Tweede Blad ?an „FUEL M MAAS n Openbare Vergadering van den Raad der gemeente VENRAY, ZATERDAG 29 AUGUSTUS 1931 Twee en Vijftigste Jaargang No. 35 gehouden op 29 Juli 1931, des namiddags 4 uur. Voorzitter: de heer O. L. P. van de Loo, burgemeester. Secretarisde heer A. F. M. van Haaren. Tegenwoordig alle leden. De Voorzitter opent de vergadering met gebed, waarna aan de orde is: Onderzoek der geloofsbrieven der nieuwbenoemde leden van den Gemeenteraad. Voor het onderzoek worden door den Voorzitter aange wezen de heeren Stoot, Strijbos en van Bergen, met bijstand van den Secretaris. Deze heeren verlaten de vergadering teneinde een onderzoek in te stellen. De Voorzitter schorst tijdens dit onderzoek de vergadering. Na heropening wordt door de commissie, bij monde van den heer Stoot rapport uitgebracht, waarin wordt medegedeeld, dat alle stukken in orde zijn bevonden en de commissie adviseert de benoemde leden toe te laten. Met algemeene stemmen wordt besloten de volgende personen als lid van den Raad der gemeente Venray toe te laten 1. M. H. Arts; 2. J. H. van Boven; 3. P. J. H. van Dijck; 4. H. Geurts; 5. M. Goumans; 6. L. J. van Haren; 7. G. H. Houben; 8. P. A. Jacobs; 9. H. J. A. Janssen; 10. A. G. Millen; 11. J. H. Nelissen; 12, H. B. Odenhoven; 13. P. M. H. Pubben; 14. J. H. M. H. Stoot; 15. J. C. H. Vermeulen. Bij de hierna gehouden trekking blijkt, dat no. 10 getrokken is, zoo dat bij stemmingen in deze vergadering no. 10 der presentielijst, i.e. de heer Odenhoven het eerst zijn stem moet uitbrengen. Hierna worden de notulen der vorige vergadering ongewijzigd vast gesteld. De Voorzitter leest daarna voor het proces-verbaal van kasopname bij den Gemeente-ontvanger over het 2de kwartaal 1931, waaruit blijkt, dat op 12 Juni 1931 het totaal der inkomsten bedroeg f 607556,06; het to taal der uitgaven f 509427.99, zoodat op 12 Juni in kas was f 98128.07 Wordt voor kennisgeving aangenomen. Dan is aan de orde voorstel van B. en W. tot vaststellen eener nieuwe Algemeene Politieverordening. De Voorzitter zegt, dat de heeren een exemplaar der verordening heb ben thuis ontvangen en deze ook wel zullen hebben ingezien. Het spreekt vanzelf dat dit geen werk is geweest, dat in een. twee, drie gedaan is: de nieuwe politieverordening heeft een heelen tijd van voor bereiding geëischt en er is veel jurisprudentie moeten worden nagegaan. De verordening is tamelijk lang, maar als grondslag zijn toch genomen de in Limburg en Brabant uitgegeven modellen. Algemeen is men er toe overgegaan de politieverordening uit te brei den en er zooveel mogelijk in te regelen, wijl men anders voor leemten komt. Men moet echter niet vergeten, dat de toepassing ervan bij den rechter berust. Deze beslist in laatste instantie. Bij de behandeling zullen wij punten tegenkomen, waarvan men denkt: waarom moet dat hier geregeld worden In bepaalde gevallen is het echter noodzakelijk, dat het geregeld is. Men moet gewoon de toepas sing aan de praktijk overlaten. Voor*den Raad gaat het er slechts om, of hij zich met de algemeene strekking kan vereenigen. Een zeer groot aantal artikelen is eenvoudig en vanzelf sprekend, doch andere zullen eenigfe toelichting eischen. De heer Vermeulen zou willen voorstellen, de verordening aan te hou den en ze eerst nog eens nader bezien, onder leiding van den gemeen tesecretaris. Daarbij is het voor hem nog een vraag, of deze Raad de verantwoor delijkheid nog wel op zich mag nemen. De Voorzitter zegt, dat zoolang de Raad er is, hij bevoegd is. veror deningen vast te stellen. Er is dan ook geen reden om de behandeling uit te stellen. Daarbij wil