Tweed© Blad -ran „PUL SM MAAS"
Het Geluk.
De zwakste plek.
Even nadenken
FEUILLETON
De tiendaagsche
veldtocht.
Zelfbeheersching.
Monilia-ziekte.
ATERDAO 30 AUGUSTUS 1930
Ben eo vijftigste Jiargaat
No. 36
Wij lezen in „De Morgen":
Een fabrieksstad in Brabant.
Zondagmorgen.
Onder de H. Mis van negen uur.
De kerk is stampvol, zooals altijd
in die H. Mis.
Achterin staat een opeengepakte
menigte mannen en jongens, die in
de banken geen plaats meer willen
of kunnen vinden.
De meesten van ben staan er.
Meer niet. Geen gebedenboek of
rozenkrans. Maar den hoed of de
pet in de hand. Staan er en blijven
er staan tot den zegen. Dan gaan
ze weer.
De kapelaan herinnert in zijn
preek aan het voorschrift van den
Bisschop van het diocees, dat de
gebeden na de H. Mis de drie
Weesgegroeten, het Salve Regina
en de twee daarop volgende gebe
den zullen worden gebeden tot
de intentievoor de redding van
Rusland.
Wat de Bisschop vraagt, vraagt
Z.D.H. op verzoek vau den Paus
zelve Paus Pius XI, Die voor
Rusland méér heeft gedaan dan een
van zijn voorgangers ooit heeft
kunnen doen.
De kapelaan herinnert nog eens
aan dat verlangen van Paus en
Bisschop. En vraagt de aanwezigen
met ernstigen aandrang, niet weg te
gaan bij den zegen zooals een
deel der kerkgangers de slechte ge
woonte heeft te doen, vooral in
Brabant maar die paar minuten
te wachten en dan mee te bidden
„voor de redding van Rusland",
zooals Paus en Bisschop vragen.
Maar de kapelaan kent zijn Pap
penheimers.
Hij weet, dat een deel van die
schare achter in de kerk (en ook 'n
klein deel uit de banken) toch weg
zal gaan. En hij zegt het ook rond
uit zij, die onder de H. Mis buiten
de kerk, voor de deuren, staan en
zij, die toch weg zullen gaan, mijn
verzoek en mijn aandrang ten spijt,
nu, zij moeten dan maar gaan als
zij niet anders willen.
Hij weet, uit langdurige ervaring,
wel hoe het met velen gaan zal.
En zoo gaat het inderdaad.
Als de priester den zegen heeft
gegeven en zich naar de Evangelie
zijde wendt voor het laatste Evan
gelie, begint al het geschuifel.
Het is wel is waar veel minder
dan aDders. Een groot deel van hen,
die achter in de kerk staan, blijft.
Voor hen heeft de "kapelaan niet
vergeefs gesproken.
Maar een ander, altijd nog vrij
talrijk deel gaat onverschillig heen
zooals altijd.
En eenigen tijd lang, terwijl de
kapelaan de gebeden na de H. Mis
bidt langzaam, nadrukkelijk, met
bijzonder duidelijke stem klinkt
achter uit de kerk het voetenge
schuifel van hen, die gaan.
Die geen drie minuten kunnen
wachten, tot het einde.
Niet als de priester het vraagt.
Niet als de Bisschop het vraagt.
Niet als de Paus het vraagt.
Een stille Mis op Zondag
verplichting op doodzonde en op
verlies van fatsoen bij de katholieke
stadgenooten maar slechts tot
aan den zegen.
Geen seconde langer.
En zonder gebedenboek of eenig
gebed.
Dat is de band, die dezulken
verbindt met Gods Kerk.
Hoe vee' schokken zal zóó'n band
kunnen doorstaan
Wat voor weerstandskracht heeft
Sedert eenigen lijd was don
Gaspar Camas, die door allen pater
kapelaan genoemd werd, in eene
diepe neerslachtigheid vervallen,
welker oorzaak men kende, maar
waarover allen zwegen, als hoop
ten zij met instinctmatige wel
willendheid, dat op het zwijgen de
vergetelheid volgen zou. In korte
tusschenpoozen had de kapelaan
achter elkander de treurige be
richten van de desertie zijns
broeders uit 's Konings dienst,
van de vermoording zijns vaders,
en van den dood des Rectors der
Dominikanen, zijn oom en peet,
die hem opgevoed en wien hij
alles te danken had, vernomen.
