Tweed© Blad va» „PEEL 11 MAAS" Politieverordening Gemeente Venray. Het rijk der duisternis. Zaterdag 19 December 1931 Twee en vijftigste Jaargang No. SI De nieuwe Algemeene voor de Artikel 141. 1. Het is aan personen, die den leeftijd van 18 jaren niet hebben bereikt, verboden, bios coopvoorstellingen, als bedoeld in artikel 1, lid 1, der Bios coopwet, bij te wonen. 2. In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en Wet houders van het in het eerste lid gegeven verbod ontheffing verleenen. Artikel 142. 1. Het is den houder of be heerder van een voor het pu bliek toegankelijke inrichting of plaats, waar gelegenheid tot dansen wordt gegeven, alsmede diens vervanger, verboden tot die inrichting of plaats personen beneden den leeftijd van 18 jaren toe te laten of deze daarin te laten verblijven gedurende den tijd, dat aldaar gedanst wordt of gelegenheid tot dansen wordt gegeven. 2. Het is aan personen be neden den leeftijd van 18 jaren verboden, in een voor het pu bliek toegankelijke inrichting of plaats te verblijven, gedurende den lijd, dat aldaar gedanst wordt of gelegenheid tot dansen wordt gegeven. Artikel 143. 1. Het is verboden in eene in het vorig artikel bedoelde inrichting of plaats te rooken of een brandende sigaar, sigaret of pijp bij zich te hebben ge durende den tijd, dat men aan het dansen deel neemt. 2. Het is verboden, in eene inrichting of plaats als in artikel 142 bedoeld, te dansen op een wijze, die in strijd is met de eerbaarheid of die eenigèn aan stoot kan geven. 3. Het is den ondernemer, bestuurder of beheerder van eene voor het publiek toeganke lijke inrichting of plaats, waar gelegenheid tot dansen wordt gegeven, alsmede diens vervan ger, verboden, toe te laten, dat in die inrichting of plaats ge danst wordt op een wijze, die in strijd is met de eerbaarheid, of die eenigen aanstoot kan geven. Artikel 144. - 1. Het is den ondernemer, bestuurder of beheerder van een inrichting, waar voor het publiek toegankelijke vermakelijkheden, geen bioscoop-voorstellingen als bedoeld in artikel 1, le lid der Bioscoopwet zijnde, worden ge geven, alsmede diens vervanger, verboden, tot die vermakelijk heden in hunne inrichting toe te laten of daarin te laten ver blijven personen beneden den leeftijd van 18 jaren, tenzij die vermakelijkheden uiterlijk met zonsondergang zijn geëindigd. 2. Het is aan personen be neden den leeftijd van 18 jaren verboden, in de in dit artikel be doelde inrichtingen, indien daar in openbare vermakelijkheden worden gegeven, te verblijven na zonsondergang. 3. Het verbod, vervat in het eerste en tweede lid van dit artikel, is niet van toepassing, indien het jeugdige personen betreft, die werkend lid zijn der vereeniging, die de openbare vermakelijkheid geeft of doet geven of indien het betreft jeug dige personen, die wonen in het pand, waarin de uitvoerin gen worden gegeven. 4. Van het verbod, vervat in het eerste en tweede lid, kan in bijzondere gevallen door den Burgemeester ontheffing worden verleend. Artikel 145. De overtreder van het in het eerste lid van artikel 141,'het tweede lid van artikel 142, het tweede lid van artikel 143 of het tweede lid van artikel 144 vervatte verbod is verplicht, zich op de eerste aanzegging der ambtenaren of beambten van politie te verwijderen. Dit na latende, kan hij terstond door de ambtenaren of beambten van politie worden verwijderd. Artikel 146. 1. Het is verboden aan hou ders van kegel- en beugelbanen: a. deze spelen uit te oefenen of te laten uitoefenen na het voor dranklocaliteiten geldend sluitingsuur tot den volgenden morgen acht uur. b. gedurende dien tijd voor werpen, dienende tot uitoefening dezer spelen, op de banen aan wezig te hebben. c. op hunne banen voor goe deren te laten kegelen of beu gelen, zonder vergunning van den Burgemeester. 2. De in het vorig lid, sub c, bedoelde vergunning wordt tenminste acht dagen vóórdat de voorwerpen uitgekegeld of verbeugeld worden; schriftelijk verzocht met opgaaf van de voorwerpen, die men wenscht uit te kegelen of te verbeugelen, van het aantal nummers, den prijs per nummer, de plaats waar, en den tijd waarop men voornemens is, de verkegeling of verbeugeling te houden. 