SANATOGEN XÜLi EN M-AA, In twee werelddeelen Sterkere gezondheid met Sanatogen. ZATERDAG 7 NOVEMBER 1931 No 45 M Peelherinneringen FEUILLETON vWt cHoehjmuj. Invoer van versch vleesch. De snijder in den Hemel. lagusafca Kidsdetllaa»». Twee en Vijftigste Jaargang Verkoop van aauscheuten. De gemeente is voornemens om binnen enkele maanden over te gaan tot verkoop van strookjes grond z.g. aansfheuten in de verschillende deelen der gemeente, die daarvoor in aan merking komen. Degenen, die dergelijke aanscheuten en strookjes grond wenschen te koo- pen, gelieve daarvan aangifte te doen ten kantore van den Gemeente- Opzichter Onder de Boog," vóór 1 Januari a.s. Alle vroeger gedane aangiften zijn vervallen. Venray, 30 October 1931. Burgemeester en Wethouders van Venray, O. VAN DE LOO. De Secretaris, VAN HAAREN. door A. F. VAN BEURDEN. Men begon zich reeds vóór een eeuw en langer, vooral te Venray op den schapenhandel toe te leggen, wat vrij natuurlijk was, omdat de boeren wier hoeven het korst bij de Peel lagen, groote kudden schapen hielden. In Venray woonden kooolui met heldere koppen, die als afzetgebieden vreemde landen uitkozen en daarbij zelfs de zaken leidden en er op uit trokken ten voorbeeld aan de jon geren. Zij verstonden toen al de coöperatie en al zette de „Schops- kompaneej" ook geen N. V. voor haar naam, de leden wisten heel goed, wat ze deden zij hadden geen uitgebreide boekhouding noodig om af te rekenen. En ze harmonieerden goed onder elkander. Zij hebben aldus welvaart in hunne omgeving gebracht. De boeren zagen ze graag komen en richten hun bedrijf op den „kop- men" in. Zij huurden een scheper of schaap herder, die met de kudde de reel in trok, de zieke schapen zelf van het rotkreupel en andere ziekten ge nas en met zijn trouwen fiks de schapen op goede gronden bracht en ze bijeenhield. Hij kreeg behalve zijn loon nog het recht, om een paar schapen en lammeren voor zich te houden, ter wijl hij gewoonlijk een zwart schaap voor de wol mocht houden. Want de meeste schepers sleten in de een zaamheid hun tijd met kousenbreien. En de zwarte wol behoefde niet meer geverfd te worden. Zij waren steeds buiten en daar door ook goede weerkenners. Wanneer de schapen des avonds niet meer naar de hoeve konden gaan, omdat deze te ver weg lag. had men als nachtverblijf voor schapen, herder en hond een schaaps kooi gesticht. Deze koeien waren oorspronkelijk van hout ineengeslagen Het dak was van riet of stroo, de wanden van gevlochten en gespleten rechte takken die met leem en kalk gedicht waren. In een kring waren «ondom de kooi grove dénnen gepoot, die haar met hun overhangende pluimen moesten beschutten tegen de woeden de winden, die in den herfst en het voorjaar zoo geweldig snerpend over de groote vlakte joegen. Door die groepjes dennen kon men de kooien uren ver zien. Men kon zich vroeger de Peel niet zonder peeikooien den ken. En er stonden in den goeden tijd, toen de schapenhandel nog sterk bloeide, overal rissen kooien. Het was een mooie illustratie der ledige vlakte. Wij hebben er nog heel enkele gekend en'er hebben er heel 15 Langzaamaan werd de zee zwart, en de wolken mede en het werd een dolle jacht der wolken aan den hemel, een voerspel van de jacht der baren. De golven schenen zeeen te worden, hooger en hooger gingen ze, als door onderzeesche monsters in de hoogte getild, en rilden over en door elkander, in wilden haast en schuimende woede. Bevelen weerklonken. In stilte werden