'weede Blad van „PEEL El MAAS
Iq lm werelddeelen
ff
Kerkelijke oudheden
te Venray.
lS
FEUILLETON
Bij de Indianen in
Noord-West Brazillië.
De Kippenhouderij op
het Platteland
Zaterdag 27 Februari 1932
Drie en vijftigste Jaargang No. 9
Door A. F. VAN BEURDEN.
II.
I)e kapel va» Veltuin.
In Zuidelijke richting, aan den
jrooten weg. die naar de Peel ge-
eidt. ligt Veltum met een fraaie
cape!, die volgens een gevelsteen in
koorgedeelte van 1625 dateert,
is omringd van schilderachtige
loerenwoningen. Ze heeft een recht-
loekig schip, dat volgens de ankers
1681 gebouwd is, met twee top-
jevels. Vroeger had ze twee zij-
ogangen, één is echter dichtgemet-
eld. Er zijn drie rondboogvenstertjes,
vaarin ik voor een 25 jaar geleden
log oude gebrandschilderde glazen
[êzien heb, o.a. ook een met een
atafalk of doodskist, omgeven niet
>randende kaarsen en nog andere
roorstellingen. Zij zijn door glas in
I ood vervangen. Waar de ruitjes ge-
>leven zijn is onbekend. Ik heb het
looit te weten kunnen komen. Jam-
oer, dat ze verdwenen zijn en ver
engen door niets zeggend gekleurd
|ias. Men heeft wel beweerd, dat de
lassetters de glaasjes medegenomen
ladden. Het tongewelf van de kapel
S gcstucadoord. op het dak staat een
•eszijdig torentje.
Het oudere koorgedeelte van 1625
s smaller dan het schip, is van hak
teen, in 3/8 vormvan kleine steun-
lijlers en rondboogvenstertjes voor-
iien.
Het hoofdaltaar heeft eenige oude
jedeelten, de twee zij-altaren zijn
>ok veranderd, dragen beelden. Dit
illes is uit de tweede helft der XVII
euw.
Ook de schilderij der Vlaamsche
ichool, voorstellende de Madonna
een bloemkrans, is goed geschil-
erd op doek. De beelden in de kapel
lanwezig stellen voor de H. Rochus,
H. Hubertus en H. Anna met
L. Vr. en H. Kind, dat ouder is
idan de twee vorigen.
jl Nog is er een gekleed Maria-
ÜJteeldje met enkele gouden sieraden
en kandelaars en lavaboketel XVIe
eeuw, ziekenlantaarn en eenige pries
tergewaden.
Door dat de groote Peelweg er
langs loopt, is het sterk in het gezicht
gekomen.
Het kapelletje op 't Brucksken.
Wanneer men langs de Paterskerk
van het mooi veranderde plein bij
het Gymnasium den weg door het
veld neemt, naar het Brucksken en
het station, dan ziet men aan het
Brucksken achter de tuinen, kerkhof
wegen van het Sint Servatius-
gesticht een veldkapelletje langs den
weg staan.
Het is gewijd aan de H. Anna.
Het is in baksteen opgetrokken met
een 3/6 afgesloten achterzijde en
rechtkantig topgeveltje, waarop een
gesmeed ijzeren kruis. Het bevat een
H. Annatrits van de tweede helft
der 16e eeuw in een beeldnisje, dat
met een ijzeren hekje afgesloten is,
wat zeer verstandig is, daar al wat
waarde heeft anders niet ^beveiligd
voor de grijpvingers. Aan den
Kruisweg staat een houten crucifix,
Het kapelletje halfweg
Oostrum—Venray.
Aan den grooten weg Venray—
Oostrum bij Lull (halfweg) ligt een
30 open gecement kapelletje, gewijd aan
|>,^len H. Antonius van Padua, met
npoogenaamde gezwenkte geveltjes.
Het dateert van 1724. Uit bouw-
31
Het was een blanke, daaraan
J®|kon &een twijfel zijn.
Dat bloedend gekorven lichaam
was van een blanke.
Zijn klaaggeween was geen
spreken, geen roepen, geen weenen
maar iets van dat alles, en.
toch ook weer niets, maar het
ging u tot in de diepste diepten
der ziel, het scheurde u het hart
vaneen, deed het van wee in"
krimpen en den adem stokken.