Spreker, waar noodig, alle mogelijke inlich tingen verstrekken. De heer Millen is ook voor een voor-vergadering; dit heeft hij trou wens reeds de vorige vergadering gezegd. Spreker meent, dat dit beter is, en dan ook alles punt voor punt kan behandeld worden. De Voorzitter antwoordt, dat men niet moet vergeten, dat de heeren reeds 3 weken geleden een exemplaar der verordening hebben thuis ge kregen. Spreker meent dan ook, dat er geen bezwaar tegen directe behan deling kan bestaan. De heer Vermeulen vraagt zich nogmaals af, cf de Raad de verant woordelijkheid hiervan wel op zich kan nemen. De heer Stoot zegt, dat het voorstel iets voor en iets tegen heeft. Mogelijk willen de twee scheidende leden nu nog de behandeling, doch daartegenover nemen er in September vier nieuwe leden zitting. De heer Odenhoven voelt ook voor het voorstel Vermeulen. De tijd, dat hij de politieverordening gehad heeft, is lang genoeg geweest, doch waar het hier een zoo voornaam iets geldt en hierin zóóveel geregeld wordt, is spreker er voor ze te behandelen in den nieuwen raad met 15 leden. De heer Stoot zou ze thans behandelen, doch de vaststelling aan houden tot de nieuwe raad er is. De Voorzitter zegt, dat dit niet gaat, want dan krijgen we een on- zuiveren toestand. Immers, dan moet de beraadslaging opnieuw worden geopend. Het voorstel Vermeulen wordt in stemming gebracht en verworpen met 4 tegen 9 stemmen. Voor stemden de heeren Odenhoven. Millen, Vermeulen en van Dijck. Tegen de heeren van Bergen, wethouder Pub ben, Stoot, Geurts, wethouder Houben, Jacobs, Nelissen, Strijbos en Goumans. Thans gaat de Voorzitter over tot artikelsgewijze behandeling der po litieverordening. Bij artikel 2 zegt de heer Vermeulen, dat de voorwaarde die aan een vergunning of ontheffing wordt verbonden, „uitvoerbaar" moet zijn. Hij zou dit aan het artikel zien wenschen toegevoegd. De Voorzitter zegt, dat dit vanzelf spreekt, men zal toch niet veronder stellen, dat B. en W. onmogelijke voorwaarden stellen. Bij artikel 10 zoude de heer Vermeulen willen lezen: de Raad in plaats van B. en W. De Voorzitter zegt, dat zou veel te omslachtig zijn. Op de vraag, wat er moet gebeuren, indien aan particuliere eigendommen groote schade wordt aangebracht, antwoordt de Voorzitter, dat het in zoo'n geval aan die particulieren vrij staat, aan den Raad schadevergoeding te vragen. Bij ertikel 11 vraagt de heer Odenhoven, wat onder kom wordt verstaan, waarop de Voorzitter antwoordt, dat als regel wel genomen zal worden de kom, zooals die voor de mottor- en rij wiel verordening is vastgesteld. De beoordeeling wat kom is, berust tenslotte bij den rechter. Bij artikel 19 zoude de heer Vermeulen gaarne bijgevoegd zien, dat men zich bij zwaren regenval wel mag ophouden onder de portiek van het Raadhuis. De Voorzitter acht dit gevaarlijk, er is echter nog nooit in een dergelijk geval proces-verbaal opgemaakt en als de menschen voor het weer moeten schuilen, zal dit ook wel niet gebeuren. Bij artikel 23 vraagt de heer Odenhoven wie moet uitmaken, of een voorwerp, b.v. een bloempot, gevaarlijk staat, waarop de Voorzitter antwoordt, dat dit dan de Kantonrechter beslist. Bij artikel" 24 wil de heer Odenhoven schrappen het verbod om bin nen de kom met de zweep te klappen; de Voorzitter acht dit verbod echter wel gewenscht. De heer Vermeulen wil het bekrassen of anderszins beschadigen van auto's verbieden, doch de Voorzitter merkt op, dat dit reeds in het Wetboek van Strafrecht verboden is. Bij artikel 25 zegt de heer Odenhoven, dat hij het wel wat ver vindt gaan, dat men zelfs bij feestelijke gelegenheden geen