Tweed© Blad Tan „PIEL El MAAS" Goudkorrels. In twee werelddeelen FEUILLETON De boeren en de crisis De Kippenhouderij op het Platteland Feestvergadering Jonge Boeren, Oostrum. Zaterdag 16 April 1932 Drie en vijftigste Jaargang No. 16 in. Kijk niet te veel omlaag!... Wie heeft het niet graag, dat iemand met vrijen en toch bescheiden blik zich portretteeren durft in de balletjes onzer oogen 't Is immers de blik van de onschuld, en daarom juist door iedereen gewild, nietwaar? En andersom, welk gevoelig mensch kan den strak-brutalen oogslag ver dragen van een wie-doet-me-wat gezicht En hebt gij er niet gewel dig het land aan, een gesprek te voeren met een al te verlegen of beschaamd iemand, wiens groote dwaaloogen op z'n best kruiskrijgertje spelen met uw blik Of men nu altijd het „hoe" van iemands kijken tot maatstaf kan en mag nemen om den heelen persoon tot in merg en been te beoordeelen, dat is een vraag, die maar niet één, twee, drie bevestigend mag beant woord worden. De uitzonderings gevallen daargelaten, kan men over 't algemeen aan iemands oogen wel min of meer bespeuren, wat voor vleesch wij in de kuip hebben, omdat in de oogen immers de ziel zich zoo zuiver weerspiegelt Kijk niet te veel omlaag De heidensche schrijver Ovidius heeft ergens in ééa zijner werken een merkwaardige gedachte neergelegd, door zijn tijdgenooten en het nage slacht er even aan te herinneren, dat het postuur van den mensch naar omhoog is gericht en de oogen als vanzelf ten hemel blikken in tegen stelling met de dieren. En deze rake gedachte is te meer merkwaardig, wijl zij gepubliceerd werd in een lijd, waarin de zede loosheid bij de Romeinen schier al gemeen en als een alleenzaligmakend iets beoefend werd, zoo zelfs, dat bet verschil tuss^.hen mensch en dier dikwijls ver, heel ver te zoeken was A propos wij spuwen wel altijd met graagte op dat liederlijk Ro- meinsche volk, dat tot op de on derste sport der zedelijkheidsladder gedaald was; wij vinden bun levens- en wereldbeschouwing wel altijd verregaand en goddeloos; wij zijn bet wel zoo gewoon een greep te doen in de Oude-Geschiedenis-para- grafen om onzen tijdgenooten den spiegel der schandelijkste ondeugden voor te houden en te redden wat nog te redden valt, maar... zouden onze twintigste eeuwers wel zoo verre ten achter staan bij de hei densche Grieken en Romeinen Helaas, in onze verlichte en ver lichtende eeuw vinden wij de ver schrikkelijkste teekenen terug eener algeheele verwording, waarin de heidensche volken voor twintig eeuwen verzonken lagen. Of giert er niet een woeste storm door onze eeuw van beschaving een storm, loeiend langs alle kanten, dood brengend en bederf in alle ge ledingen der maatschappij; een storm die het kompas des geloofs van zijn voetstuk rukt en het anker der hoop meedoogenloos verbrijzelt, een storm die de zeilen van godsdienstzin en menschwaardigheid aan flarden scheurt en het onttakelde schip van 't menschdom verder en verder van de veilige haven voortjaagt tot ver plettering op de klippen 1 Gij kent zijn naam en versplin terende kracht; uw blik peilt de af gronden, die hij opent en meet zijn schuimende golven van opgezweepte driften; gij noort rondom de ver smorende stervenskreten zijner dui zenden slachtoffers, in schrikkelijke zelfvervloeking verzinkend. 