Tweed© Blad van „FEEL MAAS"
Om twee millioen
FEUILLETON
De wachtende Peel
Hoe ze over ons
denken.
De Jonge Midden
stand.
IJDAO 31 OCTOBER (930
Eea en Tl|ft(fgte Jaargang
No. 45
rer Allerheiligen en
Allerzielen.
'RAAG Als de H. Kerk 't feest
t van Allerheiligen of bidt tot
Heiligen, bedoelt zij daarmede
alle hemelingen of alleen de
g- en heilig verklaarden
lNTWOORD Een openbare of
»r gezegd, een officieele vereering
aanroeping staat de Kerk ons
alleen ten opzichte der heilig-
klaarden, doch zij verbiedt niet
private, d.i. persoonlijke ver
ing en aanroeping van de niet-
Sigverklaarde hemelingen Zoo
g b.v. een kind gerust zijn over-
zn moeder aanroepen, die op
de een deugzaam leven geleid
:ftenz.
Df nu de H. Kerk op het Aller-
ligenfeest ook tot de niet „heilige"
nelingen haar gebeden van ver
ing en smeeking richt, heb ik niet
inen achterhalen. De liturgische
irijvers, die ik raadpleegde.
:ren dit punt niet aan. Evenwel
ik de onmogelijkheid daarvan
t in, omdat zulk een eeredienst
niet in strijd lijkt met de in het
gin genoemde gedragsregel der
:rk. Immers Allerheiligen is het
:st van de gemeenschap der strij-
nde en der verheerlijkte Kerk, tot
:lke laatste toch ook behoort de
Dep der niet-heiligverklaarden.
Op de tweede plaats zie ik geen
jenstrijdigheid, omdat de Kerk haar
reering dan niet zou richten op
0 bepaald persoon, van wie zij
»t weet, of hij wel in de hemel is,
lar in 't algemeen op degenen, die
de hemel zijn, in 't midden latende,
le in 't bijzonder daartoe behooren.
Deze meening vindt een bevesti-
ng hierin, dat paus Gregonus IV,
en hij het feest van Allerheiligen
aatste op 1 November, dit de
lam gaf van het feest van „al de
chtvaardigen. die op aarde gestor-
:n zijn", alsook in de Secreta der
Uerheiligen-Mis, waarin de priester
dt: „Wij dragen U, o Heer, de
ïergaven onzer toewijding op.
logen zij tot eer aller gerechtigen
1 welgevallig zijn en door Uwe
armhartigheid, voor ons heilzaam
ezen."
VRAAG: Hoe kan ik den Al-
:rzielen-aflaat verdienen
ANTWOORD Om den Aller
leien-aflaat te verdienen moeten
nkele voorwaarden vervuld wor-
en.
Men moet te biechten gaan binnen
,e acht dagen, welke Aller ielen
oorafgaan of volgen; men gelieve
r echter op te letten, dat dit jaar
.e biecht van Zaterdag 25 October
iet telt voor den aflaat. Dit zijn
leen acht maar negen dagen voor
\llerzielen. Degenen echter, die
edere maand minstens tweemaal het
Sacrament van Boetvaardigheid ont
vangen, of dagelijks de H. Communie
ïntvangen, al slaan ze een of twee-
naai in de week wel eens over, zijn
ïiet tot de biecht verplicht.
Wel is een ieder gehouden de H.
üommunie te ontvangen, óf daags
/oor Allerzielen, óf op den dag
:elven, óf op een der dagen van het
Dctaaf.
Ook hier denke men eraan, dat de
Hl. Communie op Allerheiligen dit
aar niet voor den aflaat telt. De
Jag vóór Allerzielen is dit jaar Zon
dag 2 November.
Wie deze voorwaarden vervult,
kan iederen keer een vollen aflaat
verdienen, toepasselijk op de Ge-
loovige zielen, als hij de kerk be
zoekt en daar eenig gebed stort tot
Intentie van Zijn Heiligheid den Paus.
Volgens de laatste beslissingen
HOOFDSTUK I.
Op een zonnigen namiddag van
September zat le Amsterdam de
griffier Frederik Steen in de
ouderwetsche, hooggewelfde, niet
zeer lichte ruimte van zijn bureau,
toen zijn vriend dr. Otto Rembold
zeer opgewonden binnentrad.
