Tweed© Blad van „F1EL II MAAS"
Om twee millioen
Na den Katholieken
dag te Amsterdam.
FEUILLETON
De kinderverlamming
in 1930 in Nederland.
Eenig Zoontje.
ZATERDAG 6 JUNI (931
Twee en Vijftigste Jaargang No. 23
Toen twee jaren geleden de Vier
de Nederlandsche Katholiekendag te
Maastricht gehouden werd en de
meeste sectie-vergaderingen geen vol
doende belangstelling trokken, werd
dit geweten aan de ligging van
Maastricht in het uiterste zuiden des
lands. De Katholiekendagen moesten
meer in het Centrum worden gehou
den, heette het toen.
Thans ligt de Amsterdamsche Ka
tholiekendag achter ons. De hoofd
stad telt zooveel katholieken, dicht
bijeen, dat zij alleen de zalen moest
kunnen vullen, waar de algemeene
en de sectie- en nevenvergaderingen
gehouden werden. Maar ook te
Amsterdam was het bezoek nergens
druk. r
Tijdens den Katholiekendag deelde
de pers in hare verslagen, zij het met
eenige bedeesdheid mede, dat de be
langstelling niet bijzonder groot was.
Al kan men dan geen vol Stadion
verwachten en verlangen, wanneer
men zoo'n openingsvergadering mee
maakte in een halfgevulde zaal, nog
niet eens zoo buitengewoon groot,
dan konden de beste sprekers en
die waren de zakkende geestdrift
niet op peil brengen.
Men gevoelde, dat voor onzen
Nederlandschen Katholiekendag hier
mede een crisistijd is aangebroken,
dat zijn bestaan thans op het spel
stond.
Door voorzichtig te dralen met
een uitspreken van haar oordeel,
zoolang de Katholiekendag bijeen
was, heeft de pers het eerste woord
gelaten aan den meest bevoegden
beoordeelaar, op wiens uitspraak
thans des te meer de aandacht valt
en wiens tijdig woord den Katho
liekendag zeer zeker voor de toe
komst heeft gered.
In de sluitingsovereenkomst ver
klaarde Z. H. Exc. de Aartsbisschop
van Utrecht
„Ik moet hier de waarheid zeg
gen en als mijn eigen meening wil
ik weergeven: een teleurstelling is
het geweest, dat de zaal, op zich
zelf toch alreeds niet te groot
niet gevuld was bij de opening en
de algemeene vergaderingen. Deze
aan het slot is nog een gunstige
uitzondering. Met mijn heugenis
aan den eersten Nederl. Katho-
liekendsg te Utrecht, toen dit alles
anders was, geef ik het hoofdbe
stuur allerernstigst in overweging,
rijpelijk na te denken, waarom hier
in het brandpunt van katholiek
leven, hier te Amsterdam, middel
punt van het land, toch de Ka
tholiekendag niet werd bezocht,
zooals dit had behooren te ge
schieden. Dan geef ik het hoofd
bestuur ernstig in overweging na te
gaan, of ook de bakens misschien
moeten worden verzet, of er ook
iets anders op moet worden ge
vonden. Want het zou te betreu
ren zijn, dat zoo de Katholieken
dagen zouden moeten worden
voortgezet. Met dankbare gevoe
lens jegens de aanwezigen moet
toch geconstateerd, dat het hier
storm had moeten loopen en dat
ieder plekje gronds had moeten
worden bezet."
De bakens verzetten!
Waarom was de Limburgsche Ka
tholiekendag te Weert op Pinkster-
Maandag 1930 veel en veel drukker
bezocht dan de algemeene Neder
landsche Katholiekendag te Amster
dam
De voornaamste reden lag onge
twijfeld in de wijze, waarop de dag
werd georganiseerd. In Limburg is
32
Hij is even onschuldig als ik
en u aan die daad, mijnheer de
officier van justitie, verzekerde
Bertha met de meeste overtuiging.
De heer Peereboom maakte
andermaal een buiging. Zijn ern
stig, streng gezicht was bijna
vroolijk geworden bij ditbezoek, en
Bertha begreep nu, dat zij gaan
moest. Zij boog en verliet het
donkere kabinet.
