lad van „FEIL MM MAAS"
Het Geluk.
De puntjes op de i
FEUILLETON
Land- en Tuinbouw.
Braziliaansche
varkens.
ZATERDAG 6 SEPTEMBER 1930
Een en Ti]fti{Ste Jaargang No. 37
,,Met goede in{mieren."
Pingelen met O. L. Heer
I)e dierbare geloovige verstaat
latlyii
Er is ééne bezigheid, welke de
voornaamste moet zijn van de heele
week, en waar door velen (de zeer
veel goeden niet te na gesproken)
zooveel mogelijk maar op afgekne
pen wordt.
Ze maken het zoo kort mogelijk,
zoo passief mógelijk (dat ze name
lijk zelf zoo góed als niets doen) en
vaak ook nop;zoo lomp mogelijk.
En.... O. L.; Heer heeft het Zijne
gehad. Moet ten minste maar content
zijn. En of men zelf in zijn hart
content is Bestaat nietkan on
mogelijk waar zijn.
Waar 1 heeft hij het over
Over de Zondagsche Mis van
verplichting.
Laten we nu eens iemand nemen,
waarin aldie kwade eigenschappen
vereenigd*-zijn. Eenieder, die dit leest
en wie(n^ het zou aangaan, pikke er
het zijnde dan maar uit.
VoóWersthij gaat natuurlijk
not 10 naar de Hoogmis, die toch is
her officieele offer van aanbidding,
var' f dank, van smeeking en van
ver ;oening aan de H. Drievuldig-
hei 1, namens heel de parochie
ge' racbt, waar hij ook lid van is.
)ie is hem altijd veel en veel te
ty 3.
/ervolgens gaat hij zeker altijd
nar die Mis, waarin hij weet, dat
er(toevallig of nooit) geen preek is,
hewel de preek of onderrichting
(g behoort ze wel niet juist tot het
gdeelte, dat op zonde is verplicht)
ttch absoluut noodig is voor een
regelmatig christelijk leven. Geloofs-
pactijk heeft geloofskennis noodig
cnbekend maakt onbeminden als
aen niets voor zijn geloof of gods
dienst voelt, doet men er ook niets
of niet veel voor.
Dan zal hij gaan ongeschoren.
Dat doet hij na de Mis! En houdt
zoodoende de coiffeurs maar aan het
werk op Zondag Dan zal hij gaan:
zonder boord, alleen nog maar de
Zondagsche broek aan jas en vest
gauw van de week-kleederen aange
schoten en natuurlijk op de pan
toffels. Want, zie je, hij gaat op
audiëntie bij.... O.L. Heer, en dan
komt het zoo nauw niet
Wegens al die on-Zondagsche
uitrusting (want het is toch Zondag
voor zoo iemand, maar pas later in
den dag natuurlijk, tegen borreltijd
begint datwegens al die on-Zon
dagsche uitrusting, gaat hij liefst zoo
vroeg mogelijk, want de menschen
zouden eens aanmerkingen maken,
de menschen, zie je. Hij is natuurlijk
nooit op tijd. Wablief? Moet toch
al lang genoeg in de kerk zich ver
velen. Staat wel een tijd te voren
buiten ergens te kijken, op een stoep
of tegen den muur, om de menschen
te zien voorbijkomen, die de kerk
binnengaan. Past vooral op, zeker
niet binnen te gaan vóór de klok
geslagen heeft, Dan begint dus het
gepingel met O. L. Heer al. 't Zou
toch eeuwig jammer zijn, O.L. Heer
één seconde meer te gunnen, dan
Hem precies toekomt.
De klok slaat. Maakt nog vol
strekt geen haast, 't Loopt nog zóó
druk. Ge kunt er toch niet goed in.
Trouwens, hij blijft daarachter maar
ergens tegen den muur staan, onder
den toren of bij de doopkapel of
de deur, daar is altijd nog wel een
plaatsje te vinden.
Sjokt eindelijk naar binnen en
klopt, half binnen, half buiten, de
pijp eens uit.
Kerkboek? Rozenkrans? Hij b dt
De generaal had ook 'gewenscht,
den kapelaan met zich mede te
nemen, die vroeger slechts op zijn
verzoek in Amerika gebleven
was; maar toen deze hoorde, dat
de overste hen begeleiden zou,
zocht hij een vrij goed voorwendsel
om achter te blijven, en zich
eenigen tijd van zijne vrienden te
scheiden.