Diep gebogen door deze onge
lukkige sterfgevallen had de pater
kapelaan naar Europa willen
wederkeeren, om zich in de een
zaamheid terug te trekken maar
de beden van den oversten en
diens vrouw, zoowel als de vader
lijke liefde, waarmede hij aan de
kinderen hing, hielden hem van
dat voornemen terug,
Dikwijls spot het noodlot met
de gerechtigheid op de onbeschaam-
ste wijze en de gerechtigheid geeft
zulk een geloofsleven tegenover de
velerlei gevaren eener paganistische
wereld
En hoeveel duizenden zijn er zoo
in Brabant en Limburg
Wie de zwakste plek van Brabant
en Limburg wil leeren kennen, blijve
in de fabriekssteden van het Zuiden
des Zondags achter in de kerk.
En sla gade, hoe die achterhoeden
Mis hooren.
Hij zal er een kijk opdoen over
het practische peil van het gods
dienstig leven van.... hoe vele
duizenden
En hij zal, naar we vreezen, de
kerk verlaten met een nieuwe ervaring
welke zijn katholiek hart bedrukt
zal maken.
De zwakste plek van het Zuiden
is niet het socialisme.
De zwakste plek van het Zuiden
is de ziellooze, doode sleur, die de
plaats inneemt van een bezield
geloofsleven. bij hoevele duizen
den
Uit het werkelyke leven.
1. Thuis"en in de school. In de
school: kleeding volgens de bis
schoppelijke voorschriften; thuis
kleeding volgens de wereldsche voor
schriften. Zoo voedt men zijn kin
deren op
2. Onbewuste medewerking met
het kwaad 1 (Schoon)Moeder komt
bij (schoon)dochter op bezoek. De
ooievaar is er geweest: „Toch maar
voorzichtig zijn een volgenden keer.
Waarom toch zooveel last Met
minder is 't ook goed
Buurvrouw tot buurmeisje (dienst
bode) in een huis met veel kinderen:
,Wat zal je toch veel werk heb
ben Je bent wel gek Je kunt het
veel gemakkelijker ergens anders
verdienen
3. Wat een moeder zei: „Wat
was het vroeger anders, toen we
verkeering hadden. Dan moesten we
's avonds voor het donker thuis zijn,
nu gaan ze uit, als het donker be
gint te worden!"
4. Sommige jonge dames zijn zóó
gekleed en gepoeierd en loopen zoo
aanstellerig, dat je zoudt zeggenze
zijn zóó van de ansichtkaart weg-
geloopen
De wysheid der Kerk.
Het lange-leven-record, om het
zoo eens te noemen, wordt geslagen
in de meest strenge kloosters. Het
boetekleed doodt minder menschen
dan de danszalen. En stellen de sport,
de mode, de wereld geen strenge
eischen aan de gezondheid Waarom
maakt men er dan zoo'n drukte
over, wanneer de Kerk spreekt van
versterving en waarom schrikt men
niet terug voor den dwang van
moordende ontkleedingen, van onge
zonde toiletten voor de zoogenaamde
slanke lijn-en waarom schrikt men
niet terug voor den dwang van sport
die wordt beoefend door half naakte
spelers in mist en modder?
Moederziel alleen.
Moederziel alleen in 't huuske
Leest ze bij 't groote licht
(Kumtal gouw heur achtste kruuske,
Scharp, -Goddank, is nog 't gezicht)
Leest ze in 't Evangelieboek
Zonder bril nog even kloek.
Wa ze leest ze leest de naomen
En de daotum, dag en jaor,
Van heurkinders, toen ze kwaomen,
Trouwden, stierven allegaor,
Ook den daotum, naom en van
Van heur braoven zaolgen man.
zich gewonnen, omdat haar rijk
niet van deze wereld is. Zoo ging
het met de geschiedenis, die wij
vertellen. Hel was niet alleen de
dapperheid, die don Victor Guerra
dagelijks nieuwe lauweren aan-
bracht, want er waren in het
regemenl velen, die even dapper
waren als hij, maar het was ook
het geluk, dat niet ophield, hem
gelegenheid te verschaffen om zich
te onderscheiden, terwijl het die
aan anderen weigerden. liet geluk
was net, dat hem zijn geld op die
kaart liet zetten, welke winnen
moest; het geluk weerde de kogels
der vijanden van de borst zijns
beschermelings af, begeesterde en
ondersteunde hem; het vuurde
zijn machtigen bondgenoot, de
koenheid, aan, het was in zijn hart
de hefboom welke zijne loopbaan
bevorderde.
liet is geen nieuwe waarheid,
want deze zijn niet talrijk
dat de uitslag menschen aanzien
verschaft, en aan ondernemingen
verdienste schenkt.