Een der door mr. Peereboom
bedoelde stappen was, dat men aan
de weduwe Monalto te New-York
had geseind, dat een voor den
leeuwentemmer hoogst gewichtige
aangelegenheid, tegen vergoeding
der te maken kosten, haar zoo
spoedig mogelijk verschijnen voor
den president Van Hees nood
zakelijk maakte.
Een uur na Bertha's bezoek bij
den officier van justitie werd van
de weduwe Monalto het antwoord
ontvangen, dat zij ziek was en
met het oog op haar leeftijd en
zwakte voorloopig de groote reis
niet kon ondernemen.
Dat bevordert niet precies
den wensch der aardige ooievaars-
de Katholiekendag gebouwd op de
groote organisaties, de Nederland
sche Katholiekendag steunt op indi
viduen.
Zoo groeide in ons bisdom de
Katholiekendag van onderen op uit
de massa en had hij reeds dertig
jaren geleden een buitengewoon
groote belangstelling, welke toenam
naarmate de organisaties wonnen in
omvang en kracht.
Het blijkt gemakkelijker tiendui
zend vereenigingsmannen bijeen te
brengen met een oproep van hun
leiders dan duizend individueele per
sonen.
Tienduizenden werklieden kwamen
eenige jaren geleden in een openlucht
congres te Nijmegen bijeen.
Duizenden boeren stroomden de
laatste jaren eenige malen naar hun
demonstreerenJe vergaderingen te
Utrecht en Den Bosch.
Het organiseeren van dergelijke
bijeenkomsten moet worden overge
laten aan hen, die dat werk hebben
geleerd.
Waar waren te Amsterdam de
arbeiders, waar de boeren en de
middenstanders en de werkgevers
Wie hunner in een sectie even
afzonderlijk bijeenkwamen, demon
streerden daarmee hun gering getal.
Te Maastricht deed het eigenaar
dig aan, dat de best geslaagde ge
beurtenissen tijdens den Katholieken
dag de grootsche optocht en de
vergadering der katholieken, waar
dr. Poels optrad angstvallig
buiten het officieele program waren
gehouden.
Vergelijk daarmede b v. het num
mer van het officieele Amsterdam
sche programde H. Mis op het
Bagijnhof door een Bisschop, bijge
woond door een handjevol menschen,
die scherp gecontroleerd waren binnen
gelaten. Het was te laat toen men
later aan de poort nog toegangs
kaarten ging uitdeelen.
Een afzonderlijke vergadering voor
elke organisatie, enkele algemeene
vergaderingen met één spreker, een
optocht met banieren, om den Katho
liekendag in zoo'n stad niet geheel
verloten te laten loopen in een zaal,
een nog grootere beperking misschien
van tijd dan den Amsterdamschen
Katholiekendag reeds was opgelegd,
het decentraliseeren der leiding, welke
niet te veel van bovenaf moet ge
schieden, het betrekken van de jon
geren en de jeugdbeweging, welke
zoo geestdriftig aan het opkomen is,
in deze demonstratie van Nederland
sche Katholieken, het zijn eenige
aanwijzingen voor het verzetten der
bakens en het veranderen dezer
instelling, waarop Katholiek Neder
land van den aanvang af zoo trotsch
is geweest.
Wat de gehouden redevoeringen
betreft, deed Amsterdam voor geen
enkelen Katholiekendag onder, maar
wat baat het, als het woord niet
wordt gehoord.
Wij mogen onzen Nederlandschen
Katholiekendag niet verliezen. Dat
zal de vermaning van den Aarts
bisschop ongetwijfeld voorkomen
Demonstratief kan een Katholiekendag
van groote beteekenis zijn. Men zorge
daarom, dat het geheele katholieke
leven er in betrokken worde.
N.K.
Een overzicht over het afgeloopen
jaar. De z g. polioinyelilisbcstry-
ding. Een voorspelling van kleine
plaatselijke topjes gedurende
dit jaar.
De geneeskundige medewerker
van de N.R.Ct. schrijft
dresseersler, mompelde de heer
Peereboom, toen hij de dépêche
las. Zoo niet andere zaken te zijner
gunste komen spreken, zal haar
beschermeling nog vrij lang bij
ons gelogeerd moeten blijven. Mij
bevalt overigens die man veel
beter dan de andere met zijn
wolfsoogen, op wiens gezicht alle
zonden en misdaden haar sporen
hebben achtergelaten. Feiten heb
ben we noodig, deugdelijke be
wijzen. De verdenking, dat de
laatste wellicht door iemand de
leeuwen dronken heeft laten
maken, om den leeuwentemmer
uit den weg te ruimen, die ver
denking heeft den door de ooievaars
dresseerster veronderstelden be
weeggrond bij den tijgertemmer
Stockton, ijverzucht, zeer verzwakt.
