SANATOGEN
XÜLi EN M-AA,
In twee werelddeelen
Sterkere gezondheid
met Sanatogen.
ZATERDAG 7 NOVEMBER 1931
No 45
M
Peelherinneringen
FEUILLETON
vWt cHoehjmuj.
Invoer van versch
vleesch.
De snijder in den
Hemel.
lagusafca Kidsdetllaa»».
Twee en Vijftigste Jaargang
Verkoop van aauscheuten.
De gemeente is voornemens om
binnen enkele maanden over te gaan
tot verkoop van strookjes grond z.g.
aansfheuten in de verschillende deelen
der gemeente, die daarvoor in aan
merking komen.
Degenen, die dergelijke aanscheuten
en strookjes grond wenschen te koo-
pen, gelieve daarvan aangifte te doen
ten kantore van den Gemeente-
Opzichter Onder de Boog," vóór
1 Januari a.s.
Alle vroeger gedane aangiften zijn
vervallen.
Venray, 30 October 1931.
Burgemeester en Wethouders van
Venray,
O. VAN DE LOO.
De Secretaris,
VAN HAAREN.
door
A. F. VAN BEURDEN.
Men begon zich reeds vóór een
eeuw en langer, vooral te Venray
op den schapenhandel toe te leggen,
wat vrij natuurlijk was, omdat de
boeren wier hoeven het korst bij de
Peel lagen, groote kudden schapen
hielden.
In Venray woonden kooolui met
heldere koppen, die als afzetgebieden
vreemde landen uitkozen en daarbij
zelfs de zaken leidden en er op uit
trokken ten voorbeeld aan de jon
geren. Zij verstonden toen al de
coöperatie en al zette de „Schops-
kompaneej" ook geen N. V. voor
haar naam, de leden wisten heel
goed, wat ze deden zij hadden geen
uitgebreide boekhouding noodig om
af te rekenen. En ze harmonieerden
goed onder elkander. Zij hebben
aldus welvaart in hunne omgeving
gebracht.
De boeren zagen ze graag komen
en richten hun bedrijf op den „kop-
men" in.
Zij huurden een scheper of schaap
herder, die met de kudde de reel
in trok, de zieke schapen zelf van
het rotkreupel en andere ziekten ge
nas en met zijn trouwen fiks de
schapen op goede gronden bracht
en ze bijeenhield.
Hij kreeg behalve zijn loon nog
het recht, om een paar schapen en
lammeren voor zich te houden, ter
wijl hij gewoonlijk een zwart schaap
voor de wol mocht houden. Want
de meeste schepers sleten in de een
zaamheid hun tijd met kousenbreien.
En de zwarte wol behoefde niet
meer geverfd te worden.
Zij waren steeds buiten en daar
door ook goede weerkenners.
Wanneer de schapen des avonds
niet meer naar de hoeve konden
gaan, omdat deze te ver weg lag.
had men als nachtverblijf voor
schapen, herder en hond een schaaps
kooi gesticht. Deze koeien waren
oorspronkelijk van hout ineengeslagen
Het dak was van riet of stroo, de
wanden van gevlochten en gespleten
rechte takken die met leem en kalk
gedicht waren.
In een kring waren «ondom de
kooi grove dénnen gepoot, die haar
met hun overhangende pluimen
moesten beschutten tegen de woeden
de winden, die in den herfst en het
voorjaar zoo geweldig snerpend over
de groote vlakte joegen. Door die
groepjes dennen kon men de kooien
uren ver zien. Men kon zich vroeger
de Peel niet zonder peeikooien den
ken. En er stonden in den goeden
tijd, toen de schapenhandel nog sterk
bloeide, overal rissen kooien. Het
was een mooie illustratie der ledige
vlakte. Wij hebben er nog heel
enkele gekend en'er hebben er heel
15
Langzaamaan werd de zee zwart,
en de wolken mede en het werd
een dolle jacht der wolken aan
den hemel, een voerspel van
de jacht der baren.
De golven schenen zeeen te
worden, hooger en hooger gingen
ze, als door onderzeesche monsters
in de hoogte getild, en rilden
over en door elkander, in wilden
haast en schuimende woede.
Bevelen weerklonken.
In stilte werden ze uitgevoerd.
De matrozen zagen diep ernstig
geen vloekwoorden meer,
geen ruwe scherts.
