Tweed© Blad van „FEEL MAAS" Om twee millioen FEUILLETON De wachtende Peel Hoe ze over ons denken. De Jonge Midden stand. IJDAO 31 OCTOBER (930 Eea en Tl|ft(fgte Jaargang No. 45 rer Allerheiligen en Allerzielen. 'RAAG Als de H. Kerk 't feest t van Allerheiligen of bidt tot Heiligen, bedoelt zij daarmede alle hemelingen of alleen de g- en heilig verklaarden lNTWOORD Een openbare of »r gezegd, een officieele vereering aanroeping staat de Kerk ons alleen ten opzichte der heilig- klaarden, doch zij verbiedt niet private, d.i. persoonlijke ver ing en aanroeping van de niet- Sigverklaarde hemelingen Zoo g b.v. een kind gerust zijn over- zn moeder aanroepen, die op de een deugzaam leven geleid :ftenz. Df nu de H. Kerk op het Aller- ligenfeest ook tot de niet „heilige" nelingen haar gebeden van ver ing en smeeking richt, heb ik niet inen achterhalen. De liturgische irijvers, die ik raadpleegde. :ren dit punt niet aan. Evenwel ik de onmogelijkheid daarvan t in, omdat zulk een eeredienst niet in strijd lijkt met de in het gin genoemde gedragsregel der :rk. Immers Allerheiligen is het :st van de gemeenschap der strij- nde en der verheerlijkte Kerk, tot :lke laatste toch ook behoort de Dep der niet-heiligverklaarden. Op de tweede plaats zie ik geen jenstrijdigheid, omdat de Kerk haar reering dan niet zou richten op 0 bepaald persoon, van wie zij »t weet, of hij wel in de hemel is, lar in 't algemeen op degenen, die de hemel zijn, in 't midden latende, le in 't bijzonder daartoe behooren. Deze meening vindt een bevesti- ng hierin, dat paus Gregonus IV, en hij het feest van Allerheiligen aatste op 1 November, dit de lam gaf van het feest van „al de chtvaardigen. die op aarde gestor- :n zijn", alsook in de Secreta der Uerheiligen-Mis, waarin de priester dt: „Wij dragen U, o Heer, de ïergaven onzer toewijding op. logen zij tot eer aller gerechtigen 1 welgevallig zijn en door Uwe armhartigheid, voor ons heilzaam ezen." VRAAG: Hoe kan ik den Al- :rzielen-aflaat verdienen ANTWOORD Om den Aller leien-aflaat te verdienen moeten nkele voorwaarden vervuld wor- en. Men moet te biechten gaan binnen ,e acht dagen, welke Aller ielen oorafgaan of volgen; men gelieve r echter op te letten, dat dit jaar .e biecht van Zaterdag 25 October iet telt voor den aflaat. Dit zijn leen acht maar negen dagen voor \llerzielen. Degenen echter, die edere maand minstens tweemaal het Sacrament van Boetvaardigheid ont vangen, of dagelijks de H. Communie ïntvangen, al slaan ze een of twee- naai in de week wel eens over, zijn ïiet tot de biecht verplicht. Wel is een ieder gehouden de H. üommunie te ontvangen, óf daags /oor Allerzielen, óf op den dag :elven, óf op een der dagen van het Dctaaf. Ook hier denke men eraan, dat de Hl. Communie op Allerheiligen dit aar niet voor den aflaat telt. De Jag vóór Allerzielen is dit jaar Zon dag 2 November. Wie deze voorwaarden vervult, kan iederen keer een vollen aflaat verdienen, toepasselijk op de Ge- loovige zielen, als hij de kerk be zoekt en daar eenig gebed stort tot Intentie van Zijn Heiligheid den Paus. Volgens de laatste beslissingen HOOFDSTUK I. Op een zonnigen namiddag van September zat le Amsterdam de griffier Frederik Steen in de ouderwetsche, hooggewelfde, niet zeer lichte ruimte van zijn bureau, toen zijn vriend dr. Otto Rembold zeer opgewonden binnentrad. Wel, is dat geen berichl- geverszwendel, om den lezers een onschuldig pleziertje te bereiden? riep hij uit en las, ondanks het afwerend gebaar van den griffier, dezen het volgende uit een dag blad voor Eergisteren werd hier de heer