De geplaagde
winkelier.
Het Geluk.
Tweede Blad. Tan „FEIL El MAAS
ff
FEUILLETON
Een Braziliaansch
stierengevecht.
Landbouwtelling 1930.
ZATERDAG 18 OCTOBER 1930
Ben en Ti|(ti|8(e Jaargang
No. 43
Ervaringen van het dorp.
In de a.r. „Standaard' heeft de
bekende briefschrijver Bijltje een paar
keer geschreven tegen het wettelijk
vastleggen van de uren van winkel
sluiting, Dat heeft hem een brief
bezorgd van een winkeliersvrouw
uit een dorp, waarin eigen ervaring
wordt aangehaald, om de wettelijke
regeling te motiveeren.
We lezen
„Zie eens Mr. Bijltje, als wij zoo
tijdens het middagmaal 4 a 5 keer
lepel of vork moeten neerleggen, of
wat ook heel niet tot de zeldzaam
heden behoort, even zoo vele malen
den Bijbel, dan denk ik wel eens:
die Mr. Bijltje moest toch eens ééne
week een winkel hebben, hij zou
zeker wel een anderen kijk op de
dingen krijgen.
Wij hebben een drukke zaak en
een zeer werkzaam vak in manufac
turen enz., 't is maar niet een brood
overgeven of 1 pond suiker, maar 't
is uitkiezen, soms o zoo lang, een
klant waar men 11/2 a 2 uur mee
bezig is, is schering en inslag.
U hebt het dan wel eens over
lichte kousjes enz. nietwaar Nu Mr.
Bijltje van dergelijke artikelen moeten
we minstens 40 a 60 paar in ver
schillende kleuren en kwaliteiten laten
zien.
Dat is niets, daar heeft het publiek
recht op, evenals op een zeer vrien
delijke en voorkomende behandeling,
maar men moet ook vriendelijk
kunnen blijven.
Ik zou u veel meer verhalen kun
nen opdisschen van wreede klanten,
die als mijn man 's avonds moe van
het zwalken van „den boer op" (U
houdt van ouderwetsch nietwaar
thuiskomt, op hem zaten te wachten,
en terwijl ze wel merkten dat ik met
warm eten wachtte, toch maar von
den, dat ze eerst geholpen dienden
te worden, wat soms nog een paar
uur duurde.
Of van dames, die een luiermand-
uitzet moeten uitkiezen, en mijnheer
meenemen, er dus een soort visite
van maken (wat niets was, als ze 't
maar niet in 't hoofd haalden dit
's avonds na 8 uur nog eens te doen)
dan plaatsen ze je nog voor 't moei
zame luiermandvak, dat 't zoo maar
11 soms 12 uur wordt. Maar we
kunnen niets zeggen, want daarvoor
heb je immers een winkel, en we
hebben heelemaal geen politie-veror-
dening, die zooiets verbiedt.
„Nu hebt U er niets op tegen, dat
iemand zijn winkel om 8 uur sluit,
maar Mr. Bijltje dat gaat toch niet,
als je concurrenten 't niet doen.
Ook hebben we 't wel eens ge
probeerd en nog eens geprobeerd,
door onderlinge afspraak, maar telkens
was er een spelbreker onder je con
currenten, ook werd je er ('t is niet
overdreven) door sommigen van 't
publiek die b.v. geen zomertijd
houden, of eerst terwijl 't nog dag
licht was lekker hebben gewandeld,
er om uitgevloekt. Het personeel
gaat 8 uur naar huis, dit gun ik ze
van harte, ze hebben hun muziek en
zang, jongelings- en jonged. Vereeni-
gingen, ook mijn man heeft at en
toe zijn vergaderingen. Nu vindt
het publiek het heel niet erg om
terwijl 't personeel er nog is, je
winkel leeg te^ laten, om na 8 uur
nog eens bij troepjes in den winkel
te komen, om je tot 9 a 10 uur
bezig te houden, ik wil u wel ver
tellen Mr. B., dat het vriendelijk zijn
mij dan niet goed meer afgaat.