Stilte kwam over het schip en
de bemanning.
Er was iets van een gebed in
de lucht, en onverstaanbaar
ook werd er gebeden.
Zeelieden hebben geloof. Zij
hebben de machtige stemme des
Heeren gehoord in het bulderen
van den s'orm, en de vreese-
lijke vlerken van de orkanen stre
ken over hun hoofd.
Groot is de Heere God in de
stemmen der Oceaans, in het loei
en van den storm.
Dan is God de Heer nabij.
wat gestaan. Wij nu hebben ze op
een kaart der Verkenningen van 1855
nog eens nagegaan en hebben er
daarop nog 84 gevonden. Wij laten
ze hier volgen.
Wanroysche Heide en de
kleine Del a.d. Udenschenweg 5
St. Anthonis bij de Ulling-
sche bergen 1
Volkel, 3 kwartier beoosten
aan de Oude Bedafsche baan 7
Aan het Ven, de Otterpeel
40 minuten Noord-Oost 6
Boekei, 45 minuten ten Oosten 3
Grintweg St. Anthonis-Gemert 2
In de Schipperspeel 2
Op den Twist bij de Springel-
beek Vierlingsbeek 1
In de KlotterpeeL bij den
handwijzer 3
Bij den Stippelberg en paal
achter 't Zand 7
Tusschen Hazenhut en Zwart
Water Venray 9
Bij de Kraayenhut richting
Kempkensberg 2
Paardenkop, Peelken, Til-
klef Venray 11
St. Martensberg. Leeghei,
Drufkuilen Horst 12
Rustven onder Amerika Horst 6
Deurnesche Peel, Wasberg,
Riet 7
Totaal 84
Er zullen er hier en daar nog wel
meer geweest zijn, zoodat het aantal
nog wel grooter geweest zal zijn,
maar waar deze lagen, is niet na te
gaan. Wordt vervolgd.
op geregelde tijden en
neem zoo noodig des
avonds een Foster's
Maagpil. Gemakke
lijk in te nemen en
zacht werkend.
0.65 per flacon.
Onze boeren klagen over de buiten
gewoon slechte prijzen, die zij van
de meeste hunner producten maken
en over de onverkoopbaarheid van
sommige.
Hoe de toestand is, zien we geïl
lustreerd door de treffendste cijfers.
Thans kwamen we et eenige tegen
over den invoer van versch rund
en kalfsvleesch in ons land.
Deze bedroeg in het geheele jaar
1929 231.865 Kg.
Toen kwam de invoer van Deensch
vleesch. In 1930 werd 13.203.202
Kg. ingevoerd en in de eerste negen
maanden van 1931 9.673.000 Kg.
Een reusachtige vermeerdering
derhalve, vergeleken met 1929, waar
over de veefokkers tot nu toe ver
geefs hebben geklaagd.
De regeering, die geen maatrege
len van verweer wil, heeft gepro
beerd dezen vleeschiovoer te ver
minderen, door aan het ministerie
van Buitenlandsche Zaken te 's-Gra-
venhage eenige hooge ambtenaren
eens te laten praten met collega's
uit Denemaken. Ook de Deensche
gezant te 's-Gravenhage was hierbij
tegenwoordig. Van onze zijde waren
er ook een viertal vertegenwoordi
gers van Nederlandsche landbouw-
en veehoudersorganisaties.
De bedoeling was na te gaan, of
het mogelijk zou zijn, in gemeen
overleg tot beperking van den uit
voer van Deensch vleesch naar
Nederland te geraken.
Met een zacht lijntje en een mooi
praatje derhalve.
Het gebed is hun troost, hun
behoefte, hun. gelofte. totdat
het tempeest, voorbij en overwjn-
nen is, of de hongerige afgrond
hen verslonden heeft.
Dan is hun graf. in den killen,
natten schoot der diepten.
Maar nu werkten ze met alle
macht en kracht.
Het schip moest op het gevecht
voorbereid worden, op het gevecht
op leven en dood, het gevecht
met den storm.
Alle maatregelen zijn genomen.
Het was tijd.
Een vreeselijke ruk, een gehuil
dat van alle kanten tegelijk op
stak, en met een enkel vreeselijk
akkoord eindigde, ging er schrik
barend rond.
