Tweede Blad van „PS1L IH MAAS"
Om twee milliosn
De puntjes op de i
FEUILLETON
De alchimisten
oftewel goudmakers,
Het uur Gods.
De groententuin.
Waarschuwing.
Bosch- en heidebrand
ZATERDAG 4 APRIL 1931
Twee en Vijftigste Jaargang
No. 14
Wat zullen onze kinderen worden?
Moderne beroepskeuze of een
zalige levensstaat.
Dansen of bidden
Dat zijn eigenaardige en vreemde
opschriften, vindt ge niet? Zoo raar
door elkaar zoo net, of 'i bij den
schrijver zoo'n beetje dooreen loopt.
Alsof hij 't niet goed meer aan el
kaar weet te knoopen 1
En^toch, hij is niet zoo dwaas, als
hij er op het eerste gezicht wel uit
ziet. Want daar loopt een heel
goede draad door alleen is het maar
zaak hem goed te pakken te krijgen.
Pak aan
't Is voor iederen ouder een ern
stige kwestie wat zullen onze kin
deren worden? Zal Jan priester
worden, wat hij zoo graag zou
willen zal Marietje in het klooster
terecht komen, waar ze wel zin voor
schijnt te hebben zal Piet later de
zaak van vader over kunnen nemen?
zullen we met Griet blijven zitten,
want het i§ zoo'n „wilde" zal Klaas
de studie afkrijgen en dan verder
kunnen werken, want hij kan niet al
te best leeren zal Too? een goeden
man krijgen die haar past enz. enz.
Dat zijn vragen die de ouders
zich stellen.
Met een modern woord noemt
men dat (heel in het algemeen ge
sproken en speciaal voor de mannen
en jongelingen)Beroepskeuze. En
in onzen modernen tijd heeft men
allerlei uitvindingen gedaaD, neemt
men allerlei proeven en doet men
allerlei onderzoekingen: of iemand
en wie dan Jwel voor dit of voor
dat baantje of beroep of ambt of
bedrijf het meest geschikt is.
Maar men begrijpt, dac dat alle
maal er om te doen is, om maar zoo
veel mogelijk geld en winst te slaan
ook uit de menschen.
En dat heel die moderne beroeps
keuze voor een groot deel alleen n
zakelijken kant heeft. Nu is daar
natuurlijk ook dit goede aan dat
iemand, door de moderne beroeps
keuze geschat, ook gemakkelijk dat
baantje of beroep enz. krijgen zal,
waar zoo iemand het meeste zin in
heeft en 's menschen zin is s men
schen leven
Maar wij christenen moeten een
beetje verder kijken dan deze wereld.
Onze horizon eindigt niet, daar,
waar de aarde het hemelgewelf
raakt, neen, daar begint hij pas
We willen maar zeggen, dat het
voor iemand, jongen of meisje, ook
van groot belang is, dat later te
worden en indien levensstaat terecht
te komen, waarin men niet alleen
volgens de wereld gesproken gelukkig
is of veel geld verdient, maar dat
men datgene later wordt of in dien
levensstaat terecht komt, waarin en
waardoor men ook gemakkelijk zijn
eeuwige zaligheid bewerken kan.
Ziedaar wat een zalige levensstaat
is
Het vak van dief, van slechte
kroegbaas, van vertoonen vai
jeugdbedervende films, vanschunnigi
boekenschrijverij, om maar eens en
kele voorbeelden te noemen, kan
men moeilijk een zalige levensstaat
noemen
Maar zoo zijn er tallooze levens
staten, welke goed of slecht, zalig
of een bederf kunnen zijn. Dat ligt
er maar aan, hoe men zich daarin
gedraagt en hoe men dat vak of
bedrijf enz. uitoefent.
Welnu, het moet voor de ouders
van het hoogste belang genoemd
worden, dat hun kinderen dien
levensstaat later bereiken zullen,
waarin en waardoor de kinderen
gemakkelijk hun eeuwig geluk be
reiken zullen.
Maar nu dansen of bidden
Wat beteekent dat
Dat beteekent ditdat velen, die
verkeering hebben, het veel gewich
tiger schijnen te oordeelen in hun
verkeeringstijd meer te dansen met
elkaar, dan te bidden voor elkaar.