Deze gedachte hielden den heer
Peereboom na Bertha's heengaan
bezig. Desniettemin besloot de
officier van justitie, dezen draad
niet te laten vallen en door recher
cheurs te laten uitvisschen, of de
eerste, die zich als Erich Rein-
kens had aangegeven, omgang had
gehad met den tijgertemmer.
Toen Bertha Sigismund thuis
kwam, vond zij een brief van den
directeur Deiro, waarin bericht
werd, dat de autoriteiten hem
hadden geweigerd, nog verdere
voorstellingen met wilde dieren in
Nederland te geven. Hij had een
nieuwen leeuwentemmer en tijger-
temmer gevonden in een en den
zelfden persoon, en besloten, met
Evenals verleden jaar wil ik ook
ditmaal een kort overzicht geven
van de in het afgeloopen jaar voor
gekomen reeks gevallen van kinder
verlamming, (de z.g. poliomyelitis
anterior acutal. In 1929 werden 507
gevallen en 79 sterfgevallen aange
geven, in 1930 599 gevallen met 56
sterfgevallen. Waar in bet eerstge
noemde jaar een niet onaanzienlijk
aantal lichtere en ook een aantal
zwaardere gevallen niet aangegeven
werd (van de 97 uit de sterftestatis-
tiek bekende sterfgevallen, waren er
ook slechts 59 aangegeven) en de
onderkenning en de aangifte in 1930
zeker een veel beter beeld van de
werkelijkheid geeft, is de epidemie
ongeveer op hetzelfde peil gebleven.
De verdeeling over de maanden van
het jaar was in beide jaren verschil
lend: In 1929 hadden we met een
herfstepidemie te doen, die van 1
September tot 1 November culmi
neerde, terwijl in 1930 meer van
een voorzomer-epidemie kon worden
gesproken met het hoogtepunt in
Juli. Daarin zie ik een krachtigen
steun voor de meening, dat de zo-
mervacantie met zijn onmiskenbare
opeenhooping van kinderen, o. a.
aan het zeestrand, geen duidelijken
of heelemaal geen invloed op het
verloop der epidemie gehad heeft en
vermoedelijk ook in het algemeen
niet heeft.
Vergelijkt men de sterfte naar
verhouding tot het aantal gevallen,
dus de letaliteit in de verschillende
jaargetijden, dan blijkt, dat die het
grootst is in het eerste kwartaal, dus
als het aantal gevallen het kleinst
is; het verschil is te groot om te
veronderstellen, dat we hier met
louter toeval te doen hebben, te
meer, waar hetzelfde verschijnsel ook
elders is waargenomen.
Bij de bestudeering van de ver
spreiding over de verschillende dee-
len van ons land in de beide ge
noemde jaren blijkt, dat de provincies
groote verschillen vertoonen.
In Friesland was in 1929 het aan
tal gevallen per 100.000 inwoners
het kleinst, in 1930 het grootst, ter
wijl in Limburg precies het omge
keerde het geval was.
Deze twee provincies illustreeren
dus den regel, dat het doorstaan van
een epidemietje de bevolkingsimmu
niteitook als het aantal gevallen
zich beperkt tot 2030 per 100.000
inwonersvoldoende verhoogt om
ter plaatse een volgend jaar een niet
onaanzienlijke beperking van het
ziektecijfer te mogen verwachten:
Het feit, dat in de negen andere
provincies het doorzieken veel gelei
delijker gegaan is, pleit, naar het mij
voorkomt, sterk tegen de op zich
zelf reeds wankele veronderstelling,
dat de kinderverlamming een bij
uitstek besmettelijke ziekte is, waar
voor de meeste kinderen zeer vatbaar
zouden zijn.
Veeleer moet beperkte besmette
lijkheid in combinatie met beperkte
vatbaarheid als het meest opvallende
kenmerk van deze kinderziekte wor
den beschouwd.