37 Neen, dat was te erg, wat een mensch al niet beleven kan. Het was zooiets als van een geheimzinnig slot, iels dat hij in zijn jeugd gelezen had en hij dacht bij zich zeiven ondertus- schen dat zijn gastheer weer strak vour zich uitkeek Nu als ik dat vertelde, zouden ze misschien te Roermond of elders, zeer ver nuftig en aardig gaan prakiseeren waar haalt die vent het van daan en dan zouden ze misschien in Duitsche almanakken of kalen ders gaan schommelen om er achter te komen, want misschien zijn zij nieuwsgierig en jaloersch misschien nog meer, maar ik zou het hun toch niet verklappen en dat hoeft dan ook *niet maar als zij wat vertellen, zal ik maar aannemen, dat ze het niét van hun eigen hebben. Zoo dacht Meester Dorrens in zich zeiven, over al de zoozeer opvallendegebeurtenissen van de zen dag Ook daehfhij, de men- schen zijn toch rare menschen, ook al nare menschen, en waai de jaloezie al niet ir. steekt, en wat men al op geniepige wijze 't Is de storm, die ééns in felle hevigheid woedde over Sodoma en Gomorrha gruwelvolle zedeloosheid, dwaze vleesch- en geld- en zelf aanbidding Ook in onze dagen, helaas uit zich het dierlijk element allerduidelijkst in den ras-echten man van de wereld Doorloop de straten der steden en let eens op die gebroken en gebogen gestalten, als akelige spoken rond warend, ter prooi aan lichamelijke en zedelijke verrotting, grijsaards in deu bloeitijd <ies levens, moe en suf geleefd en verschooierd in walgelijke losbandigheid. Tot eigen schade en schande sleepen zij het wrakke leven als een looden last achter zich aan. Zij voelen zich geen mensch meer en schuwen den blik der voorbij gangers. In den eigenlijken zin des woords kijken zij als dieren naar omlaag, omdat zij ook in figuurlijken zin voortdurend omlaag keken, om laag naar onmenschwaardige dingen! O wrange vrucht van niet bestreden passies, treurig gevolg van het mis- bruiken der zintuigen, wie weet van. één enkelen nieuwsgierigen oogslag. En hoevelen hebben reeds hun nieuwsgierigheid geboet met 't verlies hunner onschuld Of is 't voor den mensch niet even gemakkelijk als voor den letterzetter om „corpus" in „poreus" te veranderen d.i. van rede. lijk dier zich te degradeeren tot rede loos dier Kijk daarom niet te veel omlaag, vooreerst naar zaken, uwer onwaar dig, nietige en nuttelooze dingen. Het ontsiert den mensch en is verre beneden zijn stand van redelijk schepsel in alles en alles den neus te steken, door alle reten en spleten te gluren, als 'n haan op den mesthoop der menschelijKe gebreken te schar relen, het oor tegen deuren en wan den te plakken, in andermans papieren en brieven te snuffelen, kinderen en dienstboden uit te hooren, hoe bij hen de pot wordt gekookt, hoe dikwijls het tweede keukenmeisje den rijstepap heeft laten aanbranden en dergelijke gewichtige nonsens dingen, die men in geen enkel nieuws blad te lezen krijgt. Aan 't adres van zulke nieuwtjes-snorders is het minder vleiend woord van den Apos tel gericht „zij loopen maar van huis tot huis, ledig, snapachtig, nieuwsgierig en pratende hetgeen niet betaamt (I Tim. V 13). Kijk niet te veel omlaag, vooral op het gevaarlijk terrein der ondeugd. De zucht naar het nieuwe, haar het onbekende, naar het verbodene drijft ons voort als met gloeiende sporen. Slechts éénmaal dit of dat gezelschap bezoeken, slechts éénmaal die of die vertooning bijwonen, slecht^één blik in dit of dat boek werpen... Zóó leeren wij het kwaad kennen en, voordat wij het zelf weten, wordt de gewoonte om te zondigen ons een tweede natuur. Duizenden gaat bet op geestelijk gebied gelijk een Plinius der Oudheid, die zich uit nieuwsgierigheid te dicht bij den vuurmond van den Vesuvius waagde en door rook verstikt, ellendig om het leven kwam. Men stoort zich aan geen waarschuwing, aan geen verbod zelfs men wil zien, wat er op zekere plaatsen vertoond wordt, wat er in zekere huizen voorvalt, wat er in zekere boeken geschreven staat. Het is nog precies hetzelfde -a's ten tijde van Moeder Eva de verboden spijzen lokken ods juist het meest. Kijk niet te veel omlaag, als gij niet vallen wilt. Wat zoudt ge wel fzeggen van een reiziger, die over een smalle brug zonder leuning star naar omlaag zou kijken Zou hij niet bij den derden of vierden stap duize lig in 't