Tweede Blad van „FEIL EN MAAS" Werkloozen-ellende. Bij de Indianen in Noord-West Brazillië. Wees opgewekt. FEUILLETON Iq twee werelddeelen De Kippenhouderij op het Platteland Zaterdag 30 Januari 1932 Drie en vijftigste Jaargang No. 5 Zoo te zijn, is heerlijk zoo niet te zijn, is te bejammeren, maar niet steeds te berispen, want opgewekt heid is een karaktereigenschap, die we niet allen in dezelfde mate bij de geboorte hebben meegekregen. We kunnen er echter veel toe bij dragen, dat we niet door eigen schuld dat kostbaar bezit verliezen, en ook kunnen we door wilskracht bewerken, dat het beetje opgewekt heid dat ons eigen is, oefenende en door verstandelijke uitbating wordt vergroot. Het is niet moeilijk om opgewekt te schijnen, als alles goed gaat, te bewijzen, dat men het is, daartoe hebben velen in dezen tijd van zich opstapelende teleurstellingen ruim schoots gelegenheid. Verlies kan soms heel zwaar wegen, maar er zal tóch altijd nog wel iets blijven, dat ons rest. Staren we nu steeds maar uit sluitend op het verlies, en op teleur stellingen, die we nog verwachten, dan verzuren we heel het verdere leven uit moedwil, of uit gebrek aan energie. V/e hebben dan een leed. dat we ons zelf aandoen. Daarom leert zien, naar wat ons bleef en naar het goede, dat een toekomst ons nog kan brengen Dezer dagen circuleerde in ver schillende bladen een correspondentie uit Berlijn aan de Nieuwe Rotter- damsche Ct., waarin over den groo- ten nood der werkloozen werd ver haald. Verschillende Duitsche gemeenten zijn eenvoudig niet bij machte, om het nog steeds groeiend getal perso nen zonder werk aan een onder steuning te helpen, die hen eenigszins behoorlijk alleen maar van voedsel voorziet. In de arme gemeenten ont vangen de werkloozen vaak bedragen van 2 of 3 Mark per week, d i. dus f 1.20 tot f 1.80. Daarvan moeten man en vrouw zien rond te komen. Ja, den correspondent zijn ook ge vallen bekend, waar slechts lis Mark of 90 cent kon worden gegeven. Men kan zich"eenvoudig niet in denken hoe zulke menschen het leven nog houden „Menschen, die daar nooit aan hebben gedacht, vechten nu om het naakte leven tegen den hoDger. Voorbeelden te verschrikke lijk om ze hier te beschrijven, leiden vanzelf tot wanhoop en de ver schrikkelijke uitingen daarvan leest men in de couranten maar voor het kleinste gedeelte. Velen, zeer velen bezwijken onder den druk der zor gen. Men lacht in het tegenwoor dige Duitschland niet meer," Iets van de vertwijfelde stemming dezer ongelukkigen kan men ook gewaar worden uit het volgende uittreksel van een werkloozen brief, dat we in het katholieke weekblad „Das Neue Reich" vonden ook het steuncomité heeft zijn hulpverleening in natura dagelijks een halven liter melk en twee pond brood geschorst sedert de vorige week. „Strenge beperkingsmaatrege- Ien tengevolge van den catastropha- len fioancieelen nood der gemeenten." Zooals de juffrouw van het comité zegt Ik heb gerekend en gerekend. Maar meer dan 16.75 mark per week kan ik niet bij elkaar krijgen. Daar van moeten wij. moeder, vijf broers en zusters, en ik, leven, huur, brand stof en (deeding betalen. Licht steken we 's avonds al lang niet meer aan. In den zomer hebben we wel eens een paar groschen meer -, toen heb ik dikwijls in het park geslapen, dan kon moeder mijn bed verhuren. Moeder heeft bijna iederen dag aan vallen van zwakte ik geloof, dat hel ondervoeding is. De twee-jarige Anne krijgt, sinds de steun geen melk meer verschaft, alleen nog maar moutkoffie en gort. Karl en Fnede zijn al meer dan eens in de schooi flauw gevallende kindervoeding bestaat immers niet meer. Dikwijls zou