Wel, is dat geen berichl-
geverszwendel, om den lezers een
onschuldig pleziertje te bereiden?
riep hij uit en las, ondanks het
afwerend gebaar van den griffier,
dezen het volgende uit een dag
blad voor Eergisteren werd hier
de heer Oscar Braun begraven.
Ofschoon de overledene een goed-
belegd vermogen van bijna twee
millioen gulden heeft nagelaten,
werd zijn stoffelijk overschot
slechts door weinige belangstel
lenden gevolgd. Is dat reeds een
zeldzaam geval, de zaak wordt
nog vreemder door het feit, dat
voor die aanzienlijke som een erf
genaam ontbreekt; want deze, de
zoon van den overledene, die thans
een leeftijd van vijf-en-twintig
jaren moet hebben bereikt, raakte
van Rome moet dat gebed bij alle
aflaten, welke zoo dikwijls kunnen
verdiend worden als men wil, dus
de Allerzielen-aflaatde Portiuncula-
aflaat(den aflaat op Rozenkrans
zondag) 6 maal het Onze Vader en
Wees Gegroet met Eere zij den
Vader enz. zijn.
Het kerkbezoek kan begonnen
worden daags voor Allerzielen om
12 uur en voortgezet worden tot
middernacht van Allerzielen zelf.
I.
In „de Telegraaf" van 11, 12 en
13 October troffen wij artikelen
over „Niemandsland de Peel", toe
gelicht door een prentje, van Louis
Raemakers, die een ware bron zou
den kunnen worden van verkeerde
geschiedenis-voorlichting over de
groots barrière, die sinds tal van
duizende jaren tusschen het Maas
gebied van Noord-Limburg, het
Land van Cuyk en de Meijerij Van
den Bosch door de natuur opge
worpen is over de oudtijds zoo
moeilijk te overschrijden groot-hin
dernis tusschen het Land van Kes-
sel en het Land van Weert, dat er
zelfs een spreekwoord over ont
stond.
De naam „Niemandsland" kan
wellicht waar geweest zijn in de
tijden, toen Romein en Bataaf in de
aangrenzende gebieden kampten om
de oppermacht, (de Karolingsche
wetten wezen het land den vorst
'oe) de groote landsheeren van Bra
bant en van Gelderland hebben al
voor vijf-, zeshonderd jaren het
Peelgebied verdeeld en weggeschon
ken aan de aangrenzende gemeenten
ter wederzijden gelegen, hoewel de
aard van den grond soms moeielijk-
heden bood, om het mijn en het
dijn uit elkander te houden.
Dat is zóó sterk, dat men nog
altijd twist tusschen enkele gemeen
ten omtrent de zoogenaamde Vrede-
peel, een bewijs, dat iedere gemeente
haar pari heeft en er dus geen
sprake kan zijn sinds een vijfhon
derd jaren van een „Niemandsland"
in den oorlog ontstaan.
Klopt de naam niet, wij willen
dat gaarne vergeven, daar velen de
Peel alleen kennen uit vluchtige be
schrijvingen, uit een kort bezoek,
uit een sobere voorlichting zonder
langdurig eigen beschouwen, terwijl
de Peel, de groote oude onbekende
zich niet de moeite geeft, haar een
tonig, gelijkvormig en weinig af
wisselend gezicht te veranderen,
haar aard te openbaren voor den
dilettant-beschrijver, die al is het in
een groot Hollandsch blad, eens wil
vertellen, hoe ze dat gezicht gekre
gen heeft en hoe de Hollandsche
moderne heeren het eene verjongings
kuur deden ondergaan ia onzen
tijd.
Maar er wordt in de beschrijvin
gen van smokkelaars gesproken, die
er niet geweest zijn, of het moesten
de van verre, uit Holland gekomen
sluikers zijn, die een tijdlang in den
mobilisatijd paarden door de Peel
over de Maas naar Pruisen brachten.
Maar dat is slechts een korten
tijd geweest in ons tijdsgewricht; de
bewoner der Peeldorpen, groot en
klein, smokkelt niet en hebben nooit
in de Peel rondgezworven om te
smokkelen, al vertelt dit de Nie
mandsland-beschrijver ook.
