Tweed© Blad van „F1EL II MAAS" Om twee millioen Na den Katholieken dag te Amsterdam. FEUILLETON De kinderverlamming in 1930 in Nederland. Eenig Zoontje. ZATERDAG 6 JUNI (931 Twee en Vijftigste Jaargang No. 23 Toen twee jaren geleden de Vier de Nederlandsche Katholiekendag te Maastricht gehouden werd en de meeste sectie-vergaderingen geen vol doende belangstelling trokken, werd dit geweten aan de ligging van Maastricht in het uiterste zuiden des lands. De Katholiekendagen moesten meer in het Centrum worden gehou den, heette het toen. Thans ligt de Amsterdamsche Ka tholiekendag achter ons. De hoofd stad telt zooveel katholieken, dicht bijeen, dat zij alleen de zalen moest kunnen vullen, waar de algemeene en de sectie- en nevenvergaderingen gehouden werden. Maar ook te Amsterdam was het bezoek nergens druk. r Tijdens den Katholiekendag deelde de pers in hare verslagen, zij het met eenige bedeesdheid mede, dat de be langstelling niet bijzonder groot was. Al kan men dan geen vol Stadion verwachten en verlangen, wanneer men zoo'n openingsvergadering mee maakte in een halfgevulde zaal, nog niet eens zoo buitengewoon groot, dan konden de beste sprekers en die waren de zakkende geestdrift niet op peil brengen. Men gevoelde, dat voor onzen Nederlandschen Katholiekendag hier mede een crisistijd is aangebroken, dat zijn bestaan thans op het spel stond. Door voorzichtig te dralen met een uitspreken van haar oordeel, zoolang de Katholiekendag bijeen was, heeft de pers het eerste woord gelaten aan den meest bevoegden beoordeelaar, op wiens uitspraak thans des te meer de aandacht valt en wiens tijdig woord den Katho liekendag zeer zeker voor de toe komst heeft gered. In de sluitingsovereenkomst ver klaarde Z. H. Exc. de Aartsbisschop van Utrecht „Ik moet hier de waarheid zeg gen en als mijn eigen meening wil ik weergeven: een teleurstelling is het geweest, dat de zaal, op zich zelf toch alreeds niet te groot niet gevuld was bij de opening en de algemeene vergaderingen. Deze aan het slot is nog een gunstige uitzondering. Met mijn heugenis aan den eersten Nederl. Katho- liekendsg te Utrecht, toen dit alles anders was, geef ik het hoofdbe stuur allerernstigst in overweging, rijpelijk na te denken, waarom hier in het brandpunt van katholiek leven, hier te Amsterdam, middel punt van het land, toch de Ka tholiekendag niet werd bezocht, zooals dit had behooren te ge schieden. Dan geef ik het hoofd bestuur ernstig in overweging na te gaan, of ook de bakens misschien moeten worden verzet, of er ook iets anders op moet worden ge vonden. Want het zou te betreu ren zijn, dat zoo de Katholieken dagen zouden moeten worden voortgezet. Met dankbare gevoe lens jegens de aanwezigen moet toch geconstateerd, dat het hier storm had moeten loopen en dat ieder plekje gronds had moeten worden bezet." De bakens verzetten! Waarom was de Limburgsche Ka tholiekendag te Weert op Pinkster- Maandag 1930 veel en veel drukker bezocht dan de algemeene Neder landsche Katholiekendag te Amster dam De voornaamste reden lag onge twijfeld in de wijze, waarop de dag werd georganiseerd. In Limburg is 32 Hij is even onschuldig als ik en u aan die daad, mijnheer de officier van justitie, verzekerde Bertha met de meeste overtuiging. De heer Peereboom maakte andermaal een buiging. Zijn ern stig, streng gezicht was bijna vroolijk geworden bij ditbezoek, en Bertha begreep nu, dat zij gaan moest. Zij boog en verliet het donkere kabinet. Een der door mr. Peereboom bedoelde stappen was, dat men aan de weduwe Monalto te New-York had geseind, dat een voor den leeuwentemmer hoogst gewichtige aangelegenheid, tegen vergoeding