ik alles kapot kunnen slaan, of het hardop uitschreeuwen dan denk ik, ik trek er maar tusschenuit. Maar dat kan ik toch niet van me gedaan krijgen. Het' is ontzettend, moeder, de broertjes en zusjes honger te zien lijden, en daar bij te staan met al zijn jonge kracht, zijn wil om te werken. Zonder te kunnen helpen. Dikwijls heb ik voor een bakkers winkel gestaan om brood te bedelen. Ik kon het niet. Dan heb ik op mijn tanden gebeten en de vuisten gebald in mijn zakken om de ruiten niet in te smijten. Emil Franz, Jakob en de andere vroegere collega's van de werkplaats gaan al lang 's nachts naar de tuinen om groenten en aard appelen te stelen. Zij willen mij altijd mee hebben. Tot nu toe heb ik het nog niet gedaan. Maar wie weet, misschien ben ik er morgen nacht al bij. Lang houd ik dat alles niet meer uit dan gebeurt er wat. Ik kan u zeggenhet is eenvoudig verschrikkelijk...." Zulk een brief is een roman van ellende op zichzelf. Nu is het waar. dat de toestanden in Duitschland bizonder erg zijn. Niet alleen door de zware herstel betalingen die momenteel trouwens geschorst zijn en wel voorgoed ge schorst zullen blijven doch ook door 't feit in 't algemeen, dat men het economisch leven heeft moeten drijven met ontzaglijke credieten, die hun overmatige rentelasten meebrach ten. Doch ook elders wordt thans dure nood geleden. In Roemenië, in Hon garije, in Polen, in Yoego-Slavië bijvoorbeeld, landen, waarover we maar schaars worden ingelicht, doch waarover zoo nu en dan toch ver schrikkelijke dingen betreffende den economischen toestand bekend wor den. Daartegenover leven we bij ons neg betrekkelijk in een dorado men wordt niet moede, het ons te herhalen. Doch onlangs gaven we al enkele staaltjes over werkloozenui keeringen, die volstrekt onvoldoende moeten genoemd worden 18 gulden per week voor een gezin van 15 kinde- len bijvoorbeeld. In de Statenvergadering van Zuid Holland heeft ook de socialist van der Staal enkele voorbeelden gege ven van dé manier, waarop platte landsgemeenten soms hun werkloozen steunen „In Dubbeldam ontvangen de werkloozen een uitkeering van f 8 per week. „In Bergambacht zijn de uitkeerin- gen 10 en 11. gulden per week, zon der eenigen toeslag. In Lekkerkerk dito. „In Ammerstol wordt elf en tien gulden uitgekeerd per gezin. „In Oudewater zijnde uitkeeringen elf en tien gulden, en kindertoeslag tot een maximum van vier kinderen van 50 ct. per kind. „In Nieuwerkerk aan den IJssei bedraagt de uitkeering voor de man en vrouw f 10 en f 0.75 per kind. In Zevenhuizen tien gulden voor man en vrouw, geen kindertoeslag, geen huurtoeslag, geen kolentoeslag In Ameide zijn de uitkeeringen f 9 f 8 per weekkindertoeslag f 0.50 met een maximum van 4 kinderen, geen huurtoeslag, geen kolentoeslag. „Zuid Beijerland geeft uitkeeringen van f 7 per week en een toeslag van vijftig cent per kind boven de 2. „In Meerkerk bedraagt de uitkee ring achc en zeven gulden per week met een kindertoeslag van 50 cent tot een maximum van vijf kinderen. „Dirksland. Uitkeering voor de uitgetrokken werkloozen van f 6,50 per week, kindertoeslag 50 ct. per week tot een maximum van vier kinderen. „Gouderak uitkeeringen van f 6 f 7, f 8, f 9 en f 10 per week. „Moordrecht. Een gezin met zes kinderen moet leven van f 10, per week." Als men daarnaast de uit Duitsch land gemelde bedragen zet, dan kan men deze nog weelderig noemen. Wie echter bekend is met huishoude lijke budgets, zal zich wel wachten, om deze kwalificatie er aan te schenken. De leven3 van zulke werk- loozengezinnen moeten zich wel voortsleepen met totale beroo zing van al wat maar op eenige voldoe ning