Hij teekent de woonstede der
Peelbevolking zeer eigenaardig
„Armoedig als het aardoppervlak,
was de bevolking verstrooid tus
schen de vennen en zandverstuivin
gen dekking zoekend veelal achter
en tusschen eiken en elzen hakhout
als elfjarige knaap verloren
de wijze waarop staat uitvoerig in
het testament vermeld en is
in weerwil van de zorgvuldigste
nasporingen niet weergevonden
kunnen worden. De erflater, een
geboren Duitscher, die vele jaren
in Amerika heeft doorgeLracht,
was sedert een tiental jaren woon
achtig te Amsterdam en leefde in
groote afzondering. Tien jaren
lang nu moet onder beheer van
overheidswege het vermogen voor
den mogelijkerwijze nog opduiken
den erfgenaam onaangetast be
waard blijven. Daarna, bij aldien
niet opgevorderd door den wet
tigen erfgenaam, komt het, na
aftrek van een legaat van honderd
duizend gulden voor het burger
weeshuis alhier, aan verwijderde
verwanten des erflaters in Duitsch-
land. Wie den werkelijken erfge
naam weet te vinden, ontvangt
een belooning van ee.i ronde som
van honderdduizend gulden en een
kostenvergoeding van vijf-en-
twintig duizend gulden. Is dat niet
een lekker beetje voor alle geheime
politiebeambten en advocaten van
Europa?
Frederik Steen had herhaalde
lijk getracht den lezende tot zwij
gen te brengen, doch deze liet
zich in zijn grooten ernst en ijver,
waarmee hij bij de zaak was, niet
storen.
Is dat waar? vroeg eindelijk
dr. Rembold.
Natuurlijk is het waar, ant-
lagen de sobere hutten der bewo
ners der Peelranden."
Dat is stylistisch heel mooi ge
zegd, maar het hinkt wat.
De beschrijving is in zooverre
juist, dat de bewoners der zes en
dertig randdorpen hunne posten op
een eerbiedigen afstand der Peel
plaatsten en de meest vooruit ge
schoven bewoners hunne kleine
huisjes bouwden aan wegen naar
de Peel, bij heide en laag gelegen
grond, die, zij het dan met groote
moeite, tot bouwland en weidegrond,
omgeven door afwateringslooten met
elzenhout kon omgezet worden.
Tusschen vennen en zandverstui
vingen bouwde men niet en in de
Peel zelf stonden alleen de schaaps
kooien, waarvan de schrijver niet
spreekt.
Deze schaapskooien, omringd door
een krans dennen of berkenboomen,
illusstraties van het eenzame land
schap. vond men bij dozijnen in de
hooge Peel en golden zeer typisch
sinds eeuwen als bakens voor de
eenzame reizigers van West naar
Oost en terug.
Daarin verbleven de duizenden
schapen, die overdag over de wijde
landstreek zwierven, des nachts met
herder en hond,
Nog kan men aan de groepen van
kromgewaaide boompjes hier en daar
zien, waar de kooien gestaan heb
ben. Zij waren bij naam goed bekend
aan allen, die met de Peel te maken
hadden, aan de turfstekers, de hei
houwers, de jagers, evenals de aan
den oever der Peel gelegen „hutten"
waar de vermoeide reiziger schuilen
kon voor onweer, windvlagen en
zonnegloed. Z~~
Van dat alles spreekt de schrijver
echter niet; hij spreekt wel van ruwe
barbaarsche inwoners, voorposten
der georganiseerde menschheid, waar
zij alleen vertoefden, zegt hij, waar
hun geen wetten bekend waren, die
smokkelden, drankorgels waren en
onderling twistten en vochten.
Daarin doet de schrijver door zijn
oppervlakkigheid minstens 90 pet.
der hardploeterende vroegere bewo
ners groot onrecht.
De rustige, arme Peelboertjes, die
hun werk dag in dag uit deden en
alleen verlieten des Zondags, op de
feestdagen, om naar de halve uren
verliggende kerk of kapel der pa
rochie te gaan, worden hier met
ein zwarten kwast geteekend.