„Naar uw hutl en gauw ook I"
zoo klonk het, en zoo goed als 't
ging struikelde Meester Dorrens
naar de kajuit
Een pikzwarte nacht rustte op
de loeiende wateren.
De strijd was begonnen.
Vreeselijke donderslagen rolden
door de wolken, nog vreeselijker
bliksems schoten door de zwarte
lucht, het huilt, loeit, bruischt,
rolt, schokt, hefi en plonst
van alle zijden, men weet niet
van welken kant de bewegingen
komen, welke vijanden het schip
bespringen.
Een speelbal is het van ontzet
tende machten.
Het rilt en trilt en kraakt in
al zijn voegen.
De bijeenkomst mislukte volkomen.
De Denen zagen geen mogelijkheid
om den uitvoer langs particulieren
weg re beperken en de Deensche
regeering had geen wettelijke bevoeg-
heden om die beperking op te leggen.
De Denen zullen zich hebben af
gevraagd, boe de Nederlanders er
bij kwamen hun te verzoeken om
in dezen malaisetijd een bron van
inkomsten stop te zetten. De Deen
sche landbouw heeft ook met moei
lijkheden te kampen
Men verbeelde zich, dat een of
andere regeering ons kwam verzoe
ken, vanwege de concurrentie onze
eieren thuis te houden en maar zelf
op te eten.
Zulk een verzoek zal nooit komen
Andere regeeringen kennen zelf den
weg om onzen eierenuitvoer te be
moeilijken.
Maar veronderstel dat 't zoo was,
hoe weinig zouden wij genegen zijn
om ook nog dien uitvoer te /er-
liezen in onzen slechten tijd.
„Zoodat, indien daartoe aanleiding
mocht bestaan, een oplossing in een
andere richting gemocht moet wor
den," zegt het communiqué van
Buitenlandsche Zaken.
We zijn benieuwd, in welke rich
ting dat zal zijn.
Aanleiding schijnt er wel te be
staan.
Maar onze regeering heeft glacé
handschoenen aan en praat vriende
lijk.
Een stok in de hand nemen, o
foei
Het gebeurde op een mooien dag,
dat Onze Lieve Heer een wandeling
ging maken en bij nam al zijne apos
telen en heiligen mee, zoodat niemand
in den hemel bleef dan de heilige
Petrus alleen. Onze Lieve Heer zei
hem dat hij goed op de deur moest
letten en gedurende zijn afwezigheid
absoluut niemand mocht binnen laten.
Juist toen Onze Lieve Heer weg
was, kwam een snijder en klopte op
de hemelpoort.
Sint Petrus vroeg, wie er was en
wat die wilde.
De ander riep „ik ben een snijder
en ik zou graag in den hemel komen."
Sint Petrus zei„Mag niet, mag
niemand binnenlaten. Onze Lieve
Heer is niet thuis en Hij heeft het
mij uitdrukkelijk verboden."
Maar de snijder hield aan en ten
langen laatste bezweek de goede
Petrus en hij liet hem binnen, onder
voorwaarde echter, dat hij zoo stil
als een muisje in een hoek achter de
deur zru gaan zitten, opdat Onze
Lieve Heer bij zijn terugkomst hem
niet zou opmerken en niet vertoornd
worden. Dat beloofde de snijder.
Stil ging hij ook in een hoekje
zitten, maar toen Petrus voor de
hemelpoort wat op en neer ging
wandelen, stond hij gauw op eu ging
nieuwsgierig overal in den hemel
rondneuzen. Tenslotte kwam hij in
een zaal, waar veel schoone en kost
bare stoelen stonden. In 't midden
stond een zetel gansch van gpud en
ingelegd met vele kos bare edel-
steenenhij was hooger dan andere
zetels en er stond een gouden voete
bankje voor. Dat was de zetel van
Onzen Lieven Heer.
„Wacht", dacht de snijder, „daar
moet ik toch ook eens inzitten." En
werkelijk de ondeugende kerel ging
op den zetel van Onzen Lieven Heer
zitteD.
Toen hij nu daar zoo zat, keek
hij eens naar beneden en o wonder!
hij kon nu alles zien wat er op
aarde gebeurde. Zoo zag hij onder
Het rijst en valt, en stijgt en
plonst elk oogenblik.
Alle winden zingen in het
touwwerk het akelige lied van
den razenden storm, het lied
des afgronds, het lied des doods,
zoo dikwijls.