Hoe denken zij over hun zaligen
levensstaat?
Hoe denken zij over hunne toe
komst hun aanstaande huwelijk
Bidden ze daar veel en vurig voor:
dat Gods zegen hun toekomstig
huwelijksleven moge zalig, moge
gelukkig maken in den vollen, diepen
christelijken^zin van het woord
door A. F. VAN BEURDEN
II Slot.
De alchimistische" wetenschap had
allerlei geheimen en geheimzinnig
heden. Op het „smaragdgroene bord"
waren allerlei duistere spreuken ge
graveerd, die men kennen en begrij
pen moest vóór men goud kon
maken.
Men moest die allereerst kunnen
ontraadselen. Men moest ook reke
ning houden met de zeven planeten,
want die beheerschten ieder een
metaal, evenals die planeten ook
invloed hadden op de ledematen en
deelen van den mensch.
Op de eerste bladzijde van de
oude geneeskundige werken en de
almanakken stond gewoonlijk een
mannetje, dat van alle kanten door
pijlen getroffen werd en waarbij de
namen de namen der planeten ge
graveerd stonden.
De zon, aanvoerster en grootste
der planeten, heheerscht het goud,
de maan het zilver, Mercurius^het
kwikzilver, Jupiter het tin, Venus
het koper, Saturnus het lood, Mars
het ijzer!
Ook had iedere planeet haar eigen
dag; in de alchemie moest men om
goud te krijgen Zondags werken,
Maandags op zilver uitgaan en op
de andere dagen der week de overige
metalen najagen.
Men meende ten onrechte, dat
alle metalen zwavel en kwikzilver
bevatten en dat ze dus niet zuiver
en gemengd waren.
Men moest dus den „steen der
wijzen" zoeken, die alle metalen in
goud kon veranderen, alle ziekte
kiemen dooden, bovendien de men
schen de onsterfelijkheid bezorgen.
Men wilde hem vinden door goud
in rein kwik op te lossen en kwik-
chloruur te maken.
Hoe men daarbij te werk ging en
hoe men zich daarbij in allerlei on
zinnigheden verloor, kan blijken uit
het voorschrift van Theophilus Pres
byter (zie kunstgeschichte Eitelber-
ger VII Weenen 1874) Hij"zegt
Er bestaat rood goud. dat uit
rood koper, uic poeder van den
basiliskus, uit menschenbloed en azijn
is samengesteld. De basiliskus was
een wonderdiertje, een soort hage
dis, dat men op eene wonderbare
manier moest vangen, dan verbran
den, bij de asch bloed van een
rooden mensch voegen; dit met zui
veren azijn op dunne plaatjes koper
strijken, deze dan gloeien. Als alles
opgelost is, is het zuiver goud ge
worden. Geloove, wie kan.
Men hield toen van allerlei ge
heirazinnigheden en trachtte daarmee
aan te vullen, wat men aan echte
wetenschap te kort kwam.
De vorsten van Europa. over het
algemeen groote oorlogsvoerders
De autoriteit zag zich genoopt,
het feit een incident, een ongeluk
te verklaren. Onder deze omstan
digheden werd het evenwel twijfel
achtig, of het aan het circus in
Holland nog verder geoorloofd
zou zijn, voorstellingen met wilde
dieren te geven.
Het was al ver over middernacht,
toen Bertha Sigismund eindelijk
op haar kamertje in de Jan Steen
straat zich ter ruste kon hegeven.
De vreeselijke gebeurtenissen
van dien avond waren op haar
neergekomen als een bliksemstraal
uit helderen hemel. Tot nu toe
was alles zoo glad en goed gegaan;
de groote reis was zonder onge
vallen afgeloopen, in het circus
had vrede geheerscht en de ge
zondheid der dieren had niets te
wenschen gelaten. De inkomsten
konden niet ruimer zijn, en wat
voor Bertha Sigismund het ver-
blijdensle wasArrigo Rinconi
was in den laatsten tijd zoo lief
en vriendelijk voor haar geweest,
dat zij zich gelukkig, overgeluk
kig gevoelde. En nu, na enkele
uren was dat alles verwoest, was
zij neergeworpen in een afgrond
van het pijnlijkste leed en van
de bitterste zorgen de man, dien
zij liefhad, was zwaar gewond en
op dit oogenblik wellicht reeds
dood. Bertha kreunde het luide uit
van smart en sloeg de handen
voor haar gelaat.
