lad van „FEIL MM MAAS" Het Geluk. De puntjes op de i FEUILLETON Land- en Tuinbouw. Braziliaansche varkens. ZATERDAG 6 SEPTEMBER 1930 Een en Ti]fti{Ste Jaargang No. 37 ,,Met goede in{mieren." Pingelen met O. L. Heer I)e dierbare geloovige verstaat latlyii Er is ééne bezigheid, welke de voornaamste moet zijn van de heele week, en waar door velen (de zeer veel goeden niet te na gesproken) zooveel mogelijk maar op afgekne pen wordt. Ze maken het zoo kort mogelijk, zoo passief mógelijk (dat ze name lijk zelf zoo góed als niets doen) en vaak ook nop;zoo lomp mogelijk. En.... O. L.; Heer heeft het Zijne gehad. Moet ten minste maar content zijn. En of men zelf in zijn hart content is Bestaat nietkan on mogelijk waar zijn. Waar 1 heeft hij het over Over de Zondagsche Mis van verplichting. Laten we nu eens iemand nemen, waarin aldie kwade eigenschappen vereenigd*-zijn. Eenieder, die dit leest en wie(n^ het zou aangaan, pikke er het zijnde dan maar uit. VoóWersthij gaat natuurlijk not 10 naar de Hoogmis, die toch is her officieele offer van aanbidding, var' f dank, van smeeking en van ver ;oening aan de H. Drievuldig- hei 1, namens heel de parochie ge' racbt, waar hij ook lid van is. )ie is hem altijd veel en veel te ty 3. /ervolgens gaat hij zeker altijd nar die Mis, waarin hij weet, dat er(toevallig of nooit) geen preek is, hewel de preek of onderrichting (g behoort ze wel niet juist tot het gdeelte, dat op zonde is verplicht) ttch absoluut noodig is voor een regelmatig christelijk leven. Geloofs- pactijk heeft geloofskennis noodig cnbekend maakt onbeminden als aen niets voor zijn geloof of gods dienst voelt, doet men er ook niets of niet veel voor. Dan zal hij gaan ongeschoren. Dat doet hij na de Mis! En houdt zoodoende de coiffeurs maar aan het werk op Zondag Dan zal hij gaan: zonder boord, alleen nog maar de Zondagsche broek aan jas en vest gauw van de week-kleederen aange schoten en natuurlijk op de pan toffels. Want, zie je, hij gaat op audiëntie bij.... O.L. Heer, en dan komt het zoo nauw niet Wegens al die on-Zondagsche uitrusting (want het is toch Zondag voor zoo iemand, maar pas later in den dag natuurlijk, tegen borreltijd begint datwegens al die on-Zon dagsche uitrusting, gaat hij liefst zoo vroeg mogelijk, want de menschen zouden eens aanmerkingen maken, de menschen, zie je. Hij is natuurlijk nooit op tijd. Wablief? Moet toch al lang genoeg in de kerk zich ver velen. Staat wel een tijd te voren buiten ergens te kijken, op een stoep of tegen den muur, om de menschen te zien voorbijkomen, die de kerk binnengaan. Past vooral op, zeker niet binnen te gaan vóór de klok geslagen heeft, Dan begint dus het gepingel met O. L. Heer al. 't Zou toch eeuwig jammer zijn, O.L. Heer één seconde meer te gunnen, dan Hem precies toekomt. De klok slaat. Maakt nog vol strekt geen haast, 't Loopt nog zóó druk. Ge kunt er toch niet goed in. Trouwens, hij blijft daarachter maar ergens tegen den muur staan, onder den toren of bij de doopkapel of de deur, daar is altijd nog wel een plaatsje te vinden. Sjokt eindelijk naar binnen en klopt, half binnen, half buiten, de pijp eens uit. Kerkboek? Rozenkrans? Hij b dt De generaal had ook 'gewenscht, den kapelaan met zich mede te nemen, die vroeger slechts op zijn verzoek in Amerika gebleven was; maar toen deze hoorde, dat de overste hen begeleiden zou, zocht hij een vrij goed voorwendsel om achter te blijven, en zich eenigen tijd van zijne vrienden te scheiden. De reizigers kwamen gelukkig te Bordeaux, waarheen het schip bestemd was, waarop zij zich