De geplaagde winkelier. Het Geluk. Tweede Blad. Tan „FEIL El MAAS ff FEUILLETON Een Braziliaansch stierengevecht. Landbouwtelling 1930. ZATERDAG 18 OCTOBER 1930 Ben en Ti|(ti|8(e Jaargang No. 43 Ervaringen van het dorp. In de a.r. „Standaard' heeft de bekende briefschrijver Bijltje een paar keer geschreven tegen het wettelijk vastleggen van de uren van winkel sluiting, Dat heeft hem een brief bezorgd van een winkeliersvrouw uit een dorp, waarin eigen ervaring wordt aangehaald, om de wettelijke regeling te motiveeren. We lezen „Zie eens Mr. Bijltje, als wij zoo tijdens het middagmaal 4 a 5 keer lepel of vork moeten neerleggen, of wat ook heel niet tot de zeldzaam heden behoort, even zoo vele malen den Bijbel, dan denk ik wel eens: die Mr. Bijltje moest toch eens ééne week een winkel hebben, hij zou zeker wel een anderen kijk op de dingen krijgen. Wij hebben een drukke zaak en een zeer werkzaam vak in manufac turen enz., 't is maar niet een brood overgeven of 1 pond suiker, maar 't is uitkiezen, soms o zoo lang, een klant waar men 11/2 a 2 uur mee bezig is, is schering en inslag. U hebt het dan wel eens over lichte kousjes enz. nietwaar Nu Mr. Bijltje van dergelijke artikelen moeten we minstens 40 a 60 paar in ver schillende kleuren en kwaliteiten laten zien. Dat is niets, daar heeft het publiek recht op, evenals op een zeer vrien delijke en voorkomende behandeling, maar men moet ook vriendelijk kunnen blijven. Ik zou u veel meer verhalen kun nen opdisschen van wreede klanten, die als mijn man 's avonds moe van het zwalken van „den boer op" (U houdt van ouderwetsch nietwaar thuiskomt, op hem zaten te wachten, en terwijl ze wel merkten dat ik met warm eten wachtte, toch maar von den, dat ze eerst geholpen dienden te worden, wat soms nog een paar uur duurde. Of van dames, die een luiermand- uitzet moeten uitkiezen, en mijnheer meenemen, er dus een soort visite van maken (wat niets was, als ze 't maar niet in 't hoofd haalden dit 's avonds na 8 uur nog eens te doen) dan plaatsen ze je nog voor 't moei zame luiermandvak, dat 't zoo maar 11 soms 12 uur wordt. Maar we kunnen niets zeggen, want daarvoor heb je immers een winkel, en we hebben heelemaal geen politie-veror- dening, die zooiets verbiedt. „Nu hebt U er niets op tegen, dat iemand zijn winkel om 8 uur sluit, maar Mr. Bijltje dat gaat toch niet, als je concurrenten 't niet doen. Ook hebben we 't wel eens ge probeerd en nog eens geprobeerd, door onderlinge afspraak, maar telkens was er een spelbreker onder je con currenten, ook werd je er ('t is niet overdreven) door sommigen van 't publiek die b.v. geen zomertijd houden, of eerst terwijl 't nog dag licht was lekker hebben gewandeld, er om uitgevloekt. Het personeel gaat 8 uur naar huis, dit gun ik ze van harte, ze hebben hun muziek en zang, jongelings- en jonged. Vereeni- gingen, ook mijn man heeft at en toe zijn vergaderingen. Nu vindt het publiek het heel niet erg om terwijl 't personeel er nog is, je winkel leeg te^ laten, om na 8 uur nog eens bij troepjes in den winkel te komen, om je tot 9 a 10 uur bezig te houden, ik wil u wel ver tellen Mr. B., dat het vriendelijk zijn mij dan niet goed meer afgaat. 