De Peelboertjes waren niet beter
en niet slechter dan alle dorpsbewo
ners in de vorige eeuwen en stonden
daarbij gelijk met de ^lAvoners der
schrale Veluwe, van' J Drentsche
veenen, van het schriel den arbeid
loonende Twente, van geheel het
platteland, waar de justitieele ar
chieven bewijzen, dat daar de toe
standen ook niet zoo schitterend
waren, maar in alle gevalle waren
de Peelrandbewoners in hun een
zaamheid geen smokkelaars, geen
dieven, geen vechters en geen dron
kelappen bij uitnemendheid.
De Niemandsland-beschrijver fan
taseert dat en vertelt onbewezen
dingen, door de volkstammen ten
Oosten en ten Westen van de Peel
zonder reden te bekladden en hun
onverdiend een slechten naam be
zorgen, vooral omdat wie deze kent
hen beschouwt als sober, vriendelijk,
mededeelzaam en vreedzaam, het
tegendeel dus van wat beweert
wordt.
En daaraan behoort een groot
blad niet mede te werken.
Wordt vervolgd.
woordde Steen, maar kijk eens
naar den datum van de courant.
Dat weet ik, hernam de
andere, het bericht is anderhalf
jaar oud maar de hoofdzaak...
is de erfgenaam al gevonden
Geen spoor... en hij zal ook
wel niet gevonden worden
Dat is toch niet onmogelijk!
O neen, als hij nog leeft ten
minste. Doch dat is niet meer aan
te nemen. Wij hebben in het af-
geloopen jaar in de voornaamste
dagbladen van den aardbodem elke
maand oproepingen geplaatst, en
ingevolge die kennisgeving hebben
zich bereids duizenden aangemeld,
die erop uitgingen Erich Rraun
te zoeken. Ik heb een berg van
brieven uit alle werelddeelen
moeten beantwoorden, maar tot
nu toe heeft niemand ook maar
het geringste werkelijke spoor
kunnen ontdekken. En nu komt
gij, een zoo verstandig jurist,
buitendien een schrandere vent,
en richt dit couranlenuitknipsel
als de punt van een dolk op mijn
borst.
Hel is toch merkwaadig,
antwoordde de ander. Ik lees toch
eiken dag het blad, waarin het
bericht voorkomt en waarin ook
wel uw oproepingenzullen hebben
gestaan, ik verkeer schier uit
sluitend in juridische kringen, en
toch is mij deze zaak geheel en
al ontgaan, ik heb zelfs met geen
enkel woord overdezeaangelegen
heid hooren reppen. En ik moet
Het moet den middenstander de
laatste weken weer vreemd te moede
zijn geweest, zoo dikwijls hij zijn
dagblad opsloeg want uit verschil
lende plaatsen van .ons land kregen
we als de meest markante feiten van
den dag in woord en beeld breed
voerige publicaties over de opening
van nieuwe groot-winkelbedrijven.
Vol bewondering werd ons verteld
van de rijke installatie dier moderne
bedrijven, waar het een genot zal
zijn om te koopen maar nergens werd
met een woord gerept van al het
middenstandsleed, waarop deze win
kelpaleizen zijn gebouwd.
Zou het dan werkelijk waar zijn,
zooals sommigen ons willen doen
gelooven, dat deze groei een onont
koombare eisch is van den vooruit
gang van dezen tijd, waarbij we ons
maar hebben neer te leggen
Een paar jaar geleden vroeg ik
aan een onzer meestbekende sociale
voormannen, of die schrokkerige
uitbreiding van het grootwinkelbedrijf,
dat op alle artikelen beslag legt en
niemand ontziet, nu eigenlijk geen
onrechtvaardigheid was. Hij durfde
daar niet mee in te stemmen, het
zal dan ook wel niet zoo zijn, maar
onverwacht vond ik in een artikel
van dr. Jos. Eberlé op die vraag
een antwoord, dat aan het rechts
gevoel van onze middenstanders
toch wel goed zal doen.
Hij haalt daar n.l. met groote
instemming een citaat aan van den
bekenden katholieken socioloog
Hector Lambrechts, waarin deze
zeer beslist stelling neemt tegen dat
stelselmatig verdringen van den
middenstand. Het gaat maar niet
aan, ook al heeft men er kans toe,
een zoo groot mogelijk deel van het
bedrijf naar zich toe te halen. Want
boven alles gaat toch de instand
houding van vreedzaam gezond
volksleven. „Er zijn voordeden,
waarvan we ons niet mogen bedie
nen, ook wanneer we daarvoor in
de gelegenheid zijn.