Oscar Braun begraven. Ofschoon de overledene een goed- belegd vermogen van bijna twee millioen gulden heeft nagelaten, werd zijn stoffelijk overschot slechts door weinige belangstel lenden gevolgd. Is dat reeds een zeldzaam geval, de zaak wordt nog vreemder door het feit, dat voor die aanzienlijke som een erf genaam ontbreekt; want deze, de zoon van den overledene, die thans een leeftijd van vijf-en-twintig jaren moet hebben bereikt, raakte van Rome moet dat gebed bij alle aflaten, welke zoo dikwijls kunnen verdiend worden als men wil, dus de Allerzielen-aflaatde Portiuncula- aflaat(den aflaat op Rozenkrans zondag) 6 maal het Onze Vader en Wees Gegroet met Eere zij den Vader enz. zijn. Het kerkbezoek kan begonnen worden daags voor Allerzielen om 12 uur en voortgezet worden tot middernacht van Allerzielen zelf. I. In „de Telegraaf" van 11, 12 en 13 October troffen wij artikelen over „Niemandsland de Peel", toe gelicht door een prentje, van Louis Raemakers, die een ware bron zou den kunnen worden van verkeerde geschiedenis-voorlichting over de groots barrière, die sinds tal van duizende jaren tusschen het Maas gebied van Noord-Limburg, het Land van Cuyk en de Meijerij Van den Bosch door de natuur opge worpen is over de oudtijds zoo moeilijk te overschrijden groot-hin dernis tusschen het Land van Kes- sel en het Land van Weert, dat er zelfs een spreekwoord over ont stond. De naam „Niemandsland" kan wellicht waar geweest zijn in de tijden, toen Romein en Bataaf in de aangrenzende gebieden kampten om de oppermacht, (de Karolingsche wetten wezen het land den vorst 'oe) de groote landsheeren van Bra bant en van Gelderland hebben al voor vijf-, zeshonderd jaren het Peelgebied verdeeld en weggeschon ken aan de aangrenzende gemeenten ter wederzijden gelegen, hoewel de aard van den grond soms moeielijk- heden bood, om het mijn en het dijn uit elkander te houden. Dat is zóó sterk, dat men nog altijd twist tusschen enkele gemeen ten omtrent de zoogenaamde Vrede- peel, een bewijs, dat iedere gemeente haar pari heeft en er dus geen sprake kan zijn sinds een vijfhon derd jaren van een „Niemandsland" in den oorlog ontstaan. Klopt de naam niet, wij willen dat gaarne vergeven, daar velen de Peel alleen kennen uit vluchtige be schrijvingen, uit een kort bezoek, uit een sobere voorlichting zonder langdurig eigen beschouwen, terwijl de Peel, de groote oude onbekende zich niet de moeite geeft, haar een tonig, gelijkvormig en weinig af wisselend gezicht te veranderen, haar aard te openbaren voor den dilettant-beschrijver, die al is het in een groot Hollandsch blad, eens wil vertellen, hoe ze dat gezicht gekre gen heeft en hoe de Hollandsche moderne heeren het eene verjongings kuur deden ondergaan ia onzen tijd. Maar er wordt in de beschrijvin gen van smokkelaars gesproken, die er niet geweest zijn, of het moesten de van verre, uit Holland gekomen sluikers zijn, die een tijdlang in den mobilisatijd paarden door de Peel over de Maas naar Pruisen brachten. Maar dat is slechts een korten tijd geweest in ons tijdsgewricht; de bewoner der Peeldorpen, groot en klein, smokkelt niet en hebben nooit in de Peel rondgezworven om te smokkelen, al vertelt dit de Nie mandsland-beschrijver ook. Hij teekent de woonstede der Peelbevolking zeer eigenaardig „Armoedig als het aardoppervlak, was de bevolking verstrooid tus schen de vennen en zandverstuivin gen dekking zoekend veelal achter en tusschen eiken en elzen hakhout als elfjarige knaap verloren de wijze waarop staat uitvoerig in het testament vermeld en is in weerwil van