vuurwerk mag af steken. De Voorzitter zegt, dat dit toch moet verboden worden op den openbaren weg en op zoodanigen afstand daarvan, dat het gevaar of hinder kan opleveren. Bij artikel 28 zoude de heer Vermeulen uitzondering willen maken b.v, voor het repareeren van auto's. De Voorzitter zegt, dan krijgen we direct misbruik. Natuurlijk kan bij een ongeluk ter plaatse langs den weg worden gerepareerd; daardoor wordt die weg ook geen werkplaats. Het gaat er over, om het misbruik te keeren, dat b.v. garagehouders een openbare straat of plein gaan gebruiken als hun werkplaats en daar min of meer geregeld reparaties doen, want dat gaat toch niet aan. Bij artikel 29, waarbij het verboden is, onaangespannen voertuigen te laten staan, zegt de heer Millen dit toch te streng ie vinden. De Voorzitter zegt, dac die bepaling bij het toenemend verkeer voor de veiligheid toch noodzakelijk is. Op wegea, waar weioig verkeer is. zal vanzelf een soepele toepassing plaats vinden. Misbruik moet echter worden voorkomen. Bij artikel 30 vraagt de heer Vermeulen of de menschen ook vergoe ding krijgen voor het scheren van heggen, snoeien van boomen enz., indien zij daarover een aanschrijving ontvangen van B. en W. Natuurlijk niet, zegt de Voorzitter, dit moeten de bewoners buiten de kom reeds krachtens provinciaal reglement en die krijgen daarvoor ook geen vergoeding. Bij artikel 32 zegt de heer Odenhoven, dat het toch wel wat ver gaat, dat honden, die zich op den openbaren weg bevinden, kunnen worden afgemaakt door de politie. De Voorzitter zegt, dat dit natuurlijk hooge uitzondering is, maar de ervaring heeft bewezen, dat het noodzakelijk kan zijn. Bij artikel 41 zou de heer Vermeulen de vliegende winkels ver boden willen zien. De Voorzitter antwoordt, dat B. en W. hierover ernstig hebben gedacht, doch hun gebleken is, dat dit niet toelaatbaar wordt geacht, omdat dit niet de openbare orde. zedelijkheid of gezond heid betreft, doch ten doel heeft de bijzondere belangen der neringdoen de ingezetenen te dienen en dit buiten den Gemeenteraad toegekende bevoegdheid valt. Bij artikel 47 merkt de heer Vermeulen op, dat het erg ver gaat, dat iemand, die na tien uur goederen vervoert, zich aan een onderzoek van de politie moet onderwerpen. De heer Millen zoude in ieder geval gaarne zien, dat in plaats van tien, elf uur werd gelezen. De Voorzitter zegt daartegen geen bezwaren te hebben en wordt het artikel dienovereenkomstig gewijzigd. De heer Odenhoven verwacht, dat, als deze politieverordening in werking is, de Veulosche Courant het druk zal krijgen met het ver melden van vrijspraken. Bij artikel 50 vraagt de heer Odenhoven, of dit ook voor radio geldt. Zeker, zegt de Voorzitter, maar bij behoorlijk gebruik zullen zij als regel geen hinderlijk geluid maken. Bij artikel 56 2e lid en 57a wordt op voorstel van den heer Ver meulen, het artikel zoo aangevuld, dat 't ook verboden is, zonder nood zaak stil te staan voor inrijpoorten. Bij artikel 73 merkt de heer Vermeulen op, dat het afsluiten van wegen, of het slechts in ééne richting berijden van wegen en straten, zoo gewichtig is, dat de Raad daarover moet kunnen beslissen. De Voorzitter zegt, dat hier bedoeld zijn maatregelen van tijdelijken aard. De heer Millen zoude dan een termijn van hoogstens acht dagen willen stellen. De Voorzitter acht dit wat te kort. Wel kan hij zich er mede vereenigen, dat een dergelijk verbod niet langer dan een maand geldt, tenzij de Raad het bekrachtigt. Dit wordt algemeen goedgevonden. Bij artikel 109, hetgeen regelt het verbod om met iemand van andere kunne te zitten of te liggen op