Uirorcift ontwikkeling. Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken. YOORDEEUöST/: 5 MANUFACTUREN IlYQORDEÊLIGSTj nummer bestaat uit TWEE bladen. Dit Het Feest van de H. Familie Politieke Genève 1932. Ons Weekpraatje. Tuin- en Landbouw Provinciaal Nieuws Zaterdag 6 Februari 1932 Drie en vijftigste Jaargang No. 6 MANUFACTUREN BLIJKEN TOCH HET PEEL EN MAA BLIJKEN TOCH HET PRIJS DER ADVERTENTIEN 1—8 regels 60 cent, elke regei meer 7ct bij abonnement lagere tarieven. Uitgave van FIRMA VAN DEN MUNGKHOV Telefoon 51 GIRO 150652 ENRAY ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ct., per post 75 cenj voor het buitenland t 1.05 bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent te VENRAY. Ec is in <*e Parochiekerk te Ven ray nog maar zelden een plechtig heid te aanschouwen geweest, zóó indrukwekkend en verheven als Zondag j.l. In de H. Familie zouden zestig nieuwe leden hun intrede doen en Vijf gouden jubilarissen zouden ge huldigd worden, n.l. Mart. vao Beesel. Joh. Kusters. H. Lrnders, p. 1. Vetblakt en G. Vergeldt. Onze verwacht'ngen waren hoog gespannen, daar Zijne Hoogw. Exc Mar. Verriet, zich bereid verklaard had. de plechtigheden in de kerk persoonlijk te verrichten, maar de werkelijkheid heeft alles overtroffen Met het zware gedreun der klox ken van Venray's eeuwenouden toren, werd het feest Vrijdagavond ingezet. Men voelde, dat iets in drukwekkends ging beg.nnen. Te half zeven was de geheele H. Familie in de kerk bijeen. Na de gewone gebeden hield Pater Cahe waert een predikatie over de eerste der drie Goddelijke Deugden over het Ge oof. Is het te verwonderen, dat deze superieure redenaar in vervoering geraakte bij den aanblik van de stampvolle kerk met zooveel oprech te mannen, die in hun eenvoud van hun geloof kwamen getuigen En vooraan de vijf jubilarissen, veteraan in den strijd van net gcede. iij versaagden nooit, zij wankelden mm mer. Gedurende de vijftig volle jaren van hun lidmaatschap verloren ook zij hun geloof en het vertrouwen in de Aartsbroederschap niet. Bij alle vernedering en verguizing bleven zi) het vaandel van hun trouw noog houden. Zij triomfeerden nu. Immers, de H. Familie is nu ge worden een geweldig leger van dapperen. <De tweede predikatie van Fater Callewaert op Zaterdagavond over de Goddelijke Deugd van de Hoop. was niet minder schitterend. Wat diepe gedachten over zoo n schijnbaar eenvoudig onderwerp En wat duidelijkWijsheid en een voud hadden zich zoo harmonisch vereenigd. dat ieder in eerbiedige aandacht luisterde. Zondagmorgen te zeven uur droeg Z H. Exc. Mgr. Verriet bet H. Misoffer op voor het welzijn der H. Familie geassisteerd door Kapelaan Geurts. De bisschop reikte ook zelt de H, Commnnie aan de mannen uit. Na de H. Mis gingen allen Daar de zaal „Wilhelmina-', om gezamen lijk te ontbijten Ook Mgr. err,et nam aan het ontbijt deel. Het was een echt gezellige bijeenkomst. Het woord werd eerst gevoerd door Pater Callewaert, die de jubilarissen gelukwenschte met dezen dag. nu zij door de H. Familie zullen worden geridderd met den gouden medaille. En heel geestig vertelde de Vlaam- sche Pater van het effect, dat deze ridderorden zouden hebben op de hemelingen, als zij later, met hun insignes om. aan de hemelpoort zouden aankloppen. Ook Mgr. sprak een hartelijk wootd. Hij bracht hulde aan den ijver van den Directeur en feliciteer- de ook de Jubilarissen. Geroerd door zooveel belangstel ling, dankte de Heer van