Tweede Mlad van „FEIL EN MAAS" Openbare Vergadering van den Raad der Gemeente Venray, Zaterdag 20 Februari 1932 Drie en vijftigste Jaargang No. S gehouden op 22 December 193!, des nam. 3 uur. Bij de voortzetting der vergadering op 22 December, zijn alle leden aanwezig, behalve de heeren Arts en van Boven. De Voorzitter stelt aan de orde punt 2 der agendaBehandeling en vaststelling der Gemeentebegrooting dienst 1932 en der begrooting van den tak van dienst het bedrijf der Gasfabriek. De Voorzitter deelt mede, dat de op 26 November j.l. aangeboden begrootingen der inkomsten en uitgaven van de Gemeente en van den tak van dienst het bedrijf der Gasfabriek voor 1932 denzelfden dag, ingevolge artikel 238 der Gemeentewet, op de secretarie voor eenieder ter lezing zijn nedergelegd en :n afschrift, tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar zijn gesteld, van welke nederlegging en verkrijg baarstelling tegelijkertijd openbare kennnisgeving is geschied. Aangezien derhalve de bij het laatste lid van genoemd wetsartikel gestelde termijn van veertien dagen sindsdien verstreken is, kan thans de behandeling dier begrootingen plaats hebben. Spreker zegt verder, dat het evenals vorige jaren, in verband met de voorschriften en modellen voor de begrooting het meest practisch is. elk hoofdstuk afzonderlijk te behandelen. Hij zal nu achtereenvolgens de verschillende posten voorlezen, na eiken post even wachten, om te hooren of een der leden daaromtrent iets wenscht te zeggen en dan, als alle posten van een hoofdstuk zijn behandeld, de beslissing van den Raad over dat hoofdstuk vragen. De finantieele toestand onzer gemeente is gelukkig nog gezond, al hoewel het jaarlijks moeilijker wordt, de begrooting sluitend te maken. Dit zal nog moeilijker zijn, als de finantieele verhoudingswet ten volle doorwerkt. Het batig saldo bedraagt thans nog f 42000.Vooraf wil Spreker enkele punten bespreken, waarop bij de voorbehandeling de aandacht is gevestigd. Ie het bewaren der effecten. Onze effecten bevinden zich in de safe der Nederlandsche Bank en moeten daar ook blijven. Zooals al eens meer gezegd, durft Spreker de verantwoordelijkheid niet aan, die hier te bewaren. Daarbij moet men er ook rekening mede houden, dat de rente op den dag af secuur wordt afgerekend, er geen aftrek afgaat en er ook overigens geen kosten aan zijn verbonden. 2e. het afgeven van slachtbriefjes op de gehuchten. Dit stuit op onoverkomelijke bezwaren en zou slecht gaan in plaatsen, waar de Keuringsdienst meerdere gemeenten omvat. Het zou trouwens ook in strijd zijn met de Koninklijk goedgekeurde verordening, waarin staat, dat het ten bureele van den Keuringsdienst moet geschieden. Hier wordt het bovendien den menschen zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt; meD behoeft ook niet den vijfden dag vóór her slachten aan gifte te doen, dit kan gerust eerder. 3e. de markten. Om onze markten weer vrij te krijgen, hebben B. en W. reeds verschillende pogingen in het werk gesteld en kan Spreker thans mededeelen, gisteren een schrijven te hebben ontvangen van Ged. Staten, dat zij ons pogen zullen steunen. Wij hopen thans op succes. Belastingen. Omtrent de belastingen kan Spreker mededeelen, dat het te heffen aantal opcenten hetzelfde is gebleven als het vorig jaar. Bij de bespreking in comité-generaal heeft Spreker echter reeds gezegd, dat sinds het opmaken der begrooting het wereldbeeld weer somberder is geworden en in nog dichteren nevel is gehuld. B. en W. vreezen dan ook te optimistisch geweest te zijn en dat de opbrengst der