ze uitgevoerd. De matrozen zagen diep ernstig geen vloekwoorden meer, geen ruwe scherts. Stilte kwam over het schip en de bemanning. Er was iets van een gebed in de lucht, en onverstaanbaar ook werd er gebeden. Zeelieden hebben geloof. Zij hebben de machtige stemme des Heeren gehoord in het bulderen van den s'orm, en de vreese- lijke vlerken van de orkanen stre ken over hun hoofd. Groot is de Heere God in de stemmen der Oceaans, in het loei en van den storm. Dan is God de Heer nabij. wat gestaan. Wij nu hebben ze op een kaart der Verkenningen van 1855 nog eens nagegaan en hebben er daarop nog 84 gevonden. Wij laten ze hier volgen. Wanroysche Heide en de kleine Del a.d. Udenschenweg 5 St. Anthonis bij de Ulling- sche bergen 1 Volkel, 3 kwartier beoosten aan de Oude Bedafsche baan 7 Aan het Ven, de Otterpeel 40 minuten Noord-Oost 6 Boekei, 45 minuten ten Oosten 3 Grintweg St. Anthonis-Gemert 2 In de Schipperspeel 2 Op den Twist bij de Springel- beek Vierlingsbeek 1 In de KlotterpeeL bij den handwijzer 3 Bij den Stippelberg en paal achter 't Zand 7 Tusschen Hazenhut en Zwart Water Venray 9 Bij de Kraayenhut richting Kempkensberg 2 Paardenkop, Peelken, Til- klef Venray 11 St. Martensberg. Leeghei, Drufkuilen Horst 12 Rustven onder Amerika Horst 6 Deurnesche Peel, Wasberg, Riet 7 Totaal 84 Er zullen er hier en daar nog wel meer geweest zijn, zoodat het aantal nog wel grooter geweest zal zijn, maar waar deze lagen, is niet na te gaan. Wordt vervolgd. op geregelde tijden en neem zoo noodig des avonds een Foster's Maagpil. Gemakke lijk in te nemen en zacht werkend. 0.65 per flacon. Onze boeren klagen over de buiten gewoon slechte prijzen, die zij van de meeste hunner producten maken en over de onverkoopbaarheid van sommige. Hoe de toestand is, zien we geïl lustreerd door de treffendste cijfers. Thans kwamen we et eenige tegen over den invoer van versch rund en kalfsvleesch in ons land. Deze bedroeg in het geheele jaar 1929 231.865 Kg. Toen kwam de invoer van Deensch vleesch. In 1930 werd 13.203.202 Kg. ingevoerd en in de eerste negen maanden van 1931 9.673.000 Kg. Een reusachtige vermeerdering derhalve, vergeleken met 1929, waar over de veefokkers tot nu toe ver geefs hebben geklaagd. De regeering, die geen maatrege len van verweer wil, heeft gepro beerd dezen vleeschiovoer te ver minderen, door aan het ministerie van Buitenlandsche Zaken te 's-Gra- venhage eenige hooge ambtenaren eens te laten praten met collega's uit Denemaken. Ook de Deensche gezant te 's-Gravenhage was hierbij tegenwoordig. Van onze zijde waren er ook een viertal vertegenwoordi gers van Nederlandsche landbouw- en veehoudersorganisaties. De bedoeling was na te gaan, of het mogelijk zou zijn, in gemeen overleg tot beperking van den uit voer van Deensch vleesch naar Nederland te geraken. Met een zacht lijntje en een mooi praatje derhalve. Het gebed is hun troost, hun behoefte, hun. gelofte. totdat het tempeest, voorbij en overwjn- nen is, of de hongerige afgrond hen verslonden heeft. Dan is hun graf. in den killen, natten schoot der diepten. Maar nu werkten ze met alle macht en kracht. Het schip moest op het gevecht voorbereid worden, op het gevecht op leven en dood, het gevecht met den storm. Alle maatregelen zijn genomen. Het was tijd. Een vreeselijke ruk, een gehuil dat van alle kanten tegelijk op stak, en met een enkel vreeselijk akkoord eindigde, ging er schrik barend rond. „Naar uw hutl en gauw ook I" zoo klonk het, en