Tweede Blad van L. EI MAAS" Zaterdag 12 December 1931 Twee en vijftigste Jaargang No. 50 99 Politieverordening Gemeente Venray. Even nadenken Dc nieuwe Algemeene voor de 2. Het verbod van lid 1 on der b, c, d, e en f is niet van toepassing op a. het draven met twee losse paarden bij officieele paarden keuringen b. het vervoer van paarden, die achter elkander behoorlijk kop aan staart zijn gekoppeld, mits het vervoer stapvoets ge schiedt. 3 Bestuurders van rij- of voertuigen zijn verplicht op de door Burgemeester en Wethou ders aangewezen openbare we gen zich bij het hoofd der trek dieren te bevinden en de teugels in de hand te houden. Artikel 70. Het is verboden op den open baren weg a. een handwagen voort te duwen, welke zóó hoog geladen is, dat de bestuurder belemmerd wordt in het vrije uitzicht naar wat vóór hem op den weg is b. handwagens voort te du wen met de boomen gericht naar de richting, waarin men gaat. Artikel 71. Het is verboden over den openbaren weg te rijden met een voertuig, dat zoo gebouwd of geladen is, dat eenig deel hooger reikt dan 3.80 Meter boven den weg, dat met inbe grip der lading breeder is dan 3 Meter, of dat meer dan 0.75 Meter aan een der beide zijden buiten de as in de breedte uit steekt Artikel 72. Het is verboden op den open baren weg a. op of in een voertuig of op een trekdier zich te bevinden met een zeis, sikkel, snoeimes schop, riek, mest- of hooivork of eenig ander van scherpe punten of kanten voorzien voor werp anders dan in verticalen stand, tenzij de punten of scherpe kanten zoodanig zijn bedekt, dat ze ongevaarlijk zijn b. op of in een voertuig een zeis, sikkel, snoeimes,, schop, riek, mest- of hooivork of eenig ander van scherpe punten of kanten voorzien voorwerp zoo danig te vervoeren, dat de pun ten of scherpe kanten uit 't voertuig uitsteken. Artikel 73. 1. Wanneer Burgemeester en Wethouders besluiten en ter openbare kennis brengen, dat een met name genoemde open bare weg slechts in een bepaalde richting of aan een bepaalde zijde daarvan mag worden be gaan of beloopen, dateenopen- bare weg niet of slechts in een bepaalde richting mag bereden of ingereden worden, ofwel dat rij- of voertuigen, paarden of runderen hier of daar niet mogen stilstaan, of een zekere richting nemen, zijn de personen, de bestuurders of geleiders der rij- of voertuigen of van de paarden of runderen verplicht, zich aan deze besluiten te houden. 2. Een besluit, als in het eerste lid bedoeld, geldt voor niet langer dan een maand, tenzij het door den Raad wordt be krachtigd. Artikel 74. Bestuurders van motorrijtuigen, rij- of voertuigen of van trek dieren, zijn verplicht op den openbaren weg zóó tijdig uit te wijken, stil te houden of voort te gaan, dat zij voertuigen van de brandweer niet in hun gang kunnen belemmeren. Artikel 75. Bestuurders van rij- of voer tuigen of trekdieren zijn verplicht op den openbaren weg voet gangers tijdig door duidelijk roepen te waarschuwen, wanneer dit ter voorkoming van aanrij ding noodig is. Artikel 76. Het is verboden, met voer- of rijtuigen achteruit te rijden, ko mende uit aan den openbaren weg belendende gebouwen of erven, tenzij vooraf gegaan door een persoon, die tijdig waar schuwt. Artikel 77. Men is verplicht met rij- of voertuigen of trekdieren, wanneer die op den openbaren weg stil staande motorrijtuigen, rij- of voertuigen voorbijgaan, op zoo- danigen afstand daarvan te blij ven, dat het in- en uitstappen van passagiers geen belemmering ondervindt. Artikel 78. 1. Het is verboden met rij- of voertuigen of trekdieren op eenigerlei wijze de orde van een marcheerenden troep, een begra fenisstoet, een processie of een optocht te verbreken, te belem meren of te storen, of deze bij het inhalen geheel of gedeeltelijk voorbij te rijden. 