Beesel. uit naam ook van de andere jubilarissen Mar Pater Callewaert en Kapelaan Geurts. voor alles, wat zij voot de H. Familie deden. Nadat nog de Heet Odenhoven van zijn welspre kendheid bad blijk gegeven, verlieten allen buitengewoon voldaan de zaal. Om vier uur het gioote feest, het eigenlijke feest. Pater Callewaert hield zijn laatste predikatie over de Goddelijke deugd der Liefde. Het was de apotheose. Geen wonder, dat doot zulke woorden het Apos- telvuur oplaaide van de mannen., Het vuur van Jezus lief te hebben, de zonden te haten als 't grootste en eenige wezenlijke 'kwaad, zijn evenaaste lief te hebben om God, om van den geestelijken en stof- felijken overvloed aan anderen te geven. Na de predikatie verrichtte Z. H. Exc. de zegening der medailles. De jubilarissen ontvingen hun gouden eereteeken uit de handeu van den Bisschop. Ook de nieuwe leden kregen hun medailles door Mgr. persoonlijk opgespeld. Nadat de Bisschop nog een korte toespraak had gehouden werd door den Z.E. Heer Pastoor het slot woord gesproken. Zichtbaar ontroerd dankte hij Kapelaan Geurts voor alles, wat deze voor het geestelijk leven der parochie deed. Hij drukte den mannen op het hart, trouw te blijven aan hun belofte, opdat met den aangroei der Aartsbroederschap, ook het gehalte moge toene^oen. Na bet Pontificaal Lof en den zegea met het Allerheiligste, gingen de mannen ongeveer te half zeven naar huif. Met recht mocht Pater Callewaert van „Uwen fanatieken Directeur" spreken Do ontwaking der katholieken door don onderwijsstrijd. Nieuwe leiders We zagen een vorigen keer hoe koning Willem I aan de katholieken recht wilde laren wedervaren in hun rechtmatige aanspraken op het ter rein van het lager onderwijs. De door den koning in het leven ge roepen onderwijscommissie had ten doel de bezwaren te onderzoeken door de katholieken kerkvoogden en de Gedeputeerde Staten van Noord- Brabant ter kennis van de regeering gebracht, en zoo mogelijk daaraan tegemoet te komen. Daartegen brak in het land een hevig verzet los. Reeds acht dagen na de instelling der commissie kwam dit verzet bin nenskamers tot uiting. Generaal Merkus de Koek, minister van Bin- nenlandsche zaken, tot wiens depar tement ook de afdeeling onderwijs behoord'.*, richtte op 20 November 1840 een uitvoerige nota tot den koning om hem te overreden voort te bouwen op het „zoo uitstekend onderwijsstelsel" en geen nieuwe proefneming te wagen. De bejaarde minister achtte vrijheid vernietigend voor de bestaansmogelijkheid der onderwijzers en voor het openbaar onderwijs. De bezwaren der katho lieken noemde de minister ongegrond als men verlicht was, zou men zich aan sommige uitdrukkingen in de schoolbanken niet stooten. De ka tholieken werden volgens hem niet geweerd. Men kiest tot onderwijzers slechts brave menschen zotider op godsdienst te letten. Op even lichte wijze ging de minister over andere bezwaren der in de adressen der kerkvoogden en van de Brabantsche Gedeputeerde medegedeelde katho lieke bezwaren heen. Het is wel merkmaördig, hier een minister te hooren opkomen tegen een koninklijk besluit, den minister nog wel, d!e mede de afdeeling onderwijs beheerde. In onze tijd zou zoo iets tot de onmogelijkheden be- hooren Wanneer een minister thans geen commissie wenscht, dan komt ze er niet of (de minister gaat heen. Maar het was in 1840. De per soonlijke verantwoordelijkheid van de ministers was wel zooeven inge voerd, maar in de. praktijk