be vonden. Van daar wendden zij zich naar Marseille, en van dat punt uit naar Malaga, de geboorte plaats des generaals. Eerst nadat zij in deze stad aan gekomen waren, besloot de valsche don Victor Guerra, den generaal- om de hand zijner dochter te ver zoeken, wier genegenheid hij had weten te winnen, en die hij zich verbeeldde te aanbidden. Nooit had deze ongevoelige man bemind, wiens rusteloos en onzeker leven, dat slechts de beide doel punten kende, eene onzekere en onbekende toekomst te veroveren en een vreeselijk dreigend ver- aan... de petDie houdt hij stevig ia de hand. Hangt ergens tegen den muur of zit, met den rug naar het altaar liefst, op bank of stoel, waar je anders met de knieën moet gaan zitten. Want knielen onder de Mis Ho maar, zoo gemakkelijk, zoo lui, en dus zoo ongemanierd en lomp mogelijk, zoo, als hij het thuis niet doet of zelfs in de kroeg niet. Hij is dan eindelijk binnen Hij „hoort" alleen de Mis. Zien, dat heeft hij zich zelf onmogelijk gemaakt, hij „hoort" de stem van den luidbiddende priester en als er gebeld wordt. Dan springt hij zoo wat recht, knielt scheef op één knie, klopt wat op de borst (zonder te weten waarom en hoe dikwijls en wat er bij te bidden) slaat nauwe lijks 'n kruis en 't is gedaan. Dat is alles, wat hij mee doet. Voor de rest niet het minste contact met den priester. Wel veel contact met z'n buurman 't Is er soms een ge zoem als in een bijenkorf, zoo druk hebben ze het. 't Is net, of de duivel daar achter wat rondspookt en dezen dit, genen dat, een ander weer wat anders influistert om over te praten of te lachen of zich wat aan te stellen. Want ja, 't staat verbazend gedurfd, als je zoowat de heele Mis, of tenminste heel dikwijls, durft te praten. Vooral laten zien, dat je geen „kwezel" bent en met al dat bidden niets te maken hebt. Da's goed voor ouwe wijven en kleine kinderen. En als er preek is Nou ja, een preek is een preek en als 'n kame raad eventjes naar hem knipoogt, neemt-ie de beenen en wandelt 'n straatje om. Of:'suft en slaapt wat, 't kan 'm niets schelen, hoor. En als er dan eens wat gezegd wordt, wat bijzonder de aandacht der dier bare geloovigen trekt en 't heel, heel stil wordt in de kerk, dan luistert hij ook, maar da's zeker de kapelaan heeft ongelijk Dat staat altijd van te voren vast. „Ze hebben altijd wat te zeggen." „Dat ze naar d'r eigen kijken." „Waar bemoeien ze zich mee „Wat weet die daar nou van.'' „Ze overdrijven altijd." „Ze moeten wat zeggen". „Dat ze naar de p. loopen." ,,'t Kan me niks bommen." Ziedaar enkele lieve opmerkingen die door een zeker soort van dier bare geloovigen gemaakt worden. Ondertusschen geeuwt-ie eens met een mond als een open schuurdeur, gaapt ook eens wat rond naar Jan, Piet en Klaas en kijkt op het horloge, hoe laat het is. En waar achtig, er komt leven in Want 't moet haast gedaan zijn. En nauwe lijks heeft de priester Ite, missa est" gezegd, of hij kan er niet gauw genoeg uitkomen. Hij, die op school nooit van de slimsten was, die nog nooit in een kerkboek heeft geneusd, die zelden met aandacht naar een preek heeft geluisterd, hij verstaat nu opeens... latijnWant wat de priester daar juist zei Ite, beteekent gaat en... hij gaat Hij gaat, neen hij vliegt d'r uit, alsof de duivel hem op de hielen zat. En buiten zal hij staan blijven kijken, tot de laatste man uit de kerk is. Vanwege den haast, zie je. Geen mooi beeld, is het wel Wat het voornaamste moet zijn van de heele week op den Zondag, den dag der H. Drie-éénheid, met den priester aan die H. Drie-éénheid het