Hoe velen gelden voor eenvoudig,
zonder hel te zijn! Hoevelenvoor
verstandig, zonder het te verdienen
slechts omdat dit het geluk goed
dunkt, met de rechtvaardigheid te
spotten, zoo als wij zoo even zagen
gebeuren I En hoe juist sprak niet
de oude man, die zijnen bloed
verwant wel geluk maar geen
kennis wenschte. Op de meening
der menschen heeft de uitslag een
zoo krachtigen invloed, dat hij,
Ielke naom deur haor gelezen
Brengt 'en leven veur den geest
Da zoo dierbaor haor veurdezen
Als heur leven is geweest
Ieder daotum wekt in 't hart
De ouwe moedervreugd en smart.
En dan wordt ze diep bewogen
Allen ziet ze veur zich staon
Alles schouwt ze weer in de oogen
Allen spreekt ze vriendlik aon.
Starft ook alles om haor heen.
Een moederziel is nooit alleen
Jonge kerel met pit!
Augustin Bodin zoon van een
socialist te Ivry (in Frankrijk) was
door zijn vader het huis uitgezet
omdat hij een katholiek patronaat
had bezocht. Hij ging kalm den nacht
doorbrengen op de wallen der forten.
Bij het licht van een gaslantaarn
sloeg hij het kleine boekske open,
Navolging van Christus" geheeten
en las: Waarover beklaagt gij U."
Gij hebt nog niet ten bloede weer
staan." Het scheen hem toe, dat dit
voor hem ge.zegd was en hij leed
niet meer. Eens legden zijn mede
arbeiders op de fabriek een kruis
beeld, dat zij gekocht hadden om
mee te spotten, op zijn werkbank.
August neemt het kruis, kust het,
grijpt hamer en spijker, nagelt het
aan den muur en.... allen juichen
hem toe over zooveel liefde en moed.
De kracht van het moedige voor
beeld Hij stierf jong, met in zijn
ziel het verlangen naar het klooster.
Jonge meisjes met pit
Een jonge meisje, dat geen geld
genoeg bezat, om aalmoezen te geven,
vroeg als een gunst aan het Groot
Seminarie, het linnen te mogen was-
schen van een der toekomstige
priesters, buiten haar gewone werk
om, en uit liefde en hoogachting
voor het H. Priesterschap.
Zijt gij, lezer(es) wellicht vermo
gend genoeg, om jaarlijks een som
(metje) gelds af te zonderen voor
een jongen, die priester wil worden,
missionaris misschien, maar wiens
ouders dat niet betalen kunnen. Is
er schooner en edeler werk tot uit
breiding van het Rijk Gods?
Een ander jong meisje, een tulle-
werksier uit Calais, die door haar
.moeder belet werd 's morgens op
te staan om de H. Communie te
ontvangen, sloop blootsvoets de
trap af, ontsnapte door het kelder
raam, ging te communie en wanneer
haar moeder kwam om haar te
wekken, dan vond zij haar dochte:
weer rustig te bed
Een kind met pit.
Gedurende den Boxer-opstand in
1900 in China moest een jong chris
ten-huishouden de vlucht nemen:
het kleine dochtertje kon nauwelijks
een woord praten; de moeder leerde
het kind drie woordenTi|n Schou
Kiao, wat beteekentjeLtholieke
godsdienst". jge
De moeder vreesde, c.-^enen na
den dood der ouders het Lsrd zou
sparen en dat het evn heidin zou
worden en daarom leerde zij haar
kind een antwoord, dat het aan de
Boxers moest geven. Eers^ werd de
vader gedood en dan de moeder,
De kleine was zoo lief, dat de
beulen medelijden met haar hadden
„Jij bent tenminste geen cbristinne"
Het kind aarzelde en zocht naar
de woorden, die het geleerd had,
Door het vreeselijke gebeuren
raakte het kind in de war. Op eens
riep het „godsdienst." De andere
woorden sprak het niet uit. Maar
toen men 't meisje wilde liefkoozen,
kwam er een verschrikkelijke uit
drukking van heilige verontwaardi
ging in haar oogen en tot 2 maal
toe riep het: „godsdienst, godsdienst."