Maar hulp en dadelijke hulp
pogenblikkelijk, was hoogst noodig
Meester Dorrens sprong van zijn
aard en met een jachtmes in de
Land, ging hij voorzichtig op het
arme slachtoffer aan.
Nu was er geen twijfel meer
raan.
Dat was het werk en de wraak
der Indianen.
Een boom uit te zoeken, aan
welke voet een van die groote
mierennesten een meter hoog op
geworpen was, met die groote,
afschuwelijke harige roode mieren
en afschuwelijk daar-
3f boven in den stam een wespennest
en den rampzaligen met het ge
blaat in de opening vastgebonden.
kundig oogpunt is er niet veel werk
van gemaakt.
Het wegkapelletje te Oirlo.
In Oirlo ligt een gecement bak-
steenen kapelletje met een gevel
steentje. dat het jaar der stichting
aaogeeft als 1788.
Het wegkapelletje te Kleindorp.
De kapel, gewijd aan de H. Anna
is een gecement open kapelletje,
denkelijK uit de XVIIIe met recht
standige topgeveltjes, in een nisje
een houten H. Annatrits. Het ligt
bij het gehucht Kleindorp.
Wordt vervolgd.
Uit het Dagboek van een Onder
zoekingsreiziger.
Vrij naar het Duitsch door B.B.
IV.
Bij sterkere stroomingen wordt
het vaartuig met haken langs de
oever verder getrokken en met lange
vorkvormige stangen voortgeduwd.
Bij stroomversnellingen en waterval
len bewijst echter de „Espia" de
grootste dienst. Espia is een bijna
arm dik, ongeveer 50 meter lang
touw, hetwelk uit vezelen van de
Piasso-palm gevlochten wordt en
een buitengewoon weerstandsver
mogen heeft. Het maken en vlechten
van zulk een touw, dat ook nog de
eigenschap bezit, dat het op het
water blijft drijven en niet vuil
wordt, is een dagelijks tijdverdrijf
en tevens welkom middel van be
staan voor de tamme Indianen van
den Boven-Rio-Negro. Van deze
vezelen worden ook bezems gemaakt.
Bij stroomversnellingen vaart de
bemanning, welke de „Espia" moet
bedienen eerst in een lichte kano
voorop, slingert het touw om een
dikke boom langs de oever, maakt
het goed vast en Keert dan met het
andere einde, het trouw langzaam
afrollend, naar de lastboot terug. De
roeiers op de lastboot halen nu het
touw in en trekken zoo het vaartuig
stroomopwaarts. De kano is onder-
tusschen weer op zij van de lastboot
vastgebonden, de mannen in de kano
nemen het ingehaalde touw geleide
lijk wederom op en leggen het in
regelmatige rondingen wederom neer
in de kano.
Boven aangekomen, begint het
zelfde spelletje weer opnieuw. Soms
worden vier a vijf zulke touwen aan
elkaar gebonden. Bij grootere stroom
versnellingen, vooral bij steilere
nederstortingen wordt de lastboot
eenvoudig gelostmen legt alles zoo
lang langs de kust en met groote
moeite en tijdverlies wordt de boot
verder gesleept en over de rotsen
geschoven. Men mag dan nog van
geluk spreken als het vaartuig door
de hevige golfslag niet tegen de
puntige klippen geslingerd en aan
stukken geslagen wordt.
Zulk een reis loopt natuurlijk zeer
langzaam van stapel en vandaar
komt het, dat men b.v. stroomop
waarts een week lang noodig heeft
om door al die stroomversnellingen
heen te varen, terwijl men over het
zelfde stuk stroomafwaats niet langer
dan een dag behoeft.
De gedwongen wachttijd tot de
aankomst van onze boot wordt be
nuttigd met het bestudeeren van de
talrijke Indianen. In Jacuby, een
kleine nederzetting bij de monding
van de Curycuriaty, waarheen ik
den veertienden Juli in een kano
een uitstapje maakte, leer ik ook de
taal der „Maku's" kennen. Onder
de naam „Maku" kan men een
menigte horden samenvatten, die in
een uitgestrektheid van ongeveer
Wat mocht hij wel bedreven
hebben
Wat voor een schelmstuk
Wat voor een wandaad
Wat voor een verhaal zal hij
doen, wanneer die mond weer
spreken kan
Het eerst maakte hij het hoofd
vrij, links en rechts, maar het
bleef kermend tegen den stam
gekeerd, en toen om de andere
zijde van den stam buigend wilde
hij de handen los maken Maar
wat een helsche verfijning van
marteling.