hoofd worden en het even wicht verliezen En wij dan. zijn ook wij geen wereldreizigers, die den smallen levensweg van de wieg naar zoekt te bekladden, lot wal men soms noemt, ven hooggeachte zijde toe, en dat dan toch niet dan erg klein, armzalig en laaghartig is, en hij dacht aan dat glimworpje dat door een pad met vergif be spoten werd, en dat op zijn vraag wat het dan gedaan had, ten antwoord kreeg; ei, waarom schit tert ge zoo? en dergelijke dingen al zoo meer, want hij was in het niewe werelddeel een heele boel philosophischer geworden, dan in het oude en philosopheerde er dan ook aardigoploswaartoe helstatige stilzwijgen dat de statige Spanjaard bewaarde, hem tijd en gelegenheid toe bood in overvloed, toen op eens de koddige Pedrillo opdaagde in de deur, en op het gezicht "an den statigen Spanjaard den wijs vinger van zijn rechterhand op veelzeggende wijze aan zijn voor hoofd bracht, en daarbij met zijn ongelooflijke beenen een beweging uitvoerde, vergezeld met een der gelijk ongelooflijke van zijn armen en zijn onmetelijke mond en zijn kleine oogjes ie gelijk zoo ver opengespalkt, dat Meester Dorrens in weerwil van al de sombre ver halen van den Senor, het zou uitgeschaterd hebben, ware hij niet bezorgt geweest, dat de mond opeans zou verder openscheuren en de bovenste helft van het hoofd voor zijn voeten zou rollen. Iets waar hij dan ook volstrekt niet op gesteld was, hoe vermakelijk zulks ook mocht geweest zijn. het graf moeten afleggen Zeker, het staat ons vrij een anderen weg te kiezen, den breeden weg n.l. die ten verderve voert. Maar willea wij onze eeuwige bestemming bereiken, dan moeten wij den smallen weg langs diepe ravijnen en steile afgron den bewandelen. Onbegaanbaar is het pad volstrekt niet, want millioenen en nogmaals millioenen zijn ons veilig voorgegaan. Zaak is het echter, dat wij onze oogen bedwingen en vooral niet te veel omlaag kijken Dinsdag hield Dr. Ir. Deckers, rijkslandbouwconsulent, eeae lezing voor de boeren te Mierlo, om den voflen ernst der feiten te toonen en eenige nuttige wenken te geven in dezen somberen tijd. In „De Zuid Willemsvaart" lezen we hierover het volgende verslag Een 50 jaar geleden, zei spreker, was er ook een landbouwcrisis, de oorzaak was toen de zeer sterke daling dér graanprijzen. Boeren van toen verbouwden ulcilu.iend granen, die verhandeld werden in de zooge naamde beurscafé's. Spreker wees op de namen van Korenbeurs, Graan beurs, Vlasbeurs, namen van café's die ons daaraan nog herinneren. Na dien tijd hebben de boeren in onze streken hun bedrijven omgezet in een gemengd bedrijf, waar de hoofd inkomsten verkregen worden van 't vee. Thans is echter de crisis verder doorgevreten. Het eerste begon zij bij die kleiboeren, die uitsluitend landbouwproducten teelden, daarna kwam de malaise in 't veebedrijf en thans zijn ook onze gemengde be drijven in sterke mate door dc crisis aangetast. Er is een schrale troost, zei spreker, in andere landen is 't nog erger. Denk eens aan de zeer lage maisprijs. Tel daar nu de vracht en tusschenhandelsprijs eens af, wat zal dan de Amerikaansche boer nqg beuren En de Deensche boer van zijn vee, waar de vracht en de in voerrechten afmoeten, en dan in ons land nog goedkooper verkocht wor den dan ons eigen vee De Nederl. boter brengt weinig op, maar toch nog 't meeste van alle .boters. Een schrale troost zeg ik, maar 't is er toch een. Nu onze inkomsten sterk dalen, moeten wij ook gaan bezuinigen. Alle rangen en standen moeten soberder gaan leven. We moeten oordeelkundig bezuinigen. Welke boer bakt tegenwoordig nog zijn eigen brood en mik Dat zou al een vermindering van uitgaven zijn. Wat wordt er op onze boerderijen door de vrouwen nog aan naaiwerk ge daan Ais er naar de markt gegaan moet worden, gaat men per bus en