3. Het'is verboden, voor an dere, meerdere of mindere voor werpende kegelen of,te beugelen, den prijs der nummers hooger te stellen, de verkegeling of verbeugeling op een andere plaats of op een anderen tijd te houden, dan bij de vergunning is omschreven. 4. De vergunning, bedoeld in het eerste lid, sub c, van dit artikel, moet op de plaats der verkegeling of verbeugeling door den houder der baan aan ieder der belanghebbenden en aan de ambtenaren of beambten der politie op eerste aanvraag wor den vertoond. 5.Het is f verboden, het kegel- of beugelspel op Zon- en Christelijke Feestdagen onder de godsdienstoefeningen uit te oefe nen of toe te laten, dat deze spelen uitgeoefend worden. On der Christelijke feestdagen wor den verstaan 2e Paasch- en Pinksterdag, O. H. Hemelvaart, O.L.V. Hemelvaart, Allerheiligen en le en 2e Kerstdag. HOOFDSTUK V. Van de Gezondheidspolitie. AFDEELING I. Van de openbare reinheid en gezondheid. Artikel 147. 1. Hoofdbewoners van per- ceelen en eigenaren van onbe woonde perceelen binnen een bebouwde kom zijn verplicht a. te zorgen, dat de goten langs hun perceelen steeds schoon zijn; b. te zorgen, dat de openbare weg langs hun perceelen, waar geen overburen zijn ter geheele, en waar overburen zijn ter halve breedte, des Zaterdags namiddags ten 4 uur rein is door den weg schoon te vegen en het slijk of vuil daarvan weg te ruimen c. na bekomen aanzegging van Burgemeester en Wethouders, den openbaren weg vóór hun perceelen des morgens en des namiddags met schoon water, op voldoende wijze, te doen be vochtigen d. te voldoen aan de door Burgemeester en Wethouders ge geven bevelen tot wegruiming van sneeuw op den openbaren weg langs de perceelen; e. indien, tengevolge van door hen of op hun last ver richte werkzaamheden of door hun toedoen, vuilnis, puin, steen gruis, zand, aarde, sintels, steen kool, cokes, kolen- of cokesgruis, hout of afval van welken aard ook op den openbaren weg is achtergebleven, te zorgen, dat eiken dag de weg binnen één uur na afloop dier werkzaam heden gereinigd is f. na het ruimen van sneeuw, hagel en ijs van daken of goten, te zorgen, dat die sneeuw, hagel en ijs binnen één uur na afloop der werkzaamheden van den openbaren weg verwijderd zijn. 2. Het is verboden, het slijk of het vuil uit de goot van eenig pand in de goot van een ander pand te vegen. Artikel 148. Het is verboden a. op of aan den openbaren weg aan zijn natuurlijke behoefte te voldoen anders dan in de daartoe bestemde inrich tingen, of openbare waterplaat sen voor eenig ander doel te gebruiken dan waarvoor zij zijn bestemd b. behoudens het bepaalde in artikel 50 van het provinciaal wegenreglement mest, slijk, vuil nis of afval op of aan den open baren weg neder te storten ofte hebben; c. matten, vloerkieeden, ta pijten, loopers, kleederen, zakken, dekens, beddegoed of andere voorwerpen, die stof afgeven, op of aan den openbaren weg uit te kloppen of op andere wijze van stof te zuiveren tusschen 9 uur voormiddags en 9 uur na middags d. behoudens het bepaalde in artikel 50 van het provinciaal wegenreglement het water uit huizen, stallen of mestvaalten, op den openbaren weg te laten uitloopen e. bloed, ingewanden van dieren, vuilnis van pensen, kren gen, huiden of andere voorwerpen of stoffen, die het water onbruik baar maken, verontreinigen of voor de gezondheid schadelijk zijn te achten, in slooten of grachten of andere wateren te werpen of te laten uitloopen of daarin zonder vergunning van de bevoegde overheid te reinigen f. op den openbaren weg voorwerpen of stoffen zoodanig te vervoeren, dat de openbare weg wordt verontreinigd of aan anderen last, hinder of schade wordt veroorzaakt g. zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders, secreten te plaatsen of te hebben langs den openbaren weg h. varkenshokken of bokken- of geitenstallente hebben, nadat door Burgemeester en Wethou ders schriftelijk is aangezegd, dat dit ter plaatse voor anderen hinderlijk is of voor de gezond heid of de zindelijkheid schade lijk of nadeelig. Artikel 149. 