Dienovereenkomstig mag van po
gingen tot tegengaan van de ver
spreiding der ziekte niet het minste
resultaat verwacht worden, zoolang
daaraan ten eenenmale een weten
schappelijke grondslag ontbreekt,
Bovendien bestaan er blijkbaar
sterke tijdelijke en plaatselijke ver
schillen, vermoedelijk als gevolg van
voorhands volkomen onbekende
tijdelijk en plaatselijk werkende fac
toren. Juist de onbekendheid dier
factoren maakt ingrijpen volkomen
illusor.
Opvallend is, dat gelukkig in beide
jaren in ons land de groote steden
gespaard bleven zijn, ondanks de
bevolkingsdichtheid en de beperkte
kans op miskenning van eenophoo-
het circus zich naar Hamburg te
begeven, weshalve hij Bertha
verzocht zich twee dagen na ont
vangst van het schrijven gereed
te houden voor de afreis en in den
loop van den middag het verdere
in het circus met hem te komen
bespreken.
Dit bericht deed Bertha zeer
pijnlijk aan. Zij was volgens con
tract een gansch jaar verbonden
en bijgevolg gedwongen aan de
vordering van den directeur gevolg
te geven. Hierdoor echter moest
zij Rinconi verlaten, die in zoo
droeven toestand verkeerde. Zij
kon hem niet eens een bezoek
brengen, niet van hem persoonlijk
afscheid nemen, hem geen brief,
geen mededeeling zelfs doen toe
komen, want pogingen, welke zij
te dien einde deed, waren door
het gevangenbewaarderspersoneel
beantwoord met eenbarsch: neen.
Haar restte dus niets dan de
heillooze stad en den ongelukkigen
man, die haar zoo lief was, te
verlaten en naar de groote Duit-
sche handelsstad Hamburg met
den menagerie-trein weg testoomeu
Het bericht dat een tweede Erich
Rein kens in den persoon van den
gekwetsten dierentemmer in het
gerechtshof was verschenen, en
dat de twee heeren terstond in
vcorloopige hechtenis waren ge
nomen, had dr. Rembold getroffen
als een donderslag. Wat was er
voorgevallen, om tot dien maat-
ping van gevallen.
De verdeeling van de gevallen
en sterfgevallen over de verschillen
de leeftijdsgroepen geeft in beide
jaren niet tot bijzondere opmerkingen
aanleiding.
Wel is het opvallend, dat in de
echte poliomyelitisjaren het percen
tage 0—4-jarigen lager is dan in de
jaren met weinig gevallen.
Men krijgt den indruk, dat een
dergelijke epidemie breedere bevol
kingslagen aantast, naarmate de
epidemie grootere afmetingen aan
neemt. Iets dergelijks ziet men ook
bij de sterfgevallen, met dien ver
stande, dat de sterfte bij de oudere
leeftijdsgroepen naar verhouding
grooter is dan bij de jongere.
Wat de zoogenaamde poliomyeli-
tis-bestrijding betreft, kan ik den
districfsgewijs georganiseerden rijks
dienst tot opsporing van gevallen
en voorlichting der behandelende
artsen met betrekking tot die behan
deling (met behulp van daartoe aan
gezochte particuliere zenuwartsen)
bekend veronderstellen.
Voorts werd er door deze organi
satie met naar verluidt bevredigend
resultaat naar gestreefd, een voldoen
de hoeveelheid serum van herstelde
patiënten te verzamelen, om die
beschikbaar te kunnen stellen voor
therapeutische en voorbehoedende
inspuiting bij versche gevallen. De
publicatie van de resultaten van die
inspuitingen moet worden afgewacht.
De beoordeeling van de waarde van
deze inspuitingen behoort tot de
moeilijkste vraagstukken van me-
disch-statischen aard, die er op dit
terrein gelegen zijn.
Ongetwijfeld heeft een dergelijke
organisatie groote waarde om een
bevredigende nabehandeling te be
vorderen. Maar de veronderstelde
voorbehoedende waarde, dus de kans
bij te dragen tot beperking van de
verbreiding der ziekte, mist (zooals
uit het bovenstaande volgt) eiken
theoretischen en practischen grond
slag.