De reizigers kwamen gelukkig
te Bordeaux, waarheen het schip
bestemd was, waarop zij zich be
vonden. Van daar wendden zij
zich naar Marseille, en van dat
punt uit naar Malaga, de geboorte
plaats des generaals.
Eerst nadat zij in deze stad aan
gekomen waren, besloot de valsche
don Victor Guerra, den generaal-
om de hand zijner dochter te ver
zoeken, wier genegenheid hij had
weten te winnen, en die hij zich
verbeeldde te aanbidden.
Nooit had deze ongevoelige man
bemind, wiens rusteloos en onzeker
leven, dat slechts de beide doel
punten kende, eene onzekere en
onbekende toekomst te veroveren
en een vreeselijk dreigend ver-
aan... de petDie houdt hij stevig
ia de hand. Hangt ergens tegen den
muur of zit, met den rug naar het
altaar liefst, op bank of stoel, waar
je anders met de knieën moet gaan
zitten. Want knielen onder de Mis
Ho maar, zoo gemakkelijk, zoo lui,
en dus zoo ongemanierd en lomp
mogelijk, zoo, als hij het thuis niet
doet of zelfs in de kroeg niet.
Hij is dan eindelijk binnen
Hij „hoort" alleen de Mis. Zien,
dat heeft hij zich zelf onmogelijk
gemaakt, hij „hoort" de stem van
den luidbiddende priester en als er
gebeld wordt. Dan springt hij zoo
wat recht, knielt scheef op één knie,
klopt wat op de borst (zonder te
weten waarom en hoe dikwijls en
wat er bij te bidden) slaat nauwe
lijks 'n kruis en 't is gedaan. Dat
is alles, wat hij mee doet. Voor de
rest niet het minste contact met
den priester. Wel veel contact met
z'n buurman 't Is er soms een ge
zoem als in een bijenkorf, zoo druk
hebben ze het. 't Is net, of de duivel
daar achter wat rondspookt en dezen
dit, genen dat, een ander weer wat
anders influistert om over te praten
of te lachen of zich wat aan te
stellen. Want ja, 't staat verbazend
gedurfd, als je zoowat de heele Mis,
of tenminste heel dikwijls, durft te
praten. Vooral laten zien, dat je
geen „kwezel" bent en met al dat
bidden niets te maken hebt.
Da's goed voor ouwe wijven en
kleine kinderen.
En als er preek is Nou ja, een
preek is een preek en als 'n kame
raad eventjes naar hem knipoogt,
neemt-ie de beenen en wandelt 'n
straatje om. Of:'suft en slaapt wat,
't kan 'm niets schelen, hoor. En
als er dan eens wat gezegd wordt,
wat bijzonder de aandacht der dier
bare geloovigen trekt en 't heel,
heel stil wordt in de kerk, dan
luistert hij ook, maar da's zeker de
kapelaan heeft ongelijk Dat staat
altijd van te voren vast. „Ze hebben
altijd wat te zeggen." „Dat ze naar
d'r eigen kijken." „Waar bemoeien
ze zich mee „Wat weet die daar
nou van.'' „Ze overdrijven altijd."
„Ze moeten wat zeggen". „Dat ze
naar de p. loopen." ,,'t Kan me niks
bommen."
Ziedaar enkele lieve opmerkingen
die door een zeker soort van dier
bare geloovigen gemaakt worden.
Ondertusschen geeuwt-ie eens met
een mond als een open schuurdeur,
gaapt ook eens wat rond naar Jan,
Piet en Klaas en kijkt op het
horloge, hoe laat het is. En waar
achtig, er komt leven in Want 't
moet haast gedaan zijn. En nauwe
lijks heeft de priester Ite, missa est"
gezegd, of hij kan er niet gauw
genoeg uitkomen. Hij, die op school
nooit van de slimsten was, die nog
nooit in een kerkboek heeft geneusd,
die zelden met aandacht naar een
preek heeft geluisterd, hij verstaat
nu opeens... latijnWant wat de
priester daar juist zei Ite, beteekent
gaat en... hij gaat
Hij gaat, neen hij vliegt d'r uit,
alsof de duivel hem op de hielen
zat.
En buiten zal hij staan blijven
kijken, tot de laatste man uit de
kerk is. Vanwege den haast, zie je.