zoo goed als 't ging struikelde Meester Dorrens naar de kajuit Een pikzwarte nacht rustte op de loeiende wateren. De strijd was begonnen. Vreeselijke donderslagen rolden door de wolken, nog vreeselijker bliksems schoten door de zwarte lucht, het huilt, loeit, bruischt, rolt, schokt, hefi en plonst van alle zijden, men weet niet van welken kant de bewegingen komen, welke vijanden het schip bespringen. Een speelbal is het van ontzet tende machten. Het rilt en trilt en kraakt in al zijn voegen. De bijeenkomst mislukte volkomen. De Denen zagen geen mogelijkheid om den uitvoer langs particulieren weg re beperken en de Deensche regeering had geen wettelijke bevoeg- heden om die beperking op te leggen. De Denen zullen zich hebben af gevraagd, boe de Nederlanders er bij kwamen hun te verzoeken om in dezen malaisetijd een bron van inkomsten stop te zetten. De Deen sche landbouw heeft ook met moei lijkheden te kampen Men verbeelde zich, dat een of andere regeering ons kwam verzoe ken, vanwege de concurrentie onze eieren thuis te houden en maar zelf op te eten. Zulk een verzoek zal nooit komen Andere regeeringen kennen zelf den weg om onzen eierenuitvoer te be moeilijken. Maar veronderstel dat 't zoo was, hoe weinig zouden wij genegen zijn om ook nog dien uitvoer te /er- liezen in onzen slechten tijd. „Zoodat, indien daartoe aanleiding mocht bestaan, een oplossing in een andere richting gemocht moet wor den," zegt het communiqué van Buitenlandsche Zaken. We zijn benieuwd, in welke rich ting dat zal zijn. Aanleiding schijnt er wel te be staan. Maar onze regeering heeft glacé handschoenen aan en praat vriende lijk. Een stok in de hand nemen, o foei Het gebeurde op een mooien dag, dat Onze Lieve Heer een wandeling ging maken en bij nam al zijne apos telen en heiligen mee, zoodat niemand in den hemel bleef dan de heilige Petrus alleen. Onze Lieve Heer zei hem dat hij goed op de deur moest letten en gedurende zijn afwezigheid absoluut niemand mocht binnen laten. Juist toen Onze Lieve Heer weg was, kwam een snijder en klopte op de hemelpoort. Sint Petrus vroeg, wie er was en wat die wilde. De ander riep „ik ben een snijder en ik zou graag in den hemel komen." Sint Petrus zei„Mag niet, mag niemand binnenlaten. Onze Lieve Heer is niet thuis en Hij heeft het mij uitdrukkelijk verboden." Maar de snijder hield aan en ten langen laatste bezweek de goede Petrus en hij liet hem binnen, onder voorwaarde echter, dat hij zoo stil als een muisje in een hoek achter de deur zru gaan zitten, opdat Onze Lieve Heer bij zijn terugkomst hem niet zou opmerken en niet vertoornd worden. Dat beloofde de snijder. Stil ging hij ook in een hoekje zitten, maar toen Petrus voor de hemelpoort wat op en neer ging wandelen, stond hij gauw op eu ging nieuwsgierig overal in den hemel rondneuzen. Tenslotte kwam hij in een zaal, waar veel schoone en kost bare stoelen stonden. In 't midden stond een zetel gansch van gpud en ingelegd met vele kos bare edel- steenenhij was hooger dan andere zetels en er stond een gouden voete bankje voor. Dat was de zetel van Onzen Lieven Heer. „Wacht", dacht de snijder, „daar moet ik toch ook eens inzitten." En werkelijk de ondeugende kerel ging op den zetel van Onzen Lieven Heer zitteD. Toen hij nu daar zoo zat, keek hij eens naar beneden en o wonder! hij kon nu alles zien wat er op aarde gebeurde. Zoo zag hij onder Het rijst en valt, en stijgt en plonst elk oogenblik. Alle winden zingen in het touwwerk