Twee messen waren door de
armen in den boomstam gedreven
met satanische kunst en behen
digheid en de handen waren
machteloos en de vingers ver uit
gestrekt van elkander als in de
krampen van den dood.
Het gelaat kon hij niet zien
Rillingen liepen over de ge
korven huid, rillingen schokten
het geheele lichaam.
Met alle voorzichtigheid, trok
hij de messen eerst uit een arm
en toen, nadat hij de mieren had
verjaagd en de wespen eveneens,
met een weinig brandenden tabak
trok hij het moordtuig uit den
tweeden arm, dien hij stevig
vasthield. Het lichaam gleed op
den grond en het aangezicht
werd zichtbaar.
Als hadde hij een adder uit den
mond zien schieten, zoo sprong
Meester Dorrens op zij en achter
uit, en liet een doffen kreet
vijf lengte-graden langs de rechter
oever van de Rio-Negro wonen en
verschillende dialecten spreken. On
gedurig van aard en onvast van
karakter, zonder vaste woonplaats
zwerft de Maku door de bosschen
rond, veracht en vervolgd door zijn
hoogerstaande Daburen, die hij als
slaaf bij huis en veldarbeid moet
dienen en door wie hij soms voor
Europeesche waren aan blanken
wordt verkocht. Een Maku-jongen
ongeveer zoo veel als een goed
eenloops geweer waard of nog min
der. Zoo komt het, dat men in bijna
alle nederzettingen langs de Boven-
Rio-Negro Maku-slaven tegenkomt,
die wegens hun aangeboren scherp
zinnigheid en hunne buitengewone
jagerstalenten zeer gezocht zijn. Hun
valsch, leugenachtig wezen, hun dief
achtig karakter en hun neiging tot
dronkenschap vormen de keerzijde
van de medaille.
De wilde Makus dragen bogen
met verschillende soorten pijlen,
waaronder ook giftpijlen met uit
hard palmhout toeloopendc spitsen,
blaaspijpen en knotsen of knuppels.
Naar men zegt moet bij sommige
verborgen stammen de steenen bijl
nog in gebruik zijn. Een boot of
kano kennen ze niet, ze steken
zwemmend of door ondiepten wadend
de rivieren over.
Den 19den Juli komt eindelijk de
boot, welke de Superintendente van
Sao Gabriel mij beloofd h3d des
nachts echter raakt zij op geheim
zinnige wijze los en drijft met de
sterke stroom een heel eind stroom
afwaarts. Drie dagen later wordt zij
weer teruggebracht. Zoo ben ik ook
nog gedwongen „A Festa da Trin-
dade". het feest van de H. Drievul
digheid, langs mij heen te laten gaan.
Dit feest trommelt een heele massa
halve en heele Indianen van wijd en
zijd hier in het plaatsje Trindade
bij elkaar. Niettegenstaande het zeer
afgesleten Christelijke manteltje, niet
tegenstaande heiligenbeelden en met
hooge, schreeuwende geluiden voor
gedragen en gezongen lofgezangen,
is het een echt heidensch feest.
Langs de Rio Negro (zwarte rivier)
zijn wel veel kapellen, maar er is
geen enkele priester en zoo viert
het „Christelijke" volk de heiligen
feesten naar eigen zin en smaak, n.l,
met een geweldig lawaai en stroomen
van „Schnaps"
Salabardot, de gastheer en tevens
„Imperador da Festa" (de keizer van
het feest), is op het oogenblik naar
zijn vaderland, Portugal. Maar zijn
energieke echtgenoote, een Mesties,
Donna Antonia, neemt de honneurs
voortreffelijk waar en commandeert
de lui met een ware stentor-stem.
De „Juiz do Mastro" (de rechter
van de Masl), de eigenlijke feest-
organisator en Ceremoniemeester, 'n
onschuldige en havelooze Indiaan
naast haar speelt slechts een onbe
duidende rol.
De „juiz do mastro" moet zorgen
voor de voorbereidsels van het feest
en het oprichten van de masten, aan
welker spits bananen en sinaasappe
len als geschenk worden opgehan
gen. Vandaar zijn naam „rechter van
de mast". De heele komedie van het
feest duurt acht dagen en kost den
aanlegger van de plechtigheid eenige
duizende marken. Elke dag vinden
er, onder lawaai van trommels,
fluiten en andere herriemakende in
strumenten, processies plaats met
wapperende vlaggen en vanen, met
smakelooze heiligenbeelden beschil
derd. Bruine schoonen in felle, veel
kleurige kleerderen gekleed, dragen
de kleine heiligenbeelden onophou
delijk knetteren vreugdeschoten en
sissen raketten de lucht in.