„Zij heeft den tooverdrank der
die slaagt, overal en dwaselijk
geprezen, bewonderd en gevierd
wordt; intusschen lacht het geluk
over het eenvoudige menschen-
geslacht, en de rechtvaardigheid
beweent hare onmacht over de
dwaze menigte.
Talrijke jaren gingen voorbij,
waarin de zoogenaamde don Victor
het van cadet tot majo >r bracht
De nieuwe majoor verblindde door
zijne weelde, gastvrijheid en
dapperheid. Geloofde demoordenaar
dat zijn aanzien in de wereld zijne
ongestrafte misdaad verzoend had?
meende hij dat de nieuwe stand,
dien hij zich geschapen had, met
zijn glans de donkere bloedige
groeve dekte, waaruit hij zijn
vermogen gestolen had Dacht hij
misschien, dat hij met de verande
ring van zijn naam als de Phoenix
nieuw geboren en dat met den
naam des misdadigers ook zijne
misdaad verdwenen was? Had hij
een geweten Maakte hij zich
verwij tingen Gevoelde hij mis
schien die onbestemde angst, dat
het verborgenste misdrijf ontdekt
kan worden Wij kunnen het
niet zeggendit zijn geheimen
der misdaad, die zij zelve slechts
kent.
Wat wij echter gelooven, is,
dat er menschen zijn, bij wie het
geweten rustig sluimert, wanneer
het niet door den angst gewekt
wordtontbreekt deze door de
zekerheid, te weten, dat de mis
daad voor menschelijke straf ver
christenen gedronken" riep een der
Boxers, en met zijn grooten sabel
bakte hij het kind in twee stukken.
Toen eindelijk het Congres te
Brussel op 9 Juli 1831 met 196 tegen
70 stemmen in het belang van den
Algemeenen vrede de „Préliminaires
de traité" in 18 artikelen na lange
discussiën had aangenomen, betrad
prins Leopold den 17en d.a.v. den
Belgischen grond om vier dagen later
na een triomfalen tocht van de grens
af te Brussel gehuldigd te worden.
Intusschen was de verontwaardi
ging en het ongeduld in het Noorden
hand over hand toegenomen en
koning Willem weigerde absoluut
de hem namens de conferentie aan
geboden 18 artikelen aan te nemen.
In een nota van den 12en werd
dit medegedeeld onder opmerking,
dat hij, die de souvereiniteit over
België aannam als vijand tegenover
Nederland zou komen te staan en
dat dit met de wapens zijne belangen
en rechten zou weten te verdedigen.
Reeds geruimen tijd was op de
grenzen van Brabant in den omtrek
van Breda het Nederlandsche leger
samengetrokken en eene schitterende
revue bij Rijen, waar de koning met
den Prins van Oranje het zeer geest
driftig gestemde leger bezocht, zou
de oude betrekkingen tusschen prins
Willem en het leger volkomen her
stellen.
Het door de gebeurtenissen van
de laatste maanden van 1830 geheel
ontredderde Nederlandsche leger was
sedert dien op uitnemende wijze ge
reorganiseerd, maar de samenstelling
uit weinig aan elkaar gewende ge
regelde troepen, meerendeels onge
oefende vrijwilligers en schutterij,
maakte behoedzaamheid en overleg
bij de aanvoerders zeer noodig. Van
de bijna 87000 man, die het thans
telde, lagen 36000 op de g enzen
van Noord-Brabant en vormden het
voor een veldtocht beschikbare ge
deelte, waarbij 78 kanonnen.
