Tweed© Blad van „PEEL El MAAS9'
ontwikkeling.
Uit Venrays verleden
Iq twee werefddeelen
FEUILLETON
Brieven van tante Jet
Marktberichten.
Varia.
Politieke
ZATERDAG 3 OCTOBER 1931
Twee en Vijftigste Jaargang No. 40
Over gevaarlijke
heksenplaatsen.
Als we 't over bekende heksen
plaatsen gaan hebben, dan denken
we vooreerst aan de gevaarlijke
kruissen, en aan hetgeen Bertus de
Meulenknecht daar overkwam.
Voorop dient er wel bij gezegd,
dat Bertus ,,'nen arigen" was, dus
hij kan er ook nog wel een beetje
bij gemaakt hebben.
't Was dan nog in zijn jongere
tijd, dat hij hier en daar wel eens
op bruiloften ging spelen, en hij
's avonds laat, met z'n „monika"
onder de arm van Loon of die kan
ten afkwam, op huis aan in de
Brienshoek te Leunen.
Toen hij echter op de „Krüsse"
was 't moet daar ergen? zijn
geweest, waar tegenwoordig 't kruis
staat stond Bertus op eens in
'n heele kring katten, de meesten
zwart, doch er waren ook bonte en
zelfs witte bij. En 't mooiste van
al was, dat ze op de achterpooten
gingen staan en 'n rondedans hielden
om Bertus heen Deze .kon z'n oogen
niet gelooven, maar bang was hij
geen steek. „Ik zal er wat musiek bij
maken", dacht hij, en speelde 'n
/roolijk walsje. De katten dansten
nog even door, doch ineens zag
Bertus, dat er 'n zilveren kommetje
met lepeltje bij hen rondging. Elke
kat nam 'n paar hapjes. Tenslotte
werd Berus ook het kommetje ge
presenteerd. Doch toen was hij alle
heksen te slim af. .Hij zou wel zorgen
onder hun macht uit te blijven.
Bertus nam 't kommetje wel aan,
dronk er echter niet vao, maar zei
„God zegen je" en op slag was de
heele kattenfamilie verdwenen. Bertus
stond met 't kommetje in de hand
en moest toch lachen in z'n eigen.
Zonder verdere ervaring kwam hij
thuis, doch daags daarna kwam de
heks van de „Krüsse" (want daar
woonde er een) het zilveren kom
metje terughalen.
Een „kwoj" plaats was ook de
Met of de Schordieksche (Schordijk-
sche) brug, zooals de ouden zeggen.
(Hier hebben we dan ook 'n kruis
weg, terwijl er bovendien 'n romp
onder de weg doorgaat).
't Is tusschen Leunen en Casten-
ray, waar de laan van 't Schoor begint
Daar op die beug werden ooit de
-paarden uit de kar gespannen, door
al 't heksen en spookengebroed. Met
de kar was er dan een heele tijd geen
verder komen meer aan. En als de
boer dan de spaken van zijn karrad
telde, zaten er dertien in, in plaats
van twaalf. De meesten gingen op
de loop als hun zoo iets overkwam
en gingen 'n poos later met hulp
terug. Gewoonlijk was dan de hek
serij wel weer afgeloopen. 't Is
echter bekend, dat een van de „Huube
kels", 'n onverschrokken vent, 'n
dissel bij zich had en er de dertiende
spaak uitmepte, toen de heksen die
in z'n rad gestoken hadden.
Daar schenen ze ontzag voor te
hebben, want Huube kon direct
„doorvaren."
's Avonds zag men op de Met
van alles de leelijkste spookgezich
ten ooit 'n paar jongelui, die er laat
langs kwamen, zagen 'n heele rist
katten over 't dak op „trieselen"
alsof ze wel aan 'n touwtje hingen.
'n Ander zag daar achter 't huis
een witte schaapshond, die zoo groot
werd als 'n toren.
Dat 't paard plotseling niet meer
verder kon, gebeurde ook op 'n
plaats in de Castenraysche „pasch."