1. Het is verboden, op of aan den openbaren weg bakken, vaten, emmers of andere voor werpen met vuil, haardasch of huiselijk afval te plaatsen of te doen plaatsen, tenzij op de dagen en uren, waarop die bakken, emmers enz. van gemeentewege worden geledigd. 2. De eigenaars, gebruikers of beheerders van vorengenoemde voorwerpen tot berging van vuil, haardasch of afval zijn verplicht, die voorwerpen onmiddellijk, nadat zij door of vanwege de gemeentereiniging geledigd zijn, van den openbaren weg te verwijderen of te doen verwijde ren. 3. Het is verboden, op of aan openbare wegen staande bakken, emmers, vaten of andere voorwer pen met vuil, haardasch of huise lijk afval omver te werpen of om te stooten of den inhoud daarvan geheel of gedeeltelijk over den openbaren weg te verspreiden of te doorzoeken. Artikel 150. 1. Het is verboden, gestorven dieren of voor de consumptie afgekeurde dieren of vleesch te begraven a. binnen een afstand van 50 meter der naastbijzijnde woning of drinkwaterput b. anders dan in kuilen, die een zoodanige diepte hebben, dat het begravene minstens met 80 c.M. grond is bedekt. 2. In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en Wet houders van het bepaalde in dit artikel ontheffing verleenen. Artikel 151. 1. Het is verboden, privaten-, bloed-, gier- of beerputten in een bebouwde kom en aanhoorige tuinen en erven te ruimen en faecalien, bloed of afval van slagerijen te vervoeren op andere tijden dan tusschen des namid dags 10 en des voormiddags 9 uur en anders dan in zoodanige overdekte waterdichte tonnen, kisten of voertuigen, dat daaruit geen vuil op den openbaren weg wordt gestort of hinderlijke of schadelijke uitdampingen worden verspreid. De vervoerder is verplicht kisten, tonnen of voertuigen en andere voorwerpen, waarmede de bovenbedoelde ruiming heeft plaats gehad, on middellijk na gebruik behoorlijk te reinigen of te bedekken. 2. Van het in het eerste lid gesteld verbod kunnen Burge meester en Wethouders onthef fing verleenen. 3. Het is verboden krengen] of andere walgelijke voorwerpen op of in mesthoopen, verzame- lingen van mest, vuilnis of der gelijke te brengen of te hebben. 4. De eigenaars of gebruikers van het erf, waarop zich krengen of andere walgelijke voorwerpen bevinden, zijn verplicht ze ten minste 80 c.M. onder den grond te begraven of te doen begra ven. 5. Het is aan eigenaars, be heerders of gebruikers van lan derijen, gelegen in de nabijheid van woningen, verboden, stoffen, welke hinderlijken stank ver spreiden of voor de gezondheid schadelijk zijn te achten, langer op hun landerijen te laten liggen dan strikt noodzakelijk is. Artikel 152. Het is verboden, openbare fonteinen, putten of drinkwater inrichtingen te verontreinigen of hun water tot een ander doel einde te bezigen, dan waarvoor het is bestemd. Artikel 153. 1. Het is verboden, op den openbaren weg lompen of been deren te vervoeren, anders dan in zindelijke, goed gesloten, linnen, katoenen of gonje zakken, trommels of bussen of goed gesloten wagens of karren. 2. Onverminderd het bepaalde bij de Hinderwet, is het verbo den, in woonhuizen, gebouwen of kelders, tot woonhuizen of gebouwen behoorende, beenderen of andere stankverspreidende stoffen te verzamelen of te be waren, tenzij in behoorlijk ge sloten putten of vaten. Artikel 154. Eigenaars, beheerders of ge bruikers van riolen, waterleidin gen of zinkputten zijn verplicht, deze in geval van onvoldoende ruimte of gebreken, die geregel de afwatering belemmeren, of ingeval zij schadelijke uitwase mingen verspreiden, een en an der volgens oordeel van Burge meester en Wethouders, op aan- zegging en ten genoege van dit College te hunnen koste te ver beteren of te doen verbeteren. Artikel 155. Behoudens het bepaalde in artikel 45 van het provinciaal wegenreglement, is het aan eige naars, beheerders of gebruikers van landerijen, aan een openba ren weg belendende, die van een opvaart over een sloot, vaart of anderszins, waarop de bepalingen van het Reglement op de water lossingen in Limburg niet van toepassing zijn, gebruik maken, om van den openbaren weg op hunne landerijen te komen, ver boden, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders, over die slooten, vaarten of an derzins bruggen te maken of daarin duikers aan te brengen. 