Geen mooi beeld, is het wel
Wat het voornaamste moet zijn
van de heele week op den Zondag,
den dag der H. Drie-éénheid, met
den priester aan die H. Drie-éénheid
het volmaakte offer van aanbidding,
van dank, van smeeking en van
verzoening, te gaan mee opdragen
en te gaan mee bidden, is voor dien
man de vervelendste „karwei" van
de heele week, en er is wellicht
niets, wat hij zóó slordig, zóó onge
manierd en zóó zonder eenige aan
dacht doet als dat.
leden te verbergen, hem nooit
hadden doen gevoelen, dat uit de
aarde geurige bloemen en uit het
hart zoete neigingen ontkiemen.
Maar nu overreedde hij zich,
dat hij hartstochtelijk beminde,
en hij bedroog zich niet geheel.
Er zijn menschen, zoowel mannen
als vrouwen, die in de voorwerpen
hunner neiging niet hunne per
soonlijkheid beminnen, maar hun
stand, den glans en de voordeelen,
die --zij door hunne liefde verkrij
gen, en daardoor de hartstocht
der ijdelheid met de liefde verwis
selen.
Het aanzoek van Guerra beviel
den generaal niet, niettegenstaande
de voorliefde, die hij voor hem
koesterde; want zijne dochter kon
zeker op schitterender partijen
rekenen. Maar hare tranen en de
voorspraak der moeder, die haar
hielp, overwonnen eindelijk zijnen
tegenstand.
De overste naderde dus het top
punt zijner wenschen, het oogen
bük naakte, waarop hij niets meer
van het geluk te vorderen zou
hebben, dal hem nog meer had
geschonken, dan hij gewaagd had
te begeeren. Maar in hoe schitte
render vormen de tegenwoordig
heid zich vertoonde, des te schrik-
keiijker lag achter hem het verleden
Want hoe meer hij zich daarvan
verwijderde en hoe glansrijker de
eerste werd, des te ijsselijker werd
de tweede, en daarom werd de
mogelijkheid van een strijd tusschen
Hij doet het juist zoo, dat het
wellicht nog doodzonde is. Alles op
het kantje af.
Arme ziel
Laffe slappeling
Groote lummel!
Bestaat zoo iemand nu in werke
lijkheid
Of zoo iemand nu precies in alles
wat we daar hebben opgenoemd in
werkelijkheid bestaat, is misscttien
wel wat erg. maar dat er zijn, die
daar 9/10, 4/5, 7/10, 3/5, 1/2,1/3 enz.
enz. van hebben, dat is zeker. Gaat
maar eens na.
Hoevelen komen er geregeld door
eigen schuld te laat
Hoevelen staan er zonder kerk
boek of rozenkrans
Hoevelen hebben heel veel aan
den buurman te vertellen
Hoevelen luisteren heelemaal niet
naar de preek
Hoevelen gaan zich na de Mis
pas goed aankleeden en voor den
Zondag klaar maken
Hoevelen loopen er uit vóór het
laatste Evangelie
Enzoovoorts, enzoovoorts.
Waarde lezer, lieve lezer(es)
houJt eens een klein gewetens
onderzoek bij U zelve, en als ge
wat vindt, leg dan daar der vinger
op en zegt hier zit het, dat is
verkeerd en dat moet anders worden
ZAAIER.
Als het ffc.ty verloopt moet men de
bakens verzetten.
Ik kende in mijn jeugd een boer
Braaf ouderwetsch en dom,
Hij liep steeds in een blauwe kiel
Met een roode zakdoek om.
Hij had zijn zaken braaf beheerd
En nooit een cent verkeerd verteerd.
Maar noemde nieuwigheid geklets,
Want hij was ouderwetsch.
Doch naast hem woonde nog een boer
Niet zoo conservatief.
Hij had ook als zijn domme buur
De mooie landbouw lief.
Ging met zijn tijd mee, enzoovoort,
Veel nieuws in 't vak had hembekoord
Vond theorie geen dom geklets
En was niet ouderwetsch.
De ouderwetsche boer, die wou
Geen zakje kunstmest zaaien
Dat gaf maar koren zonder pit
Niet waard om af te maaien.
Zijn gras met Chili nooit geen nood
Zulk hooi, daar ging je vee van dood.
Alleen de koe- en paardenmest
Was voor het koren opperbest.
Doch zie, zijn meer moderne buur
Die meeging met zijn tijd,
Had jaar op jaar een volle schuur
En veel meer vee geweid.
Zijn zaak ging bloeien meer en meer.