Daar zag men echter alleen maar
twee groote, zwarte duivelsvoeten
10
Maar sprekend zindelijk was het
overal, daar zorgde die trouwe
ziel van Lisa voor. ^De nog over
gebleven meubelen van de Kleine
Gracht helderden het huis op.
Pater Lambertus werd de
voogd der kinderen en nadat hij
al de rest verkocht had wat Dor-
rens had gelaten, bleef er een
kleine som over voor de opvoe
ding der kinderen. De kerk echter
van Sinte Mathijs hielp mede en
Pater Lambertus werd ruim be
taald, gezien de omstandigheid.
Hij onderrichte zelve de kin
deren, die flink opgroeiden, al
werden ze van jongsher aan ont
beringen gewend. Dat maakt en
staalt karakters.
Maar elkeen hielp de goede
Pater naar vermogen en men
kwam zoo stil rond, en Lisa
was spaarzaam en in de keuken
vindingrijk.
En de kinderen groeiden cp in
eer en deugd en namen toe in
jaren en wijsheid voor God en de
menschen.
Pater Lambertus werd hun va
der, het grootste geluk dat de
kinderen kon overkomen.
op de haam staan. En als ze maar
baden, gingen die weg en kon men
weer verder.
Tenslotte nog de vreemde historie
van iemand, die van Loon afkwam
en op Hansenberg 'n man langs de
weg zag liggen. Hij dacht, dat 't een
bezopen kerel was, zooals dat wel
meer voorkwam en sprak hem hardop
aan. Hij kreeg echter geen antwoord
en toen hij hem bij z'n buis pakte,
was 't alsof hij in een hekel greep.
De vent richtte zich meteen op en
was toen zoo lang als 'n wisboom,
'c Mooiste was, dat hij zijn goed
meenende redder achterna zette en
daarbij geraas maakte als 'n trein.
De heele nacht duurde die w.lde
jacht, door velden en weien, over
puntdraad en sloten, zonder dat de
arme vervolgde kon thuiskomen.
Pas toen het licht begon te worden,
verdween het akelige spook, doch
de ongelukkige zat intusschen tot
aan de nek in 't water, daar ergens
op de Spurkt.
Men ziet, al waren er voor 60,
70 jaar geen auto's, zonder gevaren
was de weg toch nog lang niet.
W. J.
Voor de belangstellenden zij hier
nog bijgevoegd, dat zoowel de ety
mologie van heks als van spook nog
duister is, doch beiden hebben hun
grond in het heidendom en zijn van
animistische oorsprong.
Bij heksen gelooft men aan helsche
geesten, die zich onder allerlei
(vooral ook dierlijke) gedaanten ver-
toonen, terwijl de zielen der oude,
heksende vrouwen, reeds voor hun
dood samenkomsten hebben met deze
geesten. Spoken zijn vooral de
terugkeerende geesten der afgestor
venen.
De eerbiedige vrees hiervoor vindt
men over de heele wereld.
Heks wordt wel in verband g>-
biacht met hagedis, 'n gedaante,
waaronder ze zich plaatselijk ook
nog al vertoonen. Ook zoekt men
wel verband met Lat. cachinno
ik schater, 't Moet dan zoo ongeveer
'n spottend wezen zijn. O.i. lijkt 't
heelemaal niet onmogelijk, dat in de
richting van hek en hekel moet ge
zocht worden, zooals al meer gedaan
is, zij 't dan zonder resultaat.
Spook wordt wel met ons spaak
en Eng. to speak in verband gebracht.
aan
HEERNEEF B. B.
Eerwaarde Heerneef.