aan de meer dan scrikt-mate- rieele behoeften lijkt. Ja, die strikt- materieele behoeften zijn in alle ge vallen wellicht niet volledig te stillen, vooral als daarbij dan nog komen bizondere omstandigheden van ziek ten e.d. Er zijn crisis-comité's opgericht om aanvullenden steun te verleenen. Doch wat we er hier en daar van hooren en zien, wekt niet den indruk, dat 't overal even vlot loopt met het ophalen van gelden en goederen in natura. Daar zal méér moeten ge schieden. Zij, die nog met werk en behoorlijke levensomstandigheden zijn gezegend, dienen zich wel bewust te zijn van hun duren plicht. En daarnaast en daarboven moet er in Den Haag meer begrip komen voor plaatselijke omstandigheden en behoeften. Terwijl ook met de grootte der gezinnen beter moet worden gerekend. Dat is de beste manier, om onze werkloozen-massa's te behoeden voor de vertwijfeling en de aantrekkings kracht van het communistisch avon tuur. laguoaitD H»d»deillajia. Zoo kan het niet langer Verban die dageD, waarop gij door pijn in uw rug en spieren, door urinestoornissen, hoofdpijn en duize ligheid, door afgematheid, terneerge slagenheid en uitputting uw werk niet doen kunt. Deze verschijnselen zijn dikwijls de eerste waarschuwin gen van verzwakking der afschei dingsorganen. Van de gezondheid en kracht dezer organen hangt uw welzijn af. Zijn zij verzwakt, dan hoopen urinezuur en andere schadelijke stoffen zich op, welke rugpijn, spit. waterzucht, graveel en blaasstoomissen veroor zaken. Herstel uw gezondheid door vanaf beden Foster's Rugpijn Pillen te ge bruiken, Dit speciale middel werkt rechtstreeks op de betreffende organen, neemt de oorzaak weg van uw lijden, waardoor gij u wede? spoedig flink en gezond zult voelen. Bij alle drogisten enz. a f 1.75 per flacon. 26 Uit het Dagboek van een Onder zoekingsreiziger. Vrij naar het Duitsch door B.B. II. Den 3den Juli 's morgens vroeg loopen wij Moura binnen, de eerste Opgewektheid is een der kost baarste levensdeugden, maar ze mag niet worden verward met ijdel ver trouwen, optimisme zonder grond slag. Menschen, die het leven slechts j van de vroolijke zijde willen bezien, alle zorgen weglachende en elk serieus overdenken uit den booze vindende, die worden ook wel opgewekte naturen geheeten, maar in wezen is deze opgewektheid niets anders dan luidruchtigheid, waarmee ze hun geestelijke armoe aan de waarneming van anderen pogen te onttrekken. Zeker, zorgeloos gaan ze het gevaar tegemoet, omdat ze het niet zien, of de oogen er voor sluiten, hopende, dat bet wel tijdig zal wegtrekken. Zitten ze eenmaal I in den put, dan maakt hun ver meende opgewektheid plaats voor radeloozen angst. Een tchte opgewekte geest is lang i niet altijd luidruchtig, maar wel steeds zonnig en moedig zulke'geest j kan slechts huizen in de lichamen van hen, die even verstandig zijn als 1 dapper. Met verstandig verstaan we I dan al weer niet geleerd, al sluit het j een het ander niet uit. De lezer herinnert zich misschien nog wel, hoe het vorig jaar ergens in de Ver. Staten een autobus met 1 schoolkinderen onderweg ingesneeuwd raakte en daardoor van de bewoon de wereld w?rd geisoleerd. De chauffeur trachtte hulp te krijgen in het naastbij gelegen dorp, maar hij kwam om van kou en ellende, voor hij zijn doel kon bereiken. Een knaap van twaalf jaar nam in de autobus toen de leiding over de andere kinderen op zich: zever- gingen allen schier van honger en kou. De leidende knaap wist zich i den dood nabij, maar hij maakte I grapjes om den geest der kinderen levendig te houden. Hij zoog liedjes en liet die meezingen. Hij comman- j deerde en dirigeerde lichaamsoefenin- I