gemeente fondsbelasting nog meer dan 10 pet beneden de raming zal blijven. Verder is de werkloosheid nog toegenomen, en zal ook het uitgetrokken bedrag voor de tewerkstelling zeker aan den lagen kant zijn. Daarnaast is wellicht een beroep van het Crisis-comité op den Raad te wachten. Dit alles in aanmerking nemende, meenen B. en W. ernstig in overwe ging te moeten geven het aantal opcenten op de gemeentefondsbelasting van 60 op 70 te brengen. Ten slotte kan men de begrooting wel uitbeenen, doch dan bedriegt men zich zelf en owee dan de toekomst. Daarbij moeten we er steeds rekeniag mede houden, dat eventueele verbetering in den toestand eerst twee-jaar later in de begrooting tot uiting komt. Bij post 1 zegt de heer Stoot, dat ondanks de pessimistische voor spellingen van den Voorzitter het batig saldo nog flink blijft. Het schijnt dus telkens weer mee tg vallen. De Voorzitter antwoordt, dat het batig']saldo in enkele jaren reeds van f 86000 tot ruim f 40000 is gedaald. De heer Stoot heeft zelf altijd gezegd, dat het batig saldo feitelijk buiten beschouwing moet worden gelaten. Men kan dit tot zekere hoogte juist achten, doch als wij dezen stelregel in eens gingen toepassen zou onze belasting ook in eens flink omhoog moeten. Bij post 22 zegt de heer Van Haren, dat hem is opgevallen, dat er een ambtenaar is met diploma, die slechts f 1150 salaris heeft en dit vindt Spreker te weinig. De Voorzitter antwoordt, dat enkele maanden geleden eene salaris regeling voor de ambtenaren ter secretarie is vastgesteld, waarbij de in functie zijnde ambtenaren in rangen zijn ingdeeld. In den 2den rang zijn 2 ambtenaren benoemd, die inderdaad de 2 oudsten waren, terwijl de 3de ambtenaar in den 3den rang is geplaatst. Toen hebben allen met ingang van 1 Januari aanstaande verhooging gekregen en deze bedraagt voor den 3den ambtenaar f 175. De secretarie zou te hoog'belast worden, als we ze allen in den Isten rang plaatsten. Als er een vacature zou komen, dan kunnen B. en W. overwegen of een bepaald ambtenaar, die lager staat dan de ontstane vacature, in rang bevorderd kan worden. De heer Van Haren wil niet tornen aan deze regeling, maar zou alleen willen, dat. als iemand te weinig heeft, hem b.v. eene toelage wordt gegeven op een of andere wijze. Hij is er dan ook voor, de Vocht meer te geven. De Voorzitter "antwoordt, dat hier geen volledig bestaands voor 3 ambtenaren, en dit weten de ambtenaren ook. Spreker vindt dit voorstel verder onjuist. We hebben 'n verordening of we hebben er geen en nu pas 'n verordening en eene indeeling is gemaakt, die nog niet eens in werking is. moet ze toch ook gevolgd worden.Trouwens de gemeente Venray kan geen^duurdere Secretarie lijden. De heer Vermeulen meent, dat hier de salarissen van de ambtenaren ter Secretarie alle te laag zijn Er wordt hier voorde Secretarie zeer weinig uitgegeven in vergelijking met andere plaatsen! 's Heerenberg b.v. met nog geen 12000 zielen betaalt f 9000 voor zijn Secretarie-personeel. De verordening kan bovendien steeds gewijzigd worden en de Vocht heeft toch diploma. De Voorzitter zegt, dat hij hiervoor ook f 100 extra krijgt, dus die opmerking is niet juist. Verder herhaalt Spreker, dat er geen volledig bestaan is voor meer dan 2 ambtenaren en dat het niet zou aangaan en volgens de nieuwe verordening ook niet kunnen, meer dan twee te benoemen in den rang van 2e ambtenaar. De heer Van Haren zegt, dat de Vocht 29 jaar oud is en voor zijn taak berekend, en dan is f 1250 veel te weinig. De Voorzitter zegt, dat de zaak anders gesteld moet worden. Vroeger