Eerwaarde Heerneef zal ik er dan
ir.aar boven zetten en nu zal ik dan
eindelijk de pen maar eens opvatten
om U antwoort te geve. Eigenlijk
mag ik u eerst wel hondertmaal eks-
kuus vrage, dat ik u zoo lang heb
laten wachte, maar u begrijpt een
mensch blijft altijd een mens, van
uitstel komt wel er eens afstel, zeg
gen ze wel er is en al heb ik 't
teegewoorig zoo heel druk niet, ik
heb 't eigelijk best, toch komt het er
soms zoo niet van. U schrijft anders
offektief aardig, ofschoon u soms wel
een beetje erg filosoofies of hoe
noemen ze dat, bent. Hoe is u er
zoo ineens op gekome om mij brieve
te gaan schrijve, vroeger liep u hier
toch zoo de deur niet plat en was
a, wat je noemt, toch niet zoo heel
erg tante achtig aangelegt
Het is me tenminste nooit zoo
opgevalle, dat u wat je noemt, zoo
dik aan was met mijn goeie man, uw
oome Koo zaligermaar afijn, achteraf
vin ik 't toch wel aardig en 't is
me al weer een heele troost, dat ie
nooit een kwaad woord van me
gesproken heeft, het zou ook schande
zijn ook, want ik ben altijd een
beste vrouw voor hem geweest, al
zeg ik 't.zelf.
Het werden mannen, katholieke
mannen en dat heet wat. Ze wor
den zeldzamer met den dag. Iets
wat hij den kinderen inprentte,
langzaam, met zachtzinnigheid en
volharding, was te bidden, voor
Vader die op reis was, voor zijn
Voorspoedige thuiskomst. Het werd
hun een gewoonte, een behoefte
des hartens.
Volgaarne baden zij voor den
vader, dien zij bijna niet gekend
hadden, dien zij niet hadden kun
nen beminnen en toch zoo lief
hadden en op rijpen leeftijd was
er onder morgen- en avondgebed
een bede voor „vader."
In hel huisje in de Gubbelstraat
werd het toch langzaam eenzaam
en stil. De eerste was de oude
Lisa.
Toen zij heenging was er groote
droefheid onder allen. Wat allen
opviel, dat waren hare laatste
woorden tot de kinderen „Ik heb
altijd gebeden, dat hij terug mocht
komen. Gij zult zien, dat hij het
nog doet." en glimlachend te
gen haar pleegkind even, sliep zij
in voor altijd.
Klein Anneken was groot An-
neken geworden en knap Anneken
ook en geleek op haar moe Ier
als de een druppel water op de
andere, was braaf en goed en be
loofde onder de leiding van Lisa
een uitstekende huisvrouw te wor
den, wat zij werd, toen ze een
brave jongeling trouwde uit den
besten burgerstand, die op de
Dat zal u anders ook wel ineens,
wat je noemt, koud op uw maag
gevallen zijn, dat u zoo maar pardoes
naar de vreemde landen moest. Was
daar nu heelemaal geen verhaal op?
Ik heb al dikwijls van Missionarisse
gelezen, ik lees nog al er eens wat
je noemt dikwijls in die Annale over
de Missie, dat doe ik altijd zoon
beetje in m'n vrije tijd, ziet u, daar
kan ik altijt met plezier in zitte kijke
en dan denk ik zoo wel er eens bij
mezelfe nou, nou, die mensche
doen toch heel wat meer dan wij
om in de hemel te komen. Soms
kan ik er zoo, wat je noemt,
skrupuultjes over krijge en dan zei
ik wel er eens tegen m'n man, uw
oome Koo zaliger gedachtenis man,
man, wij kome er veel te gemakkelijk,
als je eens allemaal leest, wat die
missionarisse.... Maar onder ons ge-
zeid, ziet u, daar moest uwes oome
niet veel van hebbe, dan zei hij
altijd maar kort weg (hij kon soms
wat kort angebonden zijn, ziet u):
ach wat, ieder zijn meug of dat moet
je allemaal niet gelooveNou, 't
was wat moois om zoo iets te zegge,
maar dan hield ik altijt maar mijn
mond als de wijste partij, ziet u.