12
Maar öögenblikkelijk weer tot
zich zeiven komende, zoo als hij,
die in de diepte der zee gestort,
eene wanhopige poging aanwendt,
om weder de oppervlakte te be
reiken, werd hij" weder bedaard
en zeide met eene heftigheid, die
hij te vergeefs onder den schijn
eener koele verachting trachtte
te verbergen:
Hebt gij uw verstand verloren?
Zal ik medelijden hebben met uwe
dwaasheid of uwe stoutmoedigheid
bestraffen
Stoutmoedignied? herhaalde
de oude, wiens stem van ontroe
ring beefde, wie spreekt hier van
stoutmoedigheid? Ellendige schurk,
gij, die uw geluk op roof en bloed
gegrondvest hebt Meendet gij dan,
even als de slangen, uw huid af
te stroopen en ongemoeid verder
te kunnen leven, en hebt gij in
uw dwazen overmoed vergeten?
God komt langzaam, maarzeker?
Oude dwaas of waanzinnige!
matig u, riep de overste vertoornd
uit, en maak geen misbruik van
het medelijden, dat ik uit ontzag
voor den generaal, met u heb,
Nu zult u misschien zeggen ja
maar, tijdens de maaltijden kan er
toch wel personeel in den winkel
zijndaar is na veel geschipper met
de werktijden ook wel voor gezorgd.
Maar als u de toestanden op zoon
dorp kent, zullen vele klanten ook al
is het winkeljuffie nog zoo best en
betrouwbaar dadelijk vragen
baas of vrouw thuis En dan herin
nert een bescheiden tikje op de deur
je al gauw, dat je, om 't een of
ander wissewasje, soms ook om een
betaling of om iets te verkoopen,
waar 't meisje zich niet alleen mee
redden kan, b.v. een vloerkleed of
ledikant weer van tafel kunt opstaan,
wie weet voor hoelang.
Dan nog iets, waar mannen mis
schien niet zoo veel respect voor
hebben de zaak moet schoonge-
houden worden. In de morgenuren
is er druk gewerkt, commissies klaar
gemaakt, zichtzendingen nagezien,
genummerd en geprijsd, stalen ge
maakt enz. kortom, om 12 uur
's middags is 't een janboel van
papier en touwtjes en stof.
Na 't middageten, dat hier 's mid
dags om 12 uur gebruikt wordt, er
maar gauw op los, "t meisje en ik,
om 't maar vlug af te doen, er zijn
nu geen klanten en 't meeste perso
neel rust. Maar jawel, je hebt spoedig
buiten den waard gerekend, soms 5
paar klompenvoetjes om 1 kaartje
maaswol, en dan, och kinderen of
och juffrouw, mag 't meisje daar even
bij, of, mag ik even deze mat op
nemen Een lamme boel, voor de
kleuters en voor ons beiden. Daarom
hebben we zoo hard noodig 1 a 2
uurtjes sluiting in den middag, waarin
men rustig kan eten en rustig zijn
Bijbel kan ter hand nemen, om ook
nog een oogenblikje op 't gelezene
terug te kunnen komen, want op
zoon manier lijdt je schade aan je
ziel.
Ieder werkman heeft minstens een
uurtje schaftijd. Ik benijd ze soms
wel eens, en denk vaak hadden wij
maar een half uurtje, waarin we
wisten nu worden we niet gestoord
Mijn man staat om 5 a 6 uur op,
om 7 uur komt er personeel, dan is
het hard werken om voor de vracht
rijders, die om acht uur vertrekken,
vele goederen de deur uit te krijgen.
Wat een marteling, als er dan zoo
vroeg soms al een klant komt om
b.v. een cadeautje voor een kraam
vrouw. Ja Mr. Bijltje, op een dorp
gaat het zoo geheel anders dan in
een stad, heelemaal geen vasten tijd
om te openen en te sluiten en omdat
ik zoo hard uitzie naar een behoor
lijke wet, daarom loop ik er zoo
warm voor.