2. Bij het ontmoeten van een marcheerenden troep op verlangen van den leider, bij een begrafe nisstoet, een processie of een optocht, zijn de bestuurders ver plicht met de rij- of voertuigen of trekdieren stil te staan, totdat de troep, stoet, processie of op tocht is voorbijgetrokken. Artikel 79. Het is verboden, een voertuig als openbaar middel van vervoer van personen op regelmatige tijden en tusschen bepaalde pun ten der gemeente in dienst te stellen, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders. Artikel 80. Het is verboden zonder ver gunning van Burgemeester en Wethouders met een voor het vervoer van personen bestemd voertuig te stationeeren op den openbaren weg. Artikel 81. 1. De bepalingen van de ar tikelen 73 en 78 zijn niet van toepassing op raderbaren of ziekenwagens, wanneer daarmede zieken worden vervoerd of afge haald. 2. De bepalingen van de ar tikelen 51, 62, 64,65, 66, 73 en 78 zijn niet van toepassing op voer tuigen der brandweer. AFDEELING UI. Van de Marktpolitie. Artikel 82. Elke houder van een voor het publiek toegankelijke inrichting, die de kermis in deze gemeente bezoekt, is verplicht, alvorens met den opbouw zijner inrich ting te beginnen, een lijst in te leveren bij den Burgemeester of ter gemeentesecretarie, bevatten de de namen der in zijne inrich ting werkzame of in zijne woon wagens vertoevende personen. Artikel 83. De Burgemeester is bevoegd, indien zulks in het belang van de openbare orde, zedelijkheid of gezondheid door hem noodig wordt geoordeeld, markt- en kermisinrichtingen, die voor het publiek toegankelijk zijn, te slui ten. Artikel 84. Bij ontstaan van ongeregeld heden bij of in markt- of kermis inrichtingen zijn de houders of exploitanten dier inrichtingen verplicht, op eerste vordering van een ambtenaar of beambte van politie deze onverwijld te sluiten en gesloten te houden, zoolang de Burgemeester zulks noodig oordeelt. De bezoekers zijn als dan gehouden, zich onmiddellijk uit of bij de inrichting te ver wijderen. Artikel 85. De eigenaars of beheerders van markt- en kermisinrichtingen zijn verplicht aan de ambtenaren en beambten van politie te allen tijde vrijen toegang toegang tot hunne inrichtingen te verleenen. Artikel 86. Het is verboden, zonder ver gunning van den Burgemeester, op particulier terrein inrichtin gen zooals draaimolens, carous- sels, hypodrömes, schommels, kramen, tenten, danstenten of dergelijke, tot het geven van vertooningen of vermakelijkhe den of tot een ander doel, waartoe of waarin met of zonder betaling toegang wordt verleend, op te richten en voor het publiek toegankelijk te stellen of gele genheid te geven tot oprichting van voormelde inrichtingen. Artikel 87. Het is verboden, op de ter reinen, voor markten en kermis sen bestemd a. een plaats in te nemen, die niet van gemeentewege is aangewezen b. eene plaats te blijven in nemen, nadat de ontruiming daarvan van gemeentewege is gelast c. op andere wijze kramen, tenten, draaimolens of dergelijke inrichtingen of toestellen te plaatsen, of goederen uit te stallen dan overeenkomstig de aanwijzing van gemeentewege. AFDEELING IV. Paragraaf I. Van het voorkomen van brand. Artikel 88. Het is verboden a. vuur of heete asch te be waren of te storten, kolen te dooven of gedoofde kolen te bewaren, anders dan in goed gesloten metalen of steenen bak ken of potten of in een kuil, welke niet verder dan beneden de oppervlakte van den grond gevuld mag zijn en minstens 10 meter van alle gebouwen, hout-, hooi- of stroomijten, takkebos- schen of andere licht ontvlam bare stoffen of voorwerpen moet verwijderd zijn b. vuur of heete asch over den weg te vervoeren anders dap in ijzeren wagens of anders dan in goed gesloten metalen of steenen bakken of potten c. uitgebrande kolen of houts kolen, tenzij geheel uitgedoofd, in stallen of op mesthoopen te werpen d. in de open lucht varkens te branden of eenig vuur te ont steken op geringeren afstand dan van 50 meter van huizen, ge bouwen, stroo- of hooimijten en houtstapels of andere licht ont vlambare of brandbare voor werpen, tenzij krachtens schrif telijke vergunning van Burge meester en Wethouders e. krankzinnige of onnoozele personen, alsmede kinderen be neden de 8 jaren te laten zonder opzicht in gebouwen of plaatsen, waar vuur of licht, anders dan electrisch licht, ontstoken is, of