Want, zooals ik zeg, uw oom kon
soms nog al wat knorrig of eigenlijk,
wat je uoemt korzelig zijn, vooral
de laatste jaren had hij daar nog al
last van, de ouwe dag, ziet u. Ik
wil anders geen kwaat van hem
zegge, maar aan die mannen, daar
weet je soms toch ook niet wat je
aan hebt.... Geen kind of kraai op
de wereld, zooals u zich zeker nog
wel herinnert was uw nichtje Sientje
(het eenige kind dat de hemel mij
geschonken heeft) juist twee jaar
toen de kinkhoest haar mee nam
ik heb er toen veel weet van gehad,
't kon al zoo lekker lachen, 't kreeg
al aardig tandjes en t had van die
leuke kuiltjes in der wangetjes, ze
zeiden allemaal, dat het t portret
van uw oome Koo was, maar ik
heb het zeker niet mogen houden
de Heer heeft gegeeve de Heer heeft
genoome, zulle we maar met den
heilige man Job zegge. Ik ben er nu
gelukkig wat over heen en achteraf
beschouwt denk ik wel er eens,
miskien is het maar beter zoo. Beter
een engeltje in de hemel dan een
duuveltje in de hel, want het is hier
op aarde toch ook al weer niet alles
al heb ik 't dan zoo kwaat niet
der is teegewoorig zooveel te koop
in de wereld en je ziet zulke rare
dinge, dat een mens niet meer weet,
wat hij er van denke moet, Enfijn,
ik wou maar zeggeD, geen kind of
kraai op de wereld, altijd mdar
tafeltje dek je, zijn glaasje op tijd
enz. enz, ik wil maar zegge, dan
mag je toch niet klaage 1
't Is niet om kwaat van hem te
spreeke, ik heb een beste man an
hem gehat, maar uw oome Koo was
nu juist niet vies van 'n glaasje,
onder ons gezeid geloof ik, dat 't
ook daar een beetje van kwam, dat
ie wat korrelig was soms. De laatste
tijd begon zijn neus zelfs, wat je
noemt, een beetje paars te zien, nou
dat is geen goed teeke en hij mag
Onze lieve Heer wel danke, dat hij
zoo'n brave vrouw aan mij gehad
heeft, anders zou hij miskien wel
eens van 't goeie pat hebbe af kunne
dwalen en onder ons gezeid en ge-
zweege heb ik toch altijt nog zoo
gedacht, dat dit glaasje hem te vroeg
naar het graf heeft geholpen.
Dat afscheid was anders ook erg
mooi beschreeve 't Was of ik u
weer voor mijn eige oogen voor me
zag. Ik zie u daar nog staan hoog
boven op die boot, u weet wel, ik
was als naaste familie-lit ook uitge-
noodigt en dat heb ik altijt erg
aardig gevonde en ik kon toen goed
zien, dat u uwes eigen stont in te
houden en dat u een heele toer hat
Munt groote zaken deed, maar
later van zijn rente leefde in de....
straat, want alles mogen wij
Diet zeggen.
Haar man hielp de studiën van
Servaas voltrekken, die een knap
doctor werd, want universitei
ten zijn dure dingen, dat weten
vele ouders maar al te goed, de
wijl het gewoonlijk groote mena-
gerieen zijn, niet dat ik de stu
denten tot de wilde dieren zou
rekenen, dat zou wat erg zijn,
alhoewel ze van tijd tot tijd din
gen uilhalen, die ze door Maijken
stellig onder de categorie van
halfwilden zou doen rangschikken,
maar omdat er zoo vreeseüjk
veel beren worden aangekweekt,
met een ongekend succes en die
de goede ouden alle moeiten heb
ben om te temmen, want zij
gaan soms schrikkelijk te werk,
en hun koppen groeien zoo vreese-
lijk snel weer aan.