gen om de kinderen uit den slaap te i houden, die in dit geval een eeuwige slaap zou beteekeneo, nu een zeer strenge vorst heerschte en de hevige koude door de stukkende raiten naar binnen drong. Dagen hield hij den strijd vol met moed en opgewektheid als eenige wapenen. En eindelijk kwam er red- i ding, zoo niet voor allen, dan toch voor de meesten tijdig genoeg. President Hoover heeft dien knaap later bij zich genood, hij za' in j zijn leven heel wat hoogere gasten van mindere waarde hebben ontvan gen. De vorige week ruimde men in een mijn van Beuthen de ingestorte gangen uit om te trachten de veertien slachtoffers van het ongeluk te.... bergen als lijken- Niemand dacht anders, want reeds volle zeven dagen waren de stakkerds bedolven. Toen gebeurde het wonder. In een heel j kleiue ruimte van slechts ruim een vlerkante meter zaten zeven over levenden nog bijeen, toen redders hun plaats hadden bereiktéén in het midden en de overige zes tegen hem aan. Die ééne had de anderen gered met zijn opgewektheid, zijn verhalen, waarmee hij den tijd doodde en geen ruimte liet voor naargeestige gedachten, met zijn.... grapjes I De zes anderen kropen tegen hem aan, zooals een drenkeling in de haven het lichaam stijf tegen een verankerde boei zou drukken. Wie redelijk zijn en opgewekt, dat zijn de besten en dappersten onder ons, die met woord en gebaar ook bij anderen den moed er in houden, als er zwarigheid is, en ze daarmee redden. 27 Kom binnen, vriend, sprak de eigenaar van het erf, kom binnen, wat een weer wat een weer! In dit ongelukkige land, zijn de onweders zoo vreeselijk men zou meenen dat de wereld verging en wanneer gij in dat onweer zijt geweest en te paard nog zoo het paard dood, dan kunt gij God niet genoex danken, dat gij er nog zoo van af gekomen zijt, nu, kom binnen en wees welkom in mijn huis!. Meester Dorrens wist niet wat te antwoorden. Ja zoo sprak men in do om streken van Maastricht, op de winkel had hij immers dikwijls, die taal gehoord, op de Kleine Gracht, van de buitenlieden, die er kwameu om-hun inkoopen te doen. Toen hij wat bekomen was van zijn verrassing, stotterde hij zoo wat van alles, Duitsch en Engel- sch hoofdzakelijk door elkander. Maar zijn gastheer begreep en verslond hem en dat was voor zijn goedmoedigheid genoeg. Op den drempel der woning verscheen toen ook de huisvrouw i van denzelfden ouderdom als dej man. Haar kleeding was nog trouw de kleeding van de welgestelde boerenvrouwen van de omslreken van Maastricht. Niets ontbrak er aan Het gouden kruisje aan een smal fluweelen lintje zelfs niei. Zij zag er goed uit, en van haar vriendelijk gelaal kwam iets goe digs, braafs, vertrouwelijks. Kom binnen, mijnheer, ik weet niet of gij ons verstaat, maar goed gemeend is het, dat verzeker ik u. Gij zijt druipnat, maar het was ook een weer. Ach Mijnheer, dan merkt men eerst goed, dat men in Gods hand is, en toch, het is hier een el lendig land, van God of gebod willen ze niet veel weler., en kerken zijn er niet te vinden. Waar dat heen moet, dat weet God alleen, maar het is om, heidensch te worden. Maar daar komt het nu niet op aan. Gij zijt doornat, zie ik, hel is om ziek te worden. Wacht maar even, ik heb de goede kleeren van mijn man, kom hier maar binnen en kleed u om, maar neem eerst een war men dronk, dien hebt gij het meest noodig, dat sterktfc en frischt den mensch op. Meester Dorrens liet zich in alles gezeggen, hij dronk het dampende glas uit en voelde zich herleven. Dat is iets dat maken wij zeiven, van brandy of wisky wil mijn man niets weten dit maak ik uil pitten van vruchten. Het schijnt sterk maar het wekt