mum Weekblad voor VENRAY, HOEST en Omstreken. W: Openbare vergadering Gemeenteraad van Venray, Het Geluk. van den FEUILLETON ZATERDAG 9 AUGUSTUS 1930 Een en vijftigste Jaargaag No. 33 PEEL EN MAAS H PRIJS DER ADVERTENTIEN1-8 regels 60 cent, elke regel meer 7',» ct.- Uitgave van FIRMA VAN DEN MITNCRHOF VENRAY ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ctper post 5 een bij abonnement lagere tarieven. Telefoon 51 GIRO 150652 voor het buitenland f 1.05 bij vooruitbetaling, afzonderl. nummers 5 cent >}MANUFACTUR BLIJKEN TOCH HET gehouden op 16 Juli 1930, nam. 5 uur. Voorzitter de heer O. L. P. van de Loo, burgemeester. Secretaris: de heer A. F. M. van Haaren. Afwezig de heeren van Bergen, van Dijck en Goumans, waarvan de laatste met kennisgeving. De Voorzitter opent de vergadering met gebed, waarna hij zegt dat de tijd te kort is geweest om de notulen der vorige vergadering in Peel en Maas op te nemen. De heer Millen zou het daarom wenschelijk vinden de notulen aan te houden tot de volgende vergadering, opdat ze naar gewoonte eerst in de courant kunnen komen. De Voorzitter zegt dat het ditmaal niet kon De tijd was te kort. Het is echter gebruik dat de notulen bij den aanvang der volgende ver gadering worden voorgelezen resp. goedgekeurd, zulks mede uit reverentie voor de leden, die bij de vorige vergadering niet zijn tegenwoordig ge weest. De heer Millen zegt dat men er beter over kan oordeelen, als men de notulen eerst thuis heeft gehad. De Voorzitter antwoordt dat de heer Millen weet, dat dat in dit geval niet kon. De heer Odenhoven vraagt of ondanks de voorlezing thans, de notulen den Raadsleden nog worden thuisgezonden, waarop de Voorzitter be vestigend antwoord. De heer Odenhoven is dan wel voor voorlezing. Hierna worden de notulen der vorige vergadering voorgelezen. De heer Odenhoven mist in de notulen, dat hij gezegd heeft, dat het wel leek of men bang was voor de landbouwhuishoudschool. Hij heeft hier nog aan toegevoegd dat de teekeningen klaar waren en de school er in elk geval zou komen. Op zijn viaag aan een deskundige waar de School zou komen, heeft deze hem zelfs geantwoord dat dit nog niet vaststond. De heer Vermeulen zegt gevraagd te hebben of de school er niet kwam als dit weggedeelte niet verviel.' Nu staat er dat de Voorzitter gezegd heeft neen, maar hij heeft gezegdja. De Voorzitter zegt dat hij hier op geantwoord heeft, dat ais ze daar niet kwam, het nog mogelijk bleef de school met het front naar het straatje te zetten, hetgeen echter voor het Eind niet zoo mooi zou uit komen. De notulen worden vervolgens aldus aangevuld vastgesteld. Bij de gehouden trekking blijkt dat no. 2 getrokken is, zoodat bij eventueele stemmingen in deze vergadering no. 2 der presentielijst i.e. de heer Geurts, het eerst zijn stem moet uitbrengen. Dan stelt de Voorzitter aan de orde: behandeling van een voorstel van het Raadslid den heer Vermeulen tot het benoemen van een Com missie ad hoe inzake het aanleggen van een verkeersweg van de Eind- straat naar den Stationsweg. De heer Vermeulen zegt dat het hem spijt dat de Voorzitter deze vergadering niet zelf belegd heeft. Tevens spijt het hem, dat de Voor zitter in de vorige vergadering zijn voorstel niet in stemming gebracht heeft en zoodoende niet de hand gehouden heeft aan het reglement van orde. Het was niet zijn bedoeling wantrouwen te wekken tegen B. en W„ integendeel, hij, evenals allen waren het met het voorstel eens. Verschillende heeren wilden dit voorstel echter nog uitgebreid zien. Ook de heeren Pubben en Goumgns hebben zich daar voorverklaard. Waar om dan zijn voorstel niet in stemming gebracht? Spreker wil nu alsnog het voorstel doen eene Commissie ad hoe te benoemen. De Voorzitter zegt, dat de heer Vermeulen te ver gaat als hij zegt