Nu, Vaes, zooals men hem heette,
die op het gymnasium had gestu
deerd, was verstandig en goed,
zijn opvoeding door Pater Lam
bertus geleid, door en door dege
lijk. Toen hij later te Leuven op
een beurs Wijnants verder stu
deerde, bleef het dezelfde, brave,
soliede jongen. Aan de ongeluk
kige kwaal v8n zooveele studen
ten, aan door het studeeren,
hoogmoedig van geest te worden,
ingebeeld en verwaand, had hij
niet te lijden, daar had hij te
veel verstand voor.
om geen traantje te laten. Ja, heer
neef, ik weet er alles van, ik kan er
van meepraate wat zoo'n afscheid
beteekent. Ik heb me ook heel wat
in moete houden en 't hulle stont
me ook nader dan 't lachen toen
uw oome Koo voor goed vaarwel
tegen me zei en in het graf wert
neergelaate. Ik kon bij de koffietafel
geen brok door mijn keel krijge of
schoon de andere familieleden nog
al goeie eetlust scheene gehat te heb
ben, want er bleet tenminste niet
veel meer over, maar u begrijpt die
voelden het verlies niet zoo diep
als ik.
U hebt anders toch al heel wat
meegemaakt op zee nog voordat u
in de Missie was aangelant. Eerst
bijna in de Noortpool geweest (hebt
u nog ijsberen gezien toen die man
die 's nachts in 't water viel en toen
weer storm Die matrooze zijn anders
ook allesbehalve lieve jongens om
die man of die student zoo maar te
willen laten verdrinken, gelukkig, dat
u wakker geworre bentze hadde
anders toch wel gelijk dat ie niet
heelemaal nuchter meer was, anders
was ie zoo maar niet in 't water
gerold. Dat komt van al die alcohol,
daar is nooit iets goeds uit voort-
gekoome, dat heb ik altijt gezegt.
Ik neem zelf ook wel er eens een
brandewijntje met suiker om de eet
lust een beetje op te wekke, een
mens moet toch wat hebbe, ziet u.
maar altijt heel matigjes, ziet u.
't Zit 'm maar in 't te veel, dat
zei ik teege uwes oome Koo zaliger
ook wel er eens, maar dan was ie
altijd zoo slim dan bat ie altijd
watjes in z'n oore of was ie, wat je
noemt, zoo'n beetje Oostindies doof,
weetu.
Nu, eerwaarde heerneef, tot slot
zal ik dan maar zeggen wenscb ik
u geluk dat u heelemaal niet zeeziek
geweest zijt, want dat moet toch wel
erg zijn, zooals u dat beschrijft. Ik
ben gelukkig wat je noemt niet erg
zee-achtig, ofschooa uw oome Koo
er altijd veel voor gevoelt heeft
maar wat heb je an al die narigheid
van zeeziekte, een mens maakt z'n
eige maar narigheit voor niks. der
is tog al genoeg narigheit op de
werelt en er ligt hier water genoeg
in de grachten.
Nu dan, beste heerneef, zal ik er
maar mee uitscheie en er wat je
noemt een punt aan draaie anders
komt die brief nooit aan een eind,
ik ben anders tog zoo heel schrijverig
niet. Ik wil geen kwaat van u zegge
maar onder ons gezeit en gezweege,
ik vind het tog zoo gek, dat ik de
heele tijd heerneef teege u moet
zeggenik heb u nog zoo klein ge-
kent en eerlijk gezegt had ik eigelijk
nooit gedagt dat er in u zoo wat je
noemt geestelijk bloet zat, maar enfin
Onze lieve Heer zal wel weete wat
hij uitzoekt en in die stiekemertjes
daar zit 't hem ook niet altijt in.
Als u weer eens vacansie krijgt dan
moet u uw tante Jet niet vergeete
en bij mij ook weer 'ns een paar
daagjes koome doorbrenge. 't Is hier
wel een heele drukte in de stad,
maar ik heb anders een effektief
aardig bovenhuisje. Ik hoor dat u de
laatste jaren nog al een wat je noemt
landelijk leven leit, ze zeggen wel
dat 't erg gezont moet zijn, maar
een grasvelt is tog maar een gras-
velt en een paar boome zijn tog
maar boome en een mens wil tog
ook wel er eens wat anders zien,
vooral als je zelf in de statgeboore
bent. Als u permissie kunt krijge van
uw, hoe heet zoo'n pater ook weer,
Provinsjiaal, geloof ik, dan komt u
maar gerust hoor, of anders kom ik
u er eens opzoeke, da's misschien
ook wel er is aardig.