Bijltje meent hiertegen te moeten
opmerken, dat de concurrentievrees
hier en daar wel wat heel sterk is
en nu en dan ongegrond
Maar ik zou haast durven zeggen,
dat een winkelier, die natuurlijk in
alle opzichten zijn concurrenten moet
staan", die zich met hart en ziel op
zijn zaak toelegt en zijn klanten goed,
trouw en eerlijk bedient, het gerust
kan om een paar uur vroeger dan
zijn concurrent zijn zaak te sluiten
als de inspanning voor hem en de
zijnen te zwaar wordt, 't Zal hem in
t begin misschien wat kosten, maar
als het publiek weet dat het bij hem
toch maar het beste terecht kan, wel,
dan gaat het zijn winkel zeker niet
voorbij.
,Ik zou haast durven zeggen"...
Bespeurt men den weifelmoedigen
toon in deze uitdrukking.
Maar zwijg en dwing mij niet, met
den degen uw adderen tong uit te
snijden, of u bij de rechtbank als
een onbeschaamde lasteraar aan
te klagen
Bij de rechtbank jaAan
deze zal ik de bewijzen toonen,
voor de waarheid van hetgeen ik
beweer 1
De overste liet een drogen en
bitteren lach hooren.
Juan Luiz, Juan Luiz, zeide
de oude man, de mieren wenschen
tot hun ongeluk vleugels. Gij zijt
in de hoogte gestegen, en hebt u
als trede daarvoor van moord en
roof bediendgij hebt nog meer
gedaan; gij hebt uw net met zulke
duivelsche boosheidgespannen.dat
gij een onschuldigen daarin hebt
laten sterven, en gij hoopte, dat,
als hij voor u leed, gij gered zoudl
zijn.
De overste sloeg zijne handen
aan zijn degen.
Houdt u bedaard, zeide de
oude, een moord meer redt u niet,
want de bewijzen van uwe misdaad
sterven niet met mij, ik heb ze in
handen van de rechtbank gelegd,
die u op het spoor is. Gij hebt
lan$ gezegepraald, geschitterd en
genoten
Roem en geld behooren den
man toe, die ze verworven heeft,
en ik heb ze mij verworven,
ellendige lasteraar, zeide de over
ste hoogmoedig.
Ja, het geluk heeft u, blind
als het is, toegelachen. Maar het
(In de Binnenlanden.)
Het groote attractie-nummer, het
tweede nummer van dit exotisch
stieren-program zou dus zijn, het
steken van twee kleine vlaggen op
de schouders of schoften van de koe.
Het vlaggenstokje bestaat uit een
ijzeren staafje met scherpe punt, de
scherpe punten worden met kracht
in de huid van de koe gedreven en
de koe is bevlagd.
In een echt stierengevecht rent de
toreador te paard in een onbewaakt
oogenblik langs den stier en steekt
onder het rijden door met bliksem
snelheid een vlag op de huid van
het beest. Deze manier van doen
echter scheen onze Philippo te min
af, zoo'n dier van achteren aanval
len, daar is geen kunst aan. Hij zou
het eens anders vertoonen.
Zooals gezegd, daar stond de koe
dan alweer midden m de arena, ge
sust en gekalmeerd, knipoogde weer
even gemoedelijk als te voren, maar
je kon toch wel merken, dat ze het
zaakje niet heelemaal meer vertrouw
de.
Daar kwam Philippo aan, in elke
hand een vlagje, maakte een elegante
buiging voor het publiek en ging
toen op een meter of drie afstand
recht voor de kop van de koe staan.
De koe keek naar Philippo en dacht,
wat moet je nu weer en Philippo
keek naar de koe en dachtsnap
je dat niet Ik ben je aan 't hypno-
tiseeren.