Niet alles, wat geoorloofd is, is
ook eerbaar. Hij beroept zich dan
op een ander katholiek socioloog
Charles Perin, die ergens spreekt
van de wet der onthouding, waarop
alle vooruitgang en vrede berust.
Die onthouding wordt al te zeer
miskend in het groote economische
leven. Men moest zich op een be
paald oogenblik tevreden weten te
stellen. „Leven en laten leven" luidt
het gebod, zonder dat is geen soci
ale samenwerking mogelijk. Wie
het niet van zich verkrijgen.kan, van
een of ander voordeel af te zien, is
moreel lam, is ook op den weg der
physieke vergroeiing, want de na
tuur heeft op het veronachtzamen
van het onthoudingsgebod zware
straffen gesteld."
Zeker, we weten het, zoo denken
ze nog lang niet allemaalhet stond
als no. één op het politiek testament,
dat Troelstra bij zijn afscheid aan
de S. D. A, P. achterliet, dat er een
morgen moest komen, een morgen
zonder middenstand.
En naast de luidruchtige S. D.
A P.ers, die het zeggen, zijn er
anderen, die het niet zeggen, maar
er intusschen alles op zetten, den
middenstand te verdringen of hoog
stens om te bouwen in een groep
van kleine zetbazen.
Daarom is het zoon verblijdend
verschijnsel, dat er speciaal in den
laatsten tijd uit de rijen onzer sociale
voormannen zooveel stemmen op
gaan, die voor de oplossing der
je zeggen, dat me nog nooit soort
gelijk artikel en ik verneem
toch herhaaldelijk van zulke zaken
mij zoo opgewonden heeft ge
maakt als dit, het heeft me letter
lijk getroffen als een bliksemstraal.
Dat schijnt een beschikking van
het lot te zijn.
Dat je nog zoo lang daarna
komt achterna hinken met die
geschiedenis vroeg de griffier
spottend.
Ja, juist dat, want thans ben
ik sedert mijn komst uil Duitsch-
land hiet te lande twee en een half
jaar werkzaam aan het kantoor
van den meest gezochten advocaat
van gansch Amsterdam, en ik hen
me zoowel in de Nederlandsche
rechtsspraak als in de Nederland
sche taal zoo zeer bekwaamd, dat
ik mij volkomen bewegen kan als
een Hollandsch advocaat. En nu
ik hiermee klaar ben en op het
punt' sta, als zelfstandig advocaat
me te vestigen, valt me juist dit
artikel in handen I
Een gril van het toeval,
merkte Steen op, een bespotting,
een ironie
Nog nooit heeft mij zóó iets
aangegrepen, gaf dr. Rembold
ernstig ten antwoord. Het is me,
als hoorde ik een inwendige stem
mij toeroepen Otto Rembold, dat
is jou zaak, die is voor jou be
spaard. Hierdoor kun je met één
slag naam en geld winnen een
aardig stuk geld, honderd duizend
gulden. Dat is jouw zaak, Rem
sociale problemen zooveel waarde
hechten aan een bloeienden midden
stand.
De zoo juist genoemde dr. Jos.
Eberlé verklaarde ronduit„Het is
van groot belang, zooveel mogelijk
economisch-zelfstandigen te schep
pen", En in „de Gemeenschap" van
1.1. Juli schreef prof. Pompe in dien
zelfden geest„Niet alle productie
middelen in handen van de ge
meenschap, nog minder echter in de
macht van eenige weinige monopo
listen achter de schermen. Maar
zooveel mogelijk eigen beschikking
van den producent zelf over de
productie-middelen, waarmede hij,
door den arbeid van zijn geest en
handen, produceert."
Dit is voor die twee schrijvers
maar niet een vrome wensch want
beide zien zij voor den middenstand
dezelfde mogelijkheid om zich te
herstellen en het verloren terrein te
herwinnen. Want zegt dr. Eberlé
de huidige ontwikkeling der tech
niek met behulp der electrische
kracht maakt sterke decentralisaties
mogelijk op het gebied der industrie
en prof. Pompe oordeelt daarover
precies eender: „De machine is ge
bruikt tot het maken van groote
ondernemingen. De electriciteit kan
aangewend worden om den econo-
mischen arbeid te decentraliseeren
en het kleinbedrijf in eere te
herstellen."