Nu, eerwaarde heerneef, aanvaard
dan mijn hartelijke groete, hout u
er de moet maar in zingen ze hier
Ook had hij le veel verstand,
om door de studie van het men-
schelijk lichaam, het meesterstuk
van Gods schepping, den Schep
per, den Meester van dat meester
stuk, eenvoudig te loochenen,
zooals de tegenwoordige moderne
wetenschap, vooral die der medi
cijnen of doctors, het zoo gaarne
doet in haren waanzin.
Dan doet ze ons denken aan
dien aap uit een Duitsche fabel,
die een horloge gevonden had
„Ei," zei hij, „dat is geen
kunst zoo'n ding te maken, het
zou nog wat," en daarmee
was 't heerschap aan 't werken
gegaan. draaide aan de kleine
radertjes, verzette de wijzers.... en
werkte zoo lang totdat het
horloge stil stond.
Dat was zijn heele kunst 1
Zoo ook die moderne wijzen, die
alles beter weten dan Onze Lieve
HeerI Arme stumpers 1
Nu, Vaes werd een knappe doc
tor, en wat meer is een edel man
en een nog gelooviger christen
dan hij reeds was.
Edel, want hij bleef dankbaar.
Dankbaar voor God, voor den
lieven Pater Lambertus, en voor
de weldoeneVs, die hem in zijn
studies geholpen hadden, en
wier nakomelingen nog leven in
de stad Maastricht.
Hij kwam er openlijk voor uit.
Later zullen wij hem wel terug
vinden.
Frensken. was Frenz gewor-
en schrijf u maar er eens gauw hoe
u Brazilië vond toen u er voor 't
eerst aankwam, ze zegge dat het
een erg mooi lant moet zijn. Denk
u nog maar eens goet aan mij in
uwe gebeëe en heilige Sakriefiesies,
ik kan 't nog best gebruike al heb
ik geen klaage, alle zeege komt tog
maar van Boove, daar moete we
het tog maar van hebbe. Bij de negen
dinsdaage denk ik ook ahijt aan u,
ofschoon u het wel niet zoo heel
erg noodig zult hebbe, als u er ten
minste niet komt dan komt er niemant.
Stort u ook nog eens een gebedje
voor uw m'n goeie man z.g., een
mens kan tog nooit weete, ik heb
vannacht zoo akelig over hem ge
droomd ze zegge wel droomen is
bedrog en dat je er niet aan moet
geloove, maar alles moet tog z'n
reden hebbe en er is geen waarom
of er is een daarom... hier sluit ik.
Met de meeste hoogagting en
diepste eerbiet voor U, als altijt
Uw u liefhebbende
TANTE JET.
P. S. Uwes moet maar niet te
veel naar mijn schrift of naar hollanse
foute kijke, ik ben nu al dertig jaar
van school af, weet u en wij werde
toen niet zoo modern opgevoet, maar
we zijn tog ook allemaal goeie brave
mense geworre. Teegewoorig moete
die kindere maar volgeprogt worde
met wijsheit, ik weet niet waar dat
goet voor is ik zeg altijt maar
vroeg rijp vroeg rot en dat komp
dikwijls uit.
Ik onderteeken met hetzelfde van
hierboove.
Ingekomen en vertrokken
personen
van 18 tot 25 September
INGEKOMEN
J. Jansen en gezin, arbeider,
Laagheidscheweg 7 van Echt
J. H. M. v.d. Bereken, onderwijze
res, Veulen H 26 van Grubbenvorst
E, Lommen, dienstbode, Oirlo E
56 van Borbeek
A. W. C. M. Notten, verpleger,
Stationsweg 32 van Helmond.