was het nieuwe regiem blijkbaar nog niet volkomen tot werkelijkheid gewor den. De2;koning had de'onderwijs commissie zelf benoemd en zelf deed hij zijn keus, zorgvuldig vermijdende daarin de mannen van den minister, den schoolopzieners, te benoemen, die met hun hoogen superieur wel al te zeer aan de bestaande school wetgeving gehecht waren. Maar niet alleen op het Departe ment, maar het heele land door brak het verzet los. Volgens de „Gods dienstvriend" van Le Sage ten Broek geraakte de heerschende partij „in onstuimige woede", want haar troe telkind, het godsdienst- en zeden bedervende onderwijsmonopolie werd bedreigden zij spande al hare krachten in om dat gedrocht nog in het leven te houden." De Maatschappij tot Nut van het Algemeen, die zich welbehaaglijk voelde bij de bestaande toestand, kwam met een verzoekschrift. De Senaten der Universiteiten deden hetzelfde. Er verscheen een groot aantal scherpe geschriften. De felle strijd vond de Nederlaod- sche katholieken evenwel gereed. En moest in vroeger tijd voornamelijk Brabant de spits afbijten, thans roerde vooral het bovenmoerdijksche zich geducht en nam zelfs de leiding met den directeur van het college van Katwijk Jacobus Franciscus van Vree, den lateren president van het Groot Seminarie en in 1853 eersten bisschop vwr Haarlem, aan het hoofd. Van Vree is een der groote figu ren waaraan bij het nageslacht steeds een dankbare herinnering moet blijven voortleven om hetgeen we hem verschuldigd zijn. Geboren op 8 Februari 1807 te Rhenoy in Gelderland, was hij na zijn studiën op de seminariën te Kuilenburg en 's Heerenberg, priester gewijd te Miinster in 1831. Hij was kapelaan te Amersfoort, toen Mgr. van Wijkerslooth hem won voor Katwijk, waar hij in 1838 na twee jarig leeraarschap de leiding op zich nam. In alle katholieke werken van dien tijd was van Vree de leider of medewerker, of werd hij geraad pleegd. Vooral op onderwijsgebied werd hij meer en meer de special! teit. Zoo was deze man aldus dr. Witlox in zijn Geschiedenis der Kath, Staatspartij worstelend als het ware met het werk dat hij vond of dat men hem opdrong, vanaf 1840 de plaats gaan innemen vooraan, bij de leiding, waartoe zijn gaven hem zoo bij uitstek geschikt maakten. Van Vree was bovenal een verstandelijke natuur, een ordenende, regelende geest. Kalm en koel bezag en door zag zijn scherp verstand een kwestie of toestand, wikte en woog, om dan met juist inzicht vast en zeker op zijn doel af te gaan, daarbij door fijn beleid en zeldzame tact geholpen. Hij was een vurig strijder en werker, verdraagzaam en voorzichtig, zwaar tillend zelfs. Naast dezen kalmen en meer stillen werker zien we in dezen strijd den dichterlijken, genialen, geestdnftigen Broere optreden, leeraar aan het seminarie Hageveld, den geestdriftigen wekker die bij de katholieken een fier zelfbewustzijnen zelfvertrouwen wakker riep en een groote zorg had voor het zuiver houden der begin selen. Dat Broere in 1840 in den onder wijsstrijd ingreep vond zijn aanleiding in een plompen aanval van den Leidschen hoogleeraar M. Siegen- beek, die gedurende lange jaren aan het schooltoezicht verbonden was en kort na de instelling der onderwijs commissie een open brief aan Groen van Prinsterer had gericht, waarin hij opkwam tegen de beschuldiging dat het onderwijs onchristelijk of leerstellig was. Het seminarie Hage veld kreeg daarin van hem te hooren dat de domheid daardoor in het katholiek