dat de heeren Pubben en Goumans zich voor verklaard hebben. Beiden voelden er wel voor, doch hebben voor het voorstel van B. en W. gestemd. Spreker wijst verder op de onjuistheid in het verzoek der 4 Raadsleden om deze vergadering op te roepen. Artikel 26, 2de alinea van het reglement van orde bedoelt heel wat anders. Spreker leest dit artikel voor en verduidelijkt het. Nog is er een tweede misverstand, aldus de Voorzitter. Hij heelt gezegd dat het eene voorstel het andere niet uitsloot. Het voornaamste was de landbouwhuishoudschool, daar waren allen het over eens. En nu moest men toch weten of de school daar komen kon alvorens te beginnen. Spreker heeft verder gezegd deze zaak nader met de Eerw. Zusters te zullen bespreken. Deze be spreking heeft plaats gehad en spreker kan zeggen dat de Eerw. Zusters in geen geval uit vrije beweging genegen zijn de gronden voor een verkeersweg af te staan. Het betreft hier afstand van grond, dien de Zusters vroeger ten koste van veel offers hebben verkregen. Zooals de oudere heeren nog wel weten, hebben daar vroeger gebouwen gestaan en heeft het veel moeite en geld gekost deze te krijgen. Wel zijn de Eerw. Zusters in beginsel niet ongenegen eventueel een hoekje af te staan voor het H. Hart standbeeld, als het Comité er in zijn geheel voor is om het daar te plaatsen. Meegt de Raad dat eene Commissie ad hoe deze zaak nog eens nader moet bekijken,, dan bestaat daartegen niet het minste bezwaar, maar het resultaat zal wel hetzelfde Zijn als dat, wat spreker heeft verkregen. De heer Vermeulen handhaaft zijn voorstel. Uit de voorgelezen notulen blijkt, dat de bedoeling is het verkeer door Gasstraat en Akkerweg te leiden. Dit zou geheel verkeerd zijn. Men moet het verkeer juist door de gemeente leiden en niet er buiten om. De Voorzitter antwoordt, dat dit in zijn algemeenheid wellicht juist is, maar het streven is anders. Men wil voor het doorgaand verkeer de De jongeling, die tol nog toe het gesprek van de beide oudjes aanhoord had, stond langzaam op en rekte zich met een langen geeuw uit. Kom, zei Tio Bernardo, de vriend van den herbergier tot hem: Die bij 't zitten Ach roept En bij 'tops'aan Au schreeuwt, Zal mijne moeder nimmer Zich tot schoonzoon kiezen. ben reeds twee mijlenver "gegaan,*antwoordde de jongen. Is dat ook al ver? antwoord de Tio Bernardo. Ja, zooals drie vliegen een mooie handvol zijn. Maar wie beveelt u dan, dien af te leggen? Is uw ambacht niet dat van barbier? Waarom speelt gij den jager? Waarom bekom mert gij u om dingen, die u niets raken Voor den drommel Gij wilt iets beter schijnen dan gij zijt, gij zijt een van welke men-, schen, die niet met de plaats, die God hen aanwijst niet tevreden zijn. En die, mijn zoon, gaat met oprechte paden door de wereld. Tio Bernardo, zeide de jongeling, terwijl hij den ouden man een wilden blik toewierp, gij hebt een vrije en scherpe tong. Maar ga in vrede, u be schermen uw grijze haren. Dit zeggende verwijderde hij zich. Ga, ga, J uan Luiz Schare- sliep, riep hem Tio Bernardo na, uw overdreven ijdelheid doet u stikken. En begin er niet mee, gij u in mijne te^enwooreigheid op de borst slaat en dreigt, want mij schrikken noch gij, noch twintig apen van uw soort af. Ik heb grijze haren, maar die zijn mij niet van nut bij iemand, die gelijk gij trouw noch geloof heeft. Maar gij weel, dat ge met mij te doen hebt, reeds van vroeger, dat gij mij niet overkraaien kunt. Ofschoon de zoogenaamdeJuan Luiz Scharesliep bij de zuiverheid van den atmosfeer geen woord van den ruwen uitvai verliezen kon, dien de oude man hem na zond, zette hij zijn weg fluitend voort zonder hel gelaat om te kom juist vermijden en dus toegangswegen leggen buiten de kommen der Gemeente naar die groote verkeerswegen. Het groote verkeer zal in de