de zorgvuldigste nasporingen niet weergevonden kunnen worden. De erflater, een geboren Duitscher, die vele jaren in Amerika heeft doorgeLracht, was sedert een tiental jaren woon achtig te Amsterdam en leefde in groote afzondering. Tien jaren lang nu moet onder beheer van overheidswege het vermogen voor den mogelijkerwijze nog opduiken den erfgenaam onaangetast be waard blijven. Daarna, bij aldien niet opgevorderd door den wet tigen erfgenaam, komt het, na aftrek van een legaat van honderd duizend gulden voor het burger weeshuis alhier, aan verwijderde verwanten des erflaters in Duitsch- land. Wie den werkelijken erfge naam weet te vinden, ontvangt een belooning van ee.i ronde som van honderdduizend gulden en een kostenvergoeding van vijf-en- twintig duizend gulden. Is dat niet een lekker beetje voor alle geheime politiebeambten en advocaten van Europa? Frederik Steen had herhaalde lijk getracht den lezende tot zwij gen te brengen, doch deze liet zich in zijn grooten ernst en ijver, waarmee hij bij de zaak was, niet storen. Is dat waar? vroeg eindelijk dr. Rembold. Natuurlijk is het waar, ant- lagen de sobere hutten der bewo ners der Peelranden." Dat is stylistisch heel mooi ge zegd, maar het hinkt wat. De beschrijving is in zooverre juist, dat de bewoners der zes en dertig randdorpen hunne posten op een eerbiedigen afstand der Peel plaatsten en de meest vooruit ge schoven bewoners hunne kleine huisjes bouwden aan wegen naar de Peel, bij heide en laag gelegen grond, die, zij het dan met groote moeite, tot bouwland en weidegrond, omgeven door afwateringslooten met elzenhout kon omgezet worden. Tusschen vennen en zandverstui vingen bouwde men niet en in de Peel zelf stonden alleen de schaaps kooien, waarvan de schrijver niet spreekt. Deze schaapskooien, omringd door een krans dennen of berkenboomen, illusstraties van het eenzame land schap. vond men bij dozijnen in de hooge Peel en golden zeer typisch sinds eeuwen als bakens voor de eenzame reizigers van West naar Oost en terug. Daarin verbleven de duizenden schapen, die overdag over de wijde landstreek zwierven, des nachts met herder en hond, Nog kan men aan de groepen van kromgewaaide boompjes hier en daar zien, waar de kooien gestaan heb ben. Zij waren bij naam goed bekend aan allen, die met de Peel te maken hadden, aan de turfstekers, de hei houwers, de jagers, evenals de aan den oever der Peel gelegen „hutten" waar de vermoeide reiziger schuilen kon voor onweer, windvlagen en zonnegloed. Z~~ Van dat alles spreekt de schrijver echter niet; hij spreekt wel van ruwe barbaarsche inwoners, voorposten der georganiseerde menschheid, waar zij alleen vertoefden, zegt hij, waar hun geen wetten bekend waren, die smokkelden, drankorgels waren en onderling twistten en vochten. Daarin doet de schrijver door zijn oppervlakkigheid minstens 90 pet. der hardploeterende vroegere bewo ners groot onrecht. De rustige, arme Peelboertjes, die hun werk dag in dag uit deden en alleen verlieten des Zondags, op de feestdagen, om naar de halve uren verliggende kerk of kapel der pa rochie te gaan, worden hier met ein zwarten kwast geteekend. De Peelboertjes waren niet beter en niet slechter dan alle dorpsbewo ners in de vorige eeuwen en stonden daarbij gelijk met de ^lAvoners der schrale Veluwe, van' J Drentsche veenen, van het schriel den arbeid loonende Twente, van geheel het platteland, waar de justitieele ar chieven bewijzen, dat daar de toe standen ook niet zoo schitterend waren, maar in alle gevalle waren de Peelrandbewoners in hun een zaamheid geen