12 Maar öögenblikkelijk weer tot zich zeiven komende, zoo als hij, die in de diepte der zee gestort, eene wanhopige poging aanwendt, om weder de oppervlakte te be reiken, werd hij" weder bedaard en zeide met eene heftigheid, die hij te vergeefs onder den schijn eener koele verachting trachtte te verbergen: Hebt gij uw verstand verloren? Zal ik medelijden hebben met uwe dwaasheid of uwe stoutmoedigheid bestraffen Stoutmoedignied? herhaalde de oude, wiens stem van ontroe ring beefde, wie spreekt hier van stoutmoedigheid? Ellendige schurk, gij, die uw geluk op roof en bloed gegrondvest hebt Meendet gij dan, even als de slangen, uw huid af te stroopen en ongemoeid verder te kunnen leven, en hebt gij in uw dwazen overmoed vergeten? God komt langzaam, maarzeker? Oude dwaas of waanzinnige! matig u, riep de overste vertoornd uit, en maak geen misbruik van het medelijden, dat ik uit ontzag voor den generaal, met u heb, Nu zult u misschien zeggen ja maar, tijdens de maaltijden kan er toch wel personeel in den winkel zijndaar is na veel geschipper met de werktijden ook wel voor gezorgd. Maar als u de toestanden op zoon dorp kent, zullen vele klanten ook al is het winkeljuffie nog zoo best en betrouwbaar dadelijk vragen baas of vrouw thuis En dan herin nert een bescheiden tikje op de deur je al gauw, dat je, om 't een of ander wissewasje, soms ook om een betaling of om iets te verkoopen, waar 't meisje zich niet alleen mee redden kan, b.v. een vloerkleed of ledikant weer van tafel kunt opstaan, wie weet voor hoelang. Dan nog iets, waar mannen mis schien niet zoo veel respect voor hebben de zaak moet schoonge- houden worden. In de morgenuren is er druk gewerkt, commissies klaar gemaakt, zichtzendingen nagezien, genummerd en geprijsd, stalen ge maakt enz. kortom, om 12 uur 's middags is 't een janboel van papier en touwtjes en stof. Na 't middageten, dat hier 's mid dags om 12 uur gebruikt wordt, er maar gauw op los, "t meisje en ik, om 't maar vlug af te doen, er zijn nu geen klanten en 't meeste perso neel rust. Maar jawel, je hebt spoedig buiten den waard gerekend, soms 5 paar klompenvoetjes om 1 kaartje maaswol, en dan, och kinderen of och juffrouw, mag 't meisje daar even bij, of, mag ik even deze mat op nemen Een lamme boel, voor de kleuters en voor ons beiden. Daarom hebben we zoo hard noodig 1 a 2 uurtjes sluiting in den middag, waarin men rustig kan eten en rustig zijn Bijbel kan ter hand nemen, om ook nog een oogenblikje op 't gelezene terug te kunnen komen, want op zoon manier lijdt je schade aan je ziel. Ieder werkman heeft minstens een uurtje schaftijd. Ik benijd ze soms wel eens, en denk vaak hadden wij maar een half uurtje, waarin we wisten nu worden we niet gestoord Mijn man staat om 5 a 6 uur op, om 7 uur komt er personeel, dan is het hard werken om voor de vracht rijders, die om acht uur vertrekken, vele goederen de deur uit te krijgen. Wat een marteling, als er dan zoo vroeg soms al een klant komt om b.v. een cadeautje voor een kraam vrouw. Ja Mr. Bijltje, op een dorp gaat het zoo geheel anders dan in een stad, heelemaal geen vasten tijd om te openen en te sluiten en omdat ik zoo hard uitzie naar een behoor lijke wet, daarom loop ik er zoo warm voor. Bijltje meent hiertegen te moeten opmerken, dat de concurrentievrees hier en daar wel wat heel sterk is en nu en dan ongegrond Maar ik zou haast durven zeggen, dat een winkelier, die natuurlijk in alle opzichten zijn concurrenten moet staan", die zich met hart en ziel op zijn zaak toelegt en zijn klanten goed, trouw en eerlijk bedient, het gerust kan om een paar uur vroeger dan zijn concurrent zijn zaak te sluiten als de inspanning voor hem en de zijnen te zwaar wordt, 't Zal hem in t begin misschien wat kosten, maar als het publiek weet dat het bij hem toch maar het beste terecht kan, wel, dan gaat het zijn winkel zeker niet voorbij. ,Ik zou haast durven zeggen"... Bespeurt men den weifelmoedigen toon in deze uitdrukking. Maar zwijg en dwing mij niet, met den degen uw adderen tong uit te snijden, of u bij de rechtbank als een onbeschaamde lasteraar aan te klagen Bij de rechtbank jaAan deze zal ik de bewijzen toonen, voor de waarheid van hetgeen ik beweer 