toekomst langs de bebouwde kommen gaan en niet er door. Het is nog de vraag, of het wenschelijk zoude zijn daar een verkeersweg te leggen. Spreker voor zich meent van niet, maar anderen kunnen er wellicht anders over denken, 'n Kruisweg zooals hier, is trouwens al n gevaar op zich zelf. Het besluit van de vorige vergadering is reeds bij Ged. Staten ter goedkeuring. Willen de heeren daarnaast nog eene commissie, dan bestaat daartegen achter geen bezwaar. Maar dit staat geheel los van het in de vorige vergadering genomen besluit, hetwelk, zooals gezegd, reeds ter goedkeuring is en als deze is verkregen, door B. en W. zal worden uitgevoerd. De heer Vermeulen zegt, dat de weg, die er nu komt, reeds 4i/t M. breed wordt. Een beetje breeder en we zijn er. Niemand verlangt daar een grooten breeden verkeersweg; met een weg, waardoor alle verkeer althans mogelijk is, zijn we al volop tevreden. De Voorzitter herhaalt, geen bezwaren te hebben tegen instelling eener commissie, die dit onderzoekt. Hadt U dit verleden keer, nadat het voorstel van B. en W. was aangenomen, gezegd, dan zou er ook toen geen bezwaar tegen geweest zijn. De heer Millen zegt, dat het voorstel Vermeulen in de vorige ver gadering het eerst in stemming had moeten zijn gebracht, dat was meer van algemeen belang, dan het voorstel van B. en W. Dit betrof slechts een pad. terwijl het voorstel Vermeulen een weg betrof. Hij meent dan ook, dat het voorstel Vermeulen het verststrekkende was en heeft daarom op het verzoek tot oproeping dezer vergadering geteekend. De heer Odenhoven meent onbevangen over dezen weg te kunnen spreken, die wellicht niet in zijn persoonlijk belang is. Zijn meening was dat het thans het meest gunstige tijdstip was om een verkeeisweg te maken, die hij van grooter algemeen belang acht dan een voetpad. Ook vindt hij het beter alles in eens goed af te werken. Wat de Zusters gezegd hebben, valt spreker tegen en hij begrijpt niet, dat de Zusters wel steeds met open armen terreinen van ons ontvangen, maar zelf geen stukje willen afstaan van haar eigendom. Hij apprecieert dat de Zusters het terrein willen afstaan voor het H. Hart standbeeld, maar daarvoor hebben we plaatsjes genoeg in de Gemeente, 't is alleen maar zaak, dat dit H. Hart standbeeld er eindelijk spoedig eens kome. De heer Strijbos vindt den weg ook van groot belang. De heer Millen houdt vol, dat het de vorige vergadering niet gegaan is, zooals het had moeten gaan. Het voorstel Vermeulen had het eerst in stemming moeten zijn gebracht. Nu hebben we minder te zeggen dan vóór het genomen besluit. De Voorzitter zegt, dat men er gerust een andere meening op na mag houden. Hij herhaalt echter, dat men hier steeds maar van de verkeerde veronderstelling uitgaat, dat de Zusters ons wat gevraagd hebben en het is juist andersom. De heer Odenhoven zegt, dat het front van de huishoudschool toch even goed aan de Eindstraat kan komen, ook als er een verkeersweg komt. De leus van de Zusters is echter maar: wij, Zusters, geven niets af, maar ontvangen doen we gaarne zoo veel mogelijk. De heer Millen zegt dat men toch niet kan ontkennen, dat de Zusters één groot mooi blok krijgen. Haar terrein wordt er veel mooier door. Hij vindt dat, waar wij zooveel geven aan de Zusters, zij ook wel eens wat aan ons kunnen geven. Nu zal het echter moeilijk gaan. Er is te veel over gesproken en de Zusters zijn van bepaalde zijde ingelicht. De heer Vermeulen begrijpt niet dat de school zou moeten wachten als er een verkeersweg komt. Dan kan ze immers toch precies komen als nu. De school staat even los van de verbreeding van den verkeers weg als deze verbreeding los staat van de school. De verbreeding moet immers aan den anderen kant komen en neemt geen centimeter van het voor de school noodige