Tweed© Blad wm „FEEIa El MAAS"
Om twee millioen
- hieid o—- m -3 sl,
Het Kerkezakje.
FEUILLETON
£etcplu&7iM&i
In hut en heerenhuis.
Wonden
Wrijf Uw
pijnlijke spieren
Waren ze allemaal
zoo eerlijk!
ZATERDAG 21 FEBRUARI 1931
Twee en Vijftigste Jaargang No. 8
De gulden en de cent lagen te
kijven in de geldtasch van een koop
man, want de zilveren gulden voelde
zich vernederd in gezelschap van
den koperen cent. In den regel kon
hij dit gezelschap mijden in de geld-
lade werd hij bewaard in een apart
afgeschoten vakje en in de porte-
monnaie van welgestelde lieden had
men een afdeeling voor het zilver
en een voor het kopergeld.
Maar nu lag de cent ongegeneerd
naast hem in de grove geldtasch,
waarin zilver en koper en alle ander
munten schots en scheef doorelkaar
waren geworpen.
Om den gulden zijn hoogmoed af
te leeren zei de cent, dat hij, goed
beschouwd, meer waarde had dan
de gulden. Want hij kwam eiken
dag in de kerk en de gulden zag
er nooit.
Deze mop is niet oorspronkelijk
wij hebben ze het eerst gehoord van
een geestigen pater Kapucijn als
inleidiug tot een liefdadigheidspreek.
Maar wij werden eraan herinnerd,
toen wij dezer dagen een rond
schrijven lazen van het R.K. Paro
chiaal Armbestuur te Nijmegen
waarin de vraag werd gesteld aan
den lezer hoeveel geeft gij jaarlijks
aan den arme
Het antwoord erop is van algemeen
belang, want vraag en antwoord zijn
gegeven ter bestrijding van onze
gierigheid ten opzichte van het kerke
zakje, een gebrek, dat algemeen is,
en verspreid over het gansche land.
Maar een gebrek, dat wij niet kennen
als zoodanig, want nooit is onze
aandacht erop gevestigd. Het is een
gewoonte, die burgerrecht heeft ver
kregen, en die toch eigenlijk geen
enkel recht heeft om gewoonte te
zijn. Wij werpen Zondags machinaal
een cent in het kerkezakje en wij
konden eiken keer een gift, klein of
groot, aan den arme doen.
De vraag van het Nijmeegsche
Armbestuur„hoeveel geeft gij
jaarlijks aan den arme", is derhalve
van algemeen belang, want zij raakt
ons allen.
Omdat wij allen hetzelfde antwoord
moeten geven wij doen eiken Zon
dag 'n cent in het kerkezakje.
Een centElke week één cent
Wij hebben er nooit bij gedacht,
dat dit toch eigenlijk bitter weinig
is. Het is een gewoonte, en het
werd ons als kind reeds geleerd
denk aan de kerkcenten, werd ons
nageroepen, als wij ter kerke gingen.
Nu beteekent een cent voor
iemand, die altijd centen tekort komt,
al veel. Het is een gift. een offertje,
als hij een cent in het kerkezakje
werpt. Maar het euvel schuilt hierin
dat iedereen, rijk en arm, niet meer
geeft dan een cent. Die een jas moet
leenen om een beetje fatsoenlijk in
de kerk te verschijnen, geeft, als hij
'm missen kan, een centdie met
auto naar de kerk rijdt, geeft een
cent. Niet omdat hij niet meer zou
willen geven, maar wijl 't nu een
maal 'n gewoonte is.
Als de kollektanten uitloopen trekt
men zijn beurs en legt heel demon
stratief een of twee centen voor
zich op bank of stoel.
Er was 'ns een pastoor, die stilte
wenschte onder de H. Mis en wien
dat geklingel van het belletje aan
het kerkezakje verveelde. Hij stelde
aan zijn parochianen voor, dat ze
jaarlijks een offertje ineens zouden
geven en dan zou hij, de pastoor,
ze aanslaan in de jaarlijksche belas
ting, de voorste banken een gulden
en de volgende vijftig cent. De
parochianen vonden dat best, maar
de Bisschop stak er een stokje voor.