waar lucifers in het bereik van deze personen zijn f. verplaatsbare motoren, met uitzondering van electromotoren, in gebouwen of getimmerten, waar licht ontvlambare stoffen zich bevinden of die zelf geheel of gedeeltelijk uit licht brand baar materiaal zijn opgetrokken, of wel in de buitenlucht op een afstand van minder dan twee meter van hoopen of stapels hooi, ongedorscht graan, schansen of takkebosschen, brandhout, turf of andere brandbare stoffen, goederen of voorwerpen en van stroodaken in bedrijf te hebben, of tot aanzetten in gereedheid te brengen, alsmede blaaslampen, dienende tot hel in bedrijf stel len van of behoorende tot mo toren, daar brandende te hebben of te ontsteken. Artiket 89. Het is verboden a. aan kinderen beneden 16 jaren buskruit of vuurwerk te verkoopen of af te geven b. vuur te stoken in huizen of gebouwen anders dan in daartoe geschikte stookplaatsen. Artikel 90. Het is verboden, te rooken of een brandende sigaar, sigaret of pijp, dan wel een pijp tot rooken gereed, te hebben in stallen, schuren, op stroo- of hooizolders of op plaatsen, waar voorraad van stroo, hooi, boom schors, vlas, hennep of andere lichtbrandbare stoffen voorhan den zijn, alsmede bij het laden, lossen of verwerken van ge noemde stoffen. Artikel 91. 1. Het is verboden, hoopen of stapels van hooi, stroo, on gedorscht graan, hout of andere licht brandbare stoffen in de open lucht te stellen of te heb ben binnen een afstand van 5 meter van den openbaren weg of op geringeren afstand dan van 15 meter van huizen, ge bouwen, hagen of bosschen, tenzij deze huizen, gebouwen, hagen of bosschen behooren aan den eigenaar der hoopen of sta pels en minstens 25 meter ver wijderd zijn van die, welke eigendom van andere personen zijn. 2. Dit verbod is niet van toe passing op de hoopen of stapels, die geplaatst zijn op gesloten binnenplaatsen, behoorende tot het door den eigenaar zelf be woonde erf. Artikel 92. 1. Het is verboden, vuur of petroleumlicht te branden of ander licht te ontsteken of te hebben anders dan in een ge sloten lantaarn of in een batlon a. in gebouwen, dienende tot bergplaats van hooi, stroo, lom pen, krullen of andere licht brandbare voorwerpen of stoffen en in stallen, welke niet gepla- fond zijn b. in timmermans-, meubel- makers- of schrijnwerkerswerk- piaatsen c. op korteren afstand dan een meter van licht ontvlambare stoffen, goederen of voorwerpen. 2. De bepaling van lid 1 sub a is niet van toepassing op de gedeelten van gebouwen, welke ter bewoning gebruikt worden. Artikel 93. Het is verboden, anders dan voor onmiddellijk huishoudelijk gebruik, brandstoffen of andere lichtbrandbare voorwerpen te hebben binnen een afstand van 1 meter van eesten, ovens, for nuizen of andere stookplaatsen of vuurplaatsen of binnen 0.50 meter afstand van schoorsteen pijpen. Artikel 94. 1. Eenieder is gehouden, de tot het door hem bewoonde huis of tot de bij hem in gebruik zijnde gebouwen behoorende schoorsteenen, ovens of stook plaatsen, waar vuur gestookt wordt, tenminste eenmaal 's jaars, te vegen of te doen vegen ten genoege van Burgemeester en Wethouders. 2. Wanneer in een schoor steen brand heeft plaats gehad, is de gebruiker verplicht dien schoorsteen binnen vier en twin tig uur nadat de brand plaats had te vegen of te doen vegen en mag in dien schoorsteen niet weder gestookt worden, dan nadat door een ambtenaar of beambte der politie aan den gebruiker van dien schoorsteen is verklaard, dat hij aan zijne verplichting tot vegen heeft voldaan. Artikel 95. Eenieder is verplicht a. bij ontdekking van buiten gewone broeiing van ongedorscht graan, stroo, hooi, ruigte of an dere aan broeiing onderhevige stoffen, hetzij op eigen erf, hetzij op dat van anderen, zoo spoedig mogelijk daarvan aan een ambte naar of beambte van politie ken nis te geven; b. het in zijne schuren, stallen, mijten en werkplaatsen aanwezige ongedorschte graan, stroo, hooi of andere stoffen, die bevonden worden in staat van broeiing te verkeeren, onmiddellijk op aan zegging van een ambtenaar of beambte van