Ten slotte heb ik mij de vraag
gesteld, of men op grond van de in
beide vorige jaren opgedane erva
ringen ook in 1931 een weer op
vlammen van de kinderverlamming
in epidemischen vorm verwachten
moet. Toen de voorzitter van den
Gezondheidsraad zich in Februari
1930 in een persgesprek waagde
aan een minder gunstige voorspelling,
heb ik de waarschijnlijkheid daar
van betwist met de volgende moti
veering
„Voorspellen is op epidemiolo
gisch gebied feitelijk altijd uit den
booze. Bij poliomyelitis is dat dubbel
het geval, omdat men weinig zoo
slecht bekende en zoo onberekenbare
infectieziekten kent als juist deze.
Maar a priori is terugkeer der
epidemie reeds zoo spoedig weinig
waarschijnlijk.
De groote verspreiding, die de
ziekte dit jaar gekregen heeft,wettigt
de veronderstelling eener thans be
langrijk verhoogde bevolkingsimmu
niteit, die de kans op een nieuwe
epidemie van deze steeds endemi -
sche maar sporadische ziekte belang
rijk vermindert."
Op grond van de sedert verza
melde en boven kort weergegeven
gegevens, zou ikthans deze zienswijze
voor 1931 aldus willen aanvullen,
dat blijkbaar onder den invloed van
een reeks verspreide epidemiehaardjes
als in de beide afgeloopen jaren in
ons land werden aangetroffen, de
bevolkingsimmuniteit slechts plaatse
lijk hier en daar gestegen is tot een
peil, dat nieuwe plaatselijke toppen
dit jaar minder waarschijnlijk maakt.
Zoowel de opvlamming van 1929
als die van 1930 heeft nog verschil
lende provincies vrijwel ongerept
gelaten, zoodat er uit dien hoofde
regel te kunnen overgaan Om
een kleinigheid wordt toch iemand
niet in verzekerde bewaring ge
nomen. De ernstige verdenking
van een misdrijf moest hier in het
spel zijn. De door hem vertegen
woordigde erfgenaam was wel een
mensch van ongeregelde levens
wijze dat verheelde de advocaat
zich niet maar toch geen mis
dadiger, meende hij.
Daar kwam de courant met het
sensatie-nieuws, dat ook Bertha
Sigismund zoozeer had doen ont
stellen en in toorn ontsteken, in
zijn handen, en dr. Rembold kon
van verdriet en ergernis niet de
koffie drinken, die Gaudentia zoo
even gebracht en met bevende
handen naast zijn schrijfbureau
gezet had.
Uw commensaal is gisteren
niet thuis gekomen, ving dr. Rem
bold hortend aan, zijn anders zoo
vriendelijke en spraakzame huis
juffrouw in het doodsbleeke, strak
ke gelaat starend. Gaudentia
scheen sedert gisteren tien jaren
verouderd te zijn.
Juffrouw Busum knikte slechts
zwijgend met het hoofd.
Het is niet waar, het is alle
maal niet waar, riep de advocaat
driftig uit.
Gaudentia gaf geen antwoord
hieropmet langzamen tred en
gebogen hoofd verliet zij de kamer.
Wat ziet juffrouw Busum er
uit 1.... Wat heeft dat haar aange
grepen 1 mompelde Rembold diep
zeker nog kans bestaat op de vor
ming dit jaar van nieuwe haardjes.
Ernst en omvang van die haardjes
onttrekken zich echter aan elke
voorspelling en aan elke bestrijdings-
campagne.
(naar Pierre l'Ermite).
Wij voeren oorlog met
Frankrijk omdat het geen
kinderen meer wil, geen recht
meer heeft een belangrijke
plaats in Europa en de
koloniën in te nemen.
Harden,
Het zijn twee oudjes, twee arme
oudjes, alhoewel zij zeer rijk zijn.
Zij zitten daar, ik kan niet zeggen
voor den haard, want dien hebben
zc niet meer. Niet voor den schoor
steen, want 'n schoorsteen is er niet
meer. Evenmin bij de lichtende en
dansende vlam, omdat die er ook
niet meer is.
Zij bevinden zich in de groote
salon, waar de bedompte en eigen
aardige lucht hangt van de centrale
verwarming.
Zij zijn maar héél alleen, zoo
kleintjes in dat veel te groote ver
trek, waar nauwelijks het straat
rumoer doordringt... tegenover elkaar
als verschrompeld weg gedoken in
de zachte fauteuils... hij vermoeid
van de aanhoudende krantenlectuur
en zij beu van 't handwerkje, dat
haar niet meer interesseert.