Men ziet, deze schrijvers willen
handhaving en uitbreiding van den
middenstand juist in het belang van
een gezond maatschappelijk leven.
Als onder onze sociologen steeds
duidelijker verkondigd wordt, dat
een bloeiende middenstand een sociale
weidaad is, dan is dat niet enkel om
de nuttige diensten, die hij aan de
gemeenschap bewijst maar ook om
dat de middenstand het evenwicht
bewaart in de samenleving.
Zoo sprak Mgr. Aengenent, toen
nog professor, voor de Haarlemsche
Hanze in 1927
„In de naleving van de Wet der
liefde heeft naar mijn opvatting
vooral de middenstand in onze dagen
een grootsche taak te vervullen voor
het behoud der maatschappelijke
orde. Uit de natuur der verhoudin
gen is het contract van den midden
stander met zijn personeel van meer
intiemen dagelijkschen omgang dan
dat van den groot-werkgever. Welnu,
ik zou alle middenstanders willen
overhalen om die gunstige omstan
digheid in het belang der maatschap
pelijke orde te benutten."
H. Pesch S. J.in Ethiek en Volks
huishoudkunde onderstreept diezelfde
sociale beteekenis van den midden
stand. Na eerst betoogd te hebben,
dat er verschil van stand en bezit
moet zijn, vervolgt hij dan
„Vooral de middenstand, die tus
schen de lagere en de hoogere
klassen in staat, verhindert het
ontstaan van heilloos scherpe tegen
stellingen. Maar zoo besluit hij
dan de middenstand moet kunnen
bestaan, moet gelegenheid tot werken
en verdienen kunnen vinden en een
overeenkomstige vergelding zijner
diensten. Dat vormt in elk geval de
kern van het z.g. middenstandsvraag-
stuk."
Ziedaar, hoe ze over ons denken.
Men erkent het bestaan van een
middenstandsprobleem.
Men ziet de mogelijkheid eener
oplossing.
Men hoopt op die oplossing niet
slechts ter wille der middenstanders
maar ook om het algemeen belang.
Laat dit voor ons een prikkel zijn.
onze eigen sociale activiteit te ver
levendigen. Toen Mr. Treubinl917
voorspelde, dat de middenstand het
hard te verantwoorden zou krijgen.
voegde hij er aan toe „Het lot, dat
hen bedreigt, zullen ook zij slechts
kunnen verzachten door.... samen
werking."
De grootste belemmering voor een
sociaal herstel zijn de middenstanders
zelf maar is dit ideaal niet aansteke
lijk genoeg om alle middenstanders
te hoop te drijven
J. F. A. BOTS. pr.
ingezaadsn Usdedesllagen.
Waarschuwingssignalen.
Als uw organisme zelf u door
pijn en kwalen, een duizelig gevoel,
oorsuizingen en andere stoornissen
waarschuwt, dat de nieren het urine-
zuur en andere vergiftige stoffen
niet behoorlijk uit het bloed filtree-
ren, dient gij u in acht te nemen.
Gij kunt het spoedig genoeg zelf
uitmaken
Let er op of gij last hebt van
rugpijn, rheumatische pijnen, ischias
of spit, een prikkelbaar, zenuwachtig,
afgemat gevoel, een gevoel of uw
ooien suizen en gonzen, te vaak of
te weinig aandrang om te urineeren,
troebel, te donker of te licht ge
kleurd water. Brandend en pijnlijk
bij de loozing. Zanderig, gruisachtig
of draderig bezinksel.
Elk dezer verschijnselen kan be-
teekenen, dat uw nieren hulp be
hoeven. Gebruik dan onmiddelijk
Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Zij
worden aanbevolen als het middel,
dat de verzwakte nieren opwekt,
de urineloozing regelt en u bevrijdt
van rugpijn, rheumathiek en die an
dere ellendige verschijnselen van
nieraandoening.
Verkrijgbaar (in glas verpakking
met geel etiketlet hier vooral op)
bij apotheken en drogisten a f 1.75
per flacon. 34
Onder bovenstaand opschrift
schrijft „De Middenstandskrant",
orgaan van „De Hanze" in het
Bisdom Haarlem het volgende woord
tot onze jongeren
Jonge Middenstanders, eendracht
maakt macht
Ge moet dan ook eendrachtig
optrekken Eendrachtig optrekken,
veronderstelt, dat ge verbonden,
vereenigd zijt.