het akelige lied van den razenden storm, het lied des afgronds, het lied des doods, zoo dikwijls. Men zou zeggen dat het schip den razend dollen dans heeft aan gevangen met den orkaan. Hoog op, laag neer als een pijl licht vooruit, als een lood zware last naar de diepte, het hoofd het voorsleven vooruit, steeds op zij, als heul zoekend, in de vervaarlijke wieg der gol ven. Een schudden, een dreunen, een kraken, alsof het elk oogenblik uit elkander barsten zou. Alles wat niet vast of vastge maakt is, rolt en schuift door elkander en in de kajuit waar onze arme Meester Dorrens zich vasthoudt, ziet het er wanhopig uit. Bleek en ontzei, buiten zich zeiven van angst, staat hij daar wankelend, het koude zweet drup pelt van zijn voorhoofd, toen viel hij op de knieen, een hand ten hemel opgestoken, met de an dere zich vastklampend aan eeu deurstijl, biddend en roepend om barmhartigheid, zonder te weten dat hij bad en riep om barmhartigheid, te midden- van enkelen die nog in de kajuit ge bleven waren, ellendig zoo als hij. andere hoe een oude vrouw van haar buurvrouw een klos garen stal. Daarover werd onze snijder nu op eens zoo kwaad, dat hij het gouden voetebankje nam en het van boven af uit den hemel naar de oude vrouw op aarde wierp. Daar hij het voetebankje nu niet meer terugkrijgen kon, sloop hij stiekum uit den zetel en ging weer achter de deur op zijn oud plaatsje zitten, krek of er niets gebeurd was. Toen nu Onze Lieve Heer thuis kwam, werd hij den snijder niet ge waar maar toen bij zich in zijn zetel zette, miste hij het voetebankje. Hij vroeg daarom Sint Petrus, waar dat gebleven was. Deze zei dat hij er niets van af wist. Onze Lieve Heer vroeg dan „Wie is hier ge weest? Heb je niemand binnen gelaten „Niemand," zei Petrus, „als dien snijder, die daar nog achter de deur zit." De snijder moest nu komen en Onze Lieve Heer vroeg hem, waar zijn voetebankje gebleven was. De snijder begon te beven en sidderend vertelde hij, hoe hij er mee naar een oude vrouw geworpen had, die haar buurvrouw een klos garen gestolen had. „Jij. onnoozele snijder," zei Onze Lieve Heer, „als ik iederen keer met iets had moeten werpen als jij een stuk stof stal, dan had ik geen enkelen stoel of bank meer in den hemel." Kijk, lezer, zoo vindt men ook op vandaag nog menschen, die zelf ab oluut niet deugen, en toch anderen veroordeelen, die minder slecht zijn dan zij. Zorgen dragen het hunne bij tot ontwikkeling van nierkwalen. De nieren hebben toch reeds genoeg te doen met hun taak om het bloed te filtreeren van de hierin voorko mende onzuiverheden. Als deze orga nen overbelast worden, is het der halve geen wonder, als zij hun werk niet meer behoorlijk doen, waardoor een overmaat van urinezuur zich in het lichaam kan ophoopen. Dit urinezuur kan zich in den vorm van scherp gekante kristallen afzetten en rheumatiek, spit of ischias veroorzaken. Soms vormt zich nier- gruis en vaak doen zich urine- of blaasstoornissen voor. Maak bijtijds gebruik van Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Deze kunnen trage nieren weder opwekken en versterken, het overtollig urinezuur afvoeren en een einde maken aan uw kwalen. 