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 45 van het provinciaal wegenreglement, is het verboden, bermslooten van wegen dicht te maken of den waterafvoer in zoodanige sloot op eenigerlei wijze te belemmeren. Artikel 156. 1. Burgemeester en Wethou ders zijn bevoegd, de Gezond heidscommissie gehoord, den eigenaar, erfpachter, vruchtge bruiker of beheerder van een poel, mestvaalt of ander water, dat schadelijk is voor de open bare gezondheid, aan te schrijven, dien poel, mestvaalt of dat water le dempen met aarde, welke geen voor de gezondheid scha delijke bestanddeelen bevat. Hij, tot wien die aanschrijving is ge richt, is verplicht, daaraan gevolg te geven binnen den door Bur gemeester en Wethouders ge stelden termijn. 2. Hij, die zich door die aanschrijving bezwaard acht, kan daartegen, binnen veertien dagen na hare dagteekening, in beroep te komen bij den gemeenteraad. 3. Het beroep wordt ingesteld bij een aan den raad gericht verzoekschrift. Artikel 157. 1. Burgemeester en Wethou ders zijn bevoegd, de Gezond heidscommissie gehoord, den eigenaar, erfpachter, vruchtge bruiker of beheerder van een perceel, waar zich een pomp of ander middel van watervoorzie ning bevindt, dat voor de ge zondheid schadelijk water op levert, aan te schrijven, die pomp of dat middel van watervoorzie ning af te sluiten en afgesloten te houden. 2. Hij, tot wien de aanschrij ving is gericht, is verplicht, daar aan gevolg te geven binnen den daarin door Burgemeester en Wethouders gestelden termijn. 3. Hetgeen in artikel 156 is bepaald omtrent het beroep is ook ten deze van toepassing. AFDEELING II. Van het rooken door kinderen. Artikel 158. 1. Het is aan handelaren in tabaksartikelen verboden, aan kinderen beneden den leeftijd van 14 jaar tabak, sigaren of sigaretten te verkoopen, ten ge schenke te geven of op eenige andere wijze te verstrekken dit verbod geldt niet voor tabak in de origineele gesloten verpak king of voor sigaren bij hoe veelheden van minstens 50 stuks, in de origineele gésloten ver pakking. 2. Het is aan kinderen bene den den leeftijd, in het eerste lid van dit artikel genoemd, ver boden, op den openbaren weg of op een voor het publiek toe gankelijke plaats tabak, sigaren of sigaretten te rooken of tabak, sigaren of sigaretten bij zich te hebben. AFDEELING III. Van het begraven en vervoeren van lijken. Artikel 159. 1. Onverminderd het bepaalde bij artt. 6 en 7 der wet van 10 April 1869 (Stbl. no. 65) en bij artikel 13 der Besmettelijke- Ziektenwet 1928 (Stbl. no. 2c5), is het brengen van lijken naar begraafplaatsen en het begraven verboden van des namiddags 5 uur tot des voormiddags 6 uur. 2. In bijzondere gevallen kun nen Burgemeester en Wethouders ontheffing verleenen van het in het eerste lid gesteld verbod. Artikel 160. Onverminderd het bepaalde bij de Besmettelijke-Ziektenwet 1928 (Stbl. no. 265), geschiedt het vervoer van lijken vanuit het sterfhuis desverlangd naar de kerk der gezindte, waartoe de overledene heeft behoord, en van daar rechtstreeks naar de be graafplaats. Artikel 161. Onverminderd het bepaalde bij de Besmettelijke-Ziektenwet 1928 (Stbl. no. 255), is het verboden, lijken te vervoeren, anders dan in kisten, welke zoodanig ge sloten zijn, dat deze geen vocht doorlaten. Artikel 162. 1. Aan personen, niet tot een begrafenisstoet behoorende, kan de toegang tot de begraafplaats door of namens den eigenaar dier begraafplaats of door de ambtenaren of beambten der politie worden verboden, aan welk verbod moet worden ge hoorzaamd. 2. Bij toelating zijn zij ver plicht, die plaatsen in te nemen, welke hun door de ambtenaren of beambten der politie, of, bij niet-aanwezigheid van dezen, door den doodgraver worden aangewezen. 3. Het is verboden, een be graafplaats wederrechtelijk bin nen te dringen. 4. Hij, die op een begraaf plaats wederrechtelijk vertoeft, is verplicht deze op eerste vor dering van den eigenaar, van den doodgraver of van de amb tenaren of beambten der politie onmiddellijk te verlaten. Artikel 163. 