terrein af. De Voorzitter antwoordt ontkennend en zegt, dat als niet vaststaat, dat het straatje wordt verlegd en de Zusters bouwen nu direct en dat is toch aller wensch de school met het front naar het straatje komt. Wethouder Pubben zegt, dat de heer Vermeulen ook zijn naam ge noemd heeft. Zeker hij voelde iets voor het voorstel Vermeulen als dit mogelijk was. Daarvandaan is hij ook enkele malen ter plaatse gaan kijken. Hij vindt het echter een zeer kostbaar werk en acht het offer, dat gebracht zou moeten worden te hoog. Spreker heeft niet het minste bezwaar tegen instelling eener Commissie, maar denkt niet dat het zoo gemakkelijk zal gaan. Wat betreft het gezegde van den heer Odenhoven, dat de zusters maar steeds trachten te krijgen en niets te geven, meent spreker, dat de Zusters hier meer geven dan ze krijgen. Haar welwillende houding ten aanzien van de landbouwhuishoudschool verdient aller lof en aller dank. De heer Odenhoven antwoordt, dat het niet gaat over een paar meter grond, maar de waardevermeerdering is groot. Hij meent, dat de Zusters van Liefde dan anders gehandeld hebben bij den grondaankoop voor het gasthuis dan thans de Zusters Ursulinen. Wethouder Pub.ben wil den heer Odenhoven nog opmerken, dat de huishoudschool geheel en al komt op het terrein der Zusters. De heer Odenhoven zegt. dat ze dit doen voor haar eigen gemak, en ze worden er practisch beter van, althans zeker niet slechter. Met. samenwerking was hier best wat te bereiken geweest. Nu deze er blijkbaar niet kan komen, omdat de Zusters eenvoudig niets van haar grond willen afstaan, valt spreker dit heel erg tegen, hij herhaalt dit. De Voorzitter zegt nogmaals, tegen het benoemen eener Commissie geen bezwaar te hebben. De heer Millen meent, dat 'n Commissie thans weinig nut meer heeft Dit hadden we verleden keer moeten doen en dan had het andere be sluit niet genomen moeten zijn. dit was z.i. de logische gang van zaken geweest. De heer Stoot is het hiermede eens. De Zusters echter schijnen nu keeren. Vriend, welk een preek hebt ge dien baardschrapper daar gelezen. Het is, alsof ge die voor hem bewaard hadt, zeide de her bergier. Dat is ook inderdaad zoo, kameraad, antwoordde Tio Ber nardo, want ge moet weten, dat een gro ter schelm ais deze in de straten van Xeres niet is te vinden. Niet allen kennen hem zooals ik; maar ik ken hem van binnen en van buiten; en ik weet het sedert een zeker voorval. En waarom hebt gij u met dien woesten deugniet ingelaten? Zie toe, dat het u niet duur te slaan kome en geef scherp acht op hem. Ik ben reeds niet op mijn gemak, als hij in de verte voorbijgaat. Kameraad, ik vrees hem niet: hoewel het zeer waar is, dal hij mij niet voor oogen zien kan. Maar zijne hand beschermt de mijne. Het voorval, waarop de eerlijke oude zinspeelde en welks mede- deeling nooit over zijn lippen kwam, was, dat -hij op zekeren nacht, toen hij op een afgelegen weg ging, Juan Luiz in eene verborgen plaats op wraak loe rende had gevonden. Oom Bernardo, die in zijne hand een mes zag schitteren, sloeg hem met zijn herderstaf zoo heftig op den arm, dat het moordend wapen hem uitdehand viel. De goede oude hief het op, niettegenstaande de barbier het wilde verhinderen. Hoor, Juan Luiz, zeide hij, ik wil u niet in het ongeluk storten; indien ge u daarvoor jegens mij dankbaar betoonen wilt, wordt dan een beier mensch. Sedert dien tijd had de bar biersgezel inplaats van het gevoel van dankbaarheid een bitteren haat legen Tio Bernardo opgevat. Wanneer slechte en hoogmoedige karakters zich tegen elk overwicht verzetten, zoo doen zij het met dubbele haat en verbittering tegen de deugd, daar deze hun het meest gehaat is. Juan Luiz drong dichter in het gebergte door, en kwam weldra José Camas en zijne geiten tegen. Hij naderde