Daarmee wordt het misbruik om
elke week niet meer te geven dan
17
Men kan slechts tot op zekeren
leeftijd dierentemmer blijven. Na
het veertigste jaar is het reeds
bijna onmogelijk, dat beroep uit
te oefenen. Velen moeten bereids
halverwege de 30 reeds ophouden.
Zij was nog jong en schoon,
Arrigo ouder dan zij. Binnen niet
al te verren tijd zou hij wel naar
rust gaan verlangen, en als zij
dan met haar mooie spaarduitje
voor den dag kwam, voor hem
bezuinigd, dan zou haar liefde
ongetwijfeld wederliefde opwek
ken. Zij geloofde stellig, dat zij
eenmaal zijn vrouw zou worden,
want, bedacht ze, twee menschen,
die beter bij elkaar pasten, waren
in dc wereld niet te vinden.
Zóó droomde en maakte plannen
Fraulein Sigismund zij heette
eigenlijk Agnes Mieka doch
had voor haar circus loopbaan
dien naam aangenomen en
bouwde zij luchtkasteelen. Zij
vermoedde niet in het minst, hoe
nabij haar zuster Gaudentia was,
waarnaar deze streefde en welk
gevaar van den kant haars broe-
era het ideaal van haar hart
een of twee centen, voor altijd vast
gelegd, meende de Bisschop en gij,
pastoor, ontneemt uw parochianen
de kans om wekelijks de liefdadig
heid te beoefenen.
Die wordt niet beoefend door
die gewoonte-gift van een cent, toe
gegeven tot op zekere hoogte.
Doch er staat ook niet geschre
ven, dat wij niet meer mogen geven
dan één cent. En altijd één cent,
En gedachtenloos één cent. Wat de
Bisschop wilde handhaven is de
vrijheid om méér te geven. Vrijwil
willig meer te geven. Een echte
aalmoes te schenken uit christelijke
naastenliefde. Die gelegenheid mocht
niet worden afgesneden.
Dat wij deze gelegenheid zelden
of nooit gebruiken, is ons gebrek,
Maar zoodra 't zien als gebrek,
zullen wij het afwerpen.
Toen er in New-York een rijk
aard gestorven was, wiens gierig
heid spreekwoordelijk was geworden
in de wereldstad, uitte het volk zijn
oordeel over 's mans leven in een
eenigszins ruwe doch rake map,
Graener, zoo heette de man, was
bij Sinte Petrus aan de hemelpoort
verschenen en deze had hem ge
vraagd, hoeveel hij van zijn rijk
dommen wel aan den arme gegeven
had. Na lang peinzen wist Graener
zich te herinneren, dat hij tweemaal
een halve stuiver aan een arme
vrouw had weggeschonken, meer
kon hij niet bij elkaar denken.
Toen riep St. Petrus een van zijn
helpers en zelde: geef dien man zijn
twee halve stuivers terug en let him
go to hell.
Zoo velde het gemeene volk zijn
vonnis over het mislukte leven van
den gierigaard en zoo blijkt bij het
volk de overtuiging te leven, dat
ieder in het andere leven, dat ieder
in het andere leven rekenschap heeft
te geven van het gebruik, dat hij
van zijn aardsch bezit heeft ge
maakt.
Maar die vrek uit New-York zal
wel 'n ongeloovige geweest zijn, die
van z'n leven niet in de kerk kwam
Zoo heeft hij de kans van het
kerkezakje gemist.
En hier komen wij weer terug op
het waarom van de^bisschoppelijke
beslissing, dat het kerkezakje niet
mochten afgeschaft. Het is een oud
gebruik, dat zoo maar niet in de
lucht hangt. Er zit een ernstig mo
tief achter.
Onze Kerk is immers niet van
vandaag of gisteren en zij kent den
mensch met al zijn goede en kwade
eigenschappen. Zij meent, dat de
mensch, aan, zich zelf overgelaten,
het geven;'van aalmoezen gemakke
lijk verwaarloost en dat hij op dit
punt derhalve een aanmoediging
noodig heeft.
