vooruit gegaan. In Juli 1930 is de Pastoor vanuit Bandoeng daar gaan wonen, in een huurhuis, en in 1931 heeft de Pastoor (J. de Rooy) naast de kerk zijn pastorie gebouwd. Nu nog Zusters Intusschen is in Bandoeng de in richting van katholiek kerkhof in voorbereiding, en is een nieuwbouw voor de meisjes der Camillus-stichtiDg in vollen gang. Al deze werken mogen hulde en dank brengen aan de Pastoors, die hier het katholieke leven hebben ge leid en opgevoed. Zeker, vooral hulde en dank aan de Pastoors, die t werk hier moesten beginnen en de moeilijkheden van het begin hebben doorgemaakt de E.E. P.P. Jezuieten. Maar ook hulde en dank brengen ze aan de Pastoors, die in de vruchten der werken van de P.P. Jezuieten zijn gekomen aan de Kruisheeren die het werk hebben doorgevoerd en in deze eerste vijf jaren met goed succes het katholieke leven hebben opgevoerd, versterkt en verbreed. DE NIEUWE PREFECT. Limburg is wel rijk gezegend in zijn Priesters, in zijn Missionarissen het Noord-Limburgsche Venray is uitverkoren cm dit jaar een zeer voorname plaats in de Missiege schiedenis in te nemen. Nauwelijks zijn de feestklanken van de benoeming en wijding van Mgr. Verriet verstorven, of thans mag men zich weer in dankbare stemming verheugen op de groote eer die een harer Missionarissen te beurt valt. Mgr. Jacobus Hubertus Goumans werd 19 September 1883 te Venray geboren. Nog geen 18 jaar oud trad hij reeds te St. Agatha in de Orde van het H. Kruis en legde negen jaren later zijn H. Geloften af. 22 December 1906 ontving hij de H. Priesterwijding. Reeds spoedig werd hij tot ver schillende belangrijke ambten ge roepen. Zoo was hij o.m. sub-prior novice-meester te St. Agatha, prior van Uden, occonomis-generalis en defenitor der Orde. Het vertrouwen dat „mijnheer Goumans" als novicenmeester te St, Agatha genoot, de vereering die honderden oud studenten van het college te Uden hun oud-directeur toedragen, de sympathie die de tegenwoordige hoofdpastoor van Bandoeng in deze stad geniet, zijn wel het beste bewijs van de aan- trekkings- en vormingskracht, van den weldadigen invloed tevens, die van dezen waardigen priester uitgaat op ieder, die wat nauwer met hem in betrekking komt. Uiterlijk lijkt deze Limburger met zijn gerimpeld voorhoofd, zijn ern stige oogen en zijn strak gesloten mond, eerder wat stroef dan wel in nemend; maar die ernstige trekken vermilderen terstond, zoodra iemand met vertrouwen tot hem komt. Dan toont Pater Goumans zich direct een met handen en voeten en hoofd en lijf, aanleiding gaf dat mees ter Dorrens, als een heel bekomen mensch, zich schudde dat destoel kraakte. Dit scheen bijna levensgevaar lijk Ie worden, toen opeens Pe drillo, als van schrik verstijvende, met een been in de lucht en zwaaiende armen en het hoofd bijna verloren, bleef staan, alsof hij den duivel in persoon had gezien, iets dat zoo ongeloofelijk gek uitzag, dal de bewuste ver onderstelling scheen niet waar te kunnen zijn, toen achter hem een sombere slem sprak Welkom, waarde Senor, dat was de hoogste tijd, op de haciënda van San -José In de Haciënda van San José. Die woorden van den Senor oefenden een ware tooverkracht uit. Zij verlosten Pedrillo uit zijn onmogelijke positie, brachten zijn hoofd naar voren, zijn beenen onder zijn lichaam en zijn armen op hun plaats. Iels wal zij niet vermochten, was zijn mond te sluiten, die bleef wagenwijd openstaan, als zoekend wien te verslinden. Meester Dorrens wilde opstaan, maar viel neer als. geradbraakt, schreeuwend van de pijn. Stil maar, Senor, kalm blij ven. Haal wijn, Pedrillo. een

Peel en Maas | 1932 | | pagina 5