openbare wegen, meent de heer Ver meulen, dat de redactie te streng is, het zal dan b.v. verboden zijn, dat als iemand met vrouwen kinderen gaat wandelen en de dienstbode er bij is, ze even rusten langs den weg; ook zelfs als er meerdere personen bij elkander zijn, mogen ze niet langs den weg gaan zitten. Het kan ook lastig zijn voor scholen, die met hun onderwijzers of leeraren excur sies maken of gaan wandelen. De Voorzitter zegt, dat hij in het openbaar hierover zoo weinig mo gelijk wil uitweiden; men weet voldoende wat de bedoeling is van dit artikel. Hij geeft toe, dat het in de practijk, indien het niet zeer voor zichtig en met beleid wordt toegepast, tot moeilijkheden aanleiding kan geven. Hij wil echter gaarne probeeren, of er een redactie kan gevonden worden, die aan de bezwaren zooveel mogelijk tegemoet komt, zonder het artikel tot een doode letter te maken. Als de heeren het aan hem willen overlaten, zal hij met den gemeente-secretaris eene redactioneele oplossing trachten te vinden. Bij artikel 110, omtrent het zwemmen bij openbare wegen, zoude de heer Odenhoven een afstand willen bepalen. De Voorzitter wil het nog wel eens overwegen, maar meent dat het artikel, hetwelk in het belang der zedelijkheid zeer noodig is, dit niet toelaat. Bij artikel 122 zou de heer Vermeulen het sluitingsuur in de zomer maanden op twaalf uur gesteld willen zien, zoolang wij den zomertijd nog hebben. De Voorzitter heeft daar overwegend bezwaar tegen voor een ge ar eente als de onze is elf uur laat genoeg; ook de dienst voor de politie zou er aanmerkelijk door worden verzwaard. De heer Odenhoven vindt ook elf uur laat genoeg en zeker in deze malaisetijd. De heer Vermeulen zegt, van zijn aanvankelijk voornemen, om er een voorstel van te maken, af te zien. Bij artikel 125 zegt de heer Vermeulen, dat hij de radio-muziek zou willen toelaten in café's. De Voorzitter zegt, dat dit verbod er beslist in moet blijven, anders heeft hij niet meer de minste controle over muziek en dat kan tot allerhande misstanden leiden. Verschillende raadsleden geven blijk, het met de zienswijze van den Voorzitter eens te zijn. Bij artikel 126 zegt de heer Odenhoven, het er geheel mee eens te zijn, dat met de kermis op bepaalde uren geen sterke drank getapt wordt. Er is nog een vergadering geweest van de vergunninghouders, en die willen allen gaarne medewerken, en ia de toekomst evenals in het verleden aan een verzoek van den Burgemeester om dan geen sterken drank te tappen gevolg geven. Zij wenschen dit evenwel vrijwillig te blijven doen unaniem zijn zij er tegen, dat zij daartoe bij verordening verplicht worden. De Voorzitter zegt, dat bij met ingenomenheid uit den mond van den heer Odenhoven gehoord heeft, dat de vergunninghouders willen mede werken om misbruik met de kermis tegen te gaan. Hij acht het echter, nu de praktijk van verschillende jaren bewezen beeft, dat dit verbod uitstekend gewerkt heeft, ook de vergunninghouders zijn er tevreden over gewenscht, dat dit thans in de politieverordering wordt vastge legd. Er zoude in de toekomst wel eens een minder goed willende ver gunninghouder kunnen komen, en dan werden wellicht anderen vanwege de concurrentie gedwongen, ook een andere houding aan te nemen, en dit ware zeer te betreuren; dan was het goed, dat we bereikt hebben, weer verloren, Als het wordt vastgelegd in de verordening is het juist een ruggesteun voor de goedwillenden. De heer Odenhoven zegt, dat allen er toch op tegen waren, en hij als organisatieman, dit standpunt nu ook inneemt. Weth. Pubben zegt, werkelijk niet te begrijpen, wat de kasteleins er tegen