laat de fiets thuis. Meststoffen en voeder wotden met de vrachtauto thuis gebracht en 't paard staat op stal. Ook op de bedrijven is wel een en ander te bereiken. Spreker raadde aan zoo weing mogelijk granen te verbouwen (uitgezonderd tarwe), maar meer aardappels, mangels en knolraap. Een bunder aardappels, ook al zou de prijs 1 cent per K.G. zijn. brengt meer op dan rogge of haver. Verder raadde hij aan veel meer kuilvoer te bereiden, zoodat veel bespaard zou worden op meelvoer. Oude weilanden moeten gescheurd en vervangen worden door nieuwe of kunstwei. die meer gras en hooi opleveren, 't Te veele gras wordt weer ingekuild. Alleen van le klas dieren (koeien, varkens, kippen) was nog eenig voor deel te trekken. Dus 'n goede stier- houderij, controle- en fokvereeniging. De contributie, die men betaalt is Die vrees hield zijn ongepast lachen bijtijds tegen, dat was goed ook, want de Senor kwam weer tot bedaren, streek met de hand over zijn gelaal, en sprak met een diepen zucht; «Waarlijk Senor, ik weet niet waarom ik dat alles aan u verhaald heb, maar ziet ge, het is vandaag de dag dat ik Pedrillo vond óp het doo- denaltaar, badend in zijn bloed, en het arme gedrochtje had een wonde en daar heeft hij nog een Iitteeken van. «Kom eens hier, Pedrillo, en kniel neer. De arme schalk, want hij geleek wel een hofnar knielde voor hem op den, boog het hoofd en van achter aan zijn hoofd werd een vuurroode snede zich- baar, die blijkbaar een scalp had moeten worden. «Arm kind! want de leeftijd van het kurieuze gedrochtje was moeilijk te bepalen, «of arme man zijn kleine oojes flinkerden zoo wonderlijk in zijn geschilderd gezicht, tusschen zijn hooge schou ders. Scheelde hethem of de Senor in het hoofd, of wel beiden, dat was moeilijk uit le maken. Ook hield zich Meester Dorrens met de oplossing van dit ingewik kelde vraagstuk niet bezig maar terug op zijn paard, dat buiten rustig rondwandelde, alsof het er thuis was. aEn Senor, mijn paard. geen weggegooid geld. Integendeel Ook bij de vatkensfokvereeniging is men in Mierlo te weinig aangesloten. Maar zal iemand opmerken, dat we weinig rogge moeten verbouwen had men mij eerder moeten zeggen. Geen nood. De rogge kan pl.m. eind April goed worden afgemaaid, wat we noodig hebben voeren we op, 't overige weer in den kuil. Daarop kunnen b.v. aardappelen verbouwd worden, die men zoo weinig mogelijk dure Patentkali geeft, maar gier, die wij op onze boerderijen hebben. Bij de andere gewassen kan kalizout gebruikt worden, dat veel goedkooper is. Gebruikt goed zaaizaad en poot- goed. Slecht zaad en pootgoed eischt 't zelfde werk en dezelfde bemesting en brengt minder op. Mogelijk kunt ge ook eens wat mais verbouwen. Laat geen plekje onbenut voor de teelt van ruwvoer en kuil 't over tollige in. Als ge zoo handelt zult ge tevreden zijn, uw best te hebben gedaan in deze sombere tijden en als ge tevreden bent, zult ge gelukkig zijn. Vraag bok raad aan de landbouwonder- wijzers, dat kost u niets, rekent en cijfert thuis uit wat 't voordeeligste voor U is. Moge dan Gods zegen rusten op uw ijverig streven, want zolder Zijn.zegen vermogen we niet. Vragen, pluimveeteelt, betref fende te zenden aan Bureau PI. Pers. Laanstraat 7, Soestdijk, met bijvoeging van 6 cent postzegel voor porto. Een goed kippenhok. Men spreekt van model-hokken, die over het algemeen een bepaald type hebben en voor een goede huis vesting zouden worden vereischt. Dat is echter geenszins het geval, Een goed hoenderhok moet aan be paalde eischen voldoen; maar het bouwtype en gebruikte materjaal zijn in het algemeen van weinig invloed. Het is in vele gevallen b.v. zeer goed mogelijk om een bestaanden stal of een schuur tot een uitstekende ver blijfplaats voor kippen om te bou wen. Een goed kippenhok moet abso luut