erg op, en is niet verderfelijk zooals alle brandewijn die in den regel de meDschen in het ongeluk stort. Zoo, nu kom hier binnen, hier liggen de droge kleeren op het bed, de uwen zullen we aan het vuur zoo spoedig mogelijk drogen. Dat waren kleederen zooals men op de dorpen van Maastricht draagt Zondags. De daagsche kleeren van den man waren reeds half Ameri- kaansch, omdat hij de versletens door andere had vervangen. Aan zijn goede en beste kleeren mocht men niet raken. Zondags dan trok hij ze aan, en voelde zich bij het bidden weer alsof hij thuis was in Limburg, bij Maastricht. De eerste keeren had hij bitter geweend en zijn vrouw ook, dan was het hun alsof ze naar de kerk moesten gaan. Maar van kerk of kluis was hier geen sprake. Die lag uren en uren ver van daar, en dat was een groot leed, het grootste zelfs, want daar alleen zouden zij troost gevonden hebben. Nu zochten zij dien troost tenminste in het gebed, het lezen van vrome boeken, en het catechismus onderwijzen aan hun kinderen. Weldra zat meester Dorrens goed en wel aan het knappende haardvuur en nam de woning meer nauwkeurig op. Spreken deed hij niet veel en dan alles in een mengsel van Engelsch en Duitsch, meer Duitsch echter waar ook het een en ander tusschen liep, maar sprak weinig. Het blokhuis was als gewoonlijk in drie vertrekken ingedeeld. Het voorste en het grootste diende als keukenen huiskamer, hetachterste gedeelte bestond uit twee kleine vertrekken, waarvan een, waarin hij zich had omgekleed, voor man en vrouw bestemd was, en het andere voor de kinderen. Want kinderen waren er en zelfs drie, twee jongens en een allerliefst klein meisje, bet jongste. Ze hadden zich in hun kamertje verborgen, toen de vreemde man binnenkwam, maar nu staken zij de nieuwsgierige krullebolletjes door de deur, die op een kierstond. Allerliefste kinderen inderdaad, en het was hem als een steek door het hart. Het was hem alsof Ser- vaas, Frensken en Anneken, op eens voor hem stonden. Weldra waren zij bij hem en klauterden op zijn knieën, en lief koosden hem. Zij zagen er uit als bloeiende rozen. De woudlucht, dat zag men. en het leven in de vrije natuur had die rozen op hun wangen,gepenseeld en dat snoelige in hun blauwe kijkers gelegd, en zij stelden den vreemden man plaats van beteekenis sinds Manaos. In het half duister onderscheiden we eenige huisjes en hutten, netjes op rij en als 't ware in gelid langs de oever opgetrokken. Wij bevinden ons hier op een historische plaats. Hier mondt de westelijke arm van de geheimzinnige rivier Yauapery uit, de schuilplaats van de „Indios bravos" (wilde Indianen) en van de „anthropophagos" (menscheneters) voor wie Manaos zelfs eenmaal zou gesidderd hebben. In het jaar 1875 overvielen zij plotseling in twaalf groote kano's dè plaats Moura. Zij dwongen de bewoners de vlucht te nemen naar een eiland midden in de rivier, waar zij hen dagenlang met hun pijlen bestookten. Deze beant woorden de pijlschoten met kogels uit hun vuurwapenen, totdat eindelijk een dapper man eenige soldaten uit Manaos haalde, die de Indianen wederom naar hunne bosschen terug dreven. Nauwelijks hebben we het plaatsje Moura verlaten of we zien een andere zij-rivier, de zoogenaamde Rio Branco (Witte rivier). Sterk steekt haar helder water af tegen het donkere water van de Zwarte Rivier. Meer dan honderd kilometer lang blijft zij naast onze rivier voortstroomen zonder zich daarmede te vermengen. Den vierden Juli liggen we eenige oogenblikken stil voor Barcellos, de hoofdstad van het midden Rio-negro gebied. Sedert 1756 Manaos was toen ter tijd nog maar een onbedui dend Indianen nest was