Men zou zeggen dat het schip
den razend dollen dans heeft aan
gevangen met den orkaan.
Hoog op, laag neer als een
pijl licht vooruit, als een lood
zware last naar de diepte, het
hoofd het voorsleven vooruit,
steeds op zij, als heul zoekend,
in de vervaarlijke wieg der gol
ven.
Een schudden, een dreunen,
een kraken, alsof het elk
oogenblik uit elkander barsten
zou.
Alles wat niet vast of vastge
maakt is, rolt en schuift door
elkander en in de kajuit waar
onze arme Meester Dorrens zich
vasthoudt, ziet het er wanhopig
uit. Bleek en ontzei, buiten zich
zeiven van angst, staat hij daar
wankelend, het koude zweet drup
pelt van zijn voorhoofd, toen
viel hij op de knieen, een hand
ten hemel opgestoken, met de an
dere zich vastklampend aan eeu
deurstijl, biddend en roepend
om barmhartigheid, zonder te
weten dat hij bad en riep om
barmhartigheid, te midden- van
enkelen die nog in de kajuit ge
bleven waren, ellendig zoo als
hij.
andere hoe een oude vrouw van
haar buurvrouw een klos garen stal.
Daarover werd onze snijder nu op
eens zoo kwaad, dat hij het gouden
voetebankje nam en het van boven
af uit den hemel naar de oude vrouw
op aarde wierp.
Daar hij het voetebankje nu niet
meer terugkrijgen kon, sloop hij
stiekum uit den zetel en ging weer
achter de deur op zijn oud plaatsje
zitten, krek of er niets gebeurd was.
Toen nu Onze Lieve Heer thuis
kwam, werd hij den snijder niet ge
waar maar toen bij zich in zijn
zetel zette, miste hij het voetebankje.
Hij vroeg daarom Sint Petrus, waar
dat gebleven was. Deze zei dat hij
er niets van af wist. Onze Lieve
Heer vroeg dan „Wie is hier ge
weest? Heb je niemand binnen
gelaten
„Niemand," zei Petrus, „als dien
snijder, die daar nog achter de deur
zit."
De snijder moest nu komen en
Onze Lieve Heer vroeg hem, waar
zijn voetebankje gebleven was.
De snijder begon te beven en
sidderend vertelde hij, hoe hij er
mee naar een oude vrouw geworpen
had, die haar buurvrouw een klos
garen gestolen had.
„Jij. onnoozele snijder," zei Onze
Lieve Heer, „als ik iederen keer met
iets had moeten werpen als jij een
stuk stof stal, dan had ik geen enkelen
stoel of bank meer in den hemel."
Kijk, lezer, zoo vindt men ook op
vandaag nog menschen, die zelf
ab oluut niet deugen, en toch anderen
veroordeelen, die minder slecht zijn
dan zij.
Zorgen dragen het hunne bij tot
ontwikkeling van nierkwalen. De
nieren hebben toch reeds genoeg te
doen met hun taak om het bloed
te filtreeren van de hierin voorko
mende onzuiverheden. Als deze orga
nen overbelast worden, is het der
halve geen wonder, als zij hun werk
niet meer behoorlijk doen, waardoor
een overmaat van urinezuur zich in
het lichaam kan ophoopen.
Dit urinezuur kan zich in den
vorm van scherp gekante kristallen
afzetten en rheumatiek, spit of ischias
veroorzaken. Soms vormt zich nier-
gruis en vaak doen zich urine- of
blaasstoornissen voor.
Maak bijtijds gebruik van Foster's
Rugpijn Nieren Pillen. Deze kunnen
trage nieren weder opwekken en
versterken, het overtollig urinezuur
afvoeren en een einde maken aan
uw kwalen. 35
Ingekomen ea vertrokken
personen
var. 23 tot 30 October
INGEKOMEN
R. M. P. Gommans, z.b., Paters-
sfraat 14 van Grubbenvorst
J. M. Wijnen, z.b., Overloonsche
weg 13a v. Helmond
B. A. M. Janspn, z.b-, Overloon
sche weg 2 v. Eist
M. F. H. Kateman, dienstbode,
Langstraat 15 v. Maashees
Bij eiken schok stiet bij als
een hulpelooze een angsikreet
uit, en zocht vergeefs naar red
ding om zich heen: Het heen en
weer geslingerde licht deed het
afgrijzen nog stijgen.