water- en tpchtdicht /.ijn, om dat vocht en tocht de noodlottigste belagers van het hoender volk je zijn Naden en kieren moeten dus worden gedicht. De hoogte moet minstens zoo zijn, dat volwassen personen er zich overal rechtop in kunnen be wegen. De wanden moeten behoor lijk isoleerend wezen; houten wan den minstens een duim dik. Elke dakbedekking, mits lekvrij, is goed Onder een panGen- of asbestdak kan men ter wering van te groote win terkoude stroo aanleggen. Per vierkante meter bodemopper vlakte mag men niet meer dan 4 kippen in het hok huisvesten, dus in een hok van 3 bij 4 M. is 12 Mr niet meer dan rond 50 hoenders. Veel minder kippen dan 4 per vier kante Meter achten we ook niet aanbevelenswaardig, omdat in den winter de uitstralende warmte der kippenlichamen dan onvoldoende kan zijn om het heele bok op dragelijke temperatuur te houden. Een te groot of te hoog hok kan men dus beter tol meer normale proporties afschut ten met wat licht hout of dikke rietmatten. Dan moet er een goede ventilatie zijn. Deze brengt men aan tegenover den wand, waarbij de kippen op roeststokken overnachten. Beneden zijn de uitloopgaten voldoende, bo ven brengt men gaten aan, zoo hoog mogelijk, - dus vlak onder het dak, terwijl men een schuif bezigt om de ventilatie in den winter te regelen. Nooit mogen onder- en boven- ventillatie in tegenovergestelde wan den worden gemaakt, want dan wekt men tocht. In den zomerdag moet de toevoer van versche en frissche lucht natuurlijk veel ruimer wezen dan in den winter; men bereikt dat door openslaande of uitneerabare ramen. Die ramen vormen een zeer voor naam deel van een goed kippenhok; ze dienen in de allereerste plaats om veel licht en zon in hel hok te brengen, zonder welke in den wintec schier geen eieren kunnen worden geraapt. Er moet dus aan één zijde van den stal véél glas zitten, of an ders worden aangebracht; een deei er van moet in openslaande of uit- neembare ramen worden geplaatst, aan de binnenzijde van het hok met gaas afgedekt, zoodat het uitvliegen wordt verhinderd, als deiamcn open zijn Niet alleen in de bovenzijde van den wand moet glas zitten, maar ook van onderen, opdat heel de bodem worde verlicht en voor zon schijn toegankeli k gemaak'. Als glaszijde van het hok, kiest men bij voorkeur de Zuid-oostzijde (ochtendzon). Als dat niet gaat, dan de Zuid- of anders de Zuid-westzijde. Wanneer dat alles onmogelijk is, dan is de stal of schuur ongeschikt voor kippenverbiijf. Wanneer het hok diep is van de glaszijde af gereKend dan verdient het aanbeveling om ook in andere wanden, b v. onder de mestplank, een paar vaste ramen aan te brengen. De lezer zal begrepen hebben, dat een sta! of schuur, óók al kan men aan den goeden kant glas aanbren gen, niet geschikt kan worden ge maakt voor kippenhok, als kort bij gelegen muren, schuttingen of ander zins het toetreden van licht ên zon belemmeren. De mestplank wordt gemaakt aan de tegengestelde zijde van den wand met glas, een meter boven den grond. Men maakt ze afneembaar of opklap baar. Op de mestplank komen lage, losse schraagjes, waarop in inkepin gen, eveneens los de roestlatten komen te rusten. Smeer die iokepingeD nu eD dan dik met groene zeep, waarin de bloedluis vastloopt, en reiuig de/roestlatten regelmatig door borstelen met een 8-procentscreoline oplossing. Spijker de latten niet vast, want dan maakt men schuil- en fok- piaatsen voor het eerder genoemde ongedierte. l)e mestplank bestrooit men met zand of brter nog met turfmolm. De mest veegt men regelmatig weg. Men kan er in den tuin wonderen mee doen. Roestlatten mogen niet rond zijn, rnaör moeten plat wezen, circa 7 cM. breed, met alleen de scherpte van de kanten weggesneden. Ze moeten voldoende dik zijn, opdat ze niet doorbuigen. Een harde bodem, van cement