Ze kunnen praten wat ze willen
er om lachen, maar het is vast
en zeker, dat een dier je niet aanvalt
zoolang je hem in zijn oogen kijkt.
Alleen een aap, die vliegt je in je
gezicht, maar daar m i et je ook weer
echt zoo'n gemeene aap voor zijn,
een aap heeft geen eergevoel. Onze
koe echter was geen aap, maar een
fatsoenlijke, nette koe, wilde haar
koeien-eer hooghouden en bleef
daarom kalm staan, ofschoon Philippo
telkens een dreigende stap nader
deed.
Steeds onheilspellender wapperden
de vlaggetjes in Philippo's handen,
hij keek de koe aan alsof hij haar
nu al op wilde eten, deed weer een
stap nader, nog een stap, stond nu
bijna vlak voor haar kop, het publiek
werd weer stil, weer was er span
ning en... pats, boem, daar wierp
Philippo in een oogenblik tijds heel
zijn lange slangen-lichaam boven op
de kop van de koe, stak met de
bliksemsnelheid van een echten
toreador de ijzeren vlaggen-staafjes
in de huid van het beest, wipte
weer terug, de vlagskes stonden er
op, het publiek riep al „hoera". De
koe echter schudde haar ribbenkast
eens flink door mekaar en de vlagjes
lagen op den grond.
Philippo raapte ze op onder het
gelach van het publiek, probeerde
het nog eens en nog eens en eindelijk,
na een paar mislukte pogingen zaten
de punten er stevig genoeg in. Hoe
de koe ook sprong of danste, de
vlaggen bleven zitten zoo vast als
een aardappel in den grond, de roode
lappen kwamen weer voor den dag,
de koe werd weer opgehitst en het
stomme dier vloog weer, nu met
wapperende vlag en ontplooide
banieren, onder luid gelach en hoera
van de menigte, van den eenen
stiervechter naar den anderen. De
koe werd uitgelachen, omdat zij zich
had laten beetnemen en Philippo
werd toegejuicht voor het tamelijk
gevaarlijk vertoonde kunststuk.
Ziezoo, dat was alweer afgewerkt
en nu volgde nummer drie van het
progam, het allerkomiekste nummer.
De lezer heeft nu langzamerhand
wel een idéé gekregen van de
boonenstaken, menschen, publiek,
stieren en stierenvechters van dit
allerberoemdste binnenlandsche Bra-
ziliaansche „stadion". Daarom zullen
we de twee volgende hoofdnummers
(de andere nummertjes ben ik ver
geten) nog even in het kort weer
geven.
Daar stond dan weer de koe. Nu
was Pedrinho aan de beurt. Daar
komt Pedrinho aan met een rol
kabeltouw op zijn schouders, werpt
het voor de pooten van de koe,
groet het publiek, Philippo pakt de
koe stevig bij de horens, Joaesinho
grijpt haar staart vast en duwt die
opzij tegen haar koeienlichaam aan,
dan kan ze niet achteruit trappen,
zeggen de Brazilianen. Ondertusschen
heeft Pedrinho het touw losgemaakt
en slaat het een keer of zeven, acht
om het middel van het dier alsof
die koe een klosje garen was.
Wat gaat ie nou doen vroeg
ik aan mijn buurman.
O, dat zult U wel zien dadelijk,
hij moet houwvast hebben en de
koe moet niet te veel kracht kunnen
zetten.
Dan gooit Pedrinho zijn schoenen
uit, bindt een paar enorm groote
sporen met scherpe punten om zijn
hielen en buldert... los Pedrinho en
Joaesinho laten kop en staart los,
Pedrinho grijpt het touw om de koe
en zit in een wip boven op het
beest.