kerkgenootschap georgani seerd was. Reeds jn December 1840 kwam Broere daartegen op in een brochure welker rake woord de katholieken in het hart greep. Hij zeide tot Siegenbeek dat er een zekere partij is, „tot welke gij behoort," door wier toedoen de katholieken zoo lang van al wat aanzien, invloed of ver mogen heeft, werden uitgesloten hen, die men beroofd had en ten allen tijde onderdrukt, acht men goed genoeg om in hun burgerlijken of nog lageren kring te arbeiden en op te brengen en dan^noemt men zich aanzienlijken des lands en zegt Roomschen wat zijt gij armHen weert men overal uit alle bedieningen plaatsen van aanzien en zegt Roomschen wat zijt gij gemeen 1 Hen belet men op de alleronrecht- vaardigste wijze scholen en instellin gen tot hun geestbeschaving op te richten en zegtRoomschen wat zijt gij dom! Dat klonk nog al Een volgenden keer zullen we nog eenige katholieke figuren in dezen strijd zien optreden en nog met eenige bewijzen toonen dat de katholieken hun vroegere vreesachtige bedeesdheid radicaal aflegden. ROELAND. Dona nobis Pacem. Ons nageslacht zal het vermeld vinden in de geschiedenisboeken 1932 Ontwapeningsconferentie der Volkeren te Genève. Wat er daarop volgen zal We weten het niet. Dat deel der geschiedenis, hetwelk een antwoord zal geven op voren staande vraag, gaat nu worden ge vormd. Op Dinsdag, 2 dezer, is de Conferentie geopend. Onder de meest droeve en weinig vertrouwen wekkende omstandig heden Het initiatief immers van de Con ferentie ging uit van den Volken bond. en twee leden daarvan beoorlogen elkaar op het oogenblik in bloedigen strijd. Plechtige geloften van Vrede en onderwerping aan Arbitrage zijn in de laatste jaren gedaan. De inkt der Verdragen daaromtrent is nauwelijks droog, of reeds worden de fraaie acten besmeurd met het warm-roode bloed van duizenden, die vielen in den strijd tegen elkaar. We hopen op een succes der Conferentie. En als dat wordt be reikt, wat zal dan de winst in feite wezen Weer een papier met hand- teekeningen en zegels alléén, zonder een wil tot vrede, een bereidheid tot elke opoffering daarvoor Genève 1932. Wat gaat er om in de geesten der menschen individueel Wat is die algemeene roep om vrede, een uitdrukkelijke wil, door overweging gegrondvest, of een modeleuze van dezen tijd We zitten hier ver van het oor logsgewoel in het Oosten, maar als we de berichten van daar lezen, dan jeuken ons de vingeren. O, het is een braaf jeuken, want het onrecht prikkelt ons en we zouden, als we naar ons gemoed te werk gingen... Dan is het ook duidelijk, dat die anderen daar in het Oosten, die het onrecht ondergaan, nog sterker reageeren en... naar de wapenen grijpen om zich te verzetten. Als niet Sjanghai, maar Amster dam nu eens door vreemde vliege niers werd gebombardeerd, en oor logsschepen schoten die stad brand, zonder dat er oorlog was, en als daarbij onschuldige mannen, vrouwen en kinderen door de onver laten uit den vreemde werden ge dood, zou het dan bij het jeuken der vingeren blijven, als we van dat alles 'hoorden, of het ondervonden We moeten er goed van door drongen wezen, hoeveel men moet kunnen verdragen en lijden, hoeveel gevoel van eigenwaarde men moet weten te onderdrukken, als we den vrede willen bewaren, tot allen prijs, althans zelf den strijd smadende. Dat alles moeten we leeren, vóór de Vrede een realiteit kan worden op de wereld. De weg naar Vrede leidt door smarten en foltering. Vrede te vestigen en