Daarom wordt hem elke week een
kerkezakje voorgehouden, hij heeft
dan tenminste elke week een kans
om een aalmoes te geven en daar
door zijn pad naar den hemel te
effenen.
De vraag is echter, of wij Zon
igs werkelijk een aalmoes geven.
Laten wij 't elkander toegeven:
het is een sleur geworden. Wie
denkt erbij, wie overweegt, of hij
wat meer of wat minder zal geven?
Wie stort zijn gift als een aalmoes
als de wekelijksche bijdrage aan de
parochieele zorg voor den arme
Dat zal toch niemand beweren,
tenzij dezulken, die zelf behoeftig
zijn dat zij met één cent per
week hun verplichting jpgens den
arme nakomen
Nu ja. er is ook nog 'n lijst,
maar in één keer schuiven wij niet
zooveel van ons af, dat we daarmee
voor 'n heel jaar kunnen volstaan.
Het kerkezakje moet 't 'm eigenlijk
doen.
bedreigde
Terzelfderlijd, waarin Bertha
spon aan haar kleurige gedach-
t'enwebbe, was Henri de kamer
van den doctor binnengegaan, en
had dezen, na een korten, beleef
den groet, medegedeeld, dat hij
geld noodig had.
Ofsthoon het me tegenstaat,
geef ik me veel moeite om den
gewenschten getuige te vinden,
verklaarde hij. Voor het geval
dat ik de gezochte ben, en ik
begin het waarlijk zelf te gelooveu,
dan zou het immers dwaas wezen,
als ik ook niet wat ten behoeve
der zaak wilde verrichten. Twee
millioen zal toch altijd wel de
moeite waard zijn, dat men er
zich een beetje voor inspant, ging
hij voort. Zonder geld kan men
niets uitvoeren en ik heb oogen-
blikkelijk slechts weinig te mijner
beschikking.
Om een goed eind verder te
komen in mijn pogen heb ik 250
gulden noodig. Als gij zoo over
tuigd zijt, doctor, dat ik de erf
genaam ben, dan zult ge me nog
wel zooveel krediet schenken, om
me dit luttele sommetje te ver
strekken.
Otto Rorabold schoot het geld
llerminst gaarne voor. Hij had
Henri bereids vier honderd gulden
geleend en buitendien driehon
derd gulden kosten gemaakt. De
uitgaven groeiden hem bedenke-
i;;i, i
Elke weelk een aalmoes, een wer
kelijke aalmoes, zooveel als wij
kunnen missen voor den arme, dan
komen wij er. De sleur moet eruit,
dat wij willoos en gedachtenloos en
derhalve redeloos ons van de weke
lijksche kans om christelijke naas
tenliefde te beoefenen, afmaken met
'n cent. Rijk en arm 'n centEn
niets, als we geen cent in de por-
temonnaie kunnen vinden.
Elke week een werkelijke aalmoes,
elke week de vrijwillige gift ter
liefde Gods 1
Dat behoeft wekelijks niet zoo
heel veel te bedragen, zoo wij
slechts handelen als mensch en niet
langer als 'n automaat. Wij zouden
dan elke week 'n verdienstelijke daad
stellen, en.... de arme zou er wel
bij varen.
Zou 't hen armer maken, als 10
pet. der kerkbezoekers elke week
een zilverstukje zoude storten in
kerkezakje
En zou daarmee inde meeste pa
rochies de armoede niet overwonnen
zijn Gld.
Zcgtmitn Htiidsillagia.
Rugpijn, rheumatische pijnen en
blaaszwakte zijn vooral 's nachts een
voortdurende kwelling. En door de
er aan gepaard gaande pijnlijke
urineloozing, lendenpijn, hoofdpijn en
duizeligheid bezorgt een nieraandoe
ning u rust noch duur.
Uitstel maakt de zaak slechts erger
zoo lang de nieren het bloed
niet behoorlijk flltreeren, kunt gij niet
gezond worden. Wek de nieren op
tot hernieuwde werkzaamheid en
kracht met Foster's Rugpijn Nieren
Pillen. Dit speciale niermiddel, zonder
eenige schadelijke bestanddeelen, kan
zoowel door mannen als vrouwen,
oud en jong met voordeel gebruikt
worden.