smokkelaars, geen dieven, geen vechters en geen dron kelappen bij uitnemendheid. De Niemandsland-beschrijver fan taseert dat en vertelt onbewezen dingen, door de volkstammen ten Oosten en ten Westen van de Peel zonder reden te bekladden en hun onverdiend een slechten naam be zorgen, vooral omdat wie deze kent hen beschouwt als sober, vriendelijk, mededeelzaam en vreedzaam, het tegendeel dus van wat beweert wordt. En daaraan behoort een groot blad niet mede te werken. Wordt vervolgd. woordde Steen, maar kijk eens naar den datum van de courant. Dat weet ik, hernam de andere, het bericht is anderhalf jaar oud maar de hoofdzaak... is de erfgenaam al gevonden Geen spoor... en hij zal ook wel niet gevonden worden Dat is toch niet onmogelijk! O neen, als hij nog leeft ten minste. Doch dat is niet meer aan te nemen. Wij hebben in het af- geloopen jaar in de voornaamste dagbladen van den aardbodem elke maand oproepingen geplaatst, en ingevolge die kennisgeving hebben zich bereids duizenden aangemeld, die erop uitgingen Erich Rraun te zoeken. Ik heb een berg van brieven uit alle werelddeelen moeten beantwoorden, maar tot nu toe heeft niemand ook maar het geringste werkelijke spoor kunnen ontdekken. En nu komt gij, een zoo verstandig jurist, buitendien een schrandere vent, en richt dit couranlenuitknipsel als de punt van een dolk op mijn borst. Hel is toch merkwaadig, antwoordde de ander. Ik lees toch eiken dag het blad, waarin het bericht voorkomt en waarin ook wel uw oproepingenzullen hebben gestaan, ik verkeer schier uit sluitend in juridische kringen, en toch is mij deze zaak geheel en al ontgaan, ik heb zelfs met geen enkel woord overdezeaangelegen heid hooren reppen. En ik moet Het moet den middenstander de laatste weken weer vreemd te moede zijn geweest, zoo dikwijls hij zijn dagblad opsloeg want uit verschil lende plaatsen van .ons land kregen we als de meest markante feiten van den dag in woord en beeld breed voerige publicaties over de opening van nieuwe groot-winkelbedrijven. Vol bewondering werd ons verteld van de rijke installatie dier moderne bedrijven, waar het een genot zal zijn om te koopen maar nergens werd met een woord gerept van al het middenstandsleed, waarop deze win kelpaleizen zijn gebouwd. Zou het dan werkelijk waar zijn, zooals sommigen ons willen doen gelooven, dat deze groei een onont koombare eisch is van den vooruit gang van dezen tijd, waarbij we ons maar hebben neer te leggen Een paar jaar geleden vroeg ik aan een onzer meestbekende sociale voormannen, of die schrokkerige uitbreiding van het grootwinkelbedrijf, dat op alle artikelen beslag legt en niemand ontziet, nu eigenlijk geen onrechtvaardigheid was. Hij durfde daar niet mee in te stemmen, het zal dan ook wel niet zoo zijn, maar onverwacht vond ik in een artikel van dr. Jos. Eberlé op die vraag een antwoord, dat aan het rechts gevoel van onze middenstanders toch wel goed zal doen. Hij haalt daar n.l. met groote instemming een citaat aan van den bekenden katholieken socioloog Hector Lambrechts, waarin deze zeer beslist stelling neemt tegen dat stelselmatig verdringen van den middenstand. Het gaat maar niet aan, ook al heeft men er kans toe, een zoo groot mogelijk deel van het bedrijf naar zich toe te halen. Want boven alles gaat toch de instand houding van vreedzaam gezond volksleven. „Er zijn voordeden, waarvan we ons niet mogen bedie nen, ook wanneer we daarvoor in de gelegenheid zijn. Niet alles, wat geoorloofd is, is ook eerbaar. Hij beroept zich dan op een ander katholiek socioloog Charles Perin, die ergens spreekt