Daartegenover hadden de Belgen,
wier legermacht ten gevolge van de
heerschende verwarring in alle takken
van bestuur zeer onvoldoende ge
regeld- was, en die slechts op de
heimelijke toegezegde hulp van Frank
rijk en Engeland hadden gerekend,
slechts 31.500 man te stellen: 17000
onder den voormaligen napoleon-
tischen huzarenofficier De Fiecken
de Terhove als „Scheldeleger" hiel
den de citadel van Antwerpen met
hare bezetting van 4000 man onder
Chassé en 14500 onder den thans
Belgischen generaal Daine als „Maas
leger." Dibbets met zijn bijna 6000
man tellend Maastrichtsch garnizoen
in het oog. En dat leger bestond
grootendeels uit ongeoefende vrij
willigers zonder voldoende wapening,
zonder eigenlijke genie, zonder be
hoorlijke artillerie.
Aangezien eene interventie van
Fransche zijde te verwachten was,
was het voor de Nederlanders van
groot belang snel hun slag te slaan.
2 Augustus trokken de Nederland
sche troepen in drie divisies onder
den hertog van Saksen-Weimar en
de generaals van Geen en Meijer,
van Noord-Brabant uit methodisch
België binnen en wierpen de zwakke
Belgische voorposten zonder moeite
terug. Een proclamatie van den Prins
van Oranje kondigde aan, dat geen
verovering of wraakneming, maar
alleen de verkrijging van billijke en
rechtmatige voorwaarden van schei
ding het doel van den veldtocht
borgen is, en bij het ongeloof aan
de goddelijke rechtvaardigheid,
welke uil gebrek aan godsdienstig
gevoel ontstaat, dan vermindert
het geweten, sluimert in en wordt
afgestompt. Maar er zijn oogen-
blikken, waarop God door Zijne
barmhartigheid helopwekt, wakker
schudt en versterkt. Een dier
oogenblikken is die des doodsEn
dat oogenblik scheen voor don
Victor Guerra gekomen te zijn,
toen men hem op een draagbaar
van het slagveld in de vlakte van
Juvrin naar zijne woning droeg,
de borst door een vijandelijken
kogel doorboord.
Nadat het eerste verband aan
gelegd was, beval de heelmeester
naar den kapelaan te zenden, om
den stervende de laatste vertroos
tingen der godsdienst aan tebieden.
Deze verzuimde niet, onmiddel
lijk te verschijnen, en de vrienden
en overige officieren traden in
eene zijkamer om den geestelijke
met den stervende alleen te laten.
Een hall' uur later kwam de
kapelaan naar buiten. Zijn gelaat
was op de verschrikkelijkste wijze
veranderd; hij was doodsbleek en
al zijne pogingen waren niet vol
doende eene siddering te onder
drukken, zoodat zijne landen
klapperden tegen het glas water,
dal men hem snel aanbood.
Het is niets, het is niets;
eene duizeling, antwoordde de
priester op de vragen, die men
hem deed. In die kamer is de
was. Turnhout werd den 3en bezet
terwijl intusschen koning Leopold
uit Brussel de Belgen te wapen riep
en het algemeene opperbevel over
zijn legers in handen nam.
Koning Leopold, het plan van
den Prins niet volkomen doorziende
maar meenend, dat het op het ge
wichtige Antwerpen gemunt was,
beval Daine zich aanstonds met het
Scheldeleger te vereenigen en vestig
de zijn eigen hoofdkwartier te
Mechelen. Door onbekwaamheid van
Daine en doordat hij geen gevolg
gaf aan het gegeven bevel werd den
8en het Maasleger door de Neder
landsche overmacht overvleugeld en
in de grootste wanorde naar den
kant van Luik uitgedreven.
Koning Leopold hoopte nog bij
tijds de Fransche hulp te zullen
verkrijgen, maar deze illusie werd
hem spoedig ontnomen. Zijn troepen,
tegen de macht van den Prins van
Oranje niet bestand, werden spoedig
wederom overvleugeld en het Schelde
leger, reeds vluchtend, zou hetzelfde
lot hebben ondergaan als dat van
de Maas, toen juist op het met
bedachtzaamheid uitgekozen oogen
blik, dat de aanval op de slecht te
verdedigen stad Leuven zou ver
bonden worden met de vervolging
van den aan alle zijden wijkenden
vijand, lord William Russell, 's Prui
sen adjudant bij Waterloo, namens
den Engelschen gezant te Brussel,
lord Robert Adair, nog half tegen
den zin van Leopold, een wapen
stilstand kwam aanbieden onder
mededeeling, dat de Fransche maar
schalk Gérard met een leger van
40 000. man de Belgische grenzen
had overschreden en reeds tot Havre
genaderd waren.