Door tal van menschen worden
Foster's Pillen aanbevolen in gevallen
van rheumatiek, spit, ischias, water
zucht, nierzand en -gruis, en andere
nier- en blaaskwalen. Begin nog
heden met het gebruik. 34
Ervaringen van een
Volksteller.
Toen stond de volksteller in eens
voor 'n wonderlijk iets. Daar
watzwart en week en vol plassen,
't Was 'n strook grond tusschen
akkers en weiden, 'n Eind verder
was 'n huis gebouwd.
Van blijde verrassing schrok de
man op,
Goeie genade, 'n oudheidkundige
vondst. Hier lag voor hem iets, wat
in zeer vroege tijden ongetwijfeld
een weg was geweest.
Zeer zeker, 'n Weg. 'n Beste
weg. En die in droge zomers nog
wel 'ns scheen gebruikt te kunnen
worden.
Want in de dorpen zijn de wegen
tegenwoordig allemaal goed. Die
verheugen zich aanhoudend in de
zorg van de raad. En 't is zeer
prijzenswaard, dat men eerbied heeft
voor de meeste dier wegen, aange
legd door 'n hertog der Bataven.
Die moet je laten liggen, zooals ze
zijn. In hun oertoestand. En zooals
gezegddat gebeurt trouw. Had U
Henri, dien hij wel eens in niel
al te best gezelschap had ontmoet,
voor een hoogsl lichtzinnig
mensch.
Henri las in de gelaatsuitdruk
king van Rembold, wat deze er
van dacht.
Mijnheer de dokter, ging hij
voort, u meent wellicht, dat ik
dat geld voor mij zei ven besteden
zal; onder andere omstandigheden
zou die meening niet zoo geheel
onjuist zijn dat moet ik beken
nen; thans echter staat iets op het
'spel, staat zeer veel op het spel.
Ik verzeker u, bij alles wat mij
heilig is ik heb geld noodig
voor het doel, dat gij nastreeft en
waarvoor ook ik thans uit alle
macht mijn best doe. Weigert gij
mij dit betrekkelijk klein bedrag,
dan kan iets verloren gaan, wat
niet is terug te brengen, een ge
legenheid, die niet terugkeert.
Zoudt gij niet iets minder
geheimzinnig kunnen zijn en mij
nauwkeurig aanduiden, op welke
wijze gij het geld moet besteden?
bracht Otto Rombold in hel mid
den.
Neen, dat kan ik niet, ant
woordde Henri barsch en kortaf.
Schenk mij krediet in beide rich
tingen, anders moet ik hulp aan
een ander vragen. Daarbij kon 't|
echter licht geschieden, dat deze
u de zaak uit de handen nam.
Want ben ik de erfgenaam, dan
wil ik ook tot het mij toekomen
zoo n liefde voor de archeologie
vermoed Ze zijn nog zoo mis niet,
de dorpspotentaten.
En daarom was 't voor de volks
teller ook 'n weelde, z'n schoenen,
slobkousen en broek te bespatten
met de heilige modder der Ouden.
Als je de zaken maar van de
goede kant bekijkt en 'n tikje gevoel
hebt voor romantiek, dan bagger je
door de vele wegen der Bataven
met 'n zekere wellust.
Er ging 'n deftige gong door
fraaie huis met 'n portaal. De volks
teller voelde 'n heilig ontzag. Want
hier stond hij aan 't heerenhuis van
iemand.
Iemand.
Waar je de pet voor afzet.
Wiens auto je wel 'ns wenscht te
bespatten.
Waar de keuters naar opzien als
naar n vorst. Want 's winters heb
ben de keuters 't niet vet. En de
autobaas laat ze dan wel 'ns werken,
hoewel 't eigenlijk meer is, om de
menschen wat te laten verdienen en
niet omdat 't werk zoo noodzakelijk
Mooi van zoo'n mensch.
De deur ging gereserveerd open.
n Allercharmantst mevrouwtje in
t gat van de deur. Ze was zeker
wel van hooge adel, want ze bekeek
de man met kille blik, van top tot
teen. Dat doen lui met blauw bloed
allemaal. Onthoud, echte adel en
beslist echte deftigheid laten zich
niet verbergen. Nee, waarachtig niet.