Iels onbeschrijfelijks, iets onuit
sprekelijks, maakt zich van den
mensch alsdan meester.
Het hart klopt als in de keel.
Men weet niet na8r welke zijde
zich wenden, de verschrikking
gen stormen van alle zijden op
iemand los als onzichtbare vijan
den, die de ziel ten doode kwellen
Op eens kreeg het schip zoo'n
vreeselijke schok, dat alles scheen
uit elkander te gaan, de lamp
vloog in scherven en Meester
Dorrens tegen den wand aan, dat
hij vreesde dat alle ribben in zijn
lijf gebroken waren.
In het pikduister kroop hij zoo
goed het ging naar zijn hut.
Akelige geluiden, angst en
schrik, gebed en gesmeek,
klonk uit alle hutten.
En sloegen daarboven de ijze
ren vlerken van den orkaan als
metalen handen door de huilen
de snaren van de harp der stor
men, het touwwerk en der mas
ten huilde de afgrond mede
in die ijzingwekkende muziek,
de menschen zoo nietig en klein
in den reuzenstrijd der ontketen
de elementen, lieten hun angstig
gegil en hulpeloos gekerm hoo-
ren er tusschen door.
En dan was het, alsof het
Z. Hoogvr. de Bisschop van Southampton schrijft onsr
„Het doet mij genoegen mijn verklaring te kunnen geven,
dat Sanatogen versterkend en opwekkend werkt."
Sanatogen sterkt lichaam en zenuwen doordat het
aan de cellen juist die elementen toevoert phos
phorus en eiwit die noodzakelijk zijn voor het
blijvend opbouwen eener sterke gezondheid, terwijl
'de zwakste maag het gemakkelijk verteert.
jZ'j&Vvv gezondheid en zenuwen niet zoo .sterk
^<als gij wel zoudt wenschen?
^Tolg dan- den raad van een hoogstaand geestelijke als
den Bisschop van Southampton en van 24000 doctoren,
die ons allen schriftelijke attesten hebben gegeven en
besluit nog heden Sanatogen te gaan gebruiken. Gij zult
dan reeds zeer spoedig de verrassend gunstige uitwer-
king van Sanatogen op Uwe gezondheid ondervinden.
%0m STERKT ZEMUWEUcnUCMAAM
E. P. C. A. Pieterse, dienstbode,
Groote straat 9b v. Nederweert
F. P. L. M. v. d. Putten, z.b.,
Eindstraat 10 v. Eindhoven
P. J. Verdijsseldonck, verpleger,
Stationsweg 32 v. Asten
A. L. Janssen en gezin, metselaar,
Lull c 69 v. Horst.
VERTROKKEN
E. M. Th. Schilte, z. b., naar
s'Gravenhage Jac. Messelstraat 14b
A. J. M. Donneck, idem, naar
Nijmegen Neerbosch
M. W. Katers, dienstbode, naar
Beugen
J. H. Briels en gezin, Directeur
Postkantoor, naar Haarlem-Santpoor
terplein 19
J. C. Jacobs, arbeider, naar Heer
len Heihof 20
J. A. H. Arts, z.b., naar Velsen
C. A. M. J. Dekkers, verpleegster,
naar Maasbree Blerick Molenstr 24
ONS YROOLIJKE HOEKJE.
Twee heeren reisden gezamenlijk
in een spoorwegcoupé 2e klas van
Amsterdam naar Rotterdam, en nog
enthousiast gestemd zijnde over den
vooruitgang der moderne techniek,
welke zij in de hoofdstad des lands
bewonderd hadden, zei de een tegen
den ander „Ik begrijp maar niet
hoe onze grootouders hebben kunnen
leven zonder auto's, vliegmachines
en radio
„Dat hebben zij ook niet" merkte
de andere heel logisch op „daar
om zijn zij maar gestorven."
In een gezelschap konden twee
heeren het maar niet eens worden
over wat nu erger was voor een
mensch doof zijn of blind.
Een derde heer probeerde dien
Gordiaanschen knoop door te hak
ken met de niet ongeestige opmer-
schip onder de baren heen zeilde,
naar de diepte en in ongekende
afgronden.
Zeeen storten zich over het ver
dek als wilden ze het schip ver
zwelgen, en dat te midden van
den vreeselijken strijd der ele
menten.