Oranje, voor het geval der nade
ring van de Franschen met instruc-
tiën voorzien, eischte voor den
wapenstilstand nog de overgave van
Leuven, dat van de andere zijde
door Saksen-Weimar van Brussel
was afgesneden; de Belgische bevel
hebbers, wel wetend, dat Brussel
volkomen ongedekt was, stemden
dadelijk toé en het Nederlandsche
leger bezette Leuven, waarmede het
strategische doel van den tiendaag-
schen veldtocht eigenlijk bereikt was,
De gansche veldtocht had het Neder
landsche leger 700 man gekost en
de schande der Septemberdagen van
1830 was schitterend gewroken.
Een oorlog tegen Frankrijk en
Engeland zou groote gevaren op
leveren en de Noord-Nederlanders
hoopten thans de Conferentie door
matiging in de overwinning voor
zich te kunnen winnen.
Dat is een drankje, voor iedereen
noodig.
't Is wel niet lekker, maar: bitter
m den mond, maakt het hart gezond,
Nu moet ge dit niet verstaan van
'n catsje, 'n pommerans, of oranje,
al schijnt er menigeen zóó over te
denken, want dat maakt juist 't hart
overstuur. Ook in dit punt is zelf
beheersching noodig voor heel velen
en nuttig voor allen. Want wie in
den borrel zich zelf geen baas is,
die wordt door tien andere dingen
den baas gespeeld.
Ja, baas-spelen, dat zit er in. Van
jongsaf aan. Kijk dien kleinen kraaier
maar eens aan, wat hij dwingt en
zingt en springt om z'n zin te krijgen,
hij wil in de hand zijn; mijnheer
verkiest niet te wachten; de jonge
juffrouw verlangt meer attentie voor
haar nukken en grillen.
Kijk maar eens, wat zoo n dreumes
trappelt en stampvoet en koppig in
een hoek gaat staan pruilen en z'n
prentenboek stuk scheurt en zijn
speelgoed stuk gooit, omdat de
dikkerd zijn zinnetje niet krijgt.
Baas zijnEen klein koninkje. Een
klein maar venijnig tyrannetje, voor
wien gebogen moet worden. En,
helaas, daar zijn ouders genoeg, die
zoo'n schaap z'ij zin geven! 'tZijn
nog zulke stumpertjes, ze weten im
mers niet beter Wacht maar, als
ze wat grooter worden, zullen ze
dat duidelijk aan 't verstand brengen:
ik wil niet!
Baas zijnDat wil in den grond
van de zaak iedereen. Het zit inden
aard van het beestje. En het is de
oorzaak van een heeleboel geharre
war, van twist en onrechtvaardigheid,
van kwetsen en hoogmoed.
Dat moet niet
Ieder weet het zoo af te keuren
in een ambtenaartje, dat optreedt of
de menschen voor hem gemaakt zijn;
maar als ieder eens op zich zelf lette
Zijt ge baas over U zelf
Wel nee, op geen stukken na Ge
zijt een heel, heel groot kind! Even
dwaas, even slap, even willoos, even
ruggegraatloos als een vaatdoek
Niet
Kunt ge langs een kroeg gaan, als
ge nog dertien centen op zak hebt,
wel een borrel zoudt lusten en een
kameraad bij je hebt?
Kun je je mond houden, als een
ander tegen je uitvalt
Kunt ge iets kalm zeggen, wanneer
uw kinderen lastig zijn?
Loopt ge niet te trippelen van
ongeduld, als iemand wat op zich
laat wachten
Hebt ge geen kwaad humeur, als
een regendag je uitgaan bederft?
Zijt ge vriendelijk tegen ifw vrouw
en kinderen, als je met een booze
bui bent opgestaan.
Blijft ge tevreden, als anderen
mooier gekleed gaan.
Kunt ge uw glijkmoedigheid be
waren, als ge leeft met personen, die
niets naar hun zin vinden
En daar is nog zooveel te vragen?
Doe het zelf en oordeel.
Baas zijn over anderen is niets,
maar baas, heer en meester over
zich zelf, dat eert den mensch
lucht stikkend en ik gevoelde-mij
alreeds niet wel alvorens ik kwam
't Heeft niets te beteekenen, in
de frissche lucht zal het wel weer
overgaan. Haast u den zieke bij
stand te bieden, die eene verlich
ting schijnt te bemerken.