politie uit te halen en te spreiden. Artikel 96. Onverminderd het bepaalde bij de Hinderwet, is het eenieder verboden, buiten bewaarplaatsen met vergunning opgericht, meer dan 50 liter petroleum, benzine, brandspiritus, naphta of andere vluchtige licht-brandbare stoffen, of meer dan 200 K.O. calcium car bid in voorraad te hebben anders dan in dicht vaatwerk of behoorlijk gesloten metalen kannen of in op behoorlijken afstand van ge bouwen of getimmerten gelegen ondergrondsche bewaarplaatsen. Artikel 97. Het is verboden a. magazijnen van brandstoffen te hebben elders' dan in daartoe door Burgemeester en Wethou ders geschikt verklaarde gebou wen; b. ongebluschte kalk te heb ben in bergplaatsen, waaromtrent door of vanwege Burgemeester en Wethouders den gebruiker schriftelijk is aangezegd, dat zij niet voldoende watervrij zijn. Paragraaf 2: Van het blusschen van brand. Artikel 98. Hij, die brand ontdekt in de gemeente, is verplicht zoo spoe dig mogelijk de bewoners van het brandende perceel en de bu ren of omwonenden alsmede den opperbrandmeester of een der brandmeesters en het hoofd of een ambtenaar of beambte van politie te waarschuwen. Artikel 99. Ieder is verplicht te gedoogen, dat, indien het blusschen van brand zulks vordert, blusschings- middelcn in, door of op zijn ge bouw, woning of erf worden ge legd en aldaar bediend worden, en verder te dulden, dat door den Burgemeester, door de be ambten van de brandweer of door de ambtenaren of beambten der gemeente-politie alle die maat regelen genomen worden, welke de Burgemeester of die beamb ten ter blussching van brand, tot afwending van brandgevaar of ter voorkoming van uitbreiding van brand of ter bescherming of berging van vee en goederen noodig oordeelen. Artikel 100. 1. Het is verboden, zich te begeven op het terrein, dat in geval van brand of brandgevaar op last van ambtenaren of be ambten van politie of van de brandweer is afgezet; 2. Dit verbod is niet toepas selijk op degenen, die met toe zicht over de werkzaamheden tot het blusschen van den brand zijn belast, de bewoners en eigenaars van de brandende of bedreigde perceelen, de ambtenaren of be ambten van politie en justitie en verder degenen, die daarvan door den Burgemeester of, indien deze niet aanwezig is, door den hoogst- aanwezende van de ter plaatse dienstdoende ambtenaren of be ambten van politie, die over het blusschingswerk het bevel voert, zijn uitgezonderd. Artikel 101. 1. Eenieder is verplicht bij brand het hem toebehoorende water beschikbaar te stellen en den vrijen toegang daartoe te verleenen in en door zijne huizen en op de hem toebehoorende of door hem bewoond wordende eigendommen. 2. Eenieder is verplicht, wan neer des nachts in de omgeving zijner woning brand is uitgebro ken, op aanzegging van of van wege den Burgemeester eene hel der licht uitstralende lamp voor een der vensters aan de straat zijde van zijn huis te plaatsen en te doen branden tot zonsop gang of, indien de brand vóór dien tijd is afgeloopen, tot na afloop van den brand. Artikel 102. Onverminderd het bepaalde bij artikel 429 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 56 van het provinciaal wegenreglement van Limburg en artikel 88 dezer ver ordening, mag het heeten van vaat- en houtwerk, het beslaan van voertuigen en ander werk, waarbij vuur noodig is, niet plaats hebben, tenzij onmiddellijk bij de hand is een ton of emmer met water en een dweil. Artikel 103. 1. Het is verboden, bij brand of brandgevaar eenig goed zon der noodzakelijkheid buiten het afgezette terrein te brengen. 2. Hij, die bij brand of brand gevaar goederen onder zijn be waring krijgt, is verplicht hiervan binnen vier en twintig uren ken nis te geven aan den Burge meester. 