der te maken kosten, haar zoo spoedig mogelijk verschijnen voor den president Van Hees nood zakelijk maakte. Een uur na Bertha's bezoek bij den officier van justitie werd van de weduwe Monalto het antwoord ontvangen, dat zij ziek was en met het oog op haar leeftijd en zwakte voorloopig de groote reis niet kon ondernemen. Dat bevordert niet precies den wensch der aardige ooievaars- de Katholiekendag gebouwd op de groote organisaties, de Nederland sche Katholiekendag steunt op indi viduen. Zoo groeide in ons bisdom de Katholiekendag van onderen op uit de massa en had hij reeds dertig jaren geleden een buitengewoon groote belangstelling, welke toenam naarmate de organisaties wonnen in omvang en kracht. Het blijkt gemakkelijker tiendui zend vereenigingsmannen bijeen te brengen met een oproep van hun leiders dan duizend individueele per sonen. Tienduizenden werklieden kwamen eenige jaren geleden in een openlucht congres te Nijmegen bijeen. Duizenden boeren stroomden de laatste jaren eenige malen naar hun demonstreerenJe vergaderingen te Utrecht en Den Bosch. Het organiseeren van dergelijke bijeenkomsten moet worden overge laten aan hen, die dat werk hebben geleerd. Waar waren te Amsterdam de arbeiders, waar de boeren en de middenstanders en de werkgevers Wie hunner in een sectie even afzonderlijk bijeenkwamen, demon streerden daarmee hun gering getal. Te Maastricht deed het eigenaar dig aan, dat de best geslaagde ge beurtenissen tijdens den Katholieken dag de grootsche optocht en de vergadering der katholieken, waar dr. Poels optrad angstvallig buiten het officieele program waren gehouden. Vergelijk daarmede b v. het num mer van het officieele Amsterdam sche programde H. Mis op het Bagijnhof door een Bisschop, bijge woond door een handjevol menschen, die scherp gecontroleerd waren binnen gelaten. Het was te laat toen men later aan de poort nog toegangs kaarten ging uitdeelen. Een afzonderlijke vergadering voor elke organisatie, enkele algemeene vergaderingen met één spreker, een optocht met banieren, om den Katho liekendag in zoo'n stad niet geheel verloten te laten loopen in een zaal, een nog grootere beperking misschien van tijd dan den Amsterdamschen Katholiekendag reeds was opgelegd, het decentraliseeren der leiding, welke niet te veel van bovenaf moet ge schieden, het betrekken van de jon geren en de jeugdbeweging, welke zoo geestdriftig aan het opkomen is, in deze demonstratie van Nederland sche Katholieken, het zijn eenige aanwijzingen voor het verzetten der bakens en het veranderen dezer instelling, waarop Katholiek Neder land van den aanvang af zoo trotsch is geweest. Wat de gehouden redevoeringen betreft, deed Amsterdam voor geen enkelen Katholiekendag onder, maar wat baat het, als het woord niet wordt gehoord. Wij mogen onzen Nederlandschen Katholiekendag niet verliezen. Dat zal de vermaning van den Aarts bisschop ongetwijfeld voorkomen Demonstratief kan een Katholiekendag van groote beteekenis zijn. Men zorge daarom, dat het geheele katholieke leven er in betrokken worde. N.K. Een overzicht over het afgeloopen jaar. De z g. polioinyelilisbcstry- ding. Een voorspelling van kleine plaatselijke topjes gedurende dit jaar. De geneeskundige medewerker van de N.R.Ct. schrijft dresseersler, mompelde de heer Peereboom, toen hij de dépêche las. Zoo niet andere zaken te zijner gunste komen spreken, zal haar beschermeling nog vrij lang bij ons gelogeerd moeten blijven. Mij bevalt overigens die man veel beter dan de andere met zijn wolfsoogen, op wiens gezicht alle zonden en misdaden haar sporen hebben achtergelaten. Feiten heb ben we noodig, deugdelijke