Al scheen hij een moderne heer.
Hij werd een landman eerste klas
Met zijn modern gewas.
Het buurtje met zijn zakdoek om
Keek dikwijls over sloot.
Naar buurman, waar 't weeldrig was
Hij ergerde zich dood.
Hij stond om vier uur aan dè zeis
Werd oud en moe, en mat en grijs.
En zuchtte Als 'k zoo door blijf gaan
Dan ga ik naar de maan.
En eensklaps was de man bekeerd,
Hij ging ook kunstmest zaaien.
En met machines nieuw en goed
Zijn gras en zaden maaien.
Bewerkte ook modern zijn land
Gebruikte verder zijn verstand.
Hij sliep weer rustig in zijn bed.
En was op tijd gered.
Wie steeds bij 't oude blijven wil
die beiden steeds ontzetlender hij
keerde zijne blikken van dit on
bewegelijke verleden af, maar
daarom verdween het niet!
Vele nachten sliep hij in onder
vroolijke gedachten aan zijn roem,
zijne liefde, en zijne hoop, en elke
keer wekte hem een ontzettende
angst. Nu eens hoorde hij eene
stem, die hem bij zijn naam en
bij zijn halelijken bijnaam riep;
dan weder zag hij José Camasals
aanklagend getuige van den dood
zijns vaders verschijnen soms
hoorde hij de stem van den her
bergier, die hem op zijne knieën
om zijn leven smeekte, soms hem
vervloeken in den doodsangst,
maar met de eerste stralen der zon
verdwenen deze zwarte duistere
droombeelden, en het vertrouwen
keerde in zijne ziel terug. Met de
uniform werd hij weder de hoog
moedige en stoutmoedige don
Victor Guerra, en aan dezijdevan
zijne verloofde zeide hij tot zich
zelvenonder de schaduw van de
tak van een zoo goeden boom ben
ik veilig.
De generaal reisde met zijne
familie naar Madrid, waar zijn
oudere broeder woonde. De overste
die in Malaga in garnizoen lag,
moest daar blijven, daar hij tot
president van den krijgsraad be
noemd was, dat over een deserteur
met verzwarende omstandigheden
oordeel vellen moest, wiens rege-
ment naar Cuba was gemarcheerd
en die eerst na vele jaren als
Komt deerlijk achteraan.
De tijd gaat door en staat niet stil
Wil toch die zin verstaan.
Laat het parool zijn werk met vlijt,
Maar blijf ook meegaan met uw tijd.
Want boertjes met hun vestjes dicht
Met een eigenwijs en norsch gezicht
Daar moet men eens op letten
Die toch vergeten allemaal
Om als 't getij verloopt royaal
De bakens te verzetten.
Veel beter dan het vestje dicht
ls 'n open oog en 't hoofd verlicht.
Want blijf je dom en ouderwetsch
Dan ga je op de flesch.
Ingekomen en vertrokken
personen
van 22 tot 29 Augustus.
INGEKOMEN:
A. J. J. Beckers, dienstbode.
Leunen K 4, van Venlo
R. G. M. Greefkens, winkeljuffr.,
Henseniuspl. 1, van Roosendaal:
W. J. Muysers, wed. v. Kleuskens
en gezin, z.b.. Merselo M 107, van
Horst
A. H. Linders, bakker, St. Oda-
straat 2 van Helmond
H. Peters en vrouw, landbouwer,
Oostrum C 6, van Bergen
H. v. Aken. broeder, Stationsweg
32, van Manage
M. J. Jongenelen, idem, idem, van
Selzaete
M. J. Lamers. verpleger, idem,
van Oeffeit
G. Newels, religieuse, Overloon-
scheweg 2, van Helden
A. Schürmann. idem, idem, van
Blerick
M. Verhaeg, dienstknecht, Veulen
H 39, van Horst
H. Heynen, hulpkeurmeester.
Schoolstraat 3, van Roermond
J. M. van Duuren, dienstbode,
Marktstraat 2, van Oploo.
Th. J. de Wit, verpleegster, St.
Annalaan 5, van Amsterdam.
J. H. Pieters, idem, idem, van
Maastricht.
A. C. Horsten, idem, idem, van
Goes.