Zij had met den ongelukkige
naar het gasthuis willen gaan,
aan zijn verpleging willen deel
nemen, bij hem willen zijn, maar
het was haar niet vergund gewor
den. Zelfs zoo ze zijn zuster ge
weest ware, had men dit niet
kunnen toestaan. Zij mocht slechts
den volgenden dag aan het gast
huis gaan vernemen, hoe het met
den gewonde ging, en het hing
van den toestand van den lijder
en van de toestemming der doctoren
af, of en wanneer zij hem zou
mogen zien. Met welk recht ook
kon zij tot hem doordringen...
Wat was zij voor hem, dat haar
de bevoegdheid gaf, bij hem te
zijn Niets tot nog toe, ach, niets
'Bertha schreide en snikte luide
bij die gedachte. Zij kon slechts
voor haar vriend bidden, vurig
bidden. Zij wierp zich dus op de
knieën en bad, lang en vurig, tot
God. Diep terneergeslagen maakte
zij eindelijk toebereidselen om te
gaan rusten. Terwijl zij zich ont
kleedde, streek haar hand over
den zak van haar rok, zij voelde
iets hards en herinnerde zich nu
het haar ontvallen boekje, dat zij
in de haast bij zich had gestoken.
want krijgsheld was toen nog een
eervol beroep waren over het
algemeen slecht bij kas.
Ze hadden daarom nogal ooren
voor de plannen der goudmakers.
Ze keken echter scherp toe, dat ze
niet beet genomen werden en straf
ten de knoeiers met alle gestreng
heid.
Maar er waren tusschen de goud
kunstenaars enkele, die nog gladder
waren, dan de vorsten zelf.
In 1705 was er in Zweden een
generaal, van Peijkull, die het land
en zijn vorst Karei XII verraden
had. Hij zou onthalsd worden. Maar
hij bood den Koning aan door zijne
goudmakerij jaarlijks een millioen
daalders te bezorgen, als hij hem
vrij zijn gang liet gaan.
De koning ging daarop in en van
Peijkull, zegt de chroniek, veran
derde lood in goud door een tinc
tuur, die door antimonium, zwavel
en salpeter vuurvast gemaakt was.
Ook deed hij dit in tegenwoordig
heid van den Veldtuigmeester Ha
milton. Om zekerheid te hebben,
mengde Hamilton het poeder zelf en
maakte er voor 147 dukaten goud
uit. Ook van Peijkull's advocaat
Tehmann. was daarbij tegenwoordig.
Uit het gewonnen goud werd een
gedenkpenning vervaardigd, twee
dukaten zwaar.
Hoe van Peijkull dat allemaal
klaar gespeeld heeft, met welker hulp,
is niet bekend, maar hij kwam vrij
en ging er toen van door.
Een andere goudmaker praatte in
1597 den Keurvorst van Wurtem-
burg voor, dat hij ijzer in goud zou
veranderen.
Hij moest het bewijzen, hij sloot
zijn werkplaats, maar hij had een
jongen in een kist verborgen, die
toen alles stil was, goud in den pot
wierp. De Keurvotst snapte den
jongen en hing den goudmaker zelf
aan de galg.
In 1677 maakte Christiaan Wilh.
Krohnemann te Beijreuth goud voor
den Markgraaf Chr. van Branden
burg. Hij werkte met twee smelt
kroezen. in de eene had hij kwik,
in de andere azijn, zinkoxyde, groen-
spaan en zout. Maar hij had er
handig wat goud ingeworpen. Hij
kreeg eene legeering van koper,
goud en zink. Hij werdjDok betrapt
en opgehangen.
Koning Frederik I van Pruisen
droeg aan graaf Cajétau op, binnen
zes weken voor zes millioen daalder
goud te maken. Dat was hem te
veel en toen hij zelfs geen enkel
goudstuk kon leveren, werd hij in
1709 tot den strop veroordeeld.
David Teniers maakte al spot
prenten op de goudmakerij.