b. is heel goed maar er moet een goed droog, los krabbed op liggen van tenminste 10 cM. dikte, bestaande uit droog zand of turfmolm, droge bladeren, kaf enz of meerdere van deze stolfen dooreen. In zoo n hok kan men.de hoenders bij ongunstig najaars- of winterweer weken achtereen opgesloten houden. Daarin leggen ze ook de gewaar deerde wintereiern, mits de hennen op tijd zijn geboren en oordeelkundig zijn gevoed. «Ik zal hel houden, Senor, en u een ruimen prijs in goud uit belalen, want het is een edel dier maar veel goud kan ti daar bene den gevaarlijk worden, zoo weinig geld mogelijk, en slapen met open oogen, met de hand aan het pistool dat is daar de boodschap. »Ik weel het, liet Meester Dor rens erop volgen, maar ik wil er heen. Kan ik, zoo kom ik terug en zijn stem klonk vermoeid en toonloos dan ben ik dood en heb uitgezworven door de we reld of ik ben weg, terug naar de oude wereld naar mijn vaderland waar ik geboren werd, aan de oevers van den blauwen stroom, waar ik als kind gespeeld heb, en, eindigde hij dan blijft het hier en behoort het u toe. En nu, Senor, vaarwel God zij met u, gedenk mijner, en hij reikte den Spanjaard de hand. Toen ook Pedrillo, die niet wist wal hij doen moest, maar ze toch eindelijk drukte, na enkele keeren de hand vooruitgestoken en met een schaterlach teruggetrokken Le hebben, hetgeen ook nog tot grooter sieraad met een allerkod- digste luchtsprong vergezeld werd, waarna hij op da punten zijner schoenen al spelend op Meester Dorrens aanging. Zoo naderde hij allengskens tot de deur. De «bloem der prairiën" volgde hen met gebogen hoofd. Het was alsof het edelste dier Na een plechtig Lof, waarin het Zangkoor op verdien tclijke wijze meerstemmig gezongen had, ging de feestvierende vereeniging met vaandel en muziek voorop naar de zaal van den heer Linders. Nadat de Harmonie „Sub Matris Tutela" onder leiding van den bekwamen directeur van de Venne nog een tweetal nummers ten geboore gebracht had, waarvoor hartelijk applaus opklonk, opende de Voorzitter der Jonge Boeren, de heer Poels Fr.zn.. de vergadering met den Christelijken groet en voegde er de mededeeling bij, dat tot zijn spijt het feestelijk deel der vergade ring een weinig moest ingekrompen worden, d?ar om 6 uur de eerste uitvoering van het Sint Antonius- Oratorium te Venray plaats zou vinden, waar misschien enkelen heen willen en dat de heer M. G. Dinghs, opvolger van Dr. Droessen, bericht heeft gezonden, tot zijn spijt de ver gadering niet te kunnen bijwonen, tevens bood hij gaarne zijne geluK- wenschea aan de feestvierende ver eeniging aan. Als pas gekozen Voorzitter noemde de heer Poels het voor hem moeilijk om in juist gekozen bewoordingen de leiding dezer feestvergadering te leiden, doch het spreekwoord „Klinkt het niet, dan botst het" gedachtig, zal hij maar van. wal steken. Hartelijk welkom dan gij leden der Vereeniging. Voorzitter van den Boerenbond en meerdere Bestuurs leden van den Boerenbond, waaraan de Jonge Boer, n zooveel te danken hebben, voor den ondervonden st ?un. Hartelijk welkom gij leden van de Zuster-"ereenigingen uit Merselo Ysselsteyn, Heide, Casten ray en Oirlo, die met ons in federatief ver band meewerkt, tot bereiking van ons ideaal en doel. Hartelijk welkom gij hceren land- bou wonder wijzers, die ons de kennis bijbrengt, zoo noodig om ons streven te steunen. Hartelijk welkom Zeereerw. Heer Rector. Geestelijk Adviseur onzer vereeniging, die ons steeds bemoedigt en ons de idealen voor den Katho lieken Jóngen Boer voor oogen houdt. Hartelijk welkom aan den heer Wijnhoven, technisch Adviseur onzer Vereeniging. Het »s onmogelijk alles naar waarde op te noemeD, wat gij in het 10-jarig bestaan onzer ver eeniging gedaan hebt. Aanvaardt de verzekering onzer dankbaarheid en blijvende