De volksteller had allang gezien
dat ie hier iemand voor zich had
van zeer hooge noblesse.
En hij, die zich juist met veel
werk getrokken had uit de klei
en dus een kaffer was stond daar
nu verlegen vcor 't mevrouwtje, dat
zoo hoog was en bovendien char
mant. Die hoogheid praalde ook uit
'h vraag „En Hm
„Of 'k asjeblieft de volkstellings-
kaarten mocht hebben, asjeblieft
U kunt niet gelooven, hoe ware
deftigheid werkt op iemand, die
bemodderd is, uit de klei getrokken
~~i 'n kaffer.
Mevrouw ging. Kwam terug. Gaf.
„Kijkt U ze maar even na
In 't portaal. In de wind. Bij 'n
mevrouwtje, dat hoog was en char
mant. Echte deftigheid laat zich niet
verbergen. Heusch.
De kaarten krulden zich. De man
kon ze niet nazien. Hij stond in 't
portaal. In de wind. En 't mevrouw
tje in 't gat van de deur.
Nu was 'n deel der kaarten van
te voren ingevuld. Zoo stond er bij
iedereen vastR.K.
En dat had mevrouws man gezien
i gelezen en doorgestreept en ge
vloekt.
Dat zei ze. De arme volksteller
kreeg op z'n dak. Zooiets is nooit
pleizierig. Maar als je 't krijgt van
iemand, die van deftigheid straalt,
charmant is en bovendien niet R.K
nou dan is 't haast niet te dragen.
De man kromp ineen van smart.
Hij had willen bidden om genade,
maar dorst niet.
Nooit meer, Heer," bad hij, „laat
mij zoo'n standje krijgen.
's Levens kelk is bitter.
Eindelijk hield 't mensch op. Joeg
de man weg met 'n koel gezicht.
En de volksteller ging. Meer dan
ooit was hij overtuigd, dat er echter
deftigheid is in de wereld. En dat
die zich niet laat verbergen. Zelfs
niet in 't portaal. Zelfs niet in 't gat
van de deur.
't Is toch maar goed, dat er elite
is. Nou, de volksteller was 'n pro
letariër. Dat kon je zoo maar zien.
Die schoenen, sach Maar de man
nam zich voor, dat. als hij ooit elite
zou worden en er kwam iemand aan
is mij welkom.
Rembold overwoog, dat Busum
het geld voor het aangegeven doel
noodig hebbende, gelijk had. De
ernst en de nadruk, waarmede
Henri sprak, hadden iets over
tuigends, zoodat de jonge advocaat
geloofde, dat Busum het geld in
derdaad voor de groote zaak zou
gebruiken. Bij al 't geen hij reeds
had uitgegeven, kwam het op die
twee honderd vijftig gulden ook
niet meer aan. Wellicht was erin
het verleden van dien man iets,
waarover hij niet duidelijk en
klaar in zijn doen en laten wilde
laten kijken.
Hij opende dus zijn secretaire,
nam er het geld uit, schreef de
quitantie, welke Henri Busum
met den naam Erich Reinkens
onderteekende en stelde Gauden-
tia's broeder de gevraagde som
ter hand.
Henri Busum bedankte meteen
paar woorden.
Dat was het verstandigste,
ging hij voort, wat ge doen kondt.
De weigering van de som zou
heelemaal geen zin hebben gehad.
Uw wantrouwen was in dit geval
volkomen ongegrond, ofschoon ik
het kon begrijpen. Ik dank u,
besloot hij beleefd. Dat zal u in
ruime mate worden teruggegeven,
daarvoor zal ik met den meesten
ijver zorgdragen.
Alsnu verliet Henri RemLold's
kamer, eenige oogenblikken daar-
wie je de plebejer terstond herkende,
en als er 'n portaal aan z'n huis
was en als er wind was en zoo
voort, dan zou hij z'n deftigheid
ook niet in 't gat van de deur laten
steken.
Je leert overa! wat.
En in 'n krot van 'n hok en nog
'n hok voor de vijf menschen en
fatsoenlijke stal voor 'n varken...