Geen wonder dat Dorrens niet
meer wist wat hij dacht of deed.
Dat voelde hij, de dood was
nabij.
Daar lag hij op zijn leger, het
hoofd in de handen in het kus
sen verzonken, het was ook
niet om uit te houden.
Sterven sterven zou hij
moeten sterven
Wee wee 1 wat een hellevaart.
Als een oneindige sleep van ge
stallen, loog zijn geheele leven
voorbij, aan het oog zijner ziel.
„Anneken Anneken mijn lief,
best Annekenzoo kermde hij,
„zijt gij dat? ja, zoo zag ik u
den laalsten keer, den laatsten
keer en toen waart gij dood,
dood, dood," de baren rezen
hem te berge, kalm van zweet,
„dood en uw oog zag mij niet
aan, mij niet, ach. men
had mij te laat geroepen, an
ders zou ik vroeger gekomen zijn,
nu was het te laat
„Ja zoo laagt ge daar 1 met het
kruisje in de hand, den rozen
krans om de vingers,het hoofd
op zij.
Zie mij niet aan zie mij
niet aan, ik kan het niet ver.
king, dat het precies hetzelfde was,
of je nu onder 'n auto kwaamt,
doordat je 'm niet gehoord, cl 'm
niet gezien hadt"...
„Zeg, Pater, U is nog al goed
thuis in de liturgiekunt U mij mis
schien uitleggen, waarom onze Moeder
de H. Kerk na de antifoon Salve
Regina altijd het vers Iaat bidden
Bid voor ons, heiige Moeder Gods
zoo vroeg laatst een Pastoor aan
een Pater Franciscaan, die bij hem
op assistentie kwam.
„Neen, mijnheer Pastoor" was het
antwoord.
„Wel Pater, opdat wij waardig
worden de beloften van Christus 1"
In een der gebrandschilderde
ramen van een Nederlandsch Jezuïe
tenklooster bevond zich het mono
gram van den ZaligmakerI. H. S.
(Jezus, Gods Zoon, Verlosser).
Een Joodsche antiquiteitenhandelaar
die wat latijn kende, wilde dit raam
graag in zijn bezit zien, en zei
daarom tegen den Pater, die hem
rondleidde „Geef U mij dit raam
maar cadeau, want (en hier wees
hij naar het monogram) Jesiutae
Habent Satis" (d.w.z. de Jezuieten
hebben genoeg).
„Dat wil zeggen" zoo ant
woordde de slagvaardige Pater, ter
wijl hij het monogram van achteren
naar voren las „Si Habent Jesum"
(d.w.z. als zij Jesus hebben
Twee achterbuurt wij ven hadden
op straat groote ruzie met elkander
gehad, voor welk strafbaar feit zij
beiden waren verbaliseerd.
Een der opgeroepen getuigen, die
wel iets van de ruzie had gehoord
doch er niemandal van gezien had,
stond nochtans voor de rechtbank
dragen." en hij sloeg de be
vende handen voor de oogen, en
toen ze van zich afhoudend, als
wilde hij iemand weren. „kom
niet bij mij, niet bij mij,
wat zegt ge? ik zou voor de
kinderen zorgen?voorde
kinderen? Ach ik ellendeling
ik heb ze verlaten en verra
den, alleen gelaten, alleen in
de armoede, alles heb ik mee
genomen."
Hij sloeg met de vuist tegen
zijn hoofd en op zijn borst.
„Vergiffenis! vergiffenis!
ik zal weer alles goed maken."
„Ach heb medelijden met mij,
ik wilde rijk worden. voor
de kinderen."
En op eops zich zeiven bespot
tend en half schaterlachend op
hartverschuerende toon
„Neen neen ik liegik lieg
vergeef het mij nieten, ik verdien
het niet, ik ben een ellendeling,
ik ben de oorzaak van uw dood
ik, ik, en gij,
gij waart zoo goed, en altijd
zoo goed, tot het einde toe."
Wanhopig greep hij in zijn
haar.
„Vervloek mij! vervloek mij! ik
heb het verdiend verdiend."
En hij woelde met zijn hoofd
in de kussens.
„Ik hoor uw stem, gij verwijt
mij alles, alles. alles"
En de storm huilde, en het
schip kraakte, en daardoor schal
de het gekerm der passagiers.