Ook de dingen hebben hun taal.
Want hier, hoe men zich ook keert,
voelt men de droefgeestigheid van
een eindigend bestaan.
Omdat hun zoon verdwenen is,
ginds in Champagne... De groote
knappe jongen van negen en twintig
jaar, die hier alles was en van wien
sinds twee maanden geen bericht
meer binnen kwam 1
Wat een geweldige plaats nam
hij in 1
Eigenlijk was alles voor hem
alleen want dat was juist z'n kom
mer, dat hij den troost miste van 'n
broer... zelfs de innige poëzie van
zoo'n lieve zus.
Neen... onbarmhartig had men
slechts hem alleen gewild, als eenig
bezit...
Op deze wijze zou men van hem
op meer dan gewone wijze kunnen
houden hij zou rijker en gelukkiger
en méér gezocht zijn door hoog
staande lieden; od deze wijze zou
hij ook een schitterender huwelijk
kunnen sluiten 1
Maar aan den oorlog had men
nooit gedacht. Die was immers on
mogelijk bij de fijne beschaving van
de twintigste eeuw, de eeuw van
culluur, waarvoor zich een horizon
opende zoo groot en zoo vol belof
ten. Er was geen monster, wreed
genoeg om over Europa die ontzet
tende slachting te ontketenen...I
In geheel het huis weergalmde
het van de vroolijkheid van hun
zoon en van zijn vrienden. Zooals
men het zich had voorgesteld, ge
schiedde het ook, punt voor punt.
Daar was zijn schitterende kamer,
waarin alles nog aan hem schijnt te
herinneren.... Ginds in de remise
staat zijn auto ongebruikt.... Die ver
zameling antieke wapenen behoorde
hem. Van hem was de hond, die
zich telkens opricht, alsof hij de stap
van zijn meester hoort.
Die zoon nu was de zoete hoop
van hun ouden dag: waarvan zij
hadden gedroomd, dat zij hem zouden
beleven in rust en voldoening over
zijn aanwezigheid.
ontsteld, nadat zij was heen gegaan.
Hij liet zijn ontbijt staan, kleedde
zich snel aan en reed naar het
gerechtshof. Hel eerst begaf hij
zich tot zijn vriend Steen.
Wat is er toch gebeurd
vroeg hij dezen driftig.
Wel, nóg een erfgenaam, een
Erich Reinkens tenminste, is voor
den dag gekomen, en de beide
edele heeren beschuldigden elkan
der wederzijds van diefstal hunner
legitimatie-papieren. Meer weetik
er ook niet van, verklaarde de
heer Steen.
Goed, maar er moet toch nog
iets gebeurd zijn, men gaat toch
zoo maar niet dadelijk tot preven
tieve gevangenneming over
Wel, ik zou denken, dat het
toch eigenlijk voldoende is, als
twee menschen dezelfde legitima
tiestukken voor het gerecht ver
toonen, beiden in hooge mate
verdacht worden, met hun niet
toebehoorende papieren te reizen,
en de een den ander van diefstal
beschuldigt. Daarbij komt nog een
verzwarende omstandigheid bei
den zijn vreemden.... en dan dat
ingewikkelde der erfenis-geschie
denis. Ik heb getracht iets meer
omtrent het geval los te krijgeD,
maar de president trekt zijn wenk
brauwen omhoog en is zoo stom
als een visch. De officier van
justitie trekt zijn wenkbrauwen
nog hooger en zwijgt als het graf.
Zuiver is derhalve de zaak voor
beide heeren niet, en ik geloof
Zij zouden de groote reis aan
vaarden, door hem ondersteund en
hun oogen gesloten door de eerbie
dige vingers van hun zoo geliefd
kind.
Zoo was het gisteren...
Nu is t' heden...
En weldra zal het morgen zijn...
De oudjes zijn stil bij het voor
uitzicht. De oogen verstrooid in den
doodschen schemer van het salon,
ziet de arme vrouw voor zich een
bestaan dat zij doelloos voort zal
sleepen.
Zij heeft een voorgevoel van ake
lige stilte, van troostelooze eenzaam
heid, van lange donkere nachten,
waarin zelfs niet de kleinste ster
haar barmhartig lichtje zal doen
schijnen....