De bekwame apotheker Nicolaas
Le Mery te Parijs, schreef in 1675
in zijn Cours de Chemie, dat de
goudmakerij een kunst was zonder
kunst, beginnende^met liegen, voort
gezet met werken en geëindigd met
bedelen 1
Niet waar, dokter het gaat
slecht
Nog altijd hoop
Och, neen, ik voel het te goed,
het is gedaan met mij.
't Was een jonge vrouw van 35
jaar. De dood stond op haar voor
hoofd te lezen.
Voor acht dagen was ze nog
blozend en schoon.
De dokter nam den pols, en celde
stilzwijgend.
Heb moed, mevrouw, 't kan
nog beteren.
Uit zijn zakje trok hij zijn boekje,
kribbelde er eenige onleesbare woor
den op en gaf het afgescheurde
blaadje aan den man.
Zij haalde het te voorschijn, sloeg
het open en las Ench Reinkens,
van New-York.
Als een electrische schok trof
haar die naam. Zij legde de hand
aan haar voorhoofd en dacht na
Wat was dat met dien naam?
Waar had zij dien meer gehoord?
Plotseling schoot haar de naam
van een Brusselsche courant in
het geheugen, die zij te New-York
geregeld had gelezen, en in welk
blad zij de oproeping van een man
van dien naam had gevonden.
De erfgenaam scheen ook nu
nog niet gevonden te wezen; want
zij herinnerde zich in een Rotter-
damsch blad te hebben gezien,
dat men een kapitein zocht, bij
wien de erfgenaam als matroos in
dienst was geweest. Arrigo Rin
coni was dus slechts de artisten-
naam van dezen man, hij heette
eigenlijk Reinkens. Nu, de meeste
artisten gaven zich om verschil
lende redenen andere namen. Zij
zelve immers had ook haren naam
»Agnes Mieka" in dien van »Bertha
Sigismund" veranderd... Voorts
herinnerde Bertha zich, in de eerste
oproeping te hebben gelezen, dat
dat het een zeer aanzienlijke som
betrof, eenige millioenen.
In Amsterdam was de erflater
gestorven, hier, in dezelfde plaats,
waar zij zich thans bevonden. Zoo
deze Erich de gezochte was, zij
hem op de erfenis wees en daar
door de eerste aanleidin werd,
dat hij dat groote vermogen kreeg?
Twee lepels pet uur en vooral
geen bezoeken...
Volledige rust.
De man volgde den dokter op de
hielen...
Wel dokter... wat denkt ge
ervan
Wat ik er van denk, vriend,
er is een heel zware verwikkeling
bijgekomen.
Is ze verloren
De dokter haalde de schouders
op.
En hoelang heeft ze nog te
leven?
Ten hoogste nog vier-en-twintig
uren.
Dan haastig
't Ware misschien 't oogenblik
om den priester te roepen, want gij
zijt katholiek, niet waar
Daarop zweeg hij, en, om den
armen man wat te troosten, voegde
hij er bij
Morgen in den voormiddag
kom ik terug.
Vrouwtje, ik ga naar den
apothekerbinnen een kwartiertje
ben ik terug.
Och, stuur liever de kleine, en
blijf bij mij, zuchtte de vrouw, die
zoowel gevoelde dat ze heu: laatste
oogenblikken doorbracht met haar
man.
Och neen, 'k zal liever zelf
gaan.
Hij nam zijn hoed, ging heel stil
op de tippen van zijn voeten de
ziekenkamer uit.
De arme vrouw zuchtte.
Een enkele gedachte houdt den
man bezig buiten.
De priester moet dus komen...
ja... maar....
Maar.... zou de vrouw er niet te
veel door verschrikken Maar,
zouden de menschen het niet gaan
bespreken
Hij zoekt een oplossing, om de
menschen en God tevreden te stellen.
Gevonden 1
Dezen avond te negen uur, als de
winkels gesloten, als de menschen
voor 't grootste deel van de straat
weg zijn,., als 't donker is, zal de
priester komen op bezoek... en dan
Ié ter kan hij de laatstesacramenten
toedienen.