Barcellos, het vroegere Indianendorp Mariua, de hoofdstad van de gansche „Capi- tania Rio Negro" en telde meerdere duizende inwoners. Nu wonen er nog maar een paar honderd menschen en het maakt met zijn half vervallen huizen een verwaarloosde, verlaten indruk. De bewoners zien er bleek uit, met ingevallen wangen, hun lichamen door koortsen ondermijnd. Geen enkel van de beambten uit Manaos gaat daar gaarne heen. Ook wij betalen onze schatting aan het kerkhofeen Baré-Indiaan is onder weg op het tusschendek gestorven. Twee kameraden dragen hem ineen hangmat naar zijn laatste rustplaats, de andere volgen op een ganzen- gangetje... Reeds driemaal heeft de Boot ge floten, maar geen enkel der diep- bedroefden verschijnt of komt terug. Tenslotte laat de kapitein hen weder door matrozen bij elkaar trommelen. Ze hebben bij het droevig afecheid en op de opstanding van den doode te veel gedronken Barcellos ligt aan het begin van een reusachtig rivierbekken, welke, naar men zegt, hier en daar 30 tot 35 kilometer breed is. De Rio Negro (zwarte rivier) is hier aanmerkelijk breeder als de Amazone-stroom op de zelfde hoogte. Slechts weinig eilanden liggen er in de rivier, steil en hooge granietmuren vormen de Zuidelijke oever. Den 6den Juli 's namiddags kome-i we in Sant Isabel aan, het belang rijkste punt voor den handel van de Boven-Rio-Negro. De plaats bestaat slechts uit eenige met blik bedekte huisjes en enkele Indianenhutten, welke hier en daar verstrooid in het woudgroen verborgen liggen. In de haven zien we naast slanke kano's (uitgeholde boomstammen) eenige groote, plompe vrachtbooten liggen, welke soms meer dan vijftien duizend kilo kunnen opladen en vooral dienen om de goederen en waren over de gevaarlijke stroomversnellingen heen te werken. In Sant'Isabel heerscht bijna het geheele jaar door op bepaalde tijden een druk verkeer. Het is het eind station van de booten, welke over het algemeen niet verder gaan en slechts bij zeer hooge waterstand tot allerlei vragen. Zijt gij hier of komt gij ook uit Holland Wij komen uit Holland, kijk maar eens en de oudste haalde een katechismus voor den dag lezen kan ik hem niet, maar vader leert er mij in en zegt dan, dat is de ka techismus van thuis. En de oudste lei een kleinen katechismus op zijn knieen en toen hij opkeek en zag Meester Dorrens in vaders kleeren ge stoken, lachte hij I Net vader Zeg, hebt gij ook kinderen thuis? Dat hier is Fransken.dat is Maijken, en ik ben de oudste, ik heet Berlus. Meester Dorrens meende door den grond te zinken. Elk woord boorde hem als een dolk in het hart Hij wist niet hoe zich Ie hou den en durfde de kleinen toch niet van zich afwerpen. Maar wij zijn heel braaf, .is niet Vader en niet Moeken Heel braaf en wij bidden eiken morgen en eiken avond en Zon dags veel, heel lang, heel lang. want dan is het ook Zondag en dan bidden wij ook voor vader en moeder, niet waar, Frensken, Maijken En toen na een wijleZeg eens, bidden uw kinderen thuis bij u ook voor u Meester Dorrens kon niet meer de tranen sprongen hem de oogen uiL het plaatsje Trindade, aan de voet van de' groote stroomversnellingen varen. Hier is reeds alles, afgezien van enkele blanken, Indiaansch, buiten gewoon leelijke typen. De „Lingua geral" (de gemeenschappelijke taal) is hier een onontbeerlijk verkeers- en handelsmiddel. Die Lingua geral is een door missionarissen uitgevon den kunstproduct uit het oude In- diaansche Tupi en heeft zich iu de loop der tijden bijna over heel het Amazona-gebied uitgebreid. Den volgenden morgen varen we verder, de vrachtbooten hebben een deel van de vracht overgenomen en worden op zij