be wijzen. De verdenking, dat de laatste wellicht door iemand de leeuwen dronken heeft laten maken, om den leeuwentemmer uit den weg te ruimen, die ver denking heeft den door de ooievaars dresseerster veronderstelden be weeggrond bij den tijgertemmer Stockton, ijverzucht, zeer verzwakt. Deze gedachte hielden den heer Peereboom na Bertha's heengaan bezig. Desniettemin besloot de officier van justitie, dezen draad niet te laten vallen en door recher cheurs te laten uitvisschen, of de eerste, die zich als Erich Rein- kens had aangegeven, omgang had gehad met den tijgertemmer. Toen Bertha Sigismund thuis kwam, vond zij een brief van den directeur Deiro, waarin bericht werd, dat de autoriteiten hem hadden geweigerd, nog verdere voorstellingen met wilde dieren in Nederland te geven. Hij had een nieuwen leeuwentemmer en tijger- temmer gevonden in een en den zelfden persoon, en besloten, met Evenals verleden jaar wil ik ook ditmaal een kort overzicht geven van de in het afgeloopen jaar voor gekomen reeks gevallen van kinder verlamming, (de z.g. poliomyelitis anterior acutal. In 1929 werden 507 gevallen en 79 sterfgevallen aange geven, in 1930 599 gevallen met 56 sterfgevallen. Waar in bet eerstge noemde jaar een niet onaanzienlijk aantal lichtere en ook een aantal zwaardere gevallen niet aangegeven werd (van de 97 uit de sterftestatis- tiek bekende sterfgevallen, waren er ook slechts 59 aangegeven) en de onderkenning en de aangifte in 1930 zeker een veel beter beeld van de werkelijkheid geeft, is de epidemie ongeveer op hetzelfde peil gebleven. De verdeeling over de maanden van het jaar was in beide jaren verschil lend: In 1929 hadden we met een herfstepidemie te doen, die van 1 September tot 1 November culmi neerde, terwijl in 1930 meer van een voorzomer-epidemie kon worden gesproken met het hoogtepunt in Juli. Daarin zie ik een krachtigen steun voor de meening, dat de zo- mervacantie met zijn onmiskenbare opeenhooping van kinderen, o. a. aan het zeestrand, geen duidelijken of heelemaal geen invloed op het verloop der epidemie gehad heeft en vermoedelijk ook in het algemeen niet heeft. Vergelijkt men de sterfte naar verhouding tot het aantal gevallen, dus de letaliteit in de verschillende jaargetijden, dan blijkt, dat die het grootst is in het eerste kwartaal, dus als het aantal gevallen het kleinst is; het verschil is te groot om te veronderstellen, dat we hier met louter toeval te doen hebben, te meer, waar hetzelfde verschijnsel ook elders is waargenomen. Bij de bestudeering van de ver spreiding over de verschillende dee- len van ons land in de beide ge noemde jaren blijkt, dat de provincies groote verschillen vertoonen. In Friesland was in 1929 het aan tal gevallen per 100.000 inwoners het kleinst, in 1930 het grootst, ter wijl in Limburg precies het omge keerde het geval was. Deze twee provincies illustreeren dus den regel, dat het doorstaan van een epidemietje de bevolkingsimmu niteitook als het aantal gevallen zich beperkt tot 2030 per 100.000 inwonersvoldoende verhoogt om ter plaatse een volgend jaar een niet onaanzienlijke beperking van het ziektecijfer te mogen verwachten: Het feit, dat in de negen andere provincies het doorzieken veel gelei delijker gegaan is, pleit, naar het mij voorkomt, sterk tegen de op zich zelf reeds wankele veronderstelling, dat de kinderverlamming een bij uitstek besmettelijke ziekte is, waar voor de meeste kinderen zeer vatbaar zouden zijn. Veeleer moet beperkte besmette lijkheid in combinatie met beperkte vatbaarheid als het meest opvallende kenmerk van deze kinderziekte wor den beschouwd. Dienovereenkomstig mag van po