Den 22s'en Juli des avonds schit
tert heel Trindade in feestelijke ver
lichting. Alle wegen zijn geillumi-
neerd. Daar er niet genoeg lampen
hoeren Schleicher.
Schleicher zijn eerste vriend.
Hij was het inderdaad.
Schleicher d.e dief, de bedrieger
de falsaris, de weggeloopene.
Een Godsgerecht?!
Vreeselijk
Met de handen voor het gelaat
stond daar de arme Meester Dor
rens. Hoe dikwijls had hij hem
wraak gezworen en tusschen de
tanden hem verwenscht en ver
vloekt en nu lag hij daar bewus
teloos, een levend lijk, levend door
de mieren verslonden en door
wespen gepijnigd.
Neen dat was te erg 1 onmen-
schelijk 1
Maar hier moest raad geschaft
worden misschien is het leven
nog te redden. Hij vermande zich
en trok den arme zoo zacht en
voorzichtig mogelijk zoover hel
noodig was van den boom.
Water was er in de nabijheid.
Hij hoorde het kletteren van
een kleinen waterval. In ziji\
hoed haalde hij zooveel hij kon
het frissche nat en wiesch er aan
houdend lichaam en wonden, tor-
wijl hij uit zijn veldflesch, een
dronk brandy in den verdroogden
mond, op de harde tong en de
gespleten lippen goot.
Hij kwam even bij, sloeg de
oogen op, hij herkende hem
sloot ze weder oogenblikkelijk
bewoog zijn handen en zijn
lippen als wilde hij iels zeggen
gaf een diepen zucht en bleef
zijn, bewijzen ook met petroleum
half gevulde sinaasappelen-schillen
goede dienst.
Wij zijn door Dona Antonia aan
tafel verzocht. Toen de gasten tege
lijk met knechten en dienstmeiden
en alle roeiers der in de haven lig
gende booten, ruimschoots van
koffie, thee. marmelade, zoet gebak
en dunne manioka-bladeren voorzien
en volgepropt waren, ging men over
tot de dans. Deze dans vindt plaats
in een groote, overdekte hal van het
huis. AI naar gelang de geluiden
van een trek-harmonica wisselen
walsen, polka en galop elkander af.
Oogenschijnlijk schijnt men zich
goed te onderhouden, ofschoon de
conversatie tusschen dansers en
danseressen gelijk nul is. Wellicht
gevoelen zij zich nog niet heel en al
op hun gemak of zijn ze iet of wat
schuw voor die vreemdelingen.
Ondertusschen worden er sigaret
ten en uitstekende portwijn rondge
deeld, zelfs veel beter dan ik voor
een hoop geld te Oporto gedronken
heb. Eerst als de inheemsche dansen
beginnen, wordt het bruine volkje
vroolijker. Zoo dansen zij een origi-
neele „Ronda". Trommelend en zin
gend op eentonige wijs, maken eerst
twee trommelslagers en voordansers
een rondgang. Steeds meet deelne
mers sluiten zich, als ganzen achter
elkaar, bij hen aan, mannen en
vrouwen, terwijl de mannen bij wijze
van begeleiding op de maat in de
handen klappen, totdat ten slotte
alle dansers en danseressen een
groote kring vormen. Op een teeken
van de trommelaars gaan ze plotse
ling met hun gezicht naar het mij
den staan en nu beginnen de dansen
van elk afzonderlijk. Twee dansers
komen naar voren in de kring,
dansen een tijdlang in de zaal voor
elkander heen en weer, terwijl de
anderen daarbij trommelen, zingen
of in de maat in hun handen klap
pen. Dan gaan zij naar elkander
toestaan, de een draait zijn rechter
voet om de voet van den ander en
beide probeeren op hun linkervoet
hinkend rond te draaien.
Menigeen doet zijn zaakje slecht
en wordt uitgelachen. De vrouwen
dansen slechts twee aan twee in
springende en draaiende bewegingen
midden in de kring. Ondertusschen
kraken daarbuiten een messing-kanon
en geweren, die tot de monding toe
geladen zijn.