De koe gooit plotseling haar kop
omhoog, snuift angstig, haar oogen
staan verwilderd van schrik, met
geweldige kracht komt haar instinct
tot zelfbehoud naar boven. Het dier
verkeerde bepaald in de meening, dat
een wild dier haar besprongen had,
want plotseling begint zij zoo ge
weldig te springen, te slaan, te ren
nen, te gooien met voor- en achter-
pooten, te draaien, te schudden enfin,
in één woord, zulke gekke bokke-
sprongen te maken, dat heel het
publiek uitbarstte in een geweldig
homerisch gelach.
Pedrinho echter zat als vastgenageld
aan de koe, ging omhoog en omlaag,
maar bleef zitten waar hij zat. Dit
duurde zoolang, totdat het stomme
dier van vermoeienis niet meer kon
maar toen begon onze Pedro haar
met zijn sporen te bewerken, porde
haar in de lendenen, de koe werd
weer eens woedend, maakte nog
eenige gekke sprongen, scheen ten
slotte uitgeput en vertikte het om
nog meer te dansen. Het publiek
kreeg medelijden met het arme beest,
begon te protesteeren, riep tegen
Pedrinho dat het genoeg geweest
was en dat hij van dit geïmprovi
seerd, gehorend, knokig manége-
paard moest afdalen. Pedrinho steeg
af, neeg voor het publiek en trok
zich terug, uit de arena. Dit wa;
dus werkeüjk een allerkomiekst
nummer.
Nummer vier en tevens groot slot
nummer van het program werd op
gedragen aan Joaesinho. Joaesinho
had bepaald behalve stiervechten,
ook romannetjes gelezen. Ofschoon
er heelemaal geen schoone Lygia te
redden viel (er was zelfs in heel het
circus geen tipje van een neus van
een schoone Lygia te bekennen) en
er nog veel minder sprake was van
een wanhopig verliefden Vinitius,
kondigde hij toch aan, dat hij een
van de beroemdste passages uit de
wereldberoemde roman „Quo Vadis"
zou nabootsen, nl. de strijd van
Ursus, de herculische slaaf, met den
stier. Evenals Ursus dien stier, zoo
zal ik die koe haar nek omdraaien,
zoo sprak plechtig Joaesinho en
maakte een draaierig gebaar.
Kort en goed, de koe stond weer
in het midden, Joaesinho ging recht
voor de kop van het beest staan.
is ten einde en gij zult kapitaal
en renten betalen. Want weet Juan
Luiz, het geluk schenkt niets, leent
slechts.
Bedenk dat ik u als een
ellendigen lasteraar zal aanklagen,
wanneer ik u niet grootmoedig
vergiffenis schenk ingeval gij,
hetgeen gij gezegd hebt, herroept,
en belooft, deze droombeelden van
uwe gekrenkte hersenen aan nie
mand mede te deelen, zeide de
overste, die nooit zijn verstand
verloor. In dit geval beloof ik 11,
uit ontzag voor den generaal, een
ijverige begunstiger van u te zijn.
Ik ben rijk, grootmoedig, en hij,
die mijn schoonvader het leven
redde, kan zeker zijn van mijne
dankbaarheid. Van nu af kunt gij
op 40.000 realen als begin mijner
weldaden rekenen.
Foei, schaam u, ellendige
Al ben ik in wol gekleed, toch
ben ik geen schaap, antwoordde
de veteraan. Het bevreemd mij
niet, dat iemand, die als gij het
heil der ziel gering acht, een man
van eer denkt te kunnen om-
koopen. Maar ik verkoop mijne
eer niet, die mij meer waard is
dan al uwe schatten. Ik zou dus
de dochter van den generaal met
u laten huwen? De nagedachtenis
van den armen José zou ik ge
schandvlekt laten En gij zoudt
ongestraft de vruchten van uwe
misdaad genieten? Neen, zoo lang
ik leef, niet
Dan zult gij voor altijd zwij-
deed een welberekende sprong, viel
boven op de kop van de koe, juist
met zijn lendenen tusschen de horens
(een gevaarlijk stukje) en bleef als
een Jan-klaasen-pop met zijn twee
beenen voor de kop van het dier
bengelende koe probeerde nog
eens woest te worden, maar het
ging niet meer, het deed nog zijn
best om Joaosinho van zich af te
schudden, maar de stiervechter lag
vastgekleefd op de koe als een tijger
op een olifant, met vaste hand om
knelde hij de horens van het dier,
met heel zijn lichaam trachtte hij de
kop van het beest naar beneden te
drukken om haar machteloos te
maken.