Nu ziet ze niet alleen, doch hoort
ook in het diepste van haar wezen,
een verwijt, dat zij allang gesmoord
waande.
Haar geweten is echter onverbid
delijk het begint weer te spreken,
terwijl men meent dat het uur der
vergetelheid allang geslagen heeft.
De oude koning David verkon
digde eeh der meest harde waar
heden, toen hij in zijn beroemde
psalm „Miserere" uitriep, dat de
gedachten aan zijn zonde hem ten
allen tijde vervolgden.
God 1 Hoe kwelt haar voortdurend
de gedachte aan die zonden... haar
zonde, waarvan zij nooit meer dan
op dit oogenblik de zwaarte beseft.
Ook de man staart voor zich uit
beklemd als hij zich gevoelt door
wroeging en berouw...
Want zijn eigen naam, met zulk
een klank, de naam van zijn voor
vaderen zal er door uitsterven. Zijn
geslacht gaat nu een einde nemen
dat geslacht, dat toch zoo krachtig
was en dat volgens Gods bedoelin
gen slechts had moeten voorbijgaan
met den machtigen eik en met de
aarde zelf.
Waartoe dient nu nog deze kamer,
die met zooveel liefdevolle toewijding
voor hem geïnstalleerd is
Wie zullen die voorvaderlijke
schilderijen bezitten, wie die nauw
gezet samengestelde collecties, wie
het landgoed, dat in de familie van
geslacht op geslacht was overgegaan.
Wat een fout blijkt het nu te zijn,
heel de toekomst op een hoofd te
hebben geplaatst, 'n fout, die de
Duitschers niet zullen maken, maar-
dat méér zegt, 'n fout door de Kerk,
bezorgd als een moeder, zoo krachtig
mogelijk veroordeeld.
En hoe zal het dezen oudjes hier
boven vergaan
Dus is alles voorbij
Moeten zij met droefheid en
wroeging in de ziel, afsterven aan
alle dingen in het leven, alvorens
dat leven zelf af te leggen?
Zegt hij hen dan niets meer, hij,
die gestorven is voor zijn land,
ingegaan is in het stralende leven
van hier boven
Zou hij hen, die twee oudjes
misschien niet toeroepen, dat hun
taak, nu zijzelf geen kinderen meer
hebben, zich uitstrekt tot de kinderen
van anderen.
Dat de onvruchtbaarheid van het
geld nog een ander afschuwelijk
egoïsme is en dat zij met hun ge
rimpelde handen in staat zijn een
heele oogst van goede werken binnen
te halen?
Zijn buiten deze klamme warmte
geen ijzige heftige windvlagen En
vindt men buiten deze dikke steenen
muren niet genoeg slechtgesloten
barakken, waar honger, kou, werke
loosheid en angsten elkaar de hand
reiken om er het verblijf zooveel
troosteloozer te maken.
Er is nog zooveel smart... nog
schrijnender dan hun reeds ontzet
tende leed 1
dat het je zal tegenslaan met jouw
erfgenaam, concludeerde de griffier
Ik moet den officier van
justitie spreken.
Dat kun je, dat kost je ten
minste niets. Hij is juist boven.
Rembold nam snel afscheid van
zijn vriend en stormde de trap op,
bij twee treden tegelijk, naar het
bureau van den heer Peereboom.
Hij zond den bode met zijn kaartje
naar binnen en werd terstond
toegelaten.
U weet dat ik mij met de
zaak van den eerst-opgetreden
Erich Reinkens bemoei, begon
Rembold, naar adem hijgend.
Dat is mij bekend, antwoord
de de heer Peereboom. Gij zijt
echter niet de advocaat van den
bewusten man.
Neen, maar dat kan ik nog
worden.
Dat kunt u niet, want op
'onze vraag weigerde de bedoelde
heer beslist een advocaat aan te
stellen. Komt het tot behandeling
van de aanklacht, dan zal het
gerecht hem, natuurlijk, ambts
halve een verdediger toevoegen.
De bewuste heer gedraagt zich
overigens hoogst zonderling; Hij
weigert tegenover den rechter van
instructie elke opheldering, ver
klaart dat hij slechts bij aanwen
ding van geweld voor de rechters
zal verschijnen en gaat hevig te
keer tegen wat hij noemt de be
krompenheid der autoriteiten.
Daardoor maakt hij waarlijk zijn
toestand niet beter.