Er is immers nog tijd... de dokter
heeft gezegd: nog vier en twintig
Negen uur. 't Is donker. Stil in-
gelogen treedt de priester het huis
van de zieke binnen.... om de ziel
van de arme vrouw voor te berei
den voor de groote reis.
De vrouw.... was juist gestorven
zonder de genademiddelen der Kerk.
De priester, bedroefd omdat zijn
hulp te laat komt, zegt tot den nu
schreiende man
Waarom hebt ge niet eer ge
roepen
Ze is voor haar uur vertrok
ken, mijnheer Pastoor... De dokter
zei. dat „ze nog„ vier en twintig'uren
had.
En de priester "gaf ten antwoord:
Vier en twintig uren Dat
was het uur der menschen... maar
men vertrekt op het uur van God.
Elke boer en arbeider op het plat
teland in dezestreek is ook tuinder.
Hij beschikt over een plekje grond
bij zijn huis, waar hij zijn groenten
teelt. De arbeid in den groententuin
wordt tusschen of na de gewone
werkzaamheden verricht. Die arbeid
eischt weinig spierkracht, en veel
kennis is er niet voor noodig, om
voor^ de huishouding de voornaamste
groenten te telen. Men leert het nog
jong zijnde van vader en men bepaalt
zich meestal alleen tot die groenten,
die van oudsher in de huishouding
gebruikt werden.
Van de boerderij wordt een ge
deelte van den mest in den groenten
tuin gebruikt. Kunstmest maakt zel
den of nooit kennis met den moes
hof, men speelt het alleen klaar met
stalmest en stalwater, en het moet
gezegd, de kool en de sla, en de
erwten en boonen bieden dikwijls
een prachtig gewas, waaraan zeker
de nabijheid van den mestput niet
vreemd is.
De arbeider op het land houdt een
koetje of een geit, waarvan de mest
voor een groot deel in den tuin
terecht komt. En als hij van zijn
werk huiswaarts keert, vindt hij nog
wel een uurtje tijd om zijn tuin te
verzorgen.
Dat geeft'verpoozing na zijn dag
werk, de arbeid is licht, het bevor
derd de huiselijkheids en het is voor
hem een groote voldoening en het
verschaft moeder de vrouw een
groote vreugde, als op tafel spinazie
salade of erwten prijken uit eigen
tuin.
Maar ook voor den stedeling,
waar bij de woning een plekje grond
behoort, verschaft een groententuintje
een bron van genot. Men vind er
een aangename tijdpasseering na
gedanen arbeid en 't geeft soms een
heele besparing in de huishouding.
En daarbij komt nog, dat eigen
geteelde groenten altijd smakelijker
zijn, dan die men op de markt of in
den winkel koopt.
Groenten zijn niet alleen een sma
kelijke toespijs en een gewenschte
afwisseling bij den dagelijkschen
kost, maar ze zijn tevens zeer voed
zaam. Zij werken gunstig op de
spijsvertering en bevatten een menigte
vitaminen, die sommige menschen
vooral in een wintertijd te kort
komen. De doktoren raden dan ook
het eten van groenten en vruchten,
en dan liefst inongekookten toestand,
voor zoover het mogelijk is, ten
zeerste aan.
Niet iedere grond is even geschikt
voor het telen van groenten. Dat
hangt van verschillende omstandig
heden af, zooals de soort van grond,
de ligging, de waterstand en de
bemesting.
De beste gronden zijn die. welke
een voldoende hoeveelheid humus
bevatten. Humus bestaat uit min of
meer vergane plantendeelen. Waar
veel verrotte plantenresten aanwezig
zijn, zooals op de veengronden, of
waar rijkelijk is gemest met stalmest,
stalwater. gtienmest of plantenafval,
daar is de grond rijk aan humus.
Dat toont zich door de zwarte kleur
der bovenlaag.
Humus geeft niet alleen bij de
ontleding plantenvoedsel, maar hij
bindt de zandgrond meer aaneen en
maakt hem meer geschikt om water
vast te houden, waaraan de lichte
zandgronden toch zoo vaak gebrek
hebben. Stijve kleigrond wordt door
vermenging met humus los en poreus
en beter doorlatend voor het over-
toftige water. Ook neemt de zwarte
kleur beter de zonnewarmte op en
warmte is een der eerste vereischten
voor het telen van vroege en malsche
groenten.