was het standpunt,^dat de 3de ambtenaar Diet hooger kon'komen dan t 800. Nu de Vocht door omstandigheden langer hier is moéten blijven, is zijn salaris al verhoogd tot f 1250. Spreker hoopt, dat hij n plaats zal krijgen met hoogeren rang en dan kunnen wij best iemand krijgen voor veel minder. Onze verordening is beslist goed en B. en W. zouden zich niet ver antwoord achten deze thaDS te herzien. De heer Geurts zou de salarissen boven f 3000 met 5 a 7 pet. willen verlagen, zulks met het oog op de waarde van den gulden en het be houd daarvan. De Voorzitter zegt, dat B. en W. daar tegen zijn, zooals het oogen- blikkelijk staat. V7ij staan niet aan den top, zijn nooit de eerste geweest met verhoogingen en zullen nu ook niet de eerste zijn met verlagingen. De heer Geurts bedoelt het slechts als 'n tijdelijke verlaging, want dan hebben de ambtenaren, als de gulden zoo hoog blijft, feitelijk nog flinke verhooging. De Voorzitter herhaalt, dat de salarissen hier nooit ten top gedreven zija en wij nu ook niet de eersten moeten zijn met verlaging. De heer Stoot meent, dat wij toch zoo hoog staan als Ged. Staten hebben bepaald. Zeker, zegt de Voorzitter, dat zou ook niet anders kunnen, doch dit betreft de salarissen van Burgemeester, Secretaris en Ontvanger en die worden door Gedeputeerde Staten vastgesteld en zijn dus van hen af hankelijk. Het kan hier slechts gaan over de jaarwedden, waarover de Raad de zeggenschap heeft. De heer Millen stelt voor het Ambtenarenreglement te herzien, waarop de Voorzitter antwoordt, dat dit niet aan de orde is. Wethouder Odenhoven zegt, dat men zich aan de regeling moet houden. Moeten wij 3 ambtenaren hebben van dit kaliber, dan verdient de Vocht inderdaad te weinig, doch hierover kan Spreker niet oordeelen, dit weten de Voorzitter en de Secretaris het beste. De heer van Haren blijft er bij. dat betaald moet worden naar prestatie. Juist, zegt de Voorzitter, maar U moet er dan ook aan denken, dat het hier openbare ambtenaren betreft en men zich daar moet houden aan rangen en indeeling en geen rang kan scheppen voor een bepaald per soon. De heer Janssen vraagt hoeveel dienstjaren de Vocht heeft, waarop de Voorzitter antwoordt: 4. De heer Janssen meent, dat hij toch langer hier is. Zeker, antwoordt de Voorzitter, doch dit is het in de verordening vastgestelde aantal, dat voor verhooging in aanmerking komt. Wethouder Pubben verbaast het, dat zelfs oudere leden hier nog op terugkomen. De verordening is toch consciëntieus nagegaan en met alge- meene stemmen vastgesteld en de ambtenaren waren toen best tevreden. Het is trouwens ook geen tijd om salarissen te verhoogen. De heer Vermeulen meent, dat men best van gevoelen kan veranderen, en kan het niet volgens de verordening, dan zou hij het doen uit den post schrijfloonen. Bij post 80 vraagt de heer van Haren of niet wat meer politie-toezicht uitgaan der scholen, vooral voor de kan worden gehouden bij het uitgaan meisjesschool aan den Ma; asheescheweg. De Voorzitter zegt dit toezicht met de zegt dit toezicht met de weinige politie die hij heeft zoo goed mogelijk te zullen verdeelen. Bij post 98 zegt de heer Stoot f 4800 voor kosten straatverlichting een kolossale som te vinden. Wij zitten nu eenmaal met onze gasfabriek, doch electrische verlichting zou veel goedkooper zijn. De Voorzitter zegt, dat gas niet te missen is. Naast de bestaande gaslantaarns geschiedt uitbreiding der straatverlichting echter zooveel mogelijk electrisch. De heer van Haren zou ter wille van de veiligheid, vooral rondom het dorp, 's nachts enkele lantaarns