volmaakte offer van aanbidding, van dank, van smeeking en van verzoening, te gaan mee opdragen en te gaan mee bidden, is voor dien man de vervelendste „karwei" van de heele week, en er is wellicht niets, wat hij zóó slordig, zóó onge manierd en zóó zonder eenige aan dacht doet als dat. leden te verbergen, hem nooit hadden doen gevoelen, dat uit de aarde geurige bloemen en uit het hart zoete neigingen ontkiemen. Maar nu overreedde hij zich, dat hij hartstochtelijk beminde, en hij bedroog zich niet geheel. Er zijn menschen, zoowel mannen als vrouwen, die in de voorwerpen hunner neiging niet hunne per soonlijkheid beminnen, maar hun stand, den glans en de voordeelen, die --zij door hunne liefde verkrij gen, en daardoor de hartstocht der ijdelheid met de liefde verwis selen. Het aanzoek van Guerra beviel den generaal niet, niettegenstaande de voorliefde, die hij voor hem koesterde; want zijne dochter kon zeker op schitterender partijen rekenen. Maar hare tranen en de voorspraak der moeder, die haar hielp, overwonnen eindelijk zijnen tegenstand. De overste naderde dus het top punt zijner wenschen, het oogen bük naakte, waarop hij niets meer van het geluk te vorderen zou hebben, dal hem nog meer had geschonken, dan hij gewaagd had te begeeren. Maar in hoe schitte render vormen de tegenwoordig heid zich vertoonde, des te schrik- keiijker lag achter hem het verleden Want hoe meer hij zich daarvan verwijderde en hoe glansrijker de eerste werd, des te ijsselijker werd de tweede, en daarom werd de mogelijkheid van een strijd tusschen Hij doet het juist zoo, dat het wellicht nog doodzonde is. Alles op het kantje af. Arme ziel Laffe slappeling Groote lummel! Bestaat zoo iemand nu in werke lijkheid Of zoo iemand nu precies in alles wat we daar hebben opgenoemd in werkelijkheid bestaat, is misscttien wel wat erg. maar dat er zijn, die daar 9/10, 4/5, 7/10, 3/5, 1/2,1/3 enz. enz. van hebben, dat is zeker. Gaat maar eens na. Hoevelen komen er geregeld door eigen schuld te laat Hoevelen staan er zonder kerk boek of rozenkrans Hoevelen hebben heel veel aan den buurman te vertellen Hoevelen luisteren heelemaal niet naar de preek Hoevelen gaan zich na de Mis pas goed aankleeden en voor den Zondag klaar maken Hoevelen loopen er uit vóór het laatste Evangelie Enzoovoorts, enzoovoorts. Waarde lezer, lieve lezer(es) houJt eens een klein gewetens onderzoek bij U zelve, en als ge wat vindt, leg dan daar der vinger op en zegt hier zit het, dat is verkeerd en dat moet anders worden ZAAIER. Als het ffc.ty verloopt moet men de bakens verzetten. Ik kende in mijn jeugd een boer Braaf ouderwetsch en dom, Hij liep steeds in een blauwe kiel Met een roode zakdoek om. Hij had zijn zaken braaf beheerd En nooit een cent verkeerd verteerd. Maar noemde nieuwigheid geklets, Want hij was ouderwetsch. Doch naast hem woonde nog een boer Niet zoo conservatief. Hij had ook als zijn domme buur De mooie landbouw lief. Ging met zijn tijd mee, enzoovoort, Veel nieuws in 't vak had hembekoord Vond theorie geen dom geklets En was niet ouderwetsch. De ouderwetsche boer, die wou Geen zakje kunstmest zaaien Dat gaf maar koren zonder pit Niet waard om af te maaien. Zijn gras met Chili nooit geen nood Zulk hooi, daar ging je vee van dood. Alleen de koe- en paardenmest Was voor het koren opperbest. Doch zie, zijn meer moderne buur Die meeging met zijn tijd, Had jaar op jaar een volle schuur En veel meer vee geweid. Zijn zaak ging bloeien meer en meer. Al scheen hij een moderne heer. Hij werd een landman eerste klas Met zijn modern