gingen tot tegengaan van de ver spreiding der ziekte niet het minste resultaat verwacht worden, zoolang daaraan ten eenenmale een weten schappelijke grondslag ontbreekt, Bovendien bestaan er blijkbaar sterke tijdelijke en plaatselijke ver schillen, vermoedelijk als gevolg van voorhands volkomen onbekende tijdelijk en plaatselijk werkende fac toren. Juist de onbekendheid dier factoren maakt ingrijpen volkomen illusor. Opvallend is, dat gelukkig in beide jaren in ons land de groote steden gespaard bleven zijn, ondanks de bevolkingsdichtheid en de beperkte kans op miskenning van eenophoo- het circus zich naar Hamburg te begeven, weshalve hij Bertha verzocht zich twee dagen na ont vangst van het schrijven gereed te houden voor de afreis en in den loop van den middag het verdere in het circus met hem te komen bespreken. Dit bericht deed Bertha zeer pijnlijk aan. Zij was volgens con tract een gansch jaar verbonden en bijgevolg gedwongen aan de vordering van den directeur gevolg te geven. Hierdoor echter moest zij Rinconi verlaten, die in zoo droeven toestand verkeerde. Zij kon hem niet eens een bezoek brengen, niet van hem persoonlijk afscheid nemen, hem geen brief, geen mededeeling zelfs doen toe komen, want pogingen, welke zij te dien einde deed, waren door het gevangenbewaarderspersoneel beantwoord met eenbarsch: neen. Haar restte dus niets dan de heillooze stad en den ongelukkigen man, die haar zoo lief was, te verlaten en naar de groote Duit- sche handelsstad Hamburg met den menagerie-trein weg testoomeu Het bericht dat een tweede Erich Rein kens in den persoon van den gekwetsten dierentemmer in het gerechtshof was verschenen, en dat de twee heeren terstond in vcorloopige hechtenis waren ge nomen, had dr. Rembold getroffen als een donderslag. Wat was er voorgevallen, om tot dien maat- ping van gevallen. De verdeeling van de gevallen en sterfgevallen over de verschillen de leeftijdsgroepen geeft in beide jaren niet tot bijzondere opmerkingen aanleiding. Wel is het opvallend, dat in de echte poliomyelitisjaren het percen tage 0—4-jarigen lager is dan in de jaren met weinig gevallen. Men krijgt den indruk, dat een dergelijke epidemie breedere bevol kingslagen aantast, naarmate de epidemie grootere afmetingen aan neemt. Iets dergelijks ziet men ook bij de sterfgevallen, met dien ver stande, dat de sterfte bij de oudere leeftijdsgroepen naar verhouding grooter is dan bij de jongere. Wat de zoogenaamde poliomyeli- tis-bestrijding betreft, kan ik den districfsgewijs georganiseerden rijks dienst tot opsporing van gevallen en voorlichting der behandelende artsen met betrekking tot die behan deling (met behulp van daartoe aan gezochte particuliere zenuwartsen) bekend veronderstellen. Voorts werd er door deze organi satie met naar verluidt bevredigend resultaat naar gestreefd, een voldoen de hoeveelheid serum van herstelde patiënten te verzamelen, om die beschikbaar te kunnen stellen voor therapeutische en voorbehoedende inspuiting bij versche gevallen. De publicatie van de resultaten van die inspuitingen moet worden afgewacht. De beoordeeling van de waarde van deze inspuitingen behoort tot de moeilijkste vraagstukken van me- disch-statischen aard, die er op dit terrein gelegen zijn. Ongetwijfeld heeft een dergelijke organisatie groote waarde om een bevredigende nabehandeling te be vorderen. Maar de veronderstelde voorbehoedende waarde, dus de kans bij te dragen tot beperking van de verbreiding der ziekte, mist (zooals uit het bovenstaande volgt) eiken theoretischen en practischen grond slag. Ten slotte heb ik mij de vraag gesteld, of men op grond van de in beide