VERTROKKEN
M. Th. J. A. Hendriks, dienstbode
naar Venlo, Keulschepoort 4
C. A M. Walbeek, verpleegster,
naar Haarlem, Westerhoutpark 18
W. G. M. Netten, verpleegster,
naar Arnhem, Boschstr. 25
J. H. Dommeck, dienstbode, naar
's Hage, Koningin-Wilhelminastr. 538
Th. G. van Bregt en echtgenoote.
hulpkeurmeester, naar Kerkrade,
Julianastraat 20
P. A. Robben, koopman, naar
Venlo. Zuidsingel 66
J. Goemans, wed. Jacobs, z.b., n.
Blerick, Urbanusstraat 25
P. W. C. Jacobs, idem, naar idem
W. M. Kusters, z.b., n. Tilburg,
Bredascheweg 204
G. A. P. M. Gude, religieuse, n.
Druten C 290
P. Heidens, dienstbode; n. Arcen,
Velden
H. E. Th. v.d. Putten, dienstbode,
naar Venlo, Kaldenkerkerweg 23
W. Th. L. Sanders, idem, naar
Broekhuizen C 202
K. J. Swemmers, chauffeur, naar
Bergen D 109a
I.
Zijn d'r ook varkens vragen ze
wel eens aan iemand, die in Brazilië
geweest is. Dan luidt het antwoord
meestalJa, nou als je blieftvan
alle mogelijke soorten, juist als in
weglooper ontdekt was geworden.
De krijgsraad was op den be
paalden deg verzameld. Zes'kapi
teins luisterden, in een halven
cirkel gezeten, oplettend naar de
aanklacht, die de vertegenwoor
diger van het Staats-ministerie
naar de op de plaats der misdaad
verzamelde feilen voorlas.
Zij betroffen José Camas, een
geitenherder van ambacht, een
deserteur en vadermoordenaar.
Geheel van de hooge zending, die
hun aanvertrouwd was, vervuld,
bemerkten de kapiteins de doode-
lijke bleekheid niet, die als een
lijkkleed zich over het gelaat van
den president uitbreidde, toen hij
de aanklacht en den naam van
den beschuldigde hoorde, en zagen
hem, onbewegelijk en stijf, met de
inspanning van een kampvechter,
de sidderende bewegingen van
zijne benauwde borst bestrijden.
De voorlezing ging haren gang
en de bewijzen waren vreeselijk
en onwederlegbaar.
Toen kwam bij den president
eene gedachte op, zoo als de hel
uit haren diepsten afgrond ze aan
die menschen toezendt, die zij zich
reeds veroverd heefthelder en
duidelijk, als een bliksem, die uit
zwarte wolken te voorschijn
springt. En deze was: de dood
van dezen onnoozele is de graf
steen, die voor altijd mijn geheim
begraaft.
Een oogenbük daarna viel hem
de gemeene regel: Moet iemand
andere landen en het viervoetig
varken vooral speelt een voorname
rol in de Braziliaansche boerenwereld,
krèk als hier.
Een varken is natuurlijk een var
ken en een Braziliaansch varken heeft
over 't algemeen precies dezelfde
eigenschappen als een Hollandsch
varken. Het wordt op dezelfde
manier gemaakt, geboren met of
zonder krul in 't staartje groot
gebracht enz. Als het pas geboren is,
is het natuurlijk nog klein en daarom
krijgt 't evenals bij ons zoolang een
klein, kort, lief naampje, totdat .het
'n groot varken geworden is. Zijn
broertjes en zusjes, die ze hier big
gen of baggen noemen, zijn dikwijls
wel niet zoo talrijk als hier te lande,
maar voor de rest is alles precies
hetzelfde. Ze blêrren, gillen, duikelen
koppetje, rennen, bakkeleien, vechten
even hard om het versterkend
moedersap als in welk ander var
kensland ter wereld ook
Nauwelijks geboren, begint voor
hen al aanstonds de harde strijd om
het bestaan en het recht van de
sterkste speelt hier helaas al vroeg
de groote rol. Als ze d'r eigen buikje
maar vol hebben dan trekken ze zich
van de andere rammelende, leege
buikjes niet veel meer aan, krèk as
groote menschen....