En de koe, het was droevig om
aan te zien. Het oude dier had geen
kracht meer, de last werd haar te
zwaar, haar kop begon te zinken,
langzaam, heel langzaam, nu en dan
nog even een kléine tegenstribbeling,
maar dit was het laatste, dieper,
steeds dieper daalde de groote,
goedige koeienkop, die nooit iemand
kwaad had gedaan ik meende zelfs
een groote koeientraan te zien
glinsteren in haar treurend oog het
publiek kwam zelfs onder de indruk,
er komt altijd een zeker droefgeestig
gevoel in ons op, wanneer wij iemand
of iets het onderspit zien delven en
onwillekeurig bruist er iets als ver
ontwaardiging in ons op tegen den
overwinnaar.
Maar, zooals gezegd, het koeien-
hoofd bleef dalen, kwam tusschen
haar voorpooten en ten slotte met
haar neus op den grond terecht.
Joaosinho bleef met alle macht op
de kop drukken, voor hem was het
juist de groote kwestie te zorgen,
dat de kop zoo bleef, zoo was de
koe machteloos, langzaam werkte hij
zijn lichaam uit de horens, bleef
echter op de kop liggen, zette zijn
voeten niet meer dan noodig was
op den grond om steun te hebben
en begon toen langzaam de horens
naar links te draaien, het ging centi
meter na centimeter, de koe had nog
kracht, maar telkens ging het toch
iets verder, ik hoorde wel geen
beenderen kraken, ook was Joaosinho
zijn ruggegraat niet gekromd, even
min zag ik zijn spieren opzwellen
als kabeltouwen, zooals bij Ursus
moet gebeurd zijn, maar toch zag ik
w-1, dat die stierenbaas het tamelijk
benauwd had, het zweet parelde op
zijn voorhoofd en de koe, ofschoon
oud, machteloos en moe, gaf het nog
niet gewonnen.
Weer een centimeter, nog een
centimeter naar links en... Hé, Chico,
riep er een, daar gaat je beestje, is
ie verzekerd? Het publiek lachte
even op, maar Chico keek benauwd.
Nog een centimeter, nog een en...
pats, boem. daar lag eindelijk de koe
languit op den grond, zij rekte haar
pooten uit, sloeg nog een laatste
maal met haar staart, slaakte een
groote, lange, diepe zucht uit het
onderste van haar blaasbalg, liet
haar moeie kop wanhopig op den
grond vallen en deed krek of ze
dood was en bleef liggen.
Daverend applaus etc. De koe
moest weg, de andere bruikoe kwam
nu aan de beurt en zoo mogelijk
nog een beetje woester hetzelfde
spelletje van vroeger. En hiermede
zullen we, in de hoop, dat de lezer
zich vermaakt heeft, dit schoonste
aller stierengevechten maar sluiten.
Na afloop kwam Philippo in het
midden van de arena, bedankte het
publiek voor zijn opkomst en kon
digde verder aan, dat de Pad re den
menschen verzocht niet naar huis,
maar naar de kerk te gaan, aange
zien de processie zoo aanstonds zou
uittrekken, hij knipoogde eens tegen
mij en maakte, dat hij wegkwam.
Gemoedelijkheid is maar alles.
Een kwartier later trok de proces
sie uit... H. Maria, bid voor ons.
Oorzaak onzer Blijdschap, Zetel der
Wijsheid, bid voor ons, enz. De
processie trok langs straten en velden
en ging langs de wei, waar de stier
koeien weer rustig stonden te grazen
alsof er niets gebeurd was...