langs onze stoomboot vastgebondenandere worden op sleeptouw genomen en slingerden links en rechts bij de minste beweging van het stuurrad. De bemanning van deze booten bestaat alleen uit India nen. Sr zijn nog eenige passagiers bijgekomen, onder meer Salvador Garrido uit Sao Felippe, bezitter van een vrachtboot en Ricardo Vicente Cluny, de Superintendente (zoo iets als burgemeester) van Sao Gabriei, de hoofdstad van het Rio-negro ge bied. Een gelukkig toeval, want voor den laatsten had ik juist bijzonder officieele aanbevelingsbrieven. Vlak achter deze nederzetting bruist de eerste waterval Tapuru- cuara (Rupsengat), zooals hij in de Lingua geral genoemd wordt. Deze waterval geeft ons een klein, nog maar zeer klein beeld van wat ons nog in de toekomst te wachten staat stroomopwaarts. We hebben te weinig stoom en kunnen hem niet nemen. Van tijd tot tijd staat de boot stil, ofschoon we met alle kracht vooruit trachten te varen. Rechts van het schip steken geweldige rotsen uit het water omhoog. Wij geraken in gevaar tegen de rotsen aan te drijven en te pletter te slaan. Alge- meene opgewondenheid en veel ge schreeuw, vooral op de achteraan meegesleurde vrachtbooten, die door de branding heftig heen en weer worden geslingerd. Twee en een half uur blijven we zoo op dezelfde plek staan en niet tegenstaande alle inspanning komen we geen meter verder. De stoom raakt op en onze oude kast geeft de moed op en begint terug te glijden. Weer wordt stoom gemaakt, zooveel ze maar kunnen, een nieuwe krachtige aanloop, eindelijk is het gelukt 1 Wij overwinnen her doode punt en varen langzaam de gevaarlijke rotsen voorbij in kalmere wateren. Wordt vervolgd. Vragen, pluimveeteelt, betref fende niet meer te zenden aan den Heer Boshouwers te Lent, doch aan Bureau PI. Pers, Laan straat 7, Soestdijk, met bijvoe ging van 6 cent postzegel voor porto. Hoeveel eieren legt een kip Mag men sommige kippenhouders gelooven, dan leggen hun dieren eiken dag een ei, behoudens dan de dagen, waarop ze... twee eieren leggen. Het zijn niet altijd bewuste jokkebrokken, die zoo spreken. De tijd, waarin de hoenders ruien of om andere redenen niet leggen, is gauw vergeten, als de eiermand eenmaal regelmatig gevuld raakt en ook dan komen de meesten er nog niet toe om de oogst regelmatig te tellen, maar volstaan ze met het maken van een flatteuse schattingHoe is nu de werkelijkheid Het kan natuurlijk gebeuren, dat Maar de kleinen wischten ze weg met hunne kleine handjes. Niet huilen moet ge, neen dat kan ik niet zien. Vader en Moeder huilden ook vroeger dikwijls, maar wij zijn zoo braaf geweest, dat ze nu nooit meer bedroefd zijn en dat is beter veel beter. Laat den man met rust, sprak de ernstige stem van den vader. Hij heeft ook kinderen eu lieve kinderen thuis, dat ziet gij wel en heeft ze misschien niet mee kunnen nemen, zooals w.j u drieen hebben kunnen doen. Hallonu is het goed, zoo stil! Weldra is het eten klaar en dan moet ge naar bed, dat weet ge wel. Weldra dampte het eten op de tafel en allen zetten zich aan. In den beginne wilde het mees ter Dorrens niet recht smaken. maar weldra vorderde de natuur hare rechten en tastte hij dapper toe. En toen, eerde kinderen slapen gingen, knielde de moeder met hen neer en hij hoorde dezelfde gebedekens, die hij eens gestameld had en gebeden op een schoot zijner moeder en die zijn brave vrouw, zijn Anneken, ook zijn kinderen leerde, al was hij do laatste dagen van haar leven er ook weinig bij geweest. Dan zat hij immers altijd luisteren naar den Jangen Am- rikaan, de oorzaak van zijn ongeluk. (Wordt vervolgd.)

Peel en Maas | 1932 | | pagina 5