Daar was 'n oud moedertje ver
rukt....
Want op de kaart had ze gelezen
hoe oud ze was. Dat was jaren
lang een geheim geweest.
De behuizing daar, nou
De volksteller tuimelde door een
stoel heen.
Dat kan zoo aankomen, hé
Hond of zoo heeft geen laatste staart-
botje. Een mensch wel, een gevoelig
ding, voorwaar.
Toen hij uit 'n wirwar van stoel-
sporten over de tafel uitkroop, gaapte
hij precies in 't zwarte gezicht van
een kind, dat zijn vreugde niet ver
borg, De moeder wist niet hoeveel
excuses te makengaf een nieuwe
stoel. En die kraakte wel. maar
bezweek niet.
Die arme lui ook.
Ze maken je nerveus.
Iemand, die werken wil, die komt
er. Dat heb je toch wel aan Edison
gezien en honderden miljoenairs
Maar, als je nou.... Goeie grut....
als je nooit 'ns wat opzij weet te
leggen.... En 't heele weekgeld er
maar doorjaagt.... Die lui moeten
arm zijn, ze verdienen het.
Zoo'n knul als daar ook. Zeg,
waar je door 'n stoel ging.... en
waar 't varken 't beste woont....
Nee maar, dat maakt de heele
veertien pop op, die ze per week
binnenhalen.
Geen schandaal Dat meen ik
ook.
De volksteller ging maar gauw.
Ba waar je je eenige nek kunt
breken en je staartwervel en waar
ze niet eens weten hoe oud ze zijn.
De deftigheid was al een tikje
overgegaan op de volksteller, die in
zijn gewone doen proletariër was....
Nee, dan in 't volgende huis 1
Daar stikte je haast in de poffer
tjesreuk, die moeder siste in de pan,
omdat er een jarig was
Nou, en die verdienden dan ook
vijftien gulden per week. En die
bakke maar. 't Kan niet op.
De volksteller kreeg er drie. Hij
at ze op met 'n borrel er bij. Hard
gaat ie. En many happy days.
huiduitslag, springen-
f de handen, kloven, win- 1
I terteenen, dadelijk ver- I
i zachten en verzorgen met A
AKKER'.
KbÖOSTERBALSEM
bijt niet!
r^Geen goad
2oo goed."
J en stramme gewrichten, verdrijf 1
I die afmattende pijnen van rbeu- I
matiek en spit met de beroemdej
AKKER'.
KLOOSTERBALSEM
^verzacht verrassend^
WhGeert goud
zoo goed,w
toen
God. dacht de volksteller,
ie weer thuis was, wat is
verscheidenheid in de wereld,
Maar hij nam zich vast voor om
maar deftig te worden. Dat staat
beter.
En toch, waar je door de stoel
gaat, daar wonen de besten.
Slot volgt.
In het begin van hun verblijf in
Japan hadden de Trappisten heel
wat van de bevolking te lijden. Zij
werden door de Japanners gehaat
als vreemdelingen, als Europeanen.
En die haat was zoo groot, dat men
tot gewelddaden overging. Tweemaal
werd hun klooster met alle bezittin
gen in brand gestoken. Op alle
mogelijke wijzen irachtten men hun
eigendommen afhandig te maken.
De dagbladen waren vol laster
praatjes tegen de Roomsche monniken
En onder het volk deden de onzin
nigste geruchten de ronde. Zoo werd
o.a. verteld, dat de kloosterlingen de
laat in den nacht naar huis
terug.
Den volgenden dag was hij zoo
onrustig en opgewonden, dat zijn
zuster, hoewel haar gedachten
door geheel iets anders werden in
beslag genomen, het bespeurde en
er zich niet over op haar gemak
gevoelde. Het was duidelijk meen
de zij, dat haar broeder iets ge
wichtigs in het schild voerde.
Is er in de erfenis-geschie
denis iets nieuws? vroeg zij.
Niets het minste, antwoord
de deze wrevelig. De zaak staat
een oogenblik stil, maar ik zal
er wel spoedig weer gang in
weten te brengen. Verlaat je er
maar op, dat zal spoedig genoeg
geschieden.