1 De overste liet een drogen en bitteren lach hooren. Juan Luiz, Juan Luiz, zeide de oude man, de mieren wenschen tot hun ongeluk vleugels. Gij zijt in de hoogte gestegen, en hebt u als trede daarvoor van moord en roof bediendgij hebt nog meer gedaan; gij hebt uw net met zulke duivelsche boosheidgespannen.dat gij een onschuldigen daarin hebt laten sterven, en gij hoopte, dat, als hij voor u leed, gij gered zoudl zijn. De overste sloeg zijne handen aan zijn degen. Houdt u bedaard, zeide de oude, een moord meer redt u niet, want de bewijzen van uwe misdaad sterven niet met mij, ik heb ze in handen van de rechtbank gelegd, die u op het spoor is. Gij hebt lan$ gezegepraald, geschitterd en genoten Roem en geld behooren den man toe, die ze verworven heeft, en ik heb ze mij verworven, ellendige lasteraar, zeide de over ste hoogmoedig. Ja, het geluk heeft u, blind als het is, toegelachen. Maar het (In de Binnenlanden.) Het groote attractie-nummer, het tweede nummer van dit exotisch stieren-program zou dus zijn, het steken van twee kleine vlaggen op de schouders of schoften van de koe. Het vlaggenstokje bestaat uit een ijzeren staafje met scherpe punt, de scherpe punten worden met kracht in de huid van de koe gedreven en de koe is bevlagd. In een echt stierengevecht rent de toreador te paard in een onbewaakt oogenblik langs den stier en steekt onder het rijden door met bliksem snelheid een vlag op de huid van het beest. Deze manier van doen echter scheen onze Philippo te min af, zoo'n dier van achteren aanval len, daar is geen kunst aan. Hij zou het eens anders vertoonen. Zooals gezegd, daar stond de koe dan alweer midden m de arena, ge sust en gekalmeerd, knipoogde weer even gemoedelijk als te voren, maar je kon toch wel merken, dat ze het zaakje niet heelemaal meer vertrouw de. Daar kwam Philippo aan, in elke hand een vlagje, maakte een elegante buiging voor het publiek en ging toen op een meter of drie afstand recht voor de kop van de koe staan. De koe keek naar Philippo en dacht, wat moet je nu weer en Philippo keek naar de koe en dachtsnap je dat niet Ik ben je aan 't hypno- tiseeren. Ze kunnen praten wat ze willen er om lachen, maar het is vast en zeker, dat een dier je niet aanvalt zoolang je hem in zijn oogen kijkt. Alleen een aap, die vliegt je in je gezicht, maar daar m i et je ook weer echt zoo'n gemeene aap voor zijn, een aap heeft geen eergevoel. Onze koe echter was geen aap, maar een fatsoenlijke, nette koe, wilde haar koeien-eer hooghouden en bleef daarom kalm staan, ofschoon Philippo telkens een dreigende stap nader deed. Steeds onheilspellender wapperden de vlaggetjes in Philippo's handen, hij keek de koe aan alsof hij haar nu al op wilde eten, deed weer een stap nader, nog een stap, stond nu bijna vlak voor haar kop, het publiek werd weer stil, weer was er span ning en... pats, boem, daar wierp Philippo in een oogenblik tijds heel zijn lange slangen-lichaam boven op de kop van de koe, stak met de bliksemsnelheid van een echten toreador de ijzeren vlaggen-staafjes in de huid van het beest, wipte weer terug, de vlagskes stonden er op, het publiek riep al „hoera". De koe echter schudde haar ribbenkast eens flink door mekaar en de vlagjes lagen op den grond. Philippo raapte ze op onder het gelach van het publiek, probeerde het nog eens en nog eens en eindelijk, na een paar mislukte pogingen zaten de punten er stevig genoeg in. Hoe de koe ook sprong of danste, de vlaggen bleven zitten zoo vast als een aardappel in den grond, de roode lappen kwamen weer voor den dag, de koe werd weer opgehitst en het stomme dier vloog weer, nu met wapperende vlag en ontplooide banieren, onder luid gelach en hoera van de