Laten we 't meer in eens zeggen
Ge moet georganiseerd zijn.
Georganiseerd, omdat ge te zamen
'n kracht vormt, die wat tot stand
kan brengen.
Wat vermag 'n eenling in onze
dagen Hij wordt niet gehoerd of
geteld Hij is 'n nul vóór 't getal
of achter de decimalen.
Een eenling I Een alleen, dat gaat
niet meer nu men met vereenigde
georganiseerde krachten heeft te
doen.
De vijand trekt tegen u op in
dicht aanééngesloten rijen en „dood
aan den Middenstand" verneemt
men 1
De middenstand is reeds doodis
gezegd.
Men heeft zich vergist. Hoogstens
was hij schijndood
De middenstand kan niet sterven,
kan niet verdwijnen I
Er kan 'n andere middenstand
komen, maar een middenstand blijft.
Tusschen rijken en armen moet 'n
verbinding zijn en blijven. Het ver-
bindingsteeken of liever de brug kan
niet gemist. Op den ouden Midden
stand, die eenmaal was „de rugge-
graat van Kerk en Staat" is het
gemunt. Men kan dit loochenen
maar feiten, die voor ieder zichtbaar,
bold, werp je erin
In dezen kolk der dwaasheid,
vulde de andere aan. Twaalf jaren
heeft de oude Braun naar zijn
zoon gezocht. Hij heeft verre
reizen gemaakt, duizenden guldens
besteed, bekwame en ervaren
lieden bezoldigd, die evenzoo
moesten zoeken, en nergens was
in al dien tijd taal noch teeken
van den verdwenen jonkman te
vinden. En nu kom jij als het hin
kende paard achteraan en graaft
die oude historie weer op.
Zooals ik je zei; Toen ik het
bericht las, voelde ik een eigen-
aardigen drang, om mij met dit
geval bezig te houden; kwam een
gevoel van blijde hoop over mij.
Dwaasheid Onzinzei de
griffier. Jammer van den kostbaren
tijd en het mooie geld, dat je er
aan besteedt, je deedt nog beter
met er champagne voor te drinken.
Wie weet? mompelde Rem
bold. Ik waag het erop.
Ik zie wel, dat het bij je aan
een doovemansdeur is geklopt,
hernam de griffier ontevreden,
wijl Remb ld zich niet van zijn
besluit wilde laten afbrengen.
Wees zoo goed mij de be
wuste zinsneden eens in het oor
spronkelijk testament te laten
lezen, vervolgde Rembold.
De griffier ging naar een kast,
welke hij ontsloot en nam uiteen
vak een nogal beduimeld en geel
geworden groot blad papier, 't
welk hij zijn vriend overhandigde
met de woorden
Dat is een woordelijke copie
van het bewuste testament.
De jonge advocaat greep gretig
naar het papier, liep er mede naar
het getraliede venster, waar het
lichter was dan op eenige andere
plek van het bureau, zette zich
daar op een stoel neder en begon
zich in de studie van het voor
hem interessante gedeelte van het
testament vlijtig te verdiepen. Dat
gedeelte luidde aldus
ln het jaar 1857 woonde ik in
San Francisco. In December van
dat jaar verliet mij mijne vrouw
naar aanleiding van een hevigen
twist, welken wij met elkander
hadden. Zij vertrok naar New York.
Mijn zoon, die destijds drie jaren
oud was, met zich medenemend.
Ik was in die dagen betrokken in
groote, spannende speculaliën, en
het was mij niet onaangenaam,
om, vrij van elk huiselijk onge
noegen, die zaken geheel te kunnen
afwikkelen.
Mijn vrouw ontving een jaargeld
van me en zond me van tijd tot
tijd bericht over den toestand van
mijn zoon. Na ongeveer zes jaren
verzocht ik mijn vrouw tot mij
terug te keeren. Ik was destijds
te New Orleans metterwoon geves
tigd. Mijn vrouw verklaarde zich
bereid mijn verzoek in te willigen,
doch schreef me, dat ze tienduizend
dollar noodig had,om inmiddels
daar haar gemaakte schulden te
betalen.