gewas. Het buurtje met zijn zakdoek om Keek dikwijls over sloot. Naar buurman, waar 't weeldrig was Hij ergerde zich dood. Hij stond om vier uur aan dè zeis Werd oud en moe, en mat en grijs. En zuchtte Als 'k zoo door blijf gaan Dan ga ik naar de maan. En eensklaps was de man bekeerd, Hij ging ook kunstmest zaaien. En met machines nieuw en goed Zijn gras en zaden maaien. Bewerkte ook modern zijn land Gebruikte verder zijn verstand. Hij sliep weer rustig in zijn bed. En was op tijd gered. Wie steeds bij 't oude blijven wil die beiden steeds ontzetlender hij keerde zijne blikken van dit on bewegelijke verleden af, maar daarom verdween het niet! Vele nachten sliep hij in onder vroolijke gedachten aan zijn roem, zijne liefde, en zijne hoop, en elke keer wekte hem een ontzettende angst. Nu eens hoorde hij eene stem, die hem bij zijn naam en bij zijn halelijken bijnaam riep; dan weder zag hij José Camasals aanklagend getuige van den dood zijns vaders verschijnen soms hoorde hij de stem van den her bergier, die hem op zijne knieën om zijn leven smeekte, soms hem vervloeken in den doodsangst, maar met de eerste stralen der zon verdwenen deze zwarte duistere droombeelden, en het vertrouwen keerde in zijne ziel terug. Met de uniform werd hij weder de hoog moedige en stoutmoedige don Victor Guerra, en aan dezijdevan zijne verloofde zeide hij tot zich zelvenonder de schaduw van de tak van een zoo goeden boom ben ik veilig. De generaal reisde met zijne familie naar Madrid, waar zijn oudere broeder woonde. De overste die in Malaga in garnizoen lag, moest daar blijven, daar hij tot president van den krijgsraad be noemd was, dat over een deserteur met verzwarende omstandigheden oordeel vellen moest, wiens rege- ment naar Cuba was gemarcheerd en die eerst na vele jaren als Komt deerlijk achteraan. De tijd gaat door en staat niet stil Wil toch die zin verstaan. Laat het parool zijn werk met vlijt, Maar blijf ook meegaan met uw tijd. Want boertjes met hun vestjes dicht Met een eigenwijs en norsch gezicht Daar moet men eens op letten Die toch vergeten allemaal Om als 't getij verloopt royaal De bakens te verzetten. Veel beter dan het vestje dicht ls 'n open oog en 't hoofd verlicht. Want blijf je dom en ouderwetsch Dan ga je op de flesch. Ingekomen en vertrokken personen van 22 tot 29 Augustus. INGEKOMEN: A. J. J. Beckers, dienstbode. Leunen K 4, van Venlo R. G. M. Greefkens, winkeljuffr., Henseniuspl. 1, van Roosendaal: W. J. Muysers, wed. v. Kleuskens en gezin, z.b.. Merselo M 107, van Horst A. H. Linders, bakker, St. Oda- straat 2 van Helmond H. Peters en vrouw, landbouwer, Oostrum C 6, van Bergen H. v. Aken. broeder, Stationsweg 32, van Manage M. J. Jongenelen, idem, idem, van Selzaete M. J. Lamers. verpleger, idem, van Oeffeit G. Newels, religieuse, Overloon- scheweg 2, van Helden A. Schürmann. idem, idem, van Blerick M. Verhaeg, dienstknecht, Veulen H 39, van Horst H. Heynen, hulpkeurmeester. Schoolstraat 3, van Roermond J. M. van Duuren, dienstbode, Marktstraat 2, van Oploo. Th. J. de Wit, verpleegster, St. Annalaan 5, van Amsterdam. J. H. Pieters, idem, idem, van Maastricht. A. C. Horsten, idem, idem, van Goes. VERTROKKEN M. Th. J. A. Hendriks, dienstbode naar Venlo, Keulschepoort 4 C. A M. Walbeek, verpleegster, naar Haarlem, Westerhoutpark 18 W. G. M. Netten, verpleegster, naar Arnhem, Boschstr. 25 J. H. Dommeck, dienstbode, naar 's Hage, Koningin-Wilhelminastr. 