te bewaren, voor altijd en onder alle omstandig heden. dat is haast iets bovenmen- schelijks. Daarom zullen de geloovigen, om dat groote goed machtig te worden, niet uitsluitend op zich zelve en op de menschheid vertrouwen, maar door een voortdurend en aangehou den „Dona nobis Pacem" Heer, geef ons den Vrede dezen af smeeken van den Hemelschen Vader. Onderwijl ze, naarmate mensche- lijke krachten zulks vermogen, aan de vervulling van het ideaal mee werken. biedigen groet afscheid te nemen van deze trouwe vaderlanders." Is het niet lief gezegd Jammer, dat er tegenwoordig ook nog een fotopers bestaat 1 Ze hebben er nog niets op gevonden om ook kiek- toestellen te laten vleien. Bekijk de plaatjes in de krant maar eens van die uitvaart. Zie dat publiek maar eens aan.... eerbiedig groetend binnensmonds afscheid nemend van twee trouwe vaderlanders. Daar staan de mannen, stuntelig-sombec. met de handen in d'r zakken, een pijp of cigaret in den mond, hoeden op het hoofd je mocht eens kou vatten 1 of de pet op één oor. Als het plaatje wat scherper was, zou men de open monden van som migen zien gapen 1 Enfin, iedereen heeft wel eens zoon uitvaart van een grooten doode bijgewoond en altijd is dan de publieke houding even Hollandsch-stuntelig. We willen overigens geen woord kwaad van ons volk zeggen, heusch niet. We weten, dat velen inderdaad innerlijk beroerd worden bij zoo'n plechtigheid en dat ze er vaak bij staan, met een brok m de keel. Ongevoelig zijn we geenszins, alleen hopeloos stuntelig. We durven geen hoed afnemen enkelen niet te na gesproken en we buigen niet hoofsch, omdat zulk uiterlijk eerbetoon ons niet af gaat. We zijn er te houterig voor en koesteren o, zooveel vrees, dat we ons „aanstel len." En daarom slikken we liever met moeite den brok in de keel weg en bewaren we naar het uiterlijk onze houding van kaf... patdon, van kalme Hollanders. Het zit 'm trouwens geenszins in uiterlijk vertoon, wat het innige meeleven betreft met het leed van anderen, of een gevoelvol herdenken van groote dooden. Die buitenlanders met al hun hoofsche manieren en hoedengezwaai zijn innerlijk misschien oppervlakkiger dan wij. Best moge lijk. Maar toch doet een beleefd heid, die we kunnen zien en consta- teeren, prettiger aan. dan onnaspeur lijk weggeslikte ontroeringen.... We hopen, dat de lezers er niet boos om zullen zijn, dat we eens één keertje het vleien vergaten. Een der prettigste en beminnelijk ste menschenrassen is zeker dat der journalisten. Niet omdat we er zelf toe behooren, constateeren we zulks, want daartegen zou onze bescheiden heid, een bekende journalistendeugd zich verzetten, neen, otr» wille van de waarheid alleen stelden we het bovenstaande vast. Elke lezer is als recht-geaard Nederlander natuurlijk lid van ten minste twintig vereenigingen, die alle in dringende behoefte voorzien. Hij bezoekt dus regelmatig vergaderingen, aanhoort lezingen, verdraagt het ge zang van dames en andere juffrouwen op gezellige bijeenkomsten enz. Hij dus bekend met de gemiddelde kwaliteit van het gebodene bij derge lijke gelegenheden. Welnu, op al die vergaderingen en bije'enkomsten is ook een journalist aanwezig, althans wordt hij in den persoon van den hem vervangenden vereeni- gingssecretaris geacht aanwezig te zijn. En hebt u het ooit gelezen in een verslag, dat de Voorzitter zijn openingswoord er hakkelend uit bracht, als ware hij onderden invloed van sterken drank Hebt u ooit