menigte, van den eenen stiervechter naar den anderen. De koe werd uitgelachen, omdat zij zich had laten beetnemen en Philippo werd toegejuicht voor het tamelijk gevaarlijk vertoonde kunststuk. Ziezoo, dat was alweer afgewerkt en nu volgde nummer drie van het progam, het allerkomiekste nummer. De lezer heeft nu langzamerhand wel een idéé gekregen van de boonenstaken, menschen, publiek, stieren en stierenvechters van dit allerberoemdste binnenlandsche Bra- ziliaansche „stadion". Daarom zullen we de twee volgende hoofdnummers (de andere nummertjes ben ik ver geten) nog even in het kort weer geven. Daar stond dan weer de koe. Nu was Pedrinho aan de beurt. Daar komt Pedrinho aan met een rol kabeltouw op zijn schouders, werpt het voor de pooten van de koe, groet het publiek, Philippo pakt de koe stevig bij de horens, Joaesinho grijpt haar staart vast en duwt die opzij tegen haar koeienlichaam aan, dan kan ze niet achteruit trappen, zeggen de Brazilianen. Ondertusschen heeft Pedrinho het touw losgemaakt en slaat het een keer of zeven, acht om het middel van het dier alsof die koe een klosje garen was. Wat gaat ie nou doen vroeg ik aan mijn buurman. O, dat zult U wel zien dadelijk, hij moet houwvast hebben en de koe moet niet te veel kracht kunnen zetten. Dan gooit Pedrinho zijn schoenen uit, bindt een paar enorm groote sporen met scherpe punten om zijn hielen en buldert... los Pedrinho en Joaesinho laten kop en staart los, Pedrinho grijpt het touw om de koe en zit in een wip boven op het beest. De koe gooit plotseling haar kop omhoog, snuift angstig, haar oogen staan verwilderd van schrik, met geweldige kracht komt haar instinct tot zelfbehoud naar boven. Het dier verkeerde bepaald in de meening, dat een wild dier haar besprongen had, want plotseling begint zij zoo ge weldig te springen, te slaan, te ren nen, te gooien met voor- en achter- pooten, te draaien, te schudden enfin, in één woord, zulke gekke bokke- sprongen te maken, dat heel het publiek uitbarstte in een geweldig homerisch gelach. Pedrinho echter zat als vastgenageld aan de koe, ging omhoog en omlaag, maar bleef zitten waar hij zat. Dit duurde zoolang, totdat het stomme dier van vermoeienis niet meer kon maar toen begon onze Pedro haar met zijn sporen te bewerken, porde haar in de lendenen, de koe werd weer eens woedend, maakte nog eenige gekke sprongen, scheen ten slotte uitgeput en vertikte het om nog meer te dansen. Het publiek kreeg medelijden met het arme beest, begon te protesteeren, riep tegen Pedrinho dat het genoeg geweest was en dat hij van dit geïmprovi seerd, gehorend, knokig manége- paard moest afdalen. Pedrinho steeg af, neeg voor het publiek en trok zich terug, uit de arena. Dit wa; dus werkeüjk een allerkomiekst nummer. Nummer vier en tevens groot slot nummer van het program werd op gedragen aan Joaesinho. Joaesinho had bepaald behalve stiervechten, ook romannetjes gelezen. Ofschoon er heelemaal geen schoone Lygia te redden viel (er was zelfs in heel het circus geen tipje van een neus van een schoone Lygia te bekennen) en er nog veel minder sprake was van een wanhopig verliefden Vinitius, kondigde hij toch aan, dat hij een van de beroemdste passages uit de wereldberoemde roman „Quo Vadis" zou nabootsen, nl. de strijd van Ursus, de herculische slaaf, met den stier. Evenals Ursus dien stier, zoo zal ik die koe haar nek omdraaien, zoo sprak plechtig Joaesinho en maakte een draaierig gebaar. Kort en goed, de koe stond weer in het midden, Joaesinho ging recht voor de kop van het beest staan. is ten einde en gij zult kapitaal en renten betalen. Want weet Juan Luiz, het geluk schenkt niets, leent slechts. Bedenk dat ik u als een ellendigen