Zijn ze volwassen dan hebben ze
weer dezelfde kuren als bij ons
trek je ze aan d'r ooren dan gaan
ze achteruit en trek je ze aan d'r
staart, dan loopen ze vooruit. Ze
knorren, bijten en doen hun uiterste
best hun aardsch bestaan te rekken
en te pakken, al is het minder smake
lijk en soms zelfs minder netjes, van
het leven wat ze krijgen kunnen. Ze
hebben nooit geen gewetenswroeging,
denken alleen maar aan hun zalig
heid en nooit aan hun ziel, want
alle god- en wijsgeleerden zijn het
er tegenwoordig over eens, dat een
varken geen ziel heeft, al lijkt het
van binnen, naar men zegt, het meest
op een menschenfin, daar kan dit
stomme dier ook niets aan doen.
Als het naar den slachter gaat dan
kan het ook daar wel „amen" zeggen.
Want dan komt de wreede mensch,
steekt het dood, tapt het z'n bloed
af, maakt er bloedworst van en tot
overmaat van ondank hebben van
vet druipende tantes nog den treurige
moed, terwijl ze hun hompjes vingers
zitten af te likken, om te zeggen,
dat z'n ribbetjes wel wat vetter ge
kund hadden....
De waarde lezer ziet dus ten
eerste, dat het niet erg aangenaam
is om varkens te zijn, ten tweede
dat ook het Braziliaansche varken
meer gewaardeerd wordt na zijn
dood dan er voor, toen het zijn
dikbuikerig bestaan nog hier op aarde
rondsleepte en ten derde, dat het
Braziliaansche varken in vele punten
overeeenkomt met het Nederlandsche
zwijn. Alleen wat die karbonaai-
verslinding betreft, die is in Brazilië
niet zoo in zwang om de eenvoudige
reden dat een Braz. varken, zooals
we later hopen te zien, maar heel
weinig karbonade heeft.
Maar niettegenstaande al deze
frappante gelijkenissen tusschen het
varken uit het land der eeuwige zon
en bloeiende citroenen (in Brazilië
groeien ook citroenen) en het varken
uit deze koude, nare, natte, triestige
gewesten, waar geen citroenen bloeien,
zijn er toch nog verschillen genoeg
de moeite waard om aan te teekenen
voor dengene, die er zich voor
interesseert.
Eerste verschil hier is een varken
wit. blank, blond of ietwat gelig al
naar gelang de zindelijkheid van het
hok of de kooi, waarin ze hun vreet
en vreedzame dagen slijten; zoowat
dezelfde variaties van huid en haar
kleur als tusschen een Ieelijke, min
der leelijke en mooie blondiene...
sterven, dan zij hel mijn vader,
die ouder is dan ik.
De aanklacht besloot daarmede,
dat zij de doodstraf eischte, de
verdediging was zwak, daar het
haar aan allen grondslagontbrak,
en daar de beklaagde zelf niets
tot zijne verontschuldiging aan
voerde, maar slechts weende en
zijne misdaad ontkende.
De ongelukkige werd naar bin
nen gevoerd en op de bank der
aangeklaagden geplaatst.
De overste zag, onaangenaam
aangedaan, naar den anderen kant.
Men ondervrage den aange
klaagde, zeide de president, wel
is waar met vaste, maar ruwe en
holle stem.
De drie jongere kapiteins zagen
met diep medelijden naar den
ongelukkige, die in zijn schapen
vel gehuld, zonder verdediging,
bevreesd, nedergeslagen en wee-
nend als een kind zat.
Zeidel gij niet, dal. gij in den
nacht, toen de misdaad bedreven
werd, niet alleen waart vroeg een
van hen.
Ja, heer.
Met wien waart gij dan
Den president overviel op dat
oogenbük een hevige aanval van
hoest.
Ik kan het niet zeggen, ant
woordde de aangeklaagde.
En waarom niet?
Omdat ik beloofd heb, het te
verzwijgen, antwoordde de gevan
gene weenend
In Brazilië is een varken Iicht-
zwart, donker of pikzwart al naar
gelang ze licht-zwart, donker of pik
zwart geboren wordenalweer zoo
wat dezelfde variaties van huid en
haarkleur als tusschen een koffie
kleurige, donkere of heel pikzwarte
glimmende neger
Waarom de varkens daar zwart
zijn en hier wit, zal wel even moei
lijk uit te maken zijn als waarom een
blanke wit en een neger zwart is.