van de wet der onthouding, waarop alle vooruitgang en vrede berust. Die onthouding wordt al te zeer miskend in het groote economische leven. Men moest zich op een be paald oogenblik tevreden weten te stellen. „Leven en laten leven" luidt het gebod, zonder dat is geen soci ale samenwerking mogelijk. Wie het niet van zich verkrijgen.kan, van een of ander voordeel af te zien, is moreel lam, is ook op den weg der physieke vergroeiing, want de na tuur heeft op het veronachtzamen van het onthoudingsgebod zware straffen gesteld." Zeker, we weten het, zoo denken ze nog lang niet allemaalhet stond als no. één op het politiek testament, dat Troelstra bij zijn afscheid aan de S. D. A, P. achterliet, dat er een morgen moest komen, een morgen zonder middenstand. En naast de luidruchtige S. D. A P.ers, die het zeggen, zijn er anderen, die het niet zeggen, maar er intusschen alles op zetten, den middenstand te verdringen of hoog stens om te bouwen in een groep van kleine zetbazen. Daarom is het zoon verblijdend verschijnsel, dat er speciaal in den laatsten tijd uit de rijen onzer sociale voormannen zooveel stemmen op gaan, die voor de oplossing der je zeggen, dat me nog nooit soort gelijk artikel en ik verneem toch herhaaldelijk van zulke zaken mij zoo opgewonden heeft ge maakt als dit, het heeft me letter lijk getroffen als een bliksemstraal. Dat schijnt een beschikking van het lot te zijn. Dat je nog zoo lang daarna komt achterna hinken met die geschiedenis vroeg de griffier spottend. Ja, juist dat, want thans ben ik sedert mijn komst uil Duitsch- land hiet te lande twee en een half jaar werkzaam aan het kantoor van den meest gezochten advocaat van gansch Amsterdam, en ik hen me zoowel in de Nederlandsche rechtsspraak als in de Nederland sche taal zoo zeer bekwaamd, dat ik mij volkomen bewegen kan als een Hollandsch advocaat. En nu ik hiermee klaar ben en op het punt' sta, als zelfstandig advocaat me te vestigen, valt me juist dit artikel in handen I Een gril van het toeval, merkte Steen op, een bespotting, een ironie Nog nooit heeft mij zóó iets aangegrepen, gaf dr. Rembold ernstig ten antwoord. Het is me, als hoorde ik een inwendige stem mij toeroepen Otto Rembold, dat is jou zaak, die is voor jou be spaard. Hierdoor kun je met één slag naam en geld winnen een aardig stuk geld, honderd duizend gulden. Dat is jouw zaak, Rem sociale problemen zooveel waarde hechten aan een bloeienden midden stand. De zoo juist genoemde dr. Jos. Eberlé verklaarde ronduit„Het is van groot belang, zooveel mogelijk economisch-zelfstandigen te schep pen", En in „de Gemeenschap" van 1.1. Juli schreef prof. Pompe in dien zelfden geest„Niet alle productie middelen in handen van de ge meenschap, nog minder echter in de macht van eenige weinige monopo listen achter de schermen. Maar zooveel mogelijk eigen beschikking van den producent zelf over de productie-middelen, waarmede hij, door den arbeid van zijn geest en handen, produceert." Dit is voor die twee schrijvers maar niet een vrome wensch want beide zien zij voor den middenstand dezelfde mogelijkheid om zich te herstellen en het verloren terrein te herwinnen. Want zegt dr. Eberlé de huidige ontwikkeling der tech niek met behulp der electrische kracht maakt sterke decentralisaties mogelijk op het gebied der industrie en prof. Pompe oordeelt daarover precies eender: „De machine is ge bruikt tot het maken van groote ondernemingen. De electriciteit kan aangewend worden om den econo- mischen arbeid te decentraliseeren en het kleinbedrijf in eere te herstellen." Men ziet, deze