Inderdaad vonden zij den ge
wonde in een weldadigen sla
verzonken. Wat had den anders
zoo bedaarden priester in zulk
een toestand gebracht
De lezer, die het vorige leven
van den stervende kent, zal het
kunnen raden. Hij had in naam
van God, wiens dienaar hij w
den berouwhebbenden zondaar
.vergiffenis geschonken
Het ongeluk, hetwelk don Vic
tor Guerra aan den rand van het
graf gebracht had, was de slag
geweest, waarmede God zijn in
geslapen geweten weder gewekt
had. Wanneer hij gestorven was,
met zijne ziel in tranen van na
berouw opgelost en door boete
gereinigd, hij zou gered geweest
zijn. Ware hij in 't leven gebleven
en hadden andere rampen hem
getroffen, hij zou misschien voort
gegaan zijn op den weg der boete.
Maar zoo geschiedde het niet
Nauwelijks was hij aan de
betere hand of een koor van lof
redenen over een nieuwe helden
daad vleide zijne ijdelheid en uit
zicht op bevordering lachtte zijne
onverzadelijke eergierigheid toe.
De drie galons van den overste
glinsterden in zijne toekomst als
Het is in natte jaren, zooals we
nu beleven, een algemeen voorko
mend verschijnsel, dat er vele
vruchten zijn, die tot rotting over
gaan en kringsgewijze plekken ver-
toonen, die zich hoe langer hoe
meer uitbreiden, Het is de monilia-
ziekte, die de vruchten aangetast
heeft, en hoewel ieder jaar voOrko
mend, toch vooral in natte jaren
veel meer uitbreiding ondergaat.
De ziekte wordt veroorzaakt door
een zwam, die met haar draden in
de vruchten dringt en de gezonde
weefsels doet afsterven. Men treft
de ziekte aan bij steenfruit, pitvruch
ten en bessen.
Meestal zijn twee ziektevormen
duidelijk te onderscheiden. In het
eene geval gaan de aangetaste
vruchten verschrompelen. Ze ver
drogen en worden hard en lijken 'op
den duur op gedroogde vijgen. Het
vruchtvleesch is doorwoekerd met
zwamdraden, die aan de oppervlakte
verschijnen en daar min of meer
regelmatige kringen van lichtgekleur
de zwamkussentjes vormen, 't Meest
ziet men dit verschijnsel bij steen-
fruit.
In het andere geval, dat meer bij
pitvruchten voorkomt, behoudt de
vrucht haar gewonen vorm. De
vruchtschil wordt echter glimmend
zwart en het inwendige van de
hoogste en prachtigste punt.
Nog ziek, dacht de verblinde
slechts aan aardschen roem. Het
geweten, de verwijtingen, de hei
lige voornemens waren vergeten;
de goede engelen bedekten hun
gelaat en vloden van zijn bed.
Eenigen tijd daarna keerde zijn
overste, die nu generaal geworden
was, met zijn gansche familie
naar Spanje terug en overreedde
Don Victor Guerra, die reeds
overste geworden was, hem te
begeleiden.
Deze, die zijn liefste wenschen
vervuld zag, koesterde 't voorne
men, zijn geluk de kroon op te
zetten, door eene verbinding met
de dochter van den generaal te
beproeven, daar deze met groote
schoonheid buitengewone talenten
vereenigde en de niet minder
ijverig begeerde voordeelen bezat,
van vaderszijde aan een zeer voor
naam geslacht te behooren en
van moederszijde erfgenaam te
zijn van een groot vermogen.
De eerzuchtige hield 't verledene
voor vergeten en ondoordringbaar
en bedwelmde zich met gerust
stellende plannen.
Sedert zijne afreis uit Spanje,
zeide hij, waren tien jaren ver-
loopen, het was onmogelijk dat
iemand in den aanzienlijken over
ste don barbiersgezel uit eene
voorstad van Xeres zou herken
nen. Wat de dcod van een zoo
onbeduidend wazen als dut van
den herbergier betreft, zoo was
dit eene gebeurtenis, die niemand
zich meer na zoovele jaren her
inneren zou.
Wordt vervolgd.