35 Ingekomen ea vertrokken personen var. 23 tot 30 October INGEKOMEN R. M. P. Gommans, z.b., Paters- sfraat 14 van Grubbenvorst J. M. Wijnen, z.b., Overloonsche weg 13a v. Helmond B. A. M. Janspn, z.b-, Overloon sche weg 2 v. Eist M. F. H. Kateman, dienstbode, Langstraat 15 v. Maashees Bij eiken schok stiet bij als een hulpelooze een angsikreet uit, en zocht vergeefs naar red ding om zich heen: Het heen en weer geslingerde licht deed het afgrijzen nog stijgen. Iels onbeschrijfelijks, iets onuit sprekelijks, maakt zich van den mensch alsdan meester. Het hart klopt als in de keel. Men weet niet na8r welke zijde zich wenden, de verschrikking gen stormen van alle zijden op iemand los als onzichtbare vijan den, die de ziel ten doode kwellen Op eens kreeg het schip zoo'n vreeselijke schok, dat alles scheen uit elkander te gaan, de lamp vloog in scherven en Meester Dorrens tegen den wand aan, dat hij vreesde dat alle ribben in zijn lijf gebroken waren. In het pikduister kroop hij zoo goed het ging naar zijn hut. Akelige geluiden, angst en schrik, gebed en gesmeek, klonk uit alle hutten. En sloegen daarboven de ijze ren vlerken van den orkaan als metalen handen door de huilen de snaren van de harp der stor men, het touwwerk en der mas ten huilde de afgrond mede in die ijzingwekkende muziek, de menschen zoo nietig en klein in den reuzenstrijd der ontketen de elementen, lieten hun angstig gegil en hulpeloos gekerm hoo- ren er tusschen door. En dan was het, alsof het Z. Hoogvr. de Bisschop van Southampton schrijft onsr „Het doet mij genoegen mijn verklaring te kunnen geven, dat Sanatogen versterkend en opwekkend werkt." Sanatogen sterkt lichaam en zenuwen doordat het aan de cellen juist die elementen toevoert phos phorus en eiwit die noodzakelijk zijn voor het blijvend opbouwen eener sterke gezondheid, terwijl 'de zwakste maag het gemakkelijk verteert. jZ'j&Vvv gezondheid en zenuwen niet zoo .sterk ^<als gij wel zoudt wenschen? ^Tolg dan- den raad van een hoogstaand geestelijke als den Bisschop van Southampton en van 24000 doctoren, die ons allen schriftelijke attesten hebben gegeven en besluit nog heden Sanatogen te gaan gebruiken. Gij zult dan reeds zeer spoedig de verrassend gunstige uitwer- king van Sanatogen op Uwe gezondheid ondervinden. %0m STERKT ZEMUWEUcnUCMAAM E. P. C. A. Pieterse, dienstbode, Groote straat 9b v. Nederweert F. P. L. M. v. d. Putten, z.b., Eindstraat 10 v. Eindhoven P. J. Verdijsseldonck, verpleger, Stationsweg 32 v. Asten A. L. Janssen en gezin, metselaar, Lull c 69 v. Horst. VERTROKKEN E. M. Th. Schilte, z. b., naar s'Gravenhage Jac. Messelstraat 14b A. J. M. Donneck, idem, naar Nijmegen Neerbosch M. W. Katers, dienstbode, naar Beugen J. H. Briels en gezin, Directeur Postkantoor, naar Haarlem-Santpoor terplein 19 J. C. Jacobs, arbeider, naar Heer len Heihof 20 J. A. H. Arts, z.b., naar Velsen C. A. M. J. Dekkers, verpleegster, naar Maasbree Blerick Molenstr 24 ONS YROOLIJKE HOEKJE. Twee heeren reisden gezamenlijk in een spoorwegcoupé 2e klas van Amsterdam naar Rotterdam, en nog enthousiast gestemd zijnde over den vooruitgang der moderne techniek, welke zij in de hoofdstad des lands bewonderd hadden, zei de een tegen den ander „Ik begrijp maar niet hoe onze grootouders hebben kunnen leven zonder auto's, vliegmachines en radio „Dat hebben zij ook niet" merkte de andere heel logisch op „daar om zijn zij maar gestorven." In een gezelschap konden twee heeren het maar niet eens worden over wat nu erger was voor een mensch doof zijn of blind. Een derde heer probeerde dien Gordiaanschen knoop door te hak ken met de niet ongeestige opmer- schip onder de baren heen zeilde, naar de diepte en in ongekende afgronden. Zeeen storten zich over het ver dek als wilden ze het schip