Al deze dansen hebben slechts
weinig Indiaansch en zijn waarschijn
lijk van Afrikaansche oorsprong.
Evenzoo de instrumenten, die daar
bij gebruikt worden, zooals trom
mels, met slangenvel overtrokken
houtcylinders, een stuk bamboe vol
inkervingen, waarover de muzikant
met een stokje heen en weer strijkt
en zulke krassende geluiden te voor
schijn roept, dat die alleen voor
hoogst, alleronbeschaafdste ooren
aangenaam kunnen klinken.
Later gaan we nog even naar een
troep volk kijken, dat ergen^ in een
stroohut aan het dansen is. Een
kleine ruimte door enkele smeulende
olielampen duister belicht... een
woeste bende bedronken, met heete
kelen, brullende en tierende men-
schen, die op de dolste wijze rond
springen en dansen en zich als
vleesch-geworden duivels gedragen.
Tegen de muur liggen bruine, half
naakte vrouwen met naakte kinder
tjes, welke deels nog de borst noodig
hebben en tegelijk met de „snaps"
de moedermelk opzuigen. Daarbij
nog het doffe lawaai van de trom
mels de stof, welke de dansers op
werpen, de rookwolken van de on
misbare sigaretten, de scherpe reuk
van de uitwasemingen van al die
menschen en heel die heksenketel
doortrokken van sterke „Rum"-lucht
Een beeld vol walgelijke leelijkheid
en duistere romantiek.
onbeweeglijk.
Hij was dood.
Gerechte God 1 zijn dat uw
straffen, uwe wegen
Hij wist niet wat hij zeide, zoo
was hij ontsteld, geheel van zich
zeiven.
Nu knielde hij hierbij het mis
vormde lijk.
De wonden waren niet te lellen
een enkel insekt kroop nog uit
de diepste',, -sneden.
Waarlijk het was afschuwelijk,
walgelijk.
Wat te doen
Of [hij wilde of niet, steeds
werden zijne oogen lot het in
den dood verwrongen gelaat van
het arme slachtoffer getrokken
en toch niet dan met een huive
ring bleef hij er op staren.
Hij scheurde eenige takken van
den breed gebladerden boom af
en spreidde weonend het groene
doodsbed, en dekte het ook
met dezelfde groene sprei.
Toen ging hij er op uit.
Er moesten toch menschen
den omtrek zijn, dacfit hij.
Werkelijk vond hij op een niet
grooten afstand de versche
sporen van een Indianenlager en
van de vuren door dezen gestookt.
Geen twijfel 1
Het was hun werk, hun wraak.
Maar waarom
Wat had Schleicher dan wel
gedaan
Terwijl hij daar stoud in ge
dachten, hoorde hij den schreeuw
We zijn blij als we wederom
buiten de frissche nachtlucht inade
men. Vanwege het lawaai duurt het
nog lang voordat we tot rust
komen.
Heksensabbat overal 1 Zegeningen
der Beschaving
Wordt vervolgd.
Vragen, pluimveeteelt, betref
fende niet meer te zenden aan
den Heer Boshouwers te Lent,
doch aan Bureau PI. Pers, Laan
straat 7, Soestdijk, met bijvoe
ging van 6 cent postzegel voor
porto.
Wie toch moeten fokken.
Het gaat slecht met onze pluim-
veeteeltbedrijven. Zeer zeker zal de
toestand ééns verbeteren, maar nooit
meer zullen we 25 millioen kippen
met voordeel kunnen cxploiteeren,
zooals we dat in de laatste jaren
deden, en misschien ook nimmer
zullen de prijzen uit dien tijd weer-
keeren.
In de toekomst zullen dus, 6f de
pluimveestapels sterk ingekrompen
zijn, öf de pluimveeteelt zal in handen
komen van slechts enkele personen,
die groote hoenderparken exploi-
teeren. We houden het op het eerste,
omdat het bedrijf van beperkten om
vang. ook de pluimveeteelt als bij
bedrijf op de boerderij, het meest
loonend zal zijn, daar betaalde
arbeidskrachten de kostenrekening
het zwaarst zullen drukken.
We gaan dus vermoedelijk naar
de exploitatie van kleine bedrijven,
maar ook daar kan alleen een eenigs-
zins beteekenende winst worden ge
maakt met het allerbeste materiaal
met kippen dus van zeer hooge
productiviteit.