hem, om zoo als gewoonlijk, melk te verzoeken; en terwijl José, die zich in zijne een zaamheid gaarne de dingen herinnerde en herdacht, die Juan eenmaal bepaalde macht te hebben. Als een verzoek van ingezetenen niet eens in den Raad van State wordt gebracht, gaat de macht der Zusters toch al ver. De heer Millen zou het oordeel van den Raad wel eens willen hooren over de behandeling in de vorige vergadering van het verststrekkende voorstel. De Voorzitter zegt, dat het in de vorige vergadering genomen besluit ter goedkeuring is bij Gedeputeerde Staten, dus dat feit ligt er nu eenmaal en we behoeven daarop niet terug te komen. Hij zal nu het voorstel Vermeulen, tot benoeming eener Commissie ad hoc, in stemming brengen. De heer Odenhoven vraagt, welke houding de Voorzitter zal aan nemen als de Commissie komt met een tamelijk guostig voorstel. De Voorzitter zegt daar thans niet over te kunnen oordeelen. Daar voor moet hij eerst een zuiver omlijnd voorstel zien. De heer Strijbos meent, dat we met eene Commissie thans niets meer bereiken. In stemming gebracht wordt het voorstel Vermeulen tot benoeming eener Commissie ad hoc, met 9 tegen 1 stem aangenomen. Tegen stemde de heer Stoot. Thans stelt de heer Vermeulen voor het besluit der vorige vergadering in te trekken. Dit wordt gesteund door de heeren Odenhoven en Millen. De Voorzitter waarschuwt, dat het gevolg zal zijn, het niet tijdig gereed komen der landbouwhuishoudschool of dat de school met het front naar het straatje gebouwd wordt. In stemming gebracht, wordt het voorste! Vermeulen met 6 tegen 4 stemmen verworpen. Voor stemden de heeren Vermeulen, Odenhoven, Strijbos en Millen. Tegen de heeren Geurts. Stoot, Jacobs, Weth. Pubben, Nelissen en Weth. Houben. Tot leden der Commissie worden door den Voorzitter benoemd de heeren Vermeulen, Odenhoven en Strijbos. De heer Vermeulen vraagt of deze commissie zoo noodig kan worden voorgelicht door den Gemeente-Secretaris en de Gemeente-Opzichter, waarop de Voorzitter bevestigend antwoordt. Op voorstel van B. en W. wordt vervolgens algemeen goedgevonden de woning, tot dusverre verhuurd aan den Rijksveldwachter Seerden voor f 125 per jaar, ondershands te verhuren aan den dienaar van politie W. J. Steerneman. In verband met enkele aan te brengen verbeteringen is de huurprijs gesteld op f 3.per week. Nog wordt algemeen goedgevonden met de gemeente Wanssum eene regeling aan te gaan omtrent de toelating van leerlingen uit Oostrum op de O. L. School te Geysteren. De te betalen vergoeding zal bedragen f 20 per kind en per jaar. Op de vraag van den heer Geurts, of deze toelating verband houdt met plaatsgebrek op de school te Oostrum, antwoordt de Voorzitter ontkennend. De ingekomen dankbetuiging van het R. K. Kerkbestuur van St. Petrus Banden, voor de toegekende subsidie, in verband met vernieuwing torenuurwerk, wordt na voorlezing door den Voorzitter voor kennis geving aangenomen. De heer Vermeulen stelt voor het reglement van orde aan te vullen met de bepaling, dat in gevallen; waarin dit reglement niet voorziet of niet duidelijk is, de Raad beslist. De Voorzitter verzoekt den heer Vermeulen, dit schriftelijk in te dienen, waarna B. en W. het met hun advies in den Raad zullen brengen. De heer Odenhoven heeft zich van de kwestie Peeters op de hoogte gesteld. Hij vindt het ook niet juist dat Peeters verlof geweigerd is. De Voorzitter heeft de vorige vergadering gesproken van verzuim, het was echter wegens ziekte, en dat is toch eigenlijk geen verzuim, en z.i. geen reden om verlof te weigeren. Ofschoon de Burgemeester het recht had tot weigeren, vindt spreker dit voor dit geval toch wel wat streng. De wereld is vol van organisaties en spreker vindt, dat, al was Peeters ook wat flauw geweest in den arbeid, hem daarom nog