De koeien zagen de processie,
snapten er niets van en keken of ze
het in Keulen hoorden donderen
Zeg, Mina, zei de eene koe tegen
de andere, snap jij wat van die twee-
beenige schepsels???...
Boeèèèèè, zei Mina, draaide haar
derrière naar de processie, gooide
haar achterpooten in de hoogte en
ging er op een holletje van door....
Nog nooit heb ik een koe zoo
gek zien doen....
B. B.
EINDE.
Naschrift. De lezer zal uit het
slot van de slotscène van het slot
nummer bemerkt hebben, dat de koe
en de stiervechter slimmer waren dan
Ursus en de stier uit Quo Vadis.
De koe bleef niet evenals die bewuste
stier kalm op haar vier pooten staan
wachten, totdat Joaosinho haar nek
omgedraaid had, maar gaf mee met
haar lichaam, omdat zij niet anders
kon en wel mee moest geven. Als
men het gelaat van een mensch tus
schen twee handen neemt en het
draait, zal op een zeker punt geko
men het lichaam noodzakelijk mee
gaan draaien als het niet met geweld
wordt vastgehouden. Zooals het in
Quo Vadis beschreven staat is het
niet te begrijpen.
Ten tweede was onze Joaosinho
slimmer dan Ursus, omdat hij eerst
door het neerdrukken van de kop
van de koe het beest machteloos
maakte. Zoo maar een stier bij zijn
horens pakken en dan maar aan 't
draaien gaan is redelijkerwijze niet
aan te nemen. Afgezien nog van de
geweldige kracht van een volbloed
expres daar voor uitgekozen (zooals
in Q. V.) stier, zal het beest, wanneer
het zoo maar aangepakt wordt, zich
aanstonds terugtrekken, losrukken
enz. Dit alles volgens mijn beschei
den inzien. Als Hendrik Sienkiewicz,
de romanschrijver, mij een keer tegen
komt, zal ik hem (ik geloof, dat hij
al lang dood is) hier of hiernamaals
er even op wijzen. Men ziet dus,
dat iets zoo gek niet kan zijn of er
valt iets uit te leeren.
gen, daar gij voornemens zijt, mij
in het ongeluk te storten, riep de
overste met holle slem uit, in een
aanval van woede gerakende. Be
wijzen voor uwe lastering hebt
gij niet, en kunt gij niet hebben,
maar zij is voldoende, om mijne
smettelooze eer te bezoedelen.
Bij deze woorden had hij zich
buiten zich zelf van woede, met
een pistool in de hand op den
oude geworpen. Maar op dat
oogenblik hoorde men schreden
op de trap en hij nam de vlucht.
Toen hij in zijn huis kwam,
was het hem gelukt, den storm in
zijne ziel tot bedaren te brengen.
Rust, zeide hij tot zich zelf,
en koelbloedigheid is het, die mij
kan reddenVan welke bewijzen
kan deze mijn eeuwigdurende ver
volger spreken? Er bestaan geene.
Ik zal ontkennen. Wie zal niet
den overste Guerra gelooven,
wanneer hij een ouden waan
zinnige een leugenaar noemt In
een ongelukkig uur trof hij mij
hier. De generaal acht en ver
trouwt hem, maar.... moedIk
moet alles op het spel zetten. Mijne
gelukster zal mij weder niet ver
laten ik vertrouw op haar.
De oversteging tegen den middag
naar de sociëteit, waar hij zijne
bedaardheid door levendige ge
sprekken trachtte te versterken,
en zich met eene voortdurende
spraakzaamheid bedwelmde, welke
hij begon, en vol onrust, welke
hij voor verstrooiing uitgaf, weder
afbrak.
Tegen den avond ging hij naar
huis, waar hij een brief vond. Dal
verrastte hem, daar hij van nie
mand eene mededeeling kon ver
wachten, hij opende hem gejaagd.