Alles wat niet eerste-klas is, zal in
de komende jaren worden opgeruimd,
maar wie later nog mee wil tellen
in de pluimveeteelt, zal daarnaast
hebben te zorgen, dat zijn geselec
teerde foktoom op peil blijft dooi
regelmatigen nieuwen aanfok en door
bloedverversching. Ook dit jaar dus
zal in de meeste pluim veebedrijven
gefokt moeten worden, doch alleen
om wille van den foktoom zei ven,
voor nieuw en beter materiaal daarin.
Natuurlijk mag niet worden volstaan
met de noodzakelijke verjonging van
den foktoom ollééo, maar mede zal
men voldoende jonge henneD moeten
kweeken om daaruit door valnest-
controle de allerbeste te kunnen
kiezen en de productieve kwaliteit
van den foktoom op te voeren.
Dan zijn er dit jaar vele pluim
veehouders, die zich voor het eerst
een goeden foktoom moeten ver
schaffen. Tot nu toe stelden velen
hunner, al was dat niet de verstan
digste economische politiek, zich
tevreden met uit eigen materiaal te
kweeken, zonder dat ze er geselec
teerde fokdieren op na hielden, om
dat de gemiddelde opbrengst toch
wel bevredigend was en winst op
het bedrijf mogelijk maakte. Voor
de toekomst zal dat niet meet gelden.
Zulke pluimveehouders moeten
straks ze worden door de eier-
prijzen gedwongen hun pluimvee
stapel opruimen en zich een beperkt
aantal prima dieren verschaffen van
zeer hooge productiviteit. Omdat
kosten van arbeid en voeding prac-
tisch gelijk blijven, kunnen ze alleen
op de exploitatie van zulke kippen
nog winst boeken, althans verliezen
vermijden of drukken.
Zij hebben op het oogenblik daar
toe de hulp noodig van de leveranciers
van fokmateriaal. Het kweeken van
productieve stammen en regelmatige
valnestcontrole, zijn onbegonnen, te
van een nachtuil in hel woud.
Nachtuil heette een opperhoofd
der Huronen.
Dat wist hij, de Huronen had
den hier uitgestrekte jachtgronden.
Te onderscheiden van den
schreeuw van den vogel zei ven
was deze niet en uil bij de Indi
anen was geen scheldnaam, geen
schande zoo te heeten, de uil was
het zinnebeeld van wijsheid en
waakzaamheid 1
De Indianen gaven zooals men
ziet den ouden Grieken niets toe.
Hun Minerva, de godin dei-
wijsheid en der wetenschap, had
den uil tot heilig dier verkoren
die was haar gewijd.
Trouwens een andere eigenschap
wat dit opperhoofd met den uil
gemeen had, was dat hij in het
duister zoo goed zag, als bij dag.
Meester Dorrens was goed ge
zien bij den machtigen en krijgs-
zuchtigen sfam.
Ook hun had hij diensten be
wezen, bij het afbakenen van
hun jachtgronden in het Congres-
land.
Hij ging op hem af en weldra
zag hij den Indiaan in zijn schil
derachtig kostuum staan voor een
machtigen den. Zijn paard graas
de in zijn nabijheid.
Hij blikte op toen hij stappen
hoorde en Dorrens naderen zag
maar geen trek van zijn gezicht
verried de minste ontroering.
Ik groet mijn broeder den Nacht
uil, hij is een groot opperhoofd
kostbaar en tijdroovend werk ge
weest op bedrijven, waar het om
coDsumptie-eieren te doen was.
Op hoenderparken echter, waar
het speciaal om het verkrijgen van
goed fokmateriaal gaat, is dat heel
anders. Daar kon men zich het
meerdere werk en de meerdere kosten
getroosten, omdat de eieren en
kuikens ook extra-prijzen opbrachten
en opbrengen. De A.P.N.V. heeft
die bedrijven onder controle en
garandeert, dat men er krijgt, wat
aangeboden wordt en verlangd.
Het is verkeerd om ter wille van
een paar centen voordeel, eieren van
eigen kippen voor broeddoeleinden
te gebruiken, omdat men later onbe
rekenbaar groot nadeel heeft door
mindere opbrengsten. Om te laten
welke voordeelen men met
goed fokmateriaal kan bereiken,
geven we hier een paar cijfers van
de jongste Legdemonstratie op het
Oosting-Iustituur voor Kleinveeteelt
te Emmen. Hoenderparken, die onder
controle gesteld zijn van de A.P.N.V.
moeten gedoogen, dat vanwege die
organisatie in het voorjaar onver
wacht wat eieren uit het bedrijf
worden weggehaald. Die wordeD dan
in het Oosting-Instituut bebroed en
uit de jonge hennen worden door
loting 10 stuks, plus 2 reserve-
hennen aangewezen voor valnest
controle gedurende een jaar. Welnu,
de jongste controle van zulke hennen
gaf b.v. tot resultaat, dat in de afd.