vorige jaren opgedane erva ringen ook in 1931 een weer op vlammen van de kinderverlamming in epidemischen vorm verwachten moet. Toen de voorzitter van den Gezondheidsraad zich in Februari 1930 in een persgesprek waagde aan een minder gunstige voorspelling, heb ik de waarschijnlijkheid daar van betwist met de volgende moti veering „Voorspellen is op epidemiolo gisch gebied feitelijk altijd uit den booze. Bij poliomyelitis is dat dubbel het geval, omdat men weinig zoo slecht bekende en zoo onberekenbare infectieziekten kent als juist deze. Maar a priori is terugkeer der epidemie reeds zoo spoedig weinig waarschijnlijk. De groote verspreiding, die de ziekte dit jaar gekregen heeft,wettigt de veronderstelling eener thans be langrijk verhoogde bevolkingsimmu niteit, die de kans op een nieuwe epidemie van deze steeds endemi - sche maar sporadische ziekte belang rijk vermindert." Op grond van de sedert verza melde en boven kort weergegeven gegevens, zou ikthans deze zienswijze voor 1931 aldus willen aanvullen, dat blijkbaar onder den invloed van een reeks verspreide epidemiehaardjes als in de beide afgeloopen jaren in ons land werden aangetroffen, de bevolkingsimmuniteit slechts plaatse lijk hier en daar gestegen is tot een peil, dat nieuwe plaatselijke toppen dit jaar minder waarschijnlijk maakt. Zoowel de opvlamming van 1929 als die van 1930 heeft nog verschil lende provincies vrijwel ongerept gelaten, zoodat er uit dien hoofde regel te kunnen overgaan Om een kleinigheid wordt toch iemand niet in verzekerde bewaring ge nomen. De ernstige verdenking van een misdrijf moest hier in het spel zijn. De door hem vertegen woordigde erfgenaam was wel een mensch van ongeregelde levens wijze dat verheelde de advocaat zich niet maar toch geen mis dadiger, meende hij. Daar kwam de courant met het sensatie-nieuws, dat ook Bertha Sigismund zoozeer had doen ont stellen en in toorn ontsteken, in zijn handen, en dr. Rembold kon van verdriet en ergernis niet de koffie drinken, die Gaudentia zoo even gebracht en met bevende handen naast zijn schrijfbureau gezet had. Uw commensaal is gisteren niet thuis gekomen, ving dr. Rem bold hortend aan, zijn anders zoo vriendelijke en spraakzame huis juffrouw in het doodsbleeke, strak ke gelaat starend. Gaudentia scheen sedert gisteren tien jaren verouderd te zijn. Juffrouw Busum knikte slechts zwijgend met het hoofd. Het is niet waar, het is alle maal niet waar, riep de advocaat driftig uit. Gaudentia gaf geen antwoord hieropmet langzamen tred en gebogen hoofd verliet zij de kamer. Wat ziet juffrouw Busum er uit 1.... Wat heeft dat haar aange grepen 1 mompelde Rembold diep zeker nog kans bestaat op de vor ming dit jaar van nieuwe haardjes. Ernst en omvang van die haardjes onttrekken zich echter aan elke voorspelling en aan elke bestrijdings- campagne. (naar Pierre l'Ermite). Wij voeren oorlog met Frankrijk omdat het geen kinderen meer wil, geen recht meer heeft een belangrijke plaats in Europa en de koloniën in te nemen. Harden, Het zijn twee oudjes, twee arme oudjes, alhoewel zij zeer rijk zijn. Zij zitten daar, ik kan niet zeggen voor den haard, want dien hebben zc niet meer. Niet voor den schoor steen, want 'n schoorsteen is er niet meer. Evenmin bij de lichtende en dansende vlam, omdat die er ook niet meer is. Zij bevinden zich in de groote salon, waar de bedompte en eigen aardige lucht hangt van de centrale verwarming. Zij zijn maar héél alleen, zoo kleintjes in dat veel te groote ver trek, waar nauwelijks het straat rumoer doordringt... tegenover elkaar als verschrompeld weg gedoken in de zachte fauteuils... hij vermoeid van de