meer laten branden. De Voorzitter zegt, dat wij langzaam aan vooruitgaan. Op het oogen- blik branden er reeds in totaal 110 laotaarns, waarvan enkele ook 's nachtt. B. en W. willen het nog wel eens overwegen, doch het wordt te duur. De heer Vermeulen zou post 99a aan de begrooting willen zien toe gevoegd buitengewoon lidmaatschap A. N. W. B. ad f 25. Deze bond doet zoo ontzaglijk veel, ook voor Venray, d&t Spreker deze uitgave wel verantwoord acht. De Voorzitter zegt, dat wij met het geven van subsidies voorzichtig moeten zijn en ons eenmaal ingenomen standpunt moeten handhaven en dit is toch ook een soort subsidie. De heer van Boven vraagt of de AN.W.B. ook steun geeft voor rijwielpaden, waarop de Voorzitter antwoordt, tot nog toe niet. Misschien wel als we lid worden, zegt de heer Millen en daarom zal hij het voorstel Vermeulen steunen. Ook de heer van Haren steunt het voorstel. In stemming gebracht woedt het voorstel Vermeulen met 8 tegen 5 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren Nelissen, van Dijck, Houben, Goumans en wethouder Pubben. Voor de heeren Vermeulen, van Haren, weth. Odenhoven, Geurts, Janssen, Stoot, Millen en Jacobs. Bij post 103 zegt de heer Vermeulen er voor te zijn, dat hier weer zoo spoedig mogelijk een Burgerwacht komt. Er zijn reeds zoo vaak pogingen gedaan, onze rustende Burgerwacht weer actief te maken, maar de Burgemeester schijnt er geen haast mee te hebben. Hij is er dan ook voor, dezen post te verhoogen, waar deze zaak zoo urgent is. Dezer dagen heeft Spreker nog in de Burger wachter gelezen waar blijft Venray, de eertijds zoo bloeiende Burgerwacht De Voorzitter zegt, dat er pogingen in deze gaande zijn en Spreker hier zeer sympathiek tegenover staat. Dit is echter een zaak van den Burgemeester en daarom zal Spreker, zoodra hij hiervoor geld noodig heeft, verhooging van den post vragen. De heer van Haren zegt, dat er zich reeds ongure elementen aan den overkant der Maas vertoonen en verzoekt den Burgemeester den noodigen spoed te betrachten. De Voorzitter zegt, dat het optreden en waken tegen bedoelde ongure elementen eventueel niet behoort tot de taak der Burgerwacht, doch van den Vrijwilligen Landstorm. De heer Millen zegt, dat de Vrijwillige Landstorm niet voor den Burgemeester beschikbaar is en hij er daarom ook voor is, de Burger wacht weer zou gauw mogelijk actief te doen worden. De heer Jacobs is er voor ook een kleine bijdrage te geven voor de oefeningen van den Vrijwilligen Landstorm. De Voorzitter meent, dat dit kan overwogen worden, als ze te zijner tijd met een aanvrage hiertoe komen. De heer Vermeulen stelt voor den post op f 200 te brengen. In stemming gebracht wordt dit voorstel met 7 tegen 6 stemmen ver worpen. Voor stemden de heeren Nelissen, Vermeulen, van Haren, wethouder Odenhoven, Goumans en Millen. Tegen de heeren vaa Dijck, Geurts, Janssen, Stoot, Houben, weth. Pubben en Jacobs. Bij post 104, kosten bioscoopcommissie, vraagt de heer Stoot of dit vastrecht is, waarop de Voorzitter bevestigend antwoordt. Bij post 112 vraagt de heer van Dijck, waarom in andere gemeenten op verschillende plaatsen slachtbriefjes worden afgegeven en dit hier niet kan. De Voorzitter herhaalt, dat men onderscheid moet maken tusschen een keuringsdienst voor één gemeente en een keuringsdienst voor meerdere gemeenten. In het laatste geval is gewoonlijk in elke gemeente een ver antwoordelijk persoon aangewezen voor het afgeven der briefjes, doch hier kunnen wij het toch niet in handen stellen van personen, die op geen enkele wijze verantwoordelijk