gelezen, dat behalve de plaatsruimte in het blad, ook nog andere redenen aanleiding waren geweest om een verslag te bekorten Heeft ooit een verslaggever het neergeschreven, dat zijn samenvatting van de interessante leziDg van den bij uitstek zoo des kundigen heer X. beperkt moest zijn. omdat hij door den spreker tijdelijk in slaap was gekletst We kennen een raadslid, dat thuis of in zijn stamcafé nooit over een gehouden zitting spreekt, vóór hij het verslag in de krant heeft gelezen. Dan weet hij n.l. pas, wat hij eigen lijk heeft gezegd. Met dat alles bedoelen we slechts duidelijk te maken, welk een bemin nelijke vleiers journalisten zijn. Nog een ander voorbeeld diene daartoe. In alle dagbladen stond deze week uitvoerig de plechtige uitvaart-ver- slagen van de verongelukte slacht offers der vliegramp in Bangkok. Ook de houding van het publiek werd geschetst. Iedere verslaggever deed dat in zijn eigen woorden, maar die kwamen toch alle op hetzelfde neer. Daarom citeeren we maar uit een willekeurig blad. Het heet daarin „Overal langs den weg, die werd gevolgd, bleven de voorbijgangers een wijle staan, om met ee^ eer- Nog een enkel woord te dezer plaatse over twee branden van deze week. We zullen kort wezen, omdat we al zoo dikwijls aanvoerden, wat we ook nu weer zeggen willenhoe nuttig n.l. redlijnen zijn bij brand. Gedachtig aan het „Frappez, frappez toujours herinneren we daaraan bij elke gelegenheid. Drie menschen verbrandden deze week weer levend, in Den Haag, doordat ze den normalen vluchtweg langs de trap door vuur versperd vonden. Ze stonden bij een venster, maar daar was geen redlijn beves tigd. Iemand heeft zich nog weten te redden langs inderhaast aaneenge bonden lakens en dekenstoen hij op vijf meter boven den grond was, scheurde het laken... Maar hij brak gelukkig slechts een enkel. In Meppel brandde op Zondag nacht een slagerij uit. De bewoners, zoo luidt het verslag in de krant „...probeerden langs de trap naar beneden te komen, hetgeen echter niet gelukte. Een raam aan de Hagendwarsstraat kon echter door R. geopend worden, Daardoor riepen de in doodsgevaar verkee- rende menschen om hulp." Op het allerlaatste moment konden de menschen worden gered door middel van aangedragen ladders, die tegen het venster werden gezet. Brand in den nacht beneden, slapende menschen daarboven, zóó vallen regelmatig slachtoffers. Heden dezen, morgen of een anderen keer wij. Tenzij wij tijdig ons leven ver zekeren door bij het venster van elke boven-slaapkamer een haak in den muur te laten bevestigen en daaraan een touw of een dunne ijzer kabel opgerold te hangen. Een goedkoope premie, een uit gave voor ééns. In den siertuin. Nu het weer zoo zacht is en we nauwelijks meer winter hebben te duchten, is er reeds heel veel werk in den tuin te doen. Denk er vooral om, tijdig de bollen te ontdekken, want ze zullen door den zachten winter reeds vrij ver ontwikkeld zijn en als het dek dan te lang blijft liggen, groeien ze gijl uit. Wel voorzichtig wezen natuurlijk, niet al het dek gelijk wegnemen. Heesters moeten in deze maand gesnoeid worden, maar niet dezulke, welke op het hout van het vorig jaar bloeien met die wachten we nog. Ook kunnen heesters in deze maand nog worden verplant. De rozen moeten eveneens van het dek worden ontdaan. Tegen bladwesp graven we roDdom struiken of stammen een steek aarde weg, waarvoor wè nieuwe aarde aanbren gen. De Pelargoniums (Geraniums), die we stekten