Gaudentia keek haar broeder
scherp aan. Henri was bleek,
ademde zwaar, zijn oogen waren
wilder dan ooit en ook het zenuw
achtige trekken van zijn gezicht
verried inwendige onrustige span
ning.
Juffrouw Busum kende haar
broeder; zonder zwaarwichtige
redenen was hij zoo "niet. Erhing
iets bijzonders in de lucht en wijl
Henri het voor haar geheimhield
was het zeker niet veel goeds,
maar integendeel iets bepaalds
slechts, waarbij hij de hand in
het spel had.
Gaudentia's zorg en ongerust
heid werden voortdurend grooter.
Zij verzocht Henri, weder met
naar het circus te gaan,
waterbronnen in de dorpen vergiftigd
hadden dat zij in de scholen bij de
Japansche kinderen de oogen hadden
uitgestoken em daarvan medicijn te
maken, en andere belachelijke ver
zinselen meer.
De Regeering zelf werd wan
trouwend en men liet een tijd lang
het klooster door de geheime politie
bewaken, daar men de kloosterlingen
voor Europeesche spionnen hield.
Huiszoekingen hadden er plaats,
die natuurlijk de onschuld der Paters
aan den dag brachten. Drie jaren
duurde deze ellendige toestand.
Daarna kwam er op zekeren dag
een gast in het klooster der Trap
pisten. Hij deed zich voor als de
medewerker van een krant en ver
langde het kloosterleven der Paters
van nabij te zien. Hij maakte de
geheele dagorde mee en was zelfs
tegenwoordig bij het nachtkoor. Met
scherpen blik doorsnuffelde hij hoeken
en kanten, en waar hij iemand in of
buiten het klooster ontmoette, daar
vroeg hij de nauwkeurigste inlichtin
gen. En zie, na drie dagen ontpopte
zich de vreemdeling als een gezant
van den Japanschen Keizer. Op last
van Zijne Majesteit had hij alles
nauwkeurig onderzocht en hij was
tot de overtuiging gekomen, dat de
Paters onschuldig waren en door de
beste bedoelingen werden geleid. In
dezen zin stelde hij een verslag op
voor den Keizer, dat in alle dag
bladen werd opgenomen.
De Paters ademden nu vrijer.
Eindelijk was de dag aangebroken,
waarop zij de vruch'en van hun
moedig lijden konden oogsten. De
Regeering erkende weldra, van welk
groot nut de Trappisten konden zijn
voor de maatschappelijke ontwikke
ling van het land. Zij gaf hun last
de boeren van Hokkaida bekend te
maken met hun wijze van landbouw
Zoo werd in eenige jaren dc geheele
omgeving van het klooster van een
woestenij in welige landouwen her-
daar zij dringend behoefte geveel
de aan afleiding. De laatste maal
had haar het bezoek zwaar geval
len en het had haar werkelijk
voor een tijd van haar zwaar
moedige gedachte bevrijd, ver
klaarde zij.
Henri weigerde echter beslist,
vandaag naar het circus te gaan
en trachtte zijn zuster van haar
plan af te brengen.
Waarom wil hij niet? vroeg
Gaudentia zich af. Er was toen
geen reden, om het circus te ver
mijden, haar van het bezoek daar
van terug te houden. Haar hart
trok haar erheen, zij zou zelfs
eiken avond wel in de arena heb
ben willen zitten, als dat door
Henri onopgemerkt had kunnen
gebeuren. En waarom poogde hij
juist vandaag haar het bezoek
van het circus te ontraden.
Neen, ik blijf er bij, dat ik
vanavond naar hef circus verlang
te gaan, volhardde zij dan ook.
Ik ga er niet heen, sprak
Henri barsch, 't is altijd dezelfde
geschiedenis en 't verveelt me.
Dan ga ik alleen, ik ben
daarvoor oud genoeg, hernam zijn
zuster.
Jij zoudt ook beter duen met
thuis te blijven, we hebben het
geld wel voor wat anders noodig
zei Henri ongeduldig en somber.
Voor je zeiven spaar je niet,
maar voor mij wordt je plotseling
zuinig, luidde het bittere antwoord
Doet er niet toe, je behoeft