kunnen hebben. Op verzoek van den heer Odenhoven wordt dit artikel in stemming gebracht. Voor behoud van artikel 126 stemmen de leden Wethouder Pubben, Geurts, Jacobs, Wethouder Houben, Strijbos, Goemans en Van Dijck, tegen de leden Odenhoven, Millen, Van Bergen, Stoot, Vermeu len en Nelissen, zoodat het artikel gehandhaafd blijft. De heer Odenhoven zegt, dat hem persoonlijk die beslissing ook goed is. Hij zoude echter in alle omstandigheden toch overeenkomstig een verzoek van den burgemeester gehandeld hebben. Bij artikel 127 zoude de heer Vermeulen, de woorden „andere spelen" achter „hazardspelen" willen schrappen. Aangezien niemand daartegen bezwaar heeft worden deze woorden geschrapt. Wat het toelaten van vrouwelijke personen beteft voor de uitoefening van het bedrijf, zoude de heer Vermeulen dit als regel willen toelaten, doch ze weren daar waar de Burgemeester dit noodig acht, De Voorzitter geeft verre de voorkeur aan de huidige redactie, deze is voor hem veel gemakkelijker en beter en de kans is veel geringer, dat er vrouwelijke personen van slecht allooi komen. In verband met het verbod van het toelaten van personen in kenne- lijken staat van dronkenschap, merkt de heer Odenhoven op, dat dit soms lastig kan zijn voor de kasteleins, men kan niet altijd verhinderen, zegt spreker, dat een dronken man binnenkomt. De Voorzittter acht deze bepaling niettemin noodzakelijk. Bij artikel 134 zegt de heer Vermeulen, dat de politie toch een groote macht krijgt, als ieder politieman maar kan zeggen, er moeten zooveel personen uit, het is hier te vol. De Voorzitter zegt, dat we dit gerustelijk aan de praktijk kunnen overlaten. Zijn er bij zeer groote drukte ongelukken te vreezen, dan is het zeer gewenscht, dat de politie die macht heeft om op te treden. Bij artikel 141 zegt de heer Vermeulen, dat dus ook geen personen beneden 18 jaar met hun ouders de bioscopen mogen bezoeken. De Voorzitter antwoordt, dat als regel personen beneden den leeftijd van 18 jaar niet in de bioscoop thuis hooren. Ook films, toelaatbaar verklaard voor personen boven 14 jaar, zijn veelal niet zoo onschuldig. Bij bijzondere gelegenheden, b.v. kermis, wordt ontheffing verleend. De heer Vermeulen zegt. dat dit verbod ook geldt voor avondver makelijkheden, waarop de Voorzitter antwoordt, dat dit nu ook zoo is geregeld. Omtrent ontheffingen voor verschillende vereenigingen wordt steeds overleg gepleegd en hierbij heeft zich nog nimmer eenige moei lijkheid voorgedaan. Bij artikel 146 zegt de heer Millen, dat in de vervolge vergunning zal moeten gevraagd worden, als om prijzen wordt gebeugeld, b.v om hazen. De Voorzitter zegt, dat dit juist is gedaan, om de misbruiken te voorkomen, die vroeger bij het kienspel voorkwamen, en waar soms het halve weekgeld werd verkiend. Bij lid 5 wordt de opmerking gemaakt, dat voor die inrichtingen, die ver van de kerk liggen, eene soepele toepassing moet plaats hebben. Bij artikel 147 zoude de heer Vermeulen sub c willen schrappen. De Voorzitter zegt, het zal misschien met dikwijls noodig zijn, maar dan krijgt men ook geen aanzegging, maar als het noodig is moet het toch kunnen. Bij artikel 147 f, vindt de heer Millen den termijn van één uur wel wat kort. De Voorzitter zegt, men is toch al geneigd een termijn wat ruim te nemen, zet men den termijn langer, dan wordt het gemakkelijk twee uur of zelfs een halve dag. Bij artikel 158 vraagt de heer Millen, of een ouder een kind beneden 14 jaar dus geen tabak mag laten halen, waarop de Voorzitter ant woordt, dat dit verbod niet geldt voor tabak in oiigineele gesloten verpakking ot van sigaren bij