Hij was niet onderteekend en
bevatte slechts de drie latijnsche
woorden, met deze korte en bekende
waarschuwing Fuge! Late Tace I
(VluchtVerberg u Zwijg
Ofschoon de hand veranderd
was, meende de overste toch die
van den generaal daarin te her
kennen, onbewegelijk hield hij den
blik op het open blad gevestigd,
dat hij in zijne sidderende hand
hield.
Hij weet het, mompelde hij, de
booze oude heeft het hem gezegd!
Maar een zoo voorzichtig man als
de generaal zou hem niet zijn
volle vertrouwen geschonken heb
ben, indien hij hem niet die
bewijzen had medegedeeld, waar
van hij mij sprak.
Maar.... welke kunnen het
zijn? Er zijn er geene! De ellen
dige liegtEn t ch, inderdaad
inderdaad is er een duivel, een
hater van de menschelijke rust,
die dikwijls, evenals de bloed
zuiger, verstijfde en vergeten lijken
uit den schoot der aarde te voor
schijn brengt. Fuge Late Tace!
En öp welken grond schrijft de
generaal mij deze woorden en
waarvoor? Het is duidelijk! Hij
wil een schandaal vermijden,
waarvoor het regement, waarvan
Van de Directie van den Land
bouw is verschenen een brochuurtje
Eenige voorloopige uitkomsten der
landbouwtelling 1930."
Die voorloopige uitkomsten, welke
later hier en daar nog correcties
zullen ondergaan, geven het volgen
de aan
Paarden.
Het aantal paarden is afgenomen
van 363.668 in 1921 tot 206,900 in
1930 alle provincies vertoonen ver
mindering. De gemiddelde afname
over geheel ons land gerekend is
ruim 18 pet. boven dat gemiddelde
is de afname ia Zuid-Holland van
47,330 op 34.100, in Noord-Holland
van 30,982 op 21,409, in Utrecht
van 12,704 op 9200, in Gelderland
van 49,430 op 39.500, in Friesland
van 31,765 op 25,000 en in Gronin
gen van 37,372 op 30.000 stuks.
Runderen.
Onder runderen zijn begrepen zoo
wel springstieren, melk- en kalfkoeien
als mestvee en jongvee. We zien den
veestapel toenemen van 2,062,771 in
1921 tot 2,352,000 stuks in 1930
(de cijfers voor 1930 zijn alle afge
rond op 1000-tallen). Alle provincies
ik overste was, zich zou moeten
schamen, waarvoor het meisje,
dat voorgaf mij te beminnen, zou
behoeven te blozen, en hetgeen
den man, die zich mijn vriend
noemde, zou kunnen vernederen.
Kameraadschap, vriendschapl
ijdele woorden zonder beteekenis,
die zelfs niet aan eene weigering
van den trotsch weerstand kunnen
bieden
Zoo dacht deze man E11 hij is
niet de eenige! Hoevelen beschul
digen, even als hij, de maatschappij
en de liefde, om zich zeiven niet
te moeten beschuldigen Van welke
waarheid wordt geen misbruik
gemaakt? Waar is eene stelling,
die niet valsch toegepast kan
worden?
Juan Luiz zag, met des te
grooter ontzetting, daar hij het niet
verwacht had, het gebouw van
zijn misdadig geluk, dat hij met
bedrogen huichelarij opgebouwd
had, instorten hij zag het vallen,
opgebouwd als het was op een
graf en eene leugen, door den
stoot van een lijk, dat zich als
uit zijne laatste rustplaats tegen
hem verhief, en van de waarheid,
die zich toegang verschafte, niet
tegenstaande zijne
pogingen, ze terug te dringen.
Eenige oogenblikken overlegde
de door het geluk onbeschaamd
geworden misdadiger nog, toen
kleedde hij zich als boer, bond een
gordel met oneen gouds om zijn-