3. Het is verboden, bij brand eenig gebouw of getim merte of een gedeelte daarvan omver te halen, zonder uitdruk- kelijken last van den Burgemees ter. AFDEELING V. Van lokalen, waarin openbare vermakelijkheden worden gegeven. Artikel 104. Het is verboden, openbare ver makelijkheden te geven of voor het publiek toegankelijke bijeen komsten te houden in lokalen, die, met "het oog op de veilig heid, door den Gemeenteraad daartoe ongeschikt zijn verklaard, of daarin meer personen toe te laten, dan door den Burgemees ter, met het oog op de veilig heid, bepaald is. Artikel 105. Het is verboden, in de door gangen, corridors en trappen, zoowel in als buiten de locali- teiten, waarin openbare verma kelijkheden worden gegeven of waarin voor het publiek toe gankelijke bijeenkomsten worden gehouden, losstaande stoelen, banken of andere den doorgang belemmerende voorwerpen te hebben of staanplaatsen te doen innemen, welke den doorgang belemmeren. Artikel 106. 1. Na het oogenblik, waarop eene localiteit als in art. 105 bedoeld, voor de bezoekers is opengesteld, totdat ze door dezen is verlaten, moet de sluiting van alle voor uitgang bestemde deu ren of als zoodanig te gebruiken, zoodanig zijn ingericht, dat zij bij aandrang of druk van binnen naar buiten openslaan, en moeten bij duisternis alle uitgangen door brandende noodlantaarns zijn aangegeven. 2. Voor bij het in werking treden dezer verordening be staande gebouwen kan van het bepaalde in het eerste lid door Burgemeester en Wethouders tijdelijk of geheel ontheffing worden verleend. 3. De lokaliteiten en alle aanhoorigheden, alsook het erf, moeten, zoolang die voor het publiek openstaan of daar pu bliek aanwezig is, behoorlijk, ten genoege van Burgemeester en Wethouders, zijn verlicht. HOOFDSTUK IV. Van de Zedenpolitie. AFDEELING 1. Bepalingen van verschillenden aard. Artikel 107. Het is verboden, zich in het openbaar te vertoonen, verkleed als persoon van een andere sekse, als geestelijke of lid van een geestelijke orde of als be dienaar van eenigen godsdienst, als overheidspersoon of als militair, behoudens indien bij optochten of bij openbare feesten of uitvoeringen daarvoor ver gunning van den Burgemeester is verkregen. Wordt vervolgd. PATS Boet Krelis was naar Kevelaer geweest. Op de terugreis kwam hij in gezelschap van twee heeren, die den boer met zijn „roomschen" ro zenkrans in d-i hand, eens er tus schen nemen wildeD. Zoo, zijt ge in Kevelaer ge weest vroegen zij hem. Jawel, heeren. En was het er mooi Zeer mooi, heeren, en druk ook. Komt ge ook van Kevelaer Wij gelooven niks. Maar ver tel eens verder; hebt ge zeker O.L- Vrouw daar gezien Natuurlijk, heeren. En den H. Jozef Ook al. Ik heb heel de H. Familie gezien, heeren. Er ontbraken maar twee bewoners. Zoo En wie waren dat De os en de ezel, heeren. En ik was al bang, dat ik ze niet meer te zien zou krijgen en kijk, nou mag ik ze Jiier ontmoeteD 1" Onbeschofte boer, noem je ons een os en een ezel vroegen woedend de heeren. Heeren, ge hebt toch zelf daar even gezegd, dat ge niks gelooft. (Uit Jtde H. Familie.")? DE WERELD EN DE NAAI MACHINE. Een reiziger zat in den trein het geloof te bespotten op hoogen toon loochende hij het bestaan van God en hij beweerde, dat de geheele natuur van zelf was ontstaan. Over hem zat een koolmijner, een „fosse- man" gelijk men zegt, en die deed alsof hij 't volkomen eens was met den reiziger. „Wel, Meneer, zei bij ik ben ook van uw gedacht op 'nen zekeren dag was ik in de mijn aan 't werken, en steenlagen aan 't kappen, toen er een Singer- Daaimachien voor den dag kwam. en de gebruiksaanwijzing was er bij 1" Maar hoe kan dat zijn Van waar kwam dat naaimachien vroeg de reiziger verbaasd. Wel, zei de koolmijner. dat machien dat was daar van zelf ont staan. Gelijk volgens u heel de natuur van zelf ontstaan is. De reiziger zweeg 1 VADER MANG In l)et oude klooster Ottoburen iti Zwaben leefde een monnik, Mag nus geoaamd. De menscbcn in den omtrek noemden hem goeden vader Mang. want het was een zeer vrien delijke en beminnenswaardige mensch. Slechts over één zaak kon hij vaak diep verontwaardigd zijn en dat was over eerrooverij. En hij wist dan ook kwaadsprekers terdege op hun plaats te zetten. Op zekeren dag moest Vader Mang, naar het dorpje Bobeim, op twee uren afstand van het klooster, om daar een zieken Pastoor op te zoeken,

Peel en Maas | 1931 | | pagina 7