Zeker is echter, dat dit zwarte
kleursel maar een heel dun laagje
vormt, want wanneer zoo'n zwart
varken na zijn dood met heet water
begoten en afgekrabd wordt, dan
komt aanstonds zijn blanke huid
voor den dag. Of het bij een neger
ook zoo is, weet ik niet... tot mijn
spijt heb ik nog nooit zoo'n Kanni
balen-smulpartijtje meegemaakt en heb
ik dus nog nooit gezien hoe zoo'n
neger er afgekrabd, schoongemaakt,
ingezouten enz. uit zietZeker is
het ook en al ben je nog zoo slim
en gebruik je „glim", geen poets
middeltje of zeepje hoe fijn te wereld
ook, zal ooit in staat zijn een
Braziliaansch varken of een Afri-
kaansche neger bij zijn leven wit te
maken. Degene, die dit poetsmiddel
uitvindt wordt de rijkste man ter
wereld.
Tweede verschil: een Braz. varken
is over het algemeen iets kleiner
van stuk dan een Hollandsch of een
Limburgsch varken. Planten, diereu
menschen zijn daar allemaal,
waarschijnlijk vanwege de hitte en
de droogte, kleiner en fijner dan de
planten, menschen en dieren van het
ruwe, rauwe Noorden.
Niettegenstaande dit verschil in
grootte echter, is een varken daar
ook wel rond, dik en vet te krijgen;
een varken van drie a vier honderd
pond is ook daar geen zeldzaamheid.
Derde verschil bestaat meer in
opvoeding en vetmesten. Wordt een
varken hier ter lande over 't alge
meen grootgebracht en vetgemest
met meel, aardappelen en ondermelk,
in Brazilië is het „maïs" en nog er
eens maïs.
Maïs is bij den Braziliaan het
groote voedingsmiddel voor dieren,
zooals kippen, geiten, ezels, paarden,
ossen enz. en zelfs voor menschen.
De beesten krijgen het rauw, onge
kookt en onbewerkt toegediend, de
menschen malen, koken, bakken het
tot brood en koekjes voor eigen
gebruik. Als men flink honger heeft
dan is zoo'n maïskoek heusch niet
te versmaden. Vooral als de maïs
pas rijp, nog zacht en versch is, is
het een geliefkoosde spijs voor
kinderen, ze roosteren zulk een
maïskolf een beetje in het vuur en
zijn er dar den heelen dag zoet
mee. Beknabbelen ze met hun tand
jes, pulken er aan met hun vinger
tjes, eten de korrels op of gooien
er mee naar elkander. Een of ander
ronddolend varken is er goed mee.
Maïs is dus het hoofd-voedsel,
maar maïs alleen zou voor den
Braziliaanschen varkensboer te duur
uitkomen, dit blijft alleen een lek
kernijtje voor 's morgens en 's avonds.
Maar aangezien een varken overdag
even goed moet eten als een mensch
en dik en vet moet worden, daarom
zegt de boer eiken morgen na hun
dé'jeuner tot zijn vierpootig geliefd
bezitGaat, trekt de wijde wereld
in... leert en onderwijst alle andere
varkens hoe zij zich door het leven
moeten slaan... zoekt en gij zult
vinden 1
Varkens zijn slim, doen nooit
geen belofte om d'r eigen in een
varkenshok op te sluiten, nemen het
bevel van hun baas eiken morgen
als een blijde boodschap in ontvangst
en trekken er knorrend, bijtend,
gillend op een drafje van door. De
En wat deedt gij met het ge
doofde geld, vroeg een ander der
rechters.
Senor, ik heb geen geld ge
roofd.
Een hardnekkig stelsel van
ontkennen, zeide een andere, wat
zijn er toch. huichelaars onder het
landvolk.
Ht-rkent gij dat mes vroeg
een, het mes, dat op tafel lae
onthullend.
Ik! neen! amwoordde de
aangeklaagde, die 11a tien jaren
zijn mes niet meer herkende.
Genoeg mijne heeren, zeide
de president, die bij het zien van
het mes vol schiikopg staan was.
Breng den aangeklaagde weg.
Senores, bij de H. Maagd, ik
ben onschuldig, riep de gevangene
uit, zijne handen vouwende, heb
medelijden met mij, om 's Hemels
wil.
Man voere hem weg riep
de president.
Senores, ik ben onschuldig,
jk ben onschuldig! steunde de
ongelukkige onder snikken, terwijl
men hem wegvoerde.
Ik geloof het, mompelde de
jonste der rechters, doormedelijden
geroerd.
En op welken grond geloofd
gij dat'? vroeg de president met
trillende stem.
Omdat bij het zien van dal
schepsel mijne oogen zich met
tranen vulden, antwoordde de
kapitein.
Wordt vervolgd