lasteraar zal aanklagen, wanneer ik u niet grootmoedig vergiffenis schenk ingeval gij, hetgeen gij gezegd hebt, herroept, en belooft, deze droombeelden van uwe gekrenkte hersenen aan nie mand mede te deelen, zeide de overste, die nooit zijn verstand verloor. In dit geval beloof ik 11, uit ontzag voor den generaal, een ijverige begunstiger van u te zijn. Ik ben rijk, grootmoedig, en hij, die mijn schoonvader het leven redde, kan zeker zijn van mijne dankbaarheid. Van nu af kunt gij op 40.000 realen als begin mijner weldaden rekenen. Foei, schaam u, ellendige Al ben ik in wol gekleed, toch ben ik geen schaap, antwoordde de veteraan. Het bevreemd mij niet, dat iemand, die als gij het heil der ziel gering acht, een man van eer denkt te kunnen om- koopen. Maar ik verkoop mijne eer niet, die mij meer waard is dan al uwe schatten. Ik zou dus de dochter van den generaal met u laten huwen? De nagedachtenis van den armen José zou ik ge schandvlekt laten En gij zoudt ongestraft de vruchten van uwe misdaad genieten? Neen, zoo lang ik leef, niet Dan zult gij voor altijd zwij- deed een welberekende sprong, viel boven op de kop van de koe, juist met zijn lendenen tusschen de horens (een gevaarlijk stukje) en bleef als een Jan-klaasen-pop met zijn twee beenen voor de kop van het dier bengelende koe probeerde nog eens woest te worden, maar het ging niet meer, het deed nog zijn best om Joaosinho van zich af te schudden, maar de stiervechter lag vastgekleefd op de koe als een tijger op een olifant, met vaste hand om knelde hij de horens van het dier, met heel zijn lichaam trachtte hij de kop van het beest naar beneden te drukken om haar machteloos te maken. En de koe, het was droevig om aan te zien. Het oude dier had geen kracht meer, de last werd haar te zwaar, haar kop begon te zinken, langzaam, heel langzaam, nu en dan nog even een kléine tegenstribbeling, maar dit was het laatste, dieper, steeds dieper daalde de groote, goedige koeienkop, die nooit iemand kwaad had gedaan ik meende zelfs een groote koeientraan te zien glinsteren in haar treurend oog het publiek kwam zelfs onder de indruk, er komt altijd een zeker droefgeestig gevoel in ons op, wanneer wij iemand of iets het onderspit zien delven en onwillekeurig bruist er iets als ver ontwaardiging in ons op tegen den overwinnaar. Maar, zooals gezegd, het koeien- hoofd bleef dalen, kwam tusschen haar voorpooten en ten slotte met haar neus op den grond terecht. Joaosinho bleef met alle macht op de kop drukken, voor hem was het juist de groote kwestie te zorgen, dat de kop zoo bleef, zoo was de koe machteloos, langzaam werkte hij zijn lichaam uit de horens, bleef echter op de kop liggen, zette zijn voeten niet meer dan noodig was op den grond om steun te hebben en begon toen langzaam de horens naar links te draaien, het ging centi meter na centimeter, de koe had nog kracht, maar telkens ging het toch iets verder, ik hoorde wel geen beenderen kraken, ook was Joaosinho zijn ruggegraat niet gekromd, even min zag ik zijn spieren opzwellen als kabeltouwen, zooals bij Ursus moet gebeurd zijn, maar toch zag ik w-1, dat die stierenbaas het tamelijk benauwd had, het zweet parelde op zijn voorhoofd en de koe, ofschoon oud, machteloos en moe, gaf het nog niet gewonnen. Weer een centimeter, nog een centimeter naar links en... Hé, Chico, riep er een, daar gaat je beestje, is ie verzekerd? Het publiek lachte even op, maar Chico keek benauwd. Nog een centimeter, nog een en... pats, boem. daar lag eindelijk de koe languit op den grond, zij rekte haar pooten uit, sloeg nog een laatste maal met haar staart, slaakte een groote, lange, diepe zucht uit het onderste van haar blaasbalg, liet haar