schrijvers willen handhaving en uitbreiding van den middenstand juist in het belang van een gezond maatschappelijk leven. Als onder onze sociologen steeds duidelijker verkondigd wordt, dat een bloeiende middenstand een sociale weidaad is, dan is dat niet enkel om de nuttige diensten, die hij aan de gemeenschap bewijst maar ook om dat de middenstand het evenwicht bewaart in de samenleving. Zoo sprak Mgr. Aengenent, toen nog professor, voor de Haarlemsche Hanze in 1927 „In de naleving van de Wet der liefde heeft naar mijn opvatting vooral de middenstand in onze dagen een grootsche taak te vervullen voor het behoud der maatschappelijke orde. Uit de natuur der verhoudin gen is het contract van den midden stander met zijn personeel van meer intiemen dagelijkschen omgang dan dat van den groot-werkgever. Welnu, ik zou alle middenstanders willen overhalen om die gunstige omstan digheid in het belang der maatschap pelijke orde te benutten." H. Pesch S. J.in Ethiek en Volks huishoudkunde onderstreept diezelfde sociale beteekenis van den midden stand. Na eerst betoogd te hebben, dat er verschil van stand en bezit moet zijn, vervolgt hij dan „Vooral de middenstand, die tus schen de lagere en de hoogere klassen in staat, verhindert het ontstaan van heilloos scherpe tegen stellingen. Maar zoo besluit hij dan de middenstand moet kunnen bestaan, moet gelegenheid tot werken en verdienen kunnen vinden en een overeenkomstige vergelding zijner diensten. Dat vormt in elk geval de kern van het z.g. middenstandsvraag- stuk." Ziedaar, hoe ze over ons denken. Men erkent het bestaan van een middenstandsprobleem. Men ziet de mogelijkheid eener oplossing. Men hoopt op die oplossing niet slechts ter wille der middenstanders maar ook om het algemeen belang. Laat dit voor ons een prikkel zijn. onze eigen sociale activiteit te ver levendigen. Toen Mr. Treubinl917 voorspelde, dat de middenstand het hard te verantwoorden zou krijgen. voegde hij er aan toe „Het lot, dat hen bedreigt, zullen ook zij slechts kunnen verzachten door.... samen werking." De grootste belemmering voor een sociaal herstel zijn de middenstanders zelf maar is dit ideaal niet aansteke lijk genoeg om alle middenstanders te hoop te drijven J. F. A. BOTS. pr. ingezaadsn Usdedesllagen. Waarschuwingssignalen. Als uw organisme zelf u door pijn en kwalen, een duizelig gevoel, oorsuizingen en andere stoornissen waarschuwt, dat de nieren het urine- zuur en andere vergiftige stoffen niet behoorlijk uit het bloed filtree- ren, dient gij u in acht te nemen. Gij kunt het spoedig genoeg zelf uitmaken Let er op of gij last hebt van rugpijn, rheumatische pijnen, ischias of spit, een prikkelbaar, zenuwachtig, afgemat gevoel, een gevoel of uw ooien suizen en gonzen, te vaak of te weinig aandrang om te urineeren, troebel, te donker of te licht ge kleurd water. Brandend en pijnlijk bij de loozing. Zanderig, gruisachtig of draderig bezinksel. Elk dezer verschijnselen kan be- teekenen, dat uw nieren hulp be hoeven. Gebruik dan onmiddelijk Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Zij worden aanbevolen als het middel, dat de verzwakte nieren opwekt, de urineloozing regelt en u bevrijdt van rugpijn, rheumathiek en die an dere ellendige verschijnselen van nieraandoening. Verkrijgbaar (in glas verpakking met geel etiketlet hier vooral op) bij apotheken en drogisten a f 1.75 per flacon. 