Witte Leghorns de Stamboekfokkerij
,,'t Molentje", te Venray-Heide,
eerste werd met 2162 eieren van
10 hennen. Tweede werd de heer
Steenstra te Ureterp met 2118 eiereD
van 10 kippen. Derde de heer Van
Beuningen te Kerk-Avezaath met
2224 eiereD, echter van veel minder
gemiddeld gewicht, van 10 kippen.
Zulke resultaten worden op ge
wone bedrijven zelfs niet in de verte
benaderd, als men bedenkt, dat het
hier geen keur-toomen betrof, maar
jonge hennen, buiten de bedrijven
gefokt uit willekeurig door buiten
staanders geraapte eieren.
Alleen pluimveehouders, die met
dergelijk materiaal een nieuwen
pluimveestapel gaan opbouwen, kun
nen zich in de toekomst handhaven.
Fantastische geruchten.
Bij de rondvraag op eene vergade
ring der Eiervereeniging te Swalmen
werden de volgende vragen gesteld.
1. Is het waar dat de C.R.E.
nog een groot kwantum kalkeieren
heeft en een groot kwantum eieren
in koelhuizen opgeslagen
2. Bestaan er plannen bij het
Bestuur der CR.E. om bij nog
grootere daling der prijzen de eieren
in de koelhuizen te zetten en eerst
later na verkoop de leden uit te
betalen, zooals dezer dagen vermeld
stond in het verslag der jaarvergade
ring van Keipen
3. Heeft de secretaris het verslag
gelezen ia de Limburger Koerier van
de afdeeling Wellerlooi, waarin
wordt gezegd, dat de directeur uit
eigen beweging zijn salaris zou
hebben verminderd met f 25000
De Secretaris der C.R.E.deze
vragen beantwoordende zegt. dat hij
tot zijn groot genoegen de eerste
vraag ontkennend kan beantwoorden.
De C.R.E. heeft noch eieren in de
kalk, noch eieren in de koelhuizen
en zelfs op dit oogenblik geen enkel
versch ei meer in het magazijn. Dit
laatste vindt echter zijn oorzaak in
het feit dat met ingang van 15 Febr.
door Duitschland een nieuwe belas
ting bij den invoer van eieren wordt
geheven, namelijk 2 pCt. „Omzet
belasting." Daarom werden zooveel
mogelijk eieren voor dien datum in
gevoerd.
Op de 2e vraag kan spreker ant
woorden dat dit nog nooit ter sprake
is gekomen in het Bestuur der C.R.E.
op het oorlogspad zoowel als in
de jachtgronden van het volk der
Huronen.
Nachtuil was een prachtige
verschijning al was zijn huid
bruin, koperkleurig. Een
Irolsche gestalte het hoofd met
een krans van schoone uilenvee-
ren gedekt waarvan de grootsten
als een diadeem zijn voorhoofd,
kroonden en zijn lang losfladde-
rend haar in bedwang hielden
dat ordeloos hing op zijn gelaat.
Een hoog voorhoofd, bliksemen
de bruine oogen, een adelaars
neus een ietwat breede mond tus
schen smalle lippen. Hij stond
er als een beeld in brons gegoten.
Mijn blanken broeder dankt
Nachtuil voor zijn groet. Wat
zoekt hij in de jachtgronden der
Huronen
Uw blanke broeder is een vriend
der Huronen en heeft met het
groote hoofd Nachtuil de vredes
pijp gerookt en trouw gesloten.
Mijn blanken broeder is trouw
alle blanken zijn niet
trouw,De wilde hond der
prairiën was niet trouw. Het volk
der Huronen heeft hem ter dood
veroordeeld. Hij was valsch als
een valsch dier, hij moest
sterven door de dieren.
Nachtuil stolde het voor in den
grooten raad, de groote raad
volgde het woord van Nachtuil.
De wilde hond moest sterven.
Meester Dorrens herinnerde
zich het blaffende spreken van