hoogachting. Blijft nog lange jaren met Uw Collega, \den heer Peters, in ons belang werkzaaii? als leider der Jonge Boeren. v Vooral hartelijk welkom, gij spre kers van heden. De heer Ganzen- boom. die als redacteur van „dc Boerenstand", nog tijd hebt kunnen vinden om van Nijmegen naar Oos trum te komen om hier het woord te voeren. En dau de Zeereerw. Pater v. d. Hoven S. J die uit Spau- beek. uit het donkere Zuiden naar de Peelboertjes kwaamt om eene rede te houden. De verwachtingen zijn hoog gespannen (Applaus). In het Lof hebben we Gode ge dankt voor alle zegen die onze ver eeniging heeft verkregen in haar 10- jarig bestaan, en zeker hebben we om verdere zegen gevraagd voor onze vereeniging, tot heil van Kerk en Maatschappij en in het bijzonder tot heil van den nuttigen Boerenstand. Hierna voerde de Zeereerw. Heer Rector Asselberghs het woord en wenschte de vereeniging op de eerste plaats van harte geluk met haar 2e lustrum en voegde erbij, dat zij. die voor 10 jaren uwe vereeniging ten doop hielden, twee dingen niet voor uit konden zien ten eerste Wat zou de doopeling worden Eeü tenger wicht, waarin geen levens kracht zit en wat.men na zijn dood liefst zoo gauw mogelijk vergeet of wel een fiksche, uit de kluiten ge wassen boerenzoon, den trots der boerenfamilie Gode zij dank, is het wist, dal het van zijn meester zou moeten afscheid nemen. Aan de draaideur gekomen, sloeg Meester Dorrens zijn arm om den slanken hals van zijn dier en leunde er even met hel hoofd tegen. Dag, trouwe, lieve vriend, dag, en vaarwel" er» het trouwe dier grinnikle en likte hem de hand, toen draaide de deur op haar hengels, en Meester Donens stond buiten de Haciënda. Droomend volgde hij den Iia- ciëndero, die hem een eind weegs zou begeleiden tol aan een voor sprong. waar dwalen niet licht ebeuren kon. Hier zou hij afscheid nemen. Maar toen hij eenige schreden van den ingang verwijderd was, keek hij als hij toeval om, en zag Pedrillo zijn hoofd, zoover hij kon, - en dat was niet veel, met zulk een ongelooflijke uitdrukking en mei zulk een ongelooflijk ge baar van zijne beide handen, elk met den duim rustend op een zijner neusvleugels, dat Meester Dorrens in een onbeschrijfelijk lachen school, dal zoo aanstekelijk werkte, dal zelfs onze statige en ernstige Spanjaard mede lachte. Maar het was ook allerpolsier- lijkst, die figuur le zien, die zelve een grimasse, dc koddigste grimas sen zette en de dwaaste gezichten, waartoe, dan eens de oogen, dan eens de tong de hoofddeelen toe bestond. Vaarwel 1 Pedrillo 1 vaarwel, riep Meester Dorrens ten ant woord, hetgeen de aangesprokene beantwoordde met zijn tong zoo ver naar hem uit te steken als hij maar kon, een operatie, die zijn mond met den besten wil en het grojtste succes uitvoerde, zoo dat het hoofd van Pedrillo niets dan mond scheen, waaruit gezegde tong absoluut wilde deserteeren. Daar stonden ze aan de scheids wegen. Neem dat kind niets kwalijk, sprak de Senor. Hij komt nooit builen de haciënda, alle mijn dienaren spelen met hem, hij is altijd de baas. Het is een arm wicht, Senor, onder ouders of vrienden, en toch zoo goed en zoo braaf' en zoo trouw, gij zoudt het niet gelooveu. Hoe hij ook er uil ziet, ik heb hem lief, mijn heel hart hangt aan hem, in zoo ver dat hart niet begraven ligt bij mijn dooden, en in het gesloten huis, in het graf, het graf mijns levens. En hij boog hel hoofd op de borst. Zwijgend gingen zij samen nog enkele schreden, en toen hij het hoofd ophief, toen stonden ze vol tranen en tranen rolden over de gebruinde wangen. Meester Dorrens dacht aan andere menschen, die vrijwillig hun huis hadden verlaten, en deuren en vensters gesloten, en hel graf huns levens hadden ge sloten, en nu ver van haard en geboortegrond ronddwaalden.

Peel en Maas | 1932 | | pagina 5