aanhoudende krantenlectuur en zij beu van 't handwerkje, dat haar niet meer interesseert. Ook de dingen hebben hun taal. Want hier, hoe men zich ook keert, voelt men de droefgeestigheid van een eindigend bestaan. Omdat hun zoon verdwenen is, ginds in Champagne... De groote knappe jongen van negen en twintig jaar, die hier alles was en van wien sinds twee maanden geen bericht meer binnen kwam 1 Wat een geweldige plaats nam hij in 1 Eigenlijk was alles voor hem alleen want dat was juist z'n kom mer, dat hij den troost miste van 'n broer... zelfs de innige poëzie van zoo'n lieve zus. Neen... onbarmhartig had men slechts hem alleen gewild, als eenig bezit... Op deze wijze zou men van hem op meer dan gewone wijze kunnen houden hij zou rijker en gelukkiger en méér gezocht zijn door hoog staande lieden; od deze wijze zou hij ook een schitterender huwelijk kunnen sluiten 1 Maar aan den oorlog had men nooit gedacht. Die was immers on mogelijk bij de fijne beschaving van de twintigste eeuw, de eeuw van culluur, waarvoor zich een horizon opende zoo groot en zoo vol belof ten. Er was geen monster, wreed genoeg om over Europa die ontzet tende slachting te ontketenen...I In geheel het huis weergalmde het van de vroolijkheid van hun zoon en van zijn vrienden. Zooals men het zich had voorgesteld, ge schiedde het ook, punt voor punt. Daar was zijn schitterende kamer, waarin alles nog aan hem schijnt te herinneren.... Ginds in de remise staat zijn auto ongebruikt.... Die ver zameling antieke wapenen behoorde hem. Van hem was de hond, die zich telkens opricht, alsof hij de stap van zijn meester hoort. Die zoon nu was de zoete hoop van hun ouden dag: waarvan zij hadden gedroomd, dat zij hem zouden beleven in rust en voldoening over zijn aanwezigheid. ontsteld, nadat zij was heen gegaan. Hij liet zijn ontbijt staan, kleedde zich snel aan en reed naar het gerechtshof. Hel eerst begaf hij zich tot zijn vriend Steen. Wat is er toch gebeurd vroeg hij dezen driftig. Wel, nóg een erfgenaam, een Erich Reinkens tenminste, is voor den dag gekomen, en de beide edele heeren beschuldigden elkan der wederzijds van diefstal hunner legitimatie-papieren. Meer weetik er ook niet van, verklaarde de heer Steen. Goed, maar er moet toch nog iets gebeurd zijn, men gaat toch zoo maar niet dadelijk tot preven tieve gevangenneming over Wel, ik zou denken, dat het toch eigenlijk voldoende is, als twee menschen dezelfde legitima tiestukken voor het gerecht ver toonen, beiden in hooge mate verdacht worden, met hun niet toebehoorende papieren te reizen, en de een den ander van diefstal beschuldigt. Daarbij komt nog een verzwarende omstandigheid bei den zijn vreemden.... en dan dat ingewikkelde der erfenis-geschie denis. Ik heb getracht iets meer omtrent het geval los te krijgeD, maar de president trekt zijn wenk brauwen omhoog en is zoo stom als een visch. De officier van justitie trekt zijn wenkbrauwen nog hooger en zwijgt als het graf. Zuiver is derhalve de zaak voor beide heeren niet, en ik geloof Zij zouden de groote reis aan vaarden, door hem ondersteund en hun oogen gesloten door de eerbie dige vingers van hun zoo geliefd kind. Zoo was het gisteren... Nu is t' heden... En weldra zal het morgen zijn... De oudjes zijn stil bij het voor uitzicht. De oogen verstrooid in den doodschen schemer van het salon, ziet de arme vrouw voor zich een bestaan dat zij doelloos voort zal sleepen. Zij heeft een voorgevoel van ake lige stilte, van troostelooze eenzaam heid, van lange donkere nachten, waarin zelfs niet de kleinste ster haar barmhartig lichtje zal doen schijnen.... Nu ziet ze niet alleen, doch hoort ook in