zijn, dus niet in gemeentedienst zijn. Zoowel het hoofd van den dienst als de Inspecteur zijn er dan ook tegen. De heer Millen zou het dan in handen stellen van b.v. de voorzitters der resp. boerenbonden. De Voorzitter zegt, dat ook dit niet gaat. Spreker wil hier nog aan toevoegen, dat het den menschen hier toch al zoo gemakkelijk mogelijk wordt gemaakt. Bij post 146, rioolbelasting, zegt de heer Stoot het treurig te vinden, dat de menschen de dupe worden van de misrekening, waardoor de rioleering f 30000 duurder is geworden, dan was gedacht. Hij is er dan ook voor het percentage van 4i/a op 4 te brengen. De Voorzitter zou het toch zoo laten, anders wordt de opbrengst weer zooveel lager, want de gestichten komen natuurlijk ook om ver mindering. De heer Stoot vindt het toch treurig, dat nu de menschen alles moe ten betalen. Dit is ook niet billijk. Spreker vraagt verder of de even tueele opbrengst der vloeivelden ten goede komt aan de belastingbetalers, waarop de Voorzitter bevestigend antwoordt. De heer Millen zegt, dat hem is opgevallen, dat de vloeivelden in plaats van beter, dagelijks slechter worden. Hij meent, dat zij geen cent waard zijn. De Voorzitter acht dit overdreven en zegt, dat zij goed werken. Wel moeten zij natuurlijk geregeld worden schoongemaakt. De heer Millen zegt, dat het eerste vloeiveld reeds vernieuwd en nog niet goed is. Hij heeft er trouwens nog nooit een goed zien werken. Laten de heeren zelf maar eens gaan kijken. Wethouder Pubben is ook meermalen gaan kijken en zegt, dat vooral het tweede vloeiveld uitstekend werkt. Het eerste heeft niet zoo goed gewerkt, maar er worden toch zoo goed als geen klachten over ge hoord. Dat B. en W. met de misrekening bedrogen zijn uitgekomen, kunnen zij ook niet helpen. De heer Millen heeft absoluut niet de bedoeling B. en W. hiervan een verwijt te maken, maar wel wil hij zeggen, dat Wethouder Pubben dan blijkbaar den laatsten tijd niet op het vloeiveld is geweest. Er is geen vloeiveld, dat ooit goed gewerkt heeft. Wethouder Odenhoven gelooft ook niet, dat de vloeivelden zijn, zoo als verwacht was. Zeker niet, zegt de heer Millen en deze blaam treft niet den Ge meente-Opzichter, doch enkel den ontwerper van het plan. De heer Stoot stelt voor, de rioolbelasting met 20 pCt. te verlagen. Dit wordt gesteund door de heeren Janssen en Millen. Wethouder Pubben zou het onrechtvaardig vinden tegenover de al gemeene belastingbetalers. Het vloeiveld hoort nu eenmaal bij de rioleering. De heer Stoot kan zoo wei meerdere dingen noemen, die ten goede komen aan een bepaalde categorie van ingezetenen en toch door allen mede betaald worden. Wethouder Pubben meent toch, dat het anders zal zijn, als we alles eens gaan nawegen. De heer Vermeulen zegt, dat de raming der uitgaven de werkelijke uitgaven ver overschrijdt, zoodat dus winst gemaakt wordt. Dit is niet noodig, voldoende is, dat de kosten gedekt worden. Neen, zegt de Voorzitter, er komen steeds meer kosten, zoodat deze som wordt noodig geacht. In stemming gebracht, wordt het voorstel Stoot met 6 tegen 7 stem- men verworpen. Voor stemden de heeren Vermeulen, van Haren, Wet houder Odenhoven, Janssen, Stoot en Millen. Tegen de heeren Nelis sen, van Dijck, Geurts, Houben, Goumans, Wethouder Pubben en Jacobs. Bij post 152 vraagt de heer van Haren, maatregelen te treffen in verband met de veiligheid van het verkeer. Hij wijst op enkele gevaar lijke punten, b.v. op den hoek bij het Raadhuis, die zeer gevaarlijk is. De Voorzitter antwoordt, dat B. en W. reeds besloten hebben, hier en daar op gevaarlijke