Ook de ligging van den tuin is
van belang. Bij het kiezen van een
bouwterrein kan men daarmee reke
ning houden. Licht en lucht moeten
er vrij kunnen toetreden, de zonne
stralen moeten zooveel mogelijk overal
kunnen doordringen. In de schaduw
van geboomte of hooge muren kan
men geen goede gewassen telen.
Heeft de tuin bovendien 'n helling
naar het Zuiden, dan kan men spre
O God, wellicht is hij al dood,
dood op dit oogenblik 1 kreet ze
plotseling en begon opnieuw te
schreien. Eindelijk evenwel vor
derde de natuur haar rechten, en
met de oogen nog vol tranen zonk
de zwaarvermoeide vrouw in een
diepen slaap.
HOOFDSTUK XIV.
In den ochtend, op het gewone
uur, ontwaaktede steeds punctueele
juffrouw Gaudentia Busum ook
nu, en achter haar lag de ver
schrikkelijke avond van haar leven
als een wilde droom. Toch was
alles, wat zij gisteren had onder
vonden, geen ijl koorts, geen droom,
maar vreeselijke waarheid. Eén
huivering voer haar doorde leden,
toen zij zich het gesprek van
gisteren-avond met broeder herin
nerde en bij de gedachte dat zij,
zij hetookonbewust, medeplichtige
aan die heillooze daden kon zijn.
Nooit en nimmermeer zou zij zoo
iets dulden 1 Met geweld verzette
zij zich tegen het bange gevoel,
dat als een Alp op haar drukte,
kleedde zich langzaam aan en
zette koffie voor haar commensalen
Zooals bijna altijd bracht zij zelve
aan dr Rembold zijn morgendrank.
Hebt u niet goed geslapen,
juffrouw Busum vroeg de beleefde
commensaal. Gij ziet er eenigszins
bleek uit
O, ik dank u, ik heb alleen
wat onrustig geslapen, verzekerde
ken van een ideale ligging.
Een voornaam ding is ook de
hoogde van den waterstand. Bij een
stand van het grondwater van zoowat
een meter onder de oppervlakte zal
de bovengrond voldoende vocht
behouden en zal men bij doorlaten
den bodem geen last van te groote
vochtigheid hebben. Bij te natte,
laaggelegen gronden moet het water
door greppels afgevoerd kunnen
worden naar slooten, die voldoende
waterafvoer hebbeD.
Hooggelegen droge gronden kan
men meer vochthoudend maken, door
het humusgehalte te verhoogen.
Het komt soms voor, dat een
harde, ondoorlatende grondlaag het
water verhindert, op te stijgen of
weg te zakken. Zulke gronden zijn
in regenperiodes te nat en drogen in
regenarme tijden te sterk uit.
Waar de laag niet te diep ligt,
kan men probeeren, ze door een
diepe grondbewerking los te maken.
Iedereen wil natuurlijk trachten,
zoo vroeg mogelijk met de teelt van
groenten te beginnen. En al is het
geweuscht, dat licht en lucht zooveel
mogelijk ongehinderd kunnen toetre
den, toch zal het noodig blijken voor
de teelt van vroege groenten, dat
de tuin aan de Noordzijde. Noord-
West en Oostzijde tegen de koude
winden wordt beschut. Hiertoe kun
nen dienen muren, houten schuttin
gen of heggen.
Muren zijn duur, maar hebben het
voordeel, dat ze een volkomen be
schutting vormen en bovendien ge
schikte gelegenheid bieden voor den
aanplant van leiboomen. die veel
warmte noodig hebben, zooals druiven
aerziken en peren. Met het oog
ïierop make men ze minstens twee
meter hoog. Op de kap kunnen met
kalkspecie glasscherven aangebracht
worden, tegen het overklimmen van
ongewenschte gasten. Men moet er
aan denken, in den muur krammen
te laten inmetselen voor draadbespan
ning. waaraan de boomen worden
bevestigd.
Houten schuttingen zijn minder
duur in aanleg, maar eischen heel
wat onderhoud, 't Hout gaat na
eenige jaren vermolmen of rotten,
waardoor ze toch nog kostbaar
worden.