het diepste van haar wezen, een verwijt, dat zij allang gesmoord waande. Haar geweten is echter onverbid delijk het begint weer te spreken, terwijl men meent dat het uur der vergetelheid allang geslagen heeft. De oude koning David verkon digde eeh der meest harde waar heden, toen hij in zijn beroemde psalm „Miserere" uitriep, dat de gedachten aan zijn zonde hem ten allen tijde vervolgden. God 1 Hoe kwelt haar voortdurend de gedachte aan die zonden... haar zonde, waarvan zij nooit meer dan op dit oogenblik de zwaarte beseft. Ook de man staart voor zich uit beklemd als hij zich gevoelt door wroeging en berouw... Want zijn eigen naam, met zulk een klank, de naam van zijn voor vaderen zal er door uitsterven. Zijn geslacht gaat nu een einde nemen dat geslacht, dat toch zoo krachtig was en dat volgens Gods bedoelin gen slechts had moeten voorbijgaan met den machtigen eik en met de aarde zelf. Waartoe dient nu nog deze kamer, die met zooveel liefdevolle toewijding voor hem geïnstalleerd is Wie zullen die voorvaderlijke schilderijen bezitten, wie die nauw gezet samengestelde collecties, wie het landgoed, dat in de familie van geslacht op geslacht was overgegaan. Wat een fout blijkt het nu te zijn, heel de toekomst op een hoofd te hebben geplaatst, 'n fout, die de Duitschers niet zullen maken, maar- dat méér zegt, 'n fout door de Kerk, bezorgd als een moeder, zoo krachtig mogelijk veroordeeld. En hoe zal het dezen oudjes hier boven vergaan Dus is alles voorbij Moeten zij met droefheid en wroeging in de ziel, afsterven aan alle dingen in het leven, alvorens dat leven zelf af te leggen? Zegt hij hen dan niets meer, hij, die gestorven is voor zijn land, ingegaan is in het stralende leven van hier boven Zou hij hen, die twee oudjes misschien niet toeroepen, dat hun taak, nu zijzelf geen kinderen meer hebben, zich uitstrekt tot de kinderen van anderen. Dat de onvruchtbaarheid van het geld nog een ander afschuwelijk egoïsme is en dat zij met hun ge rimpelde handen in staat zijn een heele oogst van goede werken binnen te halen? Zijn buiten deze klamme warmte geen ijzige heftige windvlagen En vindt men buiten deze dikke steenen muren niet genoeg slechtgesloten barakken, waar honger, kou, werke loosheid en angsten elkaar de hand reiken om er het verblijf zooveel troosteloozer te maken. Er is nog zooveel smart... nog schrijnender dan hun reeds ontzet tende leed 1 dat het je zal tegenslaan met jouw erfgenaam, concludeerde de griffier Ik moet den officier van justitie spreken. Dat kun je, dat kost je ten minste niets. Hij is juist boven. Rembold nam snel afscheid van zijn vriend en stormde de trap op, bij twee treden tegelijk, naar het bureau van den heer Peereboom. Hij zond den bode met zijn kaartje naar binnen en werd terstond toegelaten. U weet dat ik mij met de zaak van den eerst-opgetreden Erich Reinkens bemoei, begon Rembold, naar adem hijgend. Dat is mij bekend, antwoord de de heer Peereboom. Gij zijt echter niet de advocaat van den bewusten man. Neen, maar dat kan ik nog worden. Dat kunt u niet, want op 'onze vraag weigerde de bedoelde heer beslist een advocaat aan te stellen. Komt het tot behandeling van de aanklacht, dan zal het gerecht hem, natuurlijk, ambts halve een verdediger toevoegen. De bewuste heer gedraagt zich overigens hoogst zonderling; Hij weigert tegenover den rechter van instructie elke opheldering, ver klaart dat hij slechts bij aanwen ding van geweld voor de rechters zal verschijnen en gaat hevig te keer tegen wat hij noemt de be krompenheid der autoriteiten. Daardoor maakt hij waarlijk zijn toestand niet beter.

Peel en Maas | 1931 | | pagina 5