1. Het is verboden, op de begraafplaatsen voertuigen, mo torrijtuigen,' rijwielen of honden te brengen of mede te' nemen, bloemen te plukken of te be schadigen, over de graven te loopen, op de monumenten te klimmen of grafkruisen of andere grafmonumenten te beschadigen. 2. Het is verboden, anders dan met vergunning van den eigenaar of beheerder, de be graafplaatsen te bezoeken in de maanden Maart tot en met Oc tober tusschen des namiddags 9 uur en des voormiddags 5 uur en in de overige maanden van des namiddags 5 uur tot des voormiddags 6 uur. Artikel 164. Het is verboden, op de be graafplaatsen graven te delven of aan te vullen, tenzij krachtens aanstelling daartoe of met toe stemming van het tot het geven dier toestemming bevoegd gezag. HOOFDSTUK VI. Van persoonlijke diensten. Artikel 165. De gevallen, waarin de man nelijke inwoners tot het doen van persoonlijke diensten, als bedoeld in artikel 226 der Ge meentewet, kunnen worden op geroepen, zijn a. bij onveiligheid, tot het verrichten van nachtwachtdienst; b. bij brand of oefening der brandweer; c. ingeval van watersnood; d. wanneer de openbare orde is verstoord, of dreigt verstoord te worden; e. bij andere onvoorziene algemeene ofgroote rampen. Artikel 166. 1. Ieder mannelijk ingezetene van 18 tot 60 jaar oud is tot vervulling der diensten verplicht, die hem uit kracht van deze verordening worden opgedragen. 2. Van het verleenen dier diensten zijn vrijgesteld zij, die door ziekte, lichaamsgebreken of wettige redenen van verhindering tot het verleenen van de gevor derde diensten niet in staat zijn, alsmede de gemeenteambtenaren, voorzoover het vervullen van de hun als zoodanig opgelegde plichten het gelijktijdig verleenen van de gevorderde diensten niet toelaat, een en ander geheel ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders. 3. Indien de omstandigheden niet vorderen, dat de dienst on middellijk verricht wordt, ge schiedt de oproeping ten minste 2 x 24 uren vóór het tijdstip, waarop de dienst verricht moet worden. 4. De oproeping wordt ge daan aan de dienstplichtigen zelf of aan hunne woning aan een der huisgenooten. Artikel 167. leder is verplicht de in artikel 165 bedoelde diensten te ver leenen zoo dikwijls en zoolang het door de bedoelde macht wordt noodig geoordeeld, doch niet langer dan 8 uur per et maal. Slot volgt. De bekende Jezuïet pater Friedrich Muckermann gaf in het bijvoegsel van de Berlijnsche krant „Germania" een aangrijpende schildering van den modernen tijd en den toestand der buidige wereld. Aan de vertaling van de „Morgen ontleenen wij hieruit „Alzoo staat geschreven in het twintigste hoofdstuk van de Apoca lyps „Als die duizend jaar echter voorbij zijn, zal de Satan uit zijn kerker weer vrijgelaten worden. Dan zal hij zich opmaken en de volkeren aan de vier uiteinden der aarde, Gog en Magog, verleiden en ze oproe pen ten strijde. Hun horde is ontel baar, zooals het zand der zee. Zij zwerven over de groote wereld en omsingelen het leger der Heiligen en de beminde stad." (door S. Joannes.) Is dit' tijdsgewricht reeds aange broken Is hier, met die duizend jaren, die tijd bedoeld, dien wij als het tijdperk der chtistelijke cultuur beschouwen De tijd, waarin de Paus en de Keizer heerschten over de aarde in Christus naam Die dagen, waarop het leven trilde op (de melodie van heilige hymnen en wondervolle klokken Toen de grootste denkers en dichters, de wijzen en de kunstenaars, het rijk Gods dienden en al hun werken op droegen aan de Bruid van Christus, de H. Kath. Kerk Toen de stan daard van den Verlosser door Europa zweefde en het kruis op de torens der kerken ten Hemel wees Dit is alles voorbij. Het ligt achter ons, als een schitterend sprookje. De geloovige jeugd van ons werelddeel heeft plaats gemaakt voor een tijd. waarvan men werkelijk uit zijn kerker is los gebroken. En bij verzamelt zijn getrouwen vanuit de vier uiteinden der wereld en hij spreekt vanaf zijn troon van wolken, rook en vuur „Mijn uur is gekomen. Uw stille werkzaamheid, vele eeuwen lang heeft mijn komst voorbereid. Dank, gij filosofen, die God van zijn heerscherstoel gestooten hebt. Dank gij staatslieden, die den staat als afgod aanbidt in plaats van God. Dank, gij tallooze arbeiders met de pen, die in ontelbare geeste-

Peel en Maas | 1931 | | pagina 5