moeie kop wanhopig op den grond vallen en deed krek of ze dood was en bleef liggen. Daverend applaus etc. De koe moest weg, de andere bruikoe kwam nu aan de beurt en zoo mogelijk nog een beetje woester hetzelfde spelletje van vroeger. En hiermede zullen we, in de hoop, dat de lezer zich vermaakt heeft, dit schoonste aller stierengevechten maar sluiten. Na afloop kwam Philippo in het midden van de arena, bedankte het publiek voor zijn opkomst en kon digde verder aan, dat de Pad re den menschen verzocht niet naar huis, maar naar de kerk te gaan, aange zien de processie zoo aanstonds zou uittrekken, hij knipoogde eens tegen mij en maakte, dat hij wegkwam. Gemoedelijkheid is maar alles. Een kwartier later trok de proces sie uit... H. Maria, bid voor ons. Oorzaak onzer Blijdschap, Zetel der Wijsheid, bid voor ons, enz. De processie trok langs straten en velden en ging langs de wei, waar de stier koeien weer rustig stonden te grazen alsof er niets gebeurd was... De koeien zagen de processie, snapten er niets van en keken of ze het in Keulen hoorden donderen Zeg, Mina, zei de eene koe tegen de andere, snap jij wat van die twee- beenige schepsels???... Boeèèèèè, zei Mina, draaide haar derrière naar de processie, gooide haar achterpooten in de hoogte en ging er op een holletje van door.... Nog nooit heb ik een koe zoo gek zien doen.... B. B. EINDE. Naschrift. De lezer zal uit het slot van de slotscène van het slot nummer bemerkt hebben, dat de koe en de stiervechter slimmer waren dan Ursus en de stier uit Quo Vadis. De koe bleef niet evenals die bewuste stier kalm op haar vier pooten staan wachten, totdat Joaosinho haar nek omgedraaid had, maar gaf mee met haar lichaam, omdat zij niet anders kon en wel mee moest geven. Als men het gelaat van een mensch tus schen twee handen neemt en het draait, zal op een zeker punt geko men het lichaam noodzakelijk mee gaan draaien als het niet met geweld wordt vastgehouden. Zooals het in Quo Vadis beschreven staat is het niet te begrijpen. Ten tweede was onze Joaosinho slimmer dan Ursus, omdat hij eerst door het neerdrukken van de kop van de koe het beest machteloos maakte. Zoo maar een stier bij zijn horens pakken en dan maar aan 't draaien gaan is redelijkerwijze niet aan te nemen. Afgezien nog van de geweldige kracht van een volbloed expres daar voor uitgekozen (zooals in Q. V.) stier, zal het beest, wanneer het zoo maar aangepakt wordt, zich aanstonds terugtrekken, losrukken enz. Dit alles volgens mijn beschei den inzien. Als Hendrik Sienkiewicz, de romanschrijver, mij een keer tegen komt, zal ik hem (ik geloof, dat hij al lang dood is) hier of hiernamaals er even op wijzen. Men ziet dus, dat iets zoo gek niet kan zijn of er valt iets uit te leeren. gen, daar gij voornemens zijt, mij in het ongeluk te storten, riep de overste met holle slem uit, in een aanval van woede gerakende. Be wijzen voor uwe lastering hebt gij niet, en kunt gij niet hebben, maar zij is voldoende, om mijne smettelooze eer te bezoedelen. Bij deze woorden had hij zich buiten zich zelf van woede, met een pistool in de hand op den oude geworpen. Maar op dat oogenblik hoorde men schreden op de trap en hij nam de vlucht. Toen hij in zijn huis kwam, was het hem gelukt, den storm in zijne ziel tot bedaren te brengen. Rust, zeide hij tot zich zelf, en koelbloedigheid is het, die mij kan reddenVan welke bewijzen kan deze mijn eeuwigdurende ver volger spreken? Er bestaan geene. Ik zal ontkennen. Wie zal niet den overste Guerra gelooven, wanneer hij een ouden waan zinnige een leugenaar noemt In een ongelukkig uur trof hij mij hier. De generaal acht en ver trouwt hem, maar.... moedIk moet alles op het spel zetten. Mijne