538 Th. G. van Bregt en echtgenoote. hulpkeurmeester, naar Kerkrade, Julianastraat 20 P. A. Robben, koopman, naar Venlo. Zuidsingel 66 J. Goemans, wed. Jacobs, z.b., n. Blerick, Urbanusstraat 25 P. W. C. Jacobs, idem, naar idem W. M. Kusters, z.b., n. Tilburg, Bredascheweg 204 G. A. P. M. Gude, religieuse, n. Druten C 290 P. Heidens, dienstbode; n. Arcen, Velden H. E. Th. v.d. Putten, dienstbode, naar Venlo, Kaldenkerkerweg 23 W. Th. L. Sanders, idem, naar Broekhuizen C 202 K. J. Swemmers, chauffeur, naar Bergen D 109a I. Zijn d'r ook varkens vragen ze wel eens aan iemand, die in Brazilië geweest is. Dan luidt het antwoord meestalJa, nou als je blieftvan alle mogelijke soorten, juist als in weglooper ontdekt was geworden. De krijgsraad was op den be paalden deg verzameld. Zes'kapi teins luisterden, in een halven cirkel gezeten, oplettend naar de aanklacht, die de vertegenwoor diger van het Staats-ministerie naar de op de plaats der misdaad verzamelde feilen voorlas. Zij betroffen José Camas, een geitenherder van ambacht, een deserteur en vadermoordenaar. Geheel van de hooge zending, die hun aanvertrouwd was, vervuld, bemerkten de kapiteins de doode- lijke bleekheid niet, die als een lijkkleed zich over het gelaat van den president uitbreidde, toen hij de aanklacht en den naam van den beschuldigde hoorde, en zagen hem, onbewegelijk en stijf, met de inspanning van een kampvechter, de sidderende bewegingen van zijne benauwde borst bestrijden. De voorlezing ging haren gang en de bewijzen waren vreeselijk en onwederlegbaar. Toen kwam bij den president eene gedachte op, zoo als de hel uit haren diepsten afgrond ze aan die menschen toezendt, die zij zich reeds veroverd heefthelder en duidelijk, als een bliksem, die uit zwarte wolken te voorschijn springt. En deze was: de dood van dezen onnoozele is de graf steen, die voor altijd mijn geheim begraaft. Een oogenbük daarna viel hem de gemeene regel: Moet iemand andere landen en het viervoetig varken vooral speelt een voorname rol in de Braziliaansche boerenwereld, krèk als hier. Een varken is natuurlijk een var ken en een Braziliaansch varken heeft over 't algemeen precies dezelfde eigenschappen als een Hollandsch varken. Het wordt op dezelfde manier gemaakt, geboren met of zonder krul in 't staartje groot gebracht enz. Als het pas geboren is, is het natuurlijk nog klein en daarom krijgt 't evenals bij ons zoolang een klein, kort, lief naampje, totdat .het 'n groot varken geworden is. Zijn broertjes en zusjes, die ze hier big gen of baggen noemen, zijn dikwijls wel niet zoo talrijk als hier te lande, maar voor de rest is alles precies hetzelfde. Ze blêrren, gillen, duikelen koppetje, rennen, bakkeleien, vechten even hard om het versterkend moedersap als in welk ander var kensland ter wereld ook Nauwelijks geboren, begint voor hen al aanstonds de harde strijd om het bestaan en het recht van de sterkste speelt hier helaas al vroeg de groote rol. Als ze d'r eigen buikje maar vol hebben dan trekken ze zich van de andere rammelende, leege buikjes niet veel meer aan, krèk as groote menschen.... Zijn ze volwassen dan hebben ze weer dezelfde kuren als bij ons trek je ze aan d'r ooren dan gaan ze achteruit en trek je ze aan d'r staart, dan loopen ze vooruit. Ze knorren, bijten en doen hun uiterste best hun aardsch bestaan te rekken en te pakken, al is het minder smake lijk en soms zelfs minder netjes, van het leven wat ze krijgen kunnen. Ze hebben nooit geen gewetenswroeging, denken alleen maar aan hun zalig heid en nooit aan hun ziel, want alle god- en wijsgeleerden zijn het er tegenwoordig over eens, dat een varken geen ziel heeft, al lijkt het van