ver zwelgen, en dat te midden van den vreeselijken strijd der ele menten. Geen wonder dat Dorrens niet meer wist wat hij dacht of deed. Dat voelde hij, de dood was nabij. Daar lag hij op zijn leger, het hoofd in de handen in het kus sen verzonken, het was ook niet om uit te houden. Sterven sterven zou hij moeten sterven Wee wee 1 wat een hellevaart. Als een oneindige sleep van ge stallen, loog zijn geheele leven voorbij, aan het oog zijner ziel. „Anneken Anneken mijn lief, best Annekenzoo kermde hij, „zijt gij dat? ja, zoo zag ik u den laalsten keer, den laatsten keer en toen waart gij dood, dood, dood," de baren rezen hem te berge, kalm van zweet, „dood en uw oog zag mij niet aan, mij niet, ach. men had mij te laat geroepen, an ders zou ik vroeger gekomen zijn, nu was het te laat „Ja zoo laagt ge daar 1 met het kruisje in de hand, den rozen krans om de vingers,het hoofd op zij. Zie mij niet aan zie mij niet aan, ik kan het niet ver. king, dat het precies hetzelfde was, of je nu onder 'n auto kwaamt, doordat je 'm niet gehoord, cl 'm niet gezien hadt"... „Zeg, Pater, U is nog al goed thuis in de liturgiekunt U mij mis schien uitleggen, waarom onze Moeder de H. Kerk na de antifoon Salve Regina altijd het vers Iaat bidden Bid voor ons, heiige Moeder Gods zoo vroeg laatst een Pastoor aan een Pater Franciscaan, die bij hem op assistentie kwam. „Neen, mijnheer Pastoor" was het antwoord. „Wel Pater, opdat wij waardig worden de beloften van Christus 1" In een der gebrandschilderde ramen van een Nederlandsch Jezuïe tenklooster bevond zich het mono gram van den ZaligmakerI. H. S. (Jezus, Gods Zoon, Verlosser). Een Joodsche antiquiteitenhandelaar die wat latijn kende, wilde dit raam graag in zijn bezit zien, en zei daarom tegen den Pater, die hem rondleidde „Geef U mij dit raam maar cadeau, want (en hier wees hij naar het monogram) Jesiutae Habent Satis" (d.w.z. de Jezuieten hebben genoeg). „Dat wil zeggen" zoo ant woordde de slagvaardige Pater, ter wijl hij het monogram van achteren naar voren las „Si Habent Jesum" (d.w.z. als zij Jesus hebben Twee achterbuurt wij ven hadden op straat groote ruzie met elkander gehad, voor welk strafbaar feit zij beiden waren verbaliseerd. Een der opgeroepen getuigen, die wel iets van de ruzie had gehoord doch er niemandal van gezien had, stond nochtans voor de rechtbank dragen." en hij sloeg de be vende handen voor de oogen, en toen ze van zich afhoudend, als wilde hij iemand weren. „kom niet bij mij, niet bij mij, wat zegt ge? ik zou voor de kinderen zorgen?voorde kinderen? Ach ik ellendeling ik heb ze verlaten en verra den, alleen gelaten, alleen in de armoede, alles heb ik mee genomen." Hij sloeg met de vuist tegen zijn hoofd en op zijn borst. „Vergiffenis! vergiffenis! ik zal weer alles goed maken." „Ach heb medelijden met mij, ik wilde rijk worden. voor de kinderen." En op eops zich zeiven bespot tend en half schaterlachend op hartverschuerende toon „Neen neen ik liegik lieg vergeef het mij nieten, ik verdien het niet, ik ben een ellendeling, ik ben de oorzaak van uw dood ik, ik, en gij, gij waart zoo goed, en altijd zoo goed, tot het einde toe." Wanhopig greep hij in zijn haar. „Vervloek mij! vervloek mij! ik heb het verdiend verdiend." En hij woelde met zijn hoofd in de kussens. „Ik hoor uw stem, gij verwijt mij alles, alles. alles" En de storm huilde, en het schip kraakte, en daardoor schal de het gekerm der passagiers.

Peel en Maas | 1931 | | pagina 7