en gedurende den winter droog hielden, moeten we nu gaan begieten, opdat we ze bijtijds kun ea verpotten en in Mei buiten kunnen uitzetten. Op de perken brengen we, voor zoover we dat niet reeds in het najaar deden, de voorjaarsbloemen, als Vergeet-me-nietje3, Violen, Madeliefjes, Phloxen enz. In groep jes passen ze ook zeer goed in het boordbed. Uit de grasperken steken we de Paardenbloemen, Weegbree en ander onkruid. Daarna bemesten weper 10 vierkante meters 6 ons patentkali en 6 ons superfosfaat, in Maart 3 ons zwavelzure ammoniak en in den zomer 2 ons chilisalpeter. Bij gebruik van gemengde kunstmest volge men de daarbij gegeven aanwijzingeu. In bakken en zaaipannen kunnen we reeds Asters zaaien en Violieren, Lobelia's en Petunia's. In den moestuiu. Het spitten moet nu zoo gauw mogelijk worden beëindigd. We gaan reeds voort met zaaien en wel bij opvolging spinazie, raap stelen en radijs. Ook tuinboonen kunnen worden gelegd. De vroege Mei-Doppers konden de vorige maand al in den grond, nu wordt het zeker tijd. Pootuien kunnen uitgeplant wor den in voedzamen grond en als het weer zacht blijft, dan planten we ook weeuwen-koolplanten. speciaal de sluitkoolplantenbloemkool ver- eischt nog een beschutte plaats tegen schutting of muur. Vroege aardappelen kunnen we laten voorklemen door ze op een warme plaats in het licht te leggen. Doe dat in platte kistjes, dan kan men ze gemakkelijk meenemen naar den tuin zonder de planten te beschadigen, als ze in de tweede helft van Maart in den grond worden gebracht. Groote partijen legt men uit op rekken. Wat de bemesting betreft van den moestuin: stalmest brengen we met bet spitten onder; kunstmest strooien we een a twee weken voor we zaaien ter plaatse uit. We harken den kunstmest luchtig onder. Aan muren en schuttingen zien we aan draden de grijsblauwe pop pen der koolvlinders hangen. Ver zamel die nu om ze te verbranden; we krijgen dan meer moo e, gave kooien. VENRAY. 5 Februari 1932 DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van Venray brengen ter openbare kennis, dat is ingekomen een verzoek van Johan Hendrik van Kan, bakker, wonende te Venray-Veulen H. 27a, om vergunning voor den verkoop van sterken drank in het klein voor de benedenvoorkamer van het huis, plaatselijk gemerkt Veulen H. 27a. Binnen twee weken na de dag- teekening dezer bekendmaking kan eenieder tegen het verleenen dezer vergunning schriftelijk bezwaren in dienen. Venray, 3 Februari 1932. Burgemeester en Wethouders van Venray, O. VAN DE LOO. De Secretaris, VAN HAAREN. DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van Venray brengen ter openbare kennis, dat is ingekomen een verzoek van Johanna Maria Elisabeth Theuws. weduwe van Thomas Hubeitus Theodorus Janssen, zonder beroep, wonende te Venray, Marktstraat 2, om vergunning voor den verkoop van sterken drank in het klein voor de benedenvoorkamer van het huis plaatselijk gemerkt Marktstraat 2. Binnen twee weken na dagteeke- ning dezer bekendmaking kan een ieder tegen het verleenen dezer ver gunning schriftelijk bezwaren indienen Venray, 3 Februari 1932. Burgemeester en Wethouders van Venray, O. VAN DE LOO. De Secretaris, VAN HAAREN PutronaHls-niouws. Al wederom is van hooge zijde beslist, dat de biljarten in de groote patronaatszaal niet vrij zijn vaa be lasting. Voor de beide biljarten moet jaarlijks over de honderd gulden be taald worden, ofschoon ze toch

Peel en Maas | 1932 | | pagina 1