binnen, naar men zegt, het meest op een menschenfin, daar kan dit stomme dier ook niets aan doen. Als het naar den slachter gaat dan kan het ook daar wel „amen" zeggen. Want dan komt de wreede mensch, steekt het dood, tapt het z'n bloed af, maakt er bloedworst van en tot overmaat van ondank hebben van vet druipende tantes nog den treurige moed, terwijl ze hun hompjes vingers zitten af te likken, om te zeggen, dat z'n ribbetjes wel wat vetter ge kund hadden.... De waarde lezer ziet dus ten eerste, dat het niet erg aangenaam is om varkens te zijn, ten tweede dat ook het Braziliaansche varken meer gewaardeerd wordt na zijn dood dan er voor, toen het zijn dikbuikerig bestaan nog hier op aarde rondsleepte en ten derde, dat het Braziliaansche varken in vele punten overeeenkomt met het Nederlandsche zwijn. Alleen wat die karbonaai- verslinding betreft, die is in Brazilië niet zoo in zwang om de eenvoudige reden dat een Braz. varken, zooals we later hopen te zien, maar heel weinig karbonade heeft. Maar niettegenstaande al deze frappante gelijkenissen tusschen het varken uit het land der eeuwige zon en bloeiende citroenen (in Brazilië groeien ook citroenen) en het varken uit deze koude, nare, natte, triestige gewesten, waar geen citroenen bloeien, zijn er toch nog verschillen genoeg de moeite waard om aan te teekenen voor dengene, die er zich voor interesseert. Eerste verschil hier is een varken wit. blank, blond of ietwat gelig al naar gelang de zindelijkheid van het hok of de kooi, waarin ze hun vreet en vreedzame dagen slijten; zoowat dezelfde variaties van huid en haar kleur als tusschen een Ieelijke, min der leelijke en mooie blondiene... sterven, dan zij hel mijn vader, die ouder is dan ik. De aanklacht besloot daarmede, dat zij de doodstraf eischte, de verdediging was zwak, daar het haar aan allen grondslagontbrak, en daar de beklaagde zelf niets tot zijne verontschuldiging aan voerde, maar slechts weende en zijne misdaad ontkende. De ongelukkige werd naar bin nen gevoerd en op de bank der aangeklaagden geplaatst. De overste zag, onaangenaam aangedaan, naar den anderen kant. Men ondervrage den aange klaagde, zeide de president, wel is waar met vaste, maar ruwe en holle stem. De drie jongere kapiteins zagen met diep medelijden naar den ongelukkige, die in zijn schapen vel gehuld, zonder verdediging, bevreesd, nedergeslagen en wee- nend als een kind zat. Zeidel gij niet, dal. gij in den nacht, toen de misdaad bedreven werd, niet alleen waart vroeg een van hen. Ja, heer. Met wien waart gij dan Den president overviel op dat oogenbük een hevige aanval van hoest. Ik kan het niet zeggen, ant woordde de aangeklaagde. En waarom niet? Omdat ik beloofd heb, het te verzwijgen, antwoordde de gevan gene weenend In Brazilië is een varken Iicht- zwart, donker of pikzwart al naar gelang ze licht-zwart, donker of pik zwart geboren wordenalweer zoo wat dezelfde variaties van huid en haarkleur als tusschen een koffie kleurige, donkere of heel pikzwarte glimmende neger Waarom de varkens daar zwart zijn en hier wit, zal wel even moei lijk uit te maken zijn als waarom een blanke wit en een neger zwart is. Zeker is echter, dat dit zwarte kleursel maar een heel dun laagje vormt, want wanneer zoo'n zwart varken na zijn dood met heet water begoten en afgekrabd wordt, dan komt aanstonds zijn blanke huid voor den dag. Of het bij een neger ook zoo is, weet ik niet... tot mijn spijt heb ik nog nooit zoo'n Kanni balen-smulpartijtje meegemaakt en heb ik dus nog nooit gezien hoe zoo'n neger er