hoeveelheden van minstens 50 stuks in origineele gesloten verpakking. Bij artikel 165 en volgende, van persoonlijke diensten zegt de heer Vermeulen, dat hij deze persoonlijke diensten uit den tijd vindt, en daarom zoude willen voorstellen de artikelen 165—168 te schrappen. De Voorzitter antwoordt, dat deze diensten inderdaad in zekeren zin uit den tijd zijn Burgemeester en Wethouders meenden evenwel, dat zij met het oog op onzekere tijdsomstandigheden, brand, watersnood, storm of andere natuurrampen, toch nog van nut kunnen zijn. Het geeft een gevoel van geruststelling voor de overheid, te weten, dat wanneer de nood aan den man is en zelfs voor geld geen voldoende hulp zoude te krijgen zijn, zij dwingend kan optreden, terwijl ook niet kan ontkend worden, dat van het aanwezig zijn der verplichting een zekere preven tieve werking uitgaat. Om nu aan alle mogelijke bezwaren tegemoet te komen, kan aan artikel 165 worden toegevoegd „voor zoover vrijwillige hulp niet in voldoende mate aanwezig en beschikbaar is". Dit wordt goedgevonden. Alle overige artikelen worden zonder discussie vastgesteld. De Voorzitter vraagt of de leden alvorens hij de algemeene politie verordening in stemming brengt, nog eenige opmerking wenschen te maken. De heer Vermeulen zegt, dat hij de maximumsnelheid wat zoude willen verlengen, vanaf de Wed. Raedts tot bij van Es aan den Maas- heesche weg. De Voorzitter antwoordt den heer Vermeulen, dat bepalingen betref fende maximumsnelheid niet in deze politieverordening thuis hooren; wij hebben eene aparte motor- en rijwielverordening. Hij wil intusschen den heer Vermeulen opmerken, dat in de onmiddellijke nabijheid de bijzondere meisjesschool en de bewaarschool liggen met een bevolking van meer dan 500 kinderen. Dit maakt het toch wel bezwaarlijk om op het denkbeeld van den heer Vermeulen in te gaan De heer Odenhoven zegt, dat aan het einde van de behandeling dezer belangrijke verordening wil opmerken, dat er artikelen bij zijn, die hij liever anders gezien had, maar omgekeerd zit er volgens zijn meening ook zeer veel goeds in, daarom zal hij zijn stem geven om deze veror dening in haar geheel aldus vast te stellen. Vervolgens brengt de Voorzitter in stemming de vaststelling der alge meene politieverordening voor de gemeente Venray. Deze wordt met algemeene stemmen aangenomen. Vervolgens is aan de orde; vaststelling der voorloopige vergoeding der bijz. lagere school St, Antonius te VenrayVeulen, overeenkomstig artikel 101 der Lagere Onderwijswet 1920. De Voorzitter zegt, dat dit bedrag de vorige vergadering nog niet kon worden vastgesteld, omdat voor deze school moet rekening worden gehouden met het aantal leerlingen op den laatsten dag der maand, volgende op'dié, waarin de school is geopend. Het aantal leerlingen op 31 Mei bedroeg 73, zoodat de voorloopige vergoeding bedraagt f 319.30. Wordt algemeen goedgevonden. Nog is aan de orde benoeming van een lid van het Burgerlijk Arm bestuur, wegens periodieke aftreding van den ZeerEerw. Heer Pastoor J. Thielen. De heer Odenhoven vraagt of het Burgerlijk Armbestuur als zoodanig nog bestaat, waarop de Voorzitter bevestigend antwoordt, niet begrijpend, hoe de heer Odenhoven aan de veronderstelling is gekomen, dat het Burgerlijk Armbestuur zou zijn opgeheven. Met algemeene stemmen wordt besloten den aftredende te herbenoemen. Dan is aan de orde vaststelling der rekening van het Burgerlijk Arm bestuur dienst 1930 en vaststelling der begrootidg van het Burgerlijk Armbestuur dienst 1932. De Voorzitter leest het rapport der Commissie van onderzoek van bedoelde rekening en begrooring