gelukster zal mij weder niet ver laten ik vertrouw op haar. De oversteging tegen den middag naar de sociëteit, waar hij zijne bedaardheid door levendige ge sprekken trachtte te versterken, en zich met eene voortdurende spraakzaamheid bedwelmde, welke hij begon, en vol onrust, welke hij voor verstrooiing uitgaf, weder afbrak. Tegen den avond ging hij naar huis, waar hij een brief vond. Dal verrastte hem, daar hij van nie mand eene mededeeling kon ver wachten, hij opende hem gejaagd. Hij was niet onderteekend en bevatte slechts de drie latijnsche woorden, met deze korte en bekende waarschuwing Fuge! Late Tace I (VluchtVerberg u Zwijg Ofschoon de hand veranderd was, meende de overste toch die van den generaal daarin te her kennen, onbewegelijk hield hij den blik op het open blad gevestigd, dat hij in zijne sidderende hand hield. Hij weet het, mompelde hij, de booze oude heeft het hem gezegd! Maar een zoo voorzichtig man als de generaal zou hem niet zijn volle vertrouwen geschonken heb ben, indien hij hem niet die bewijzen had medegedeeld, waar van hij mij sprak. Maar.... welke kunnen het zijn? Er zijn er geene! De ellen dige liegtEn t ch, inderdaad inderdaad is er een duivel, een hater van de menschelijke rust, die dikwijls, evenals de bloed zuiger, verstijfde en vergeten lijken uit den schoot der aarde te voor schijn brengt. Fuge Late Tace! En öp welken grond schrijft de generaal mij deze woorden en waarvoor? Het is duidelijk! Hij wil een schandaal vermijden, waarvoor het regement, waarvan Van de Directie van den Land bouw is verschenen een brochuurtje Eenige voorloopige uitkomsten der landbouwtelling 1930." Die voorloopige uitkomsten, welke later hier en daar nog correcties zullen ondergaan, geven het volgen de aan Paarden. Het aantal paarden is afgenomen van 363.668 in 1921 tot 206,900 in 1930 alle provincies vertoonen ver mindering. De gemiddelde afname over geheel ons land gerekend is ruim 18 pet. boven dat gemiddelde is de afname ia Zuid-Holland van 47,330 op 34.100, in Noord-Holland van 30,982 op 21,409, in Utrecht van 12,704 op 9200, in Gelderland van 49,430 op 39.500, in Friesland van 31,765 op 25,000 en in Gronin gen van 37,372 op 30.000 stuks. Runderen. Onder runderen zijn begrepen zoo wel springstieren, melk- en kalfkoeien als mestvee en jongvee. We zien den veestapel toenemen van 2,062,771 in 1921 tot 2,352,000 stuks in 1930 (de cijfers voor 1930 zijn alle afge rond op 1000-tallen). Alle provincies ik overste was, zich zou moeten schamen, waarvoor het meisje, dat voorgaf mij te beminnen, zou behoeven te blozen, en hetgeen den man, die zich mijn vriend noemde, zou kunnen vernederen. Kameraadschap, vriendschapl ijdele woorden zonder beteekenis, die zelfs niet aan eene weigering van den trotsch weerstand kunnen bieden Zoo dacht deze man E11 hij is niet de eenige! Hoevelen beschul digen, even als hij, de maatschappij en de liefde, om zich zeiven niet te moeten beschuldigen Van welke waarheid wordt geen misbruik gemaakt? Waar is eene stelling, die niet valsch toegepast kan worden? Juan Luiz zag, met des te grooter ontzetting, daar hij het niet verwacht had, het gebouw van zijn misdadig geluk, dat hij met bedrogen huichelarij opgebouwd had, instorten hij zag het vallen, opgebouwd als het was op een graf en eene leugen, door den stoot van een lijk, dat zich als uit zijne laatste rustplaats tegen hem verhief, en van de waarheid, die zich toegang verschafte, niet tegenstaande zijne pogingen, ze terug te dringen. Eenige oogenblikken overlegde de door het geluk onbeschaamd geworden misdadiger nog, toen kleedde hij zich als boer, bond een gordel met oneen gouds om zijn-

Peel en Maas | 1930 | | pagina 7