afgekrabd, schoongemaakt, ingezouten enz. uit zietZeker is het ook en al ben je nog zoo slim en gebruik je „glim", geen poets middeltje of zeepje hoe fijn te wereld ook, zal ooit in staat zijn een Braziliaansch varken of een Afri- kaansche neger bij zijn leven wit te maken. Degene, die dit poetsmiddel uitvindt wordt de rijkste man ter wereld. Tweede verschil: een Braz. varken is over het algemeen iets kleiner van stuk dan een Hollandsch of een Limburgsch varken. Planten, diereu menschen zijn daar allemaal, waarschijnlijk vanwege de hitte en de droogte, kleiner en fijner dan de planten, menschen en dieren van het ruwe, rauwe Noorden. Niettegenstaande dit verschil in grootte echter, is een varken daar ook wel rond, dik en vet te krijgen; een varken van drie a vier honderd pond is ook daar geen zeldzaamheid. Derde verschil bestaat meer in opvoeding en vetmesten. Wordt een varken hier ter lande over 't alge meen grootgebracht en vetgemest met meel, aardappelen en ondermelk, in Brazilië is het „maïs" en nog er eens maïs. Maïs is bij den Braziliaan het groote voedingsmiddel voor dieren, zooals kippen, geiten, ezels, paarden, ossen enz. en zelfs voor menschen. De beesten krijgen het rauw, onge kookt en onbewerkt toegediend, de menschen malen, koken, bakken het tot brood en koekjes voor eigen gebruik. Als men flink honger heeft dan is zoo'n maïskoek heusch niet te versmaden. Vooral als de maïs pas rijp, nog zacht en versch is, is het een geliefkoosde spijs voor kinderen, ze roosteren zulk een maïskolf een beetje in het vuur en zijn er dar den heelen dag zoet mee. Beknabbelen ze met hun tand jes, pulken er aan met hun vinger tjes, eten de korrels op of gooien er mee naar elkander. Een of ander ronddolend varken is er goed mee. Maïs is dus het hoofd-voedsel, maar maïs alleen zou voor den Braziliaanschen varkensboer te duur uitkomen, dit blijft alleen een lek kernijtje voor 's morgens en 's avonds. Maar aangezien een varken overdag even goed moet eten als een mensch en dik en vet moet worden, daarom zegt de boer eiken morgen na hun dé'jeuner tot zijn vierpootig geliefd bezitGaat, trekt de wijde wereld in... leert en onderwijst alle andere varkens hoe zij zich door het leven moeten slaan... zoekt en gij zult vinden 1 Varkens zijn slim, doen nooit geen belofte om d'r eigen in een varkenshok op te sluiten, nemen het bevel van hun baas eiken morgen als een blijde boodschap in ontvangst en trekken er knorrend, bijtend, gillend op een drafje van door. De En wat deedt gij met het ge doofde geld, vroeg een ander der rechters. Senor, ik heb geen geld ge roofd. Een hardnekkig stelsel van ontkennen, zeide een andere, wat zijn er toch. huichelaars onder het landvolk. Ht-rkent gij dat mes vroeg een, het mes, dat op tafel lae onthullend. Ik! neen! amwoordde de aangeklaagde, die 11a tien jaren zijn mes niet meer herkende. Genoeg mijne heeren, zeide de president, die bij het zien van het mes vol schiikopg staan was. Breng den aangeklaagde weg. Senores, bij de H. Maagd, ik ben onschuldig, riep de gevangene uit, zijne handen vouwende, heb medelijden met mij, om 's Hemels wil. Man voere hem weg riep de president. Senores, ik ben onschuldig, jk ben onschuldig! steunde de ongelukkige onder snikken, terwijl men hem wegvoerde. Ik geloof het, mompelde de jonste der rechters, doormedelijden geroerd. En op welken grond geloofd gij dat'? vroeg de president met trillende stem. Omdat bij het zien van dal schepsel mijne oogen zich met tranen vulden, antwoordde de kapitein. Wordt vervolgd

Peel en Maas | 1930 | | pagina 5