VERTROKKEN
M. J. Hendrix. verpleger, naar
Broekhuizen A 32
M. P. H. A. Hendrikx, verpleeg
ster, naar Gent
P. M. Aarts, chauffeur, naar Veg-
chel. Noordkade C 72
H. H. Hendriks, dienstbode, naar
Blerlck, Broekstr. 31
M. H. Fleurkens en vrouw, chauf
feur, naar Gemert, Binderseind C 52
J. Nooyen, dienstknecht, n. Hom.
VENLO. Op de Coöp. Veiling-
vereeniging van Maandag was de
aanvoer 1.345.000 eieren.
Groote eieren van f 5.40 tot f 5.90
Kleine eieren van f 3.40 tot f 5.20
Eendeneieren van f 4.50 tot f 5
Ganseieren van f
ROERMOND. Op de Coöp.
Eiermijn van Maandag wa? de aan
voer 3.300.000 eieren.
Groote eieren van f 5.10 tot f 5.80
Kleine eieren van f 3.20 tot f5.—
Eendeneieren van f4.— tot f5.—
„Uitvindingen waarop gewacht
wordt",
was het opschrift van een communi
qué, in de Nederlandsche Pers, 3i/2
jaar geleden, ontleend aan een boek
je, getiteld„wat nog ontbreekt,"
te Londen uitgegeven door het En-
gelsche Instituut voor Patenthouders.
Als een der voornaamste nog
ontbrekende artikelen was vermeld
den. Een flinke kerel. Hij had
het op het boeren gezet. In de
stad was het hem te eng, binnen
de muren, en zijn hart juichte
werkelijk in zijn borst als hij
maar de Boschpoort uit kon,
langs de Maas naar Schmeermaas
en bosschen van Lanaeken. Dan
sprong hij, dan dartelde hij als
een jonge ree, dan praatte hij
altijd in zich zeiven alsof een
nieuwe natuur in hem ontwaakte,
met planten en bloemen, met vo
gels en dieren. Hoe gehoorzaam
hij anders ook was, tweemsal
was het hem gebeurd dat hij te
lang buiten de Bosc^poort geble
ven was, en de poort gesloten
vond, en hij niet meer binnen
kon, en Pater Lambertus in alle
angsten, en het huisje in de Gub
belstraat in rep en roer was,
omdai Frenz de tijd vergeten was,
in de vrije natuur, in de schoone
Meimaand.
Ach 1 en het was zoo gekomen
Hij had een paar centen gekre
gen en had den veerman in Borg
haren gevraagd, hem daarvoor
over en terug te varen over de
Maas, en die goede man, wij
weten niet de hoeveelste het was
voor den tegenwoordigen veerman,
die Jean heet, en ons menigen
keer ook heeft overgezet, toen in
Borgharen onze goede vriend,
pastoor Cleophas woonde op wiens
gastvrije pastorie wij menig uur
rust en uitspanning vonden, van
velen en zwaren arbeid.
een parapluie die zoo klein kan
worden gemaakt dat ze meegedragen
kan worden in den zak van een
overjas of mantel.
Naar aanleiding van dit bericht is
toen een Nederlandsch uitvinder aan
't werk gegaan met 't resultaat dat
hij een zakparapluie construeerde,
waarop hij in Nederland en een aan
tal der voornaamste landen van
Europa, thans ook in de Vereenigde
Staten, patent verkreeg.
Het weekblad „Reizen en trekken,"
deelde mede, dat zij van den ver-
kooper een parapluie ontving, welke
niet opvouwbaar of omklapbaar is,
door geheel in elkaar schuift. Men
kan haar in den zak of onder de
jas aan een bandje heel gemakkelijk
en onmerkbaar overal meedragen.