34 Onder bovenstaand opschrift schrijft „De Middenstandskrant", orgaan van „De Hanze" in het Bisdom Haarlem het volgende woord tot onze jongeren Jonge Middenstanders, eendracht maakt macht Ge moet dan ook eendrachtig optrekken Eendrachtig optrekken, veronderstelt, dat ge verbonden, vereenigd zijt. Laten we 't meer in eens zeggen Ge moet georganiseerd zijn. Georganiseerd, omdat ge te zamen 'n kracht vormt, die wat tot stand kan brengen. Wat vermag 'n eenling in onze dagen Hij wordt niet gehoerd of geteld Hij is 'n nul vóór 't getal of achter de decimalen. Een eenling I Een alleen, dat gaat niet meer nu men met vereenigde georganiseerde krachten heeft te doen. De vijand trekt tegen u op in dicht aanééngesloten rijen en „dood aan den Middenstand" verneemt men 1 De middenstand is reeds doodis gezegd. Men heeft zich vergist. Hoogstens was hij schijndood De middenstand kan niet sterven, kan niet verdwijnen I Er kan 'n andere middenstand komen, maar een middenstand blijft. Tusschen rijken en armen moet 'n verbinding zijn en blijven. Het ver- bindingsteeken of liever de brug kan niet gemist. Op den ouden Midden stand, die eenmaal was „de rugge- graat van Kerk en Staat" is het gemunt. Men kan dit loochenen maar feiten, die voor ieder zichtbaar, bold, werp je erin In dezen kolk der dwaasheid, vulde de andere aan. Twaalf jaren heeft de oude Braun naar zijn zoon gezocht. Hij heeft verre reizen gemaakt, duizenden guldens besteed, bekwame en ervaren lieden bezoldigd, die evenzoo moesten zoeken, en nergens was in al dien tijd taal noch teeken van den verdwenen jonkman te vinden. En nu kom jij als het hin kende paard achteraan en graaft die oude historie weer op. Zooals ik je zei; Toen ik het bericht las, voelde ik een eigen- aardigen drang, om mij met dit geval bezig te houden; kwam een gevoel van blijde hoop over mij. Dwaasheid Onzinzei de griffier. Jammer van den kostbaren tijd en het mooie geld, dat je er aan besteedt, je deedt nog beter met er champagne voor te drinken. Wie weet? mompelde Rem bold. Ik waag het erop. Ik zie wel, dat het bij je aan een doovemansdeur is geklopt, hernam de griffier ontevreden, wijl Remb ld zich niet van zijn besluit wilde laten afbrengen. Wees zoo goed mij de be wuste zinsneden eens in het oor spronkelijk testament te laten lezen, vervolgde Rembold. De griffier ging naar een kast, welke hij ontsloot en nam uiteen vak een nogal beduimeld en geel geworden groot blad papier, 't welk hij zijn vriend overhandigde met de woorden Dat is een woordelijke copie van het bewuste testament. De jonge advocaat greep gretig naar het papier, liep er mede naar het getraliede venster, waar het lichter was dan op eenige andere plek van het bureau, zette zich daar op een stoel neder en begon zich in de studie van het voor hem interessante gedeelte van het testament vlijtig te verdiepen. Dat gedeelte luidde aldus ln het jaar 1857 woonde ik in San Francisco. In December van dat jaar verliet mij mijne vrouw naar aanleiding van een hevigen twist, welken wij met elkander hadden. Zij vertrok naar New York. Mijn zoon, die destijds drie jaren oud was, met zich medenemend. Ik was in die dagen betrokken in groote, spannende speculaliën, en het was mij niet onaangenaam, om, vrij van elk huiselijk onge noegen, die zaken geheel te kunnen afwikkelen. Mijn vrouw ontving een jaargeld van me en zond me van tijd tot tijd bericht over den toestand van mijn zoon. Na ongeveer zes jaren verzocht ik mijn vrouw tot mij terug te keeren. Ik was destijds te New Orleans metterwoon geves tigd. Mijn vrouw verklaarde zich bereid mijn verzoek in te willigen, doch schreef me, dat ze tienduizend dollar noodig had,om inmiddels daar haar gemaakte schulden te betalen.

Peel en Maas | 1930 | | pagina 7