Voor heggen kiest"7men meestal
haagdoorn, haagbeuk of liguster.
Een doornheg vormc door haar
scherpe stekels een goede afsluiting,
maar heeft het nadeel, dat er veel
ongedierte in huist, dat aan groenten
en fruitboomen heel wat nadeel kan
berokkenen.
Haagbeuk en liguster vormen
mooie heggen, die ook in den winter
door hun bruin of groen een mooi
effect sorteeren.
Op zand- en veengronden ziet
men ook wel heggen van Thuya.
Deze hebben mooi blad en blijven
altijd groen. Het aanschaffen van
jonge planten komt nogal duur uit.
Heggen het nadeel, dat ze veel
voedsel uit het land halen Het is
aan te raden, van tijd tot tijd op
een halven meter van de beg door
het graven van een greppel de wor
tels af te steken.
Bij den aanplant van een heg moet
men deze na het eerste jaar tot dicht
bij den grond afsnijden. Dan ontstaan
er veel zijtakken en blijft ze ook
later aan den onderkant mooi dicht,
Ook moet men ze de eerste jaren
niet al te snel laten opschieten. Dat
gaat meestal ten koste van de dicht
heid. Men laat ze in den regel niet
hooger groeien dan anderhalven
meter.
Gaudentia met een lachje, dat
weder even vriendelijk, even zon
nig was als vroeger. Ik was
gisteren-avond in het circus, en
daar heeft een ongeluk plaats
gehad.
Die laatste woorden sprak ze op
treurigen toon.
Een ongeluk
Ja, de leeuwentemmer werd
door een van zijn leeuwen aange
vallen en zwaar gewond, het was
een allerakeligst schouwspel. Va
den dood van den Schot, was
Gaudentia, die slechts oogen en
gedachten had voor Rinconi, niets
ter oore gekomen. Nooit wil ik
zulk circus meer bezoeken, ver
klaarde zij ten slotte.
Deze verrichtingen van dieren
temmers zijn meestal een bedenke
lijk genotlevensgevaarlijk zijn
ze voor de temmers, zenuwprik-
kelend voor de toeschouwers,
merkte Rembold op.
Dat is juist, maar die men
schen leven daarvan, bracht
Gaudentia zacht in het midden
'n Treurig stuk brood, sprak
de advocaat. Die artisten zijn ge
woonlijk ongeregelde, wilde na
turen, die tenslotte dat gevaarlijk
bedrijf hebben aangegrepen.
Zou dat altijd het geval
wezen? waagde Gaudentia, op den
dokter een zachten blik latende
rusten, te vragen.
Nu, altijd wel niet, maar
toch zeker in de meeste gevallen
antwoordde Rembold op over-
De Directeur van het Staatsbosch
tuigden toon.
Deze leeuwentemmer maakte
den indruk van een fatsoenlijk,
goed mensch.
Blanketsel en toiletkunst!
Die lieden zien bij de voorstelling
in hel circus er allen als helden
en halfgoden uit, in de werkelijk
heid echter en buiten dien klaler-
goud-staat zijn het meestal ruw
kornuiten.
Juffrouw Busum was die wen
ding van het gesprek niet aange
naam; zij wenschte den advocan*
zeer vriendelijk goeden morgei,
en keerde naar haar kamer terug
Deze Airigo is zeker genu
slecht mensch, mompelde zij met
beslistheid. Hoe zou het den armen
man gaan? O, ik zou er zoo gaarne
eens naar informeeren Maar ik
zal moeten wachten, al breekt mijn
hart schier, totdat de dagbladen
verschijnen, die evenwel ook niet
altijd de waarheid zeggen.
Zij zuchtte diep en ging aan
haar bezigheden in de keuken,
totdat de commensalen waren
heengegaan. Daarna begaf zij zich
naar de kamer van haar broeder,
die heden ongewoon vroeg was
opgestaan. Gauden ia had hem
reeds toen zij zich aaokleedd
onrustig in zijn kamer open neei
hooren loopen. Zij bracht haai
broeder zijn ontbijt, en terwijl de/.-
dit snel gebruikte, sprak zij io
hem met zachte, maar heldere en
vaste stem.
Henri, ik heb de zaak m