Voor toeristen is deze parapluie
zeer practicsh, daar zij gemakkelijk in
den koffer, actetasch of rugzak kan
gelegd worden, zoodat men er op
de dagelijksche excursies geen hin
der van heeft. Eerst een opkomende
regenbui zal aan dit kostelijk bezit
herinneren. Is de bui voorbij, de
parapluie wordt ingeschoven, ver
dwijnt in het waterdicht foudraal en
wordt thuis als een gewone parapluie
te drogen gezet.
Ontwikkeling uit het parlementaire
leven.
De parlementaire molen is weer
op gang gebracht. En gedurende de
drie dagen, waarin de beide Kamers
de vorige week bijeen zijn geweest,
is al heel wat geschied.
Wie te zijner ontwikkeling de
politieke gebeurtenissen in den lande
volgt, heeft de Troonrede met de
daaraan verbonden plechtigheid mede
gemaakt hij zag den Minister van
Financiën de Millioenen-nota aan
bieden, hij hoorde de regeering voor
stellen doen tot dekking van een
groot tekort cp de Rijksbegrooting
voor 1932. Verder had de benoeming
plaats van den Kamer-voorzitter, de
herdenking van wijlen Mgr. Dr. W.
H. Nolens. De Kamervoorzitter hield
een rede, waar na hij het president
schap weer op zich nam, er werden
interpellaties aangevraagd. Dit alles
is als een film voor ons kranten
lezend oog voorbij gegaan.
Wij hebben in die dagen weer
voldoende gehoord, in welk een
zorgelijken tijd wij leven. En daarna
zijn er uit het buitenland weer aller
lei onheilvolle berichten gekomen,
die ons daarvan nog meer hebben
doordrongen. Het Britsche wereldrijk
stond als plotseling voor een onge
kende financieele crisis. Dat de Lon-
densche beurs moest worden ge
sloten, is een wereldgebeurtenis, die
het trotsche Albion wel een nederig
oogenblik moet hebben bezorgd. De
eene Jobstijding kwam na de andere.
Er is een economische ontredde
ring, welke die van den grooten
oorlogstijd in somberheid overtreft,
omdat wij nu nog het minste licht
zien gloeien aan een hoopgevenden
horizon.
Al jaren lang heeft men ons ver
teld, dat wij in een overgangstijd
leven. De historie rekent met tijd
perken, En zoo zal de wereldoorlog
en zijn liquidatie wel een periode
van jaren bestaan. Inderdaad de
wereldoorlog wordt op het oogen
blik in het maatschappelijk leven ge
liquideerd.
Frenz zeide, dat hij ook naar
Sinte Cornelis wou, en de
veerman had mooi pralen, dat
het in September was, hij had
zoo lang en zoo mooi gepleit, en
hem met zijn prachtige, oprechte
blauwe kijkers aangezien, dat de
geede man niet langer kon weer
staan en hem naar den overkant
voer.
Dat was dien keer geweest, hij
beloofde het nooit meer te doen,
en hij hield ook woord.
En later trok hij weg. Pater
Lambertus bezorgde hem op een
groote, prachtige hoeve op den
Duitschen kant. Daar zullen wij
hem later terugzien.
Alles wordt vergeten. In de
„drie Moriaentjes" had men zelfs
Dorrens vergeten, en de Ameri
kaan was op Noord en Zuid-Ame-
rika naar het graf gereisd, al
waar genoemde werelddeelen in
de beste orde naast elkander la
gen, in een kist zoolang, dat .men
er de keer niet van krijgen kon.
en ze door het venster werd
neergelaten, en de timmerman die
hem die laatste mantel gemaakt
had, zeide, dat hij nooit zulk eene
maat had genomen.
Het getal der Moriaentjes was
tot zes gestegen, en Maijken
en Bertes overgelukkig, pn de
kwajongens plaagde haar ook niet
meer, hetgeen hun de oudste
der gezegde Moriaantjes ook wel
zou afgeleerd hebben, want
het was een flinke jongen,
Maijke had nog altijd gelijk en
Bertes meende nog altijd, dat het
wel waar zou zijn.
(wordt vervolgd)