geen verlof voor bijwoning der vergadering zijner organisatie had moeten zijn geweigerd. Hij hoopt dat de Voorzitter in het vervolg in deze wat soepeler zal zijn. De heer Jacobs heeft gezien dat 18 Aug. de Schouw der Waterlos singen begint, dit is precies in den haverbouw. Dit komt voor velen slecht uitvinden ook B. en W. dat tijdstip niet wat vroeg De Voorzitter zegt, dat de Schouw der Waterlossingen telken jare een punt van bespreking van B. en W. uitmaakt. Die is moeilijk zoo danig te regelen, dat niemand er last van heeft, want er moet met vele omstandigheden rekening worden gehouden. Het moet allemaal gebeurd zijn vóór 15 September, en tusschen schouw en herschouw moeten nog 20 dagen liggen. Daarom is het juist zoo vroeg gezet, doch tevens ook zoo vroeg gepubliceerd, opdat belanghebbende een Hinken termijn hebben om hun maatregelen te nemen. Ook de heer Strijbos vindt het een slechten tijd. De heer Millen zou graag zien dat de Voorzitter nog eens terugkwam op de kwestie van den vorigen keer. Volgens den Voorzitter was spreker zoodanig opgetreden, dat hij zelfs met den kantonrechter dreigde. Hij zou echter wel 'ns willen vragenwat heeft Peeters toch misdaan De Voorzitter zegt niets toe te voegen te hebben aan het door hem gesprokene in de vorige vergadering. Aan den Raad wil hij echter nogmaals verklaren, dat, in het algemeen genomen, door hem nooit een verlof zal worden geweigerd, omdat het is voor het bijwonen eener vergadering. De heer Jacobs vraagt inlichtingen omtrent de aansluiting der boter- fabriek op de rioleering, waarop de Voorzitter antwoordt, dat alles ongeveer gereed is. Er behoeft nog slechts een kleine aanvulling plaats te hebben. Niets meer aan de orde zijnde en niemand meer het woord verlan gende sloot de Voorzitter de vergadering met gebed. Luiz hem als betaling voor de melk verhaalde, zich haastte een der geiten te melken, zeide de ander -. Gij moet dus ook loten, José? De levendigste schrik was op het gelaat van den armen idioot te lezen, toen hij hem bijna weenend antwoordde Hoe slecht, mijn vader wil mij niet loskoopen, Wal wil hij nu met zijn geld doen Hoe? Uw vader bezit dus geld? vroeg Juan Luiz. Wel zekerof hijwel hij de honderd oneen goud of nog meer; alles wat hij verdient wisselt hij in goudgeld. En toen de vader van mijne moeder stierf, liet hij zieh het erfdeel aan het huis in goudmunten uitbetalen. Maar waar heeft hij het dan verborgen? vreeg de andere weer. Mijn vader denkt, dat ik het niet weet, omdat hij mij voor zeer dom houdt, antwoordde José lachende, maar ik weet het, en ik weet hst zeer nauwkeurig. Op zekeren nacht, toen hij zich alleen waande, maakte hij een gat in den muur, dicht bij den grond, onder het hoofdeinde van zijn bed; daarin legde hij het en dekte het onmiddellijk met zand en tichelsteenen, en witte het toen met kalk over, zoodat slechts een toovenaar de juiste plaats zou kunnen vinden. Maar daar hij mij niet loskoopen wil, zal ik het zoo hard ik kan op een loopen zetten, en eer zullen mijn schoe nen van mijne voeten vallen, dan dat ik mij liet vangen. Doe dat niet, José, zeide zijn metgezel tot hem, waarheen zoudt ge u als vluchteling bege ven; waar de andere jongens u niet zouden aantreffen En als ze u gevat hebben, zetten zij u in de kooi en dwingen u het geweer weer op te nemen. Zie, ook ik moet loten; en als ik Soldaat moet worden, ga ik met de anderen mede. Anders te handelen zou slechts zijn zich tegen iets te verzetten, waartegen geen verzet nogelijk is, Later, als zich daartoe eene gepaste gele genheid aanbied, zullen wij met meer zekerheid vluchten. Het gelaat van den geitenhoeder werd opgeruimder, toen hij hoorde dat Juan Luiz hetzelfde lot met hem zou deelen, Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1930 | | pagina 1