hoeken streepen te doen trekken. Bij post 160 vraagt de heer van Haren om meer urinoirs, nu onze politieverordening zoo streng is. De Voorzitter zou gaarne zien, dat B. en W. eens punten werden aangewezen, waar er geschikt een te plaatsen is. B.v. op het Kerkpad, zegt de heer van Haren. De Voorzitter vindt dit een minder geschikt punt. Kan het niet onder het Raadhuis, vraagt de heer Vermeulen, des noods ondergronds. Bij post 162 vraagt de heer Jacobs, waarom de gemeentelijke reiniging zooveel duurder wordt, waarop de Voorzitter antwoordt, dat de dienst is uitgebreid. De heer Jacobs meent anders, dat er toch al genoeg op toegegeven wordt. De heer Houben zou het ophalen publiek aanbesteden. De Voorzitter gelooft wel, dat we het voorloopig beter zoo kunnen laten. Bij post 177 geeft de heer Vermeulen in overweging retourkaartjes in te voeren op den gemeeDtel. autobusdienst. Enkele reis blijft 20 cent en retour wordt 30 cent. Thans loopen de menschen met bosjes naar het station, terug vooral. De heer Nelissen heeft opgemerkt, dat door de reizigers vaak retour kaartjes worden gevraagd. De Voorzitter zegt, dat B. en W. eens een onderzoek in deze zullen instellen. Wij moeten er echter aan denken, dat 1 vierde minder bin nenkomt en er dus veel reizigers moeten bijkomen. Bij post 206 zegt de heer Vermeulen f 500.— voor het bewaren van effecten verbazend hoog te vinden. Dit is z.i. toch te duur, vooral wijl hier een goede gelegenheid is. Hij stelt dan ook voor, de effecten bij de Nederl. Landbouwbank alhier in bewaring te geven. De Voorzitter zegt, zich met alle kracht hiertegen te zullen verzet ten en mocht de Raad toch hiertoe besluiten, dan zal Spreker van zijn recht gebruik maken om het raadsbesluit niet uit te voeren en ter ver nietiging voor te dragen, wegens strijd met het algemeen belang. Het voorstel Vermeulen; komt niet in stemming, aangezien het niet wordt gesteund. Bij post 291, zegt de heer Vermeulen, dat het Patronaat er hard voorzit en hij mitsdien voorstelt, het subsidie te verhoogen met f 75.— De Voorzitter zou voorzichtig zijn met subsidie-verhoogingen. Eer stens is f 325 aangevraagd en onverkort toegestaan. Spreker zou er nu geen bezwaar tegen hebben en ook B. en W. niet, om die f35, welke als belastingvermindering gevraagd was, bij het subsidie te voegen en er dus f 360 van te maken, onder de uitdrukkelijke bepaling, dat het gegeven wordt, als compensatie voor die belasting, maar daarbij moet men het dan ook laten. De heer Stoot wil ook f 400.— geven en steunt het voorstel Ver meulen. Wij doen er, aldus Spreker, een goed werk mee. Ook de heer Millen steunt het voorstel Vermeulen. De Voorzitter zegt, laat ons een standpunt innemen en niet meer geven dan feitelijk gevraagd wordt, nl. f 360. De heer van Haren stelt dan voor er f 375.— van te maken, welk voorstel gesteund wordt door de heeren Stoot, Millen en Vermeulen. Op voorstel van Wethouder Pubben wordt het voorstel van Haren zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Jacobs vindt post 293, kosten van onderhoud en plaatsing der kiosk, ad f 32(5".verbazend hoog. De Voorzitter antwoordt, dat hieronder ook begrepen is het opnieuw childeren. De heer Millen verzoekt hierna nog inlichtingen omtrent den post brandbluschmiddelen, welke hem door den Voorzitter worden verstrekt. Bij post 307 zegt de heer Stoot de uitgaafposten in verband met de crisis te hebben opgeteld en te komen aan een bedrag van pl.m. f 12.800. Spreker zou tot gelijk bedrag eene crisisleening wenschen aan te gaan. De Voorzitter zegt, dat het subsidie aan het