voor, en zegt, dat de rekening sluit met een totaal aan ontvangsten van f 10790.36 en een totaal aan uit gaven van f 10303.715, zoodat er een batig saldo is van f 486.64s de begrooting sluit met een bedrag in ontvangsten en uitgaven van f 8300. Wordt algemeen goedgevonden de begrooting en rekening ongewijzigd goed te keuren. Hierna is aan de orde voorstel van B. en W. tot benoeming in vasten dienst van M. H. Verschuuren, hulpkeurmeester, thans tijdelijk. De Voorzitter zegt, dat de proeftijd van ten hoogste een jaar, waar voor M. H. Verschuuren tijdelijk is benoemd tot hulpkeurmeester in de gemeente Venray. bijna is verstreken. Gedurende dezen tijd heeft hij tot volle tevredenheid van het hoofd van den vleeschkeuringsdienst gewerkt, zoodat B. en W. dan ook voorstellen ingaande 1 Augustus a.s. hem te benoemen tot keurmeester in vasten dienst tegen een wedde en toe lagen volgens zijn instructie. Wordt algemeen goedgevonden. Vervolgens komt in behandeling het voorstel van B. en W. tot vast stelling eener verordening, regelende de bezoldiging voor de ambtenaren ter Secretarie. De Voorzitter zegt, dat voor alle ambtenaren en beambten in vasten dienst der gemeente eene salarisregeling is vastgesteld, met uitzondering van de ambtenaren ter Secretarie. Ingevolge het bepaalde in de Ambte narenwet moet dit ook voor deze categorie ambtenaren geschieden, waartoe B. en W. ook overigens den tijd gekomen achten. Wordt de verordening regelende de bezoldiging, den kinderbijslag en de woning toelage voor de ambtenaren ter Secretarie door den Raad aangenomen, dan hgt het in de bedoeling van B. en W. om ingaaade 1 Januari 1932 aan te stellen in den rang van tweeden ambtenaar den ambtenaar ter Secretarie van den Boom, tevens bezoldigd ambtenaar van den Burger-' lijken Stand en hem voor de toepassing dezer verordening toe te kennen zeven dienstjaren. Hij geniet dan ingaande 1 Januari 1932 aan salaris f 1700 H- f 200 f 100 f 1800 woningtoelage (f 104). Eveneens aan te stellen in den rang van tweeden ambtenaar den ambtenaar ter Secretarie F Aerts en hem toe te kennen voor de toepassing dezer verordening één dienstjaar. Hij geniet dan ingaande 1 Januari 1932 aan salaris f 1400 woningtoelage (f104). Verder aan te stellen in den rang van derden ambtenaar den ambtenaar ter Secretarie F. de Vocht en hem voor de toepassing dezer verordening vier dienstjaren toe te kennen. Hij geniet dan ingaande 1 Januari 1932 aan salaris f 1150 -f* f 100 voor diploma f 1250. De heer Vermeulen vraagt, of die heeren niet méér dienstjaren hebben, waarop de Voorzitter antwoordt, dat zij voor de toepassing van deze verordening geen dienstjaren hebben, maar deze worden hun juist zoo danig gegeven, dat ze allemaal voordeel van de verordening hebben. Wordt algemeen goedgevonden de verordening overeenkomstig het voor3tel van B. en W. vast te stellen. Dan wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot instelling eener kermis te Ysselsteyn. De Voorzitter zegt, dat de inwoners van Ysselsteyn reeds gedurende 5 jaren onderling op den tweeden Zondag na 24 Juni familie-bijeen komsten hebben gehouden, zooals dit ter gelegenheid van de kermissen in deze gemeente alom van ouds gebruikelijk is. Burgemeester en Wet houders achten nu den tijd gekomen om een officieele kermis voor Ysselsteyn in te stellen. De heer van Dijck vraagt, of in deze overleg is gepleegd met het Kerkbestuur van Ysselsteyn, waarop de Voorzitter antwoordt, dat de Rector tegen den datum geen bezwaar heeft. De heer Millen meent, dat ze in Ysselsteyn gcaag de kermis tegelijk met Venray hadden.

Peel en Maas | 1931 | | pagina 5