Burgerlijk Armbestnur ad f 4800.in elk geval buiten de crisis staat. Voor de overige posten zou hij de methode Stoot ten zeerste afkeu ren, gesteld al, dat ze zoude worden goedgekeurd door Ged. Staten, hetgeen Spreker ten zeerste betwijfelt. Deze uitgaven tot later verschuiven, is gewoon verstoppertje spelen en wie weet is het later misschien nog moeilijker de gelden te vinden dan nu. Om voor de finantieele verhouding mee te kunnen tellen, moeten ze voorts op gewoon. Laten we ons dus niet in de vingers snijden. De heer Stoot meent, dat we deze kosten gerust mede op het nage slacht kunnen schuiven. Waarom moet alles op één jaar Later kunnen de menschen wellicht of waarschijnlijk weer veel beter betalen dan nu. Hij vindt verder, dat de uitgaafposten nu niet zoo krap genomen zijn. De Voorzitter zegt dit voorloopig nog niet te kunnen inzien en wat betreft de verschillende uitgaafposten zijn 316 en 319 beslist te laag en is er dan ook straks een voorstel van B. en W. te wachten om post 319, in verband met de werkverschaffing en om in deze wat meer te kunnen doen, met f 2400 te verhoogen. De heer Stoot kan het er niet med? eens zijn, doch als B. en W. niet willen, kan hij het ook niet helpen. Bij post 327 spreekt de heer Vermeulen de wenschelijkheid uit voor wat meer propaganda voor het bouwen van woningen met toepassing der Landarbeiderswet, waarop de Voorzitter antwoordt, dat de men schen voldoende met de mogelijkheden in deze op de hoogte zijn. De heer Nelissen verlaat thans de vergadering. Bij post 351 stelt de Voorzitter namens Burgemeester en Wethouders voor, het aantal te heffen opcenten op de Gemeentefondsbelasting van 60 te brengen op 70 en dan de geraamde meerdere opbrengst ad f 2400 te bezigen voor de verhooging van post 319, Bijdrage aan het Rijk wegens bij de verbetering der beken aangestelde weridoozen uit de ge meente Venray. Deze post wordt dan aldus f 7400. Als wij wat meer op dezen post hebben, kunnen uiteraard ook meer werkloozen worden te werk gesteld en profiteert de gemeente naar verhouding ook meer van het aandeel, dat het Rijk in de totaalkosten van loonen voor zich genomen heeft. Dit alles komt dan ten goede aan de werkloozen. De heer Vermeulen had aanvankelijk juist willen voorstellen de op centen op de Gemeentefondsbelasting wat te verlagen, doch bij de voorbehandeling der begrooting met den Secretaris is hij van dat voor nemen afgebracht. Maar voor verhooging, dus juist het tegenovergestelde, daarvoor is hij niet te vinden. Spreker wijst enkele posten van inkom sten aan, die z.i. kunnen worden verhoogd en daarnaast enkele uitgaaf posten, welke verlaagd kunnen worden en aldus zijn naar zijn oordeel de eindjes toch wel bij elkaar te brengen zonder belastingverhooging, waartoe in dezen malaisetijd toch zeker slechts in het alleruiterste geval behoort te worden overgegaan. De heer Stoot is het hiermede volkomen eens. Hij vraagt in dit ver band of post 320, f 1000 bijdrage van Hoofdstuk IX van den gewonen dienst aan Hoofdstuk VII van den kapitaaldienst niet kan worden ge schrapt en dan te laten vervallen post 417 van den kapitaaldiens:, f 1000 voor aankoop van rentegevend goed. De Voorzitter zet uiteen, dat die bijdrage aan den kapitaaldienst daar eveneens dient voor meerdere werkverschaffing in de bosschen, en niet voor den aankoop van vast goed. De hierop betrekking hebbende post van f 1000 is een vaststaande post. die elk jaar op de begrooting voorkomt, om althans iets te hebben, wanneer eventueel een of ander eigendom moet worden gekocht.

Peel en Maas | 1932 | | pagina 5