Mij is de wraak. Tweed© Blad van „PEEL EN MAAS' ff Vergadering Gemeenteraad van Venray FEUILLETON Dood is dood. Judas aan 't sterfbed. ZATERDAG 22 FEBRUARI 1930 Een en vijftigste Jaargang No. 9 Openbare van den Vrijdag 14 Febr. nm. 4 uur Om vier uur opende de Voorzit ter de vergadering met gebed, welke vergadering door alle leden werd bijgewoond. Het was den Secretaris dus ge makkelijk den leden hun presentie gelden uit te keeren, hetgeen dezen keer voor den Secretaris een tekort van f 0.20 aanwees. Nog wel overheen te komen. Hierna verzocht de Voorzitter den Secretaris het nieuw benoemd lid, de heer van Bergen binnen te leiden, die, na den voorgeschreven eed in handen van den Voorzitter te heb ben afgelegd, plaats nam om de belangen der Gemeente mede te behartigen. De Voorzitter sprak een woord van welkom tot den heer van Bergen, die als oud-Raadslid geen onbekende is en van wien hij hoopte, dat hij met dezelfde belang stelling als in de vroegere periode den gang der Gemeentezaken zou volgen en zou bijdragen tot een aangename én vruchtbare samenwer king. De heèr van Bergen dankt met een enkel woord voor deze attentie. De heer Odenhoven vroeg aan stonds hierna het woord, waarop de Voorzitter den heer Odenhoven verzocht, tot het eind der vergadering geduld te willen t oefenen, tenzij hetgeen de heer Odenhoven had te zeggen, verband hield met de instal latie van den heer van Bergen. Nadat de heer Odenhoven ver klaard had, dat dit inderdaad het geval was, verkreeg hij het woord en sprak hij er zijn vreugde over utt, dat de heer van Bergen in het College was teruggekeerd en 't kon z. i. niet anders, of het nieuwbe noemde lid zou als vertegenwoordiger der arbeiders met de overige arbei- dersvertegenwoordigende Raadsleden samenwerken, waardoor de kans op succes aanmerkelijk grooter werd, tot groei en bloei van den werk mansstand. Hierna wees de Voorzitter er op, dat dit de eerste vergadering was in 1930. Zeker omdat het Octaaf al lang uit was, bleef de Nieuwjaars- wensch achterwege en ging de Voorzitter over tot het gebruikelijk jaaroverzicht. De Voorzitter noemde 1929 over het geheel geen ongunstig jaar, ondanks den «strengen winter, waardoor een groote werkeloosheid ontstond, die uitgebreide steunver- leening noodig maakte. Toch trad na den winter weer vrij spoedig een normale toestand in, dank zij de voldoende werkgelegenheid. Een gelukkig verschijnsel is, dat er in dit jaar vrij veel gebouwd is, terwijl o.a. nog een groot werk tot stand zal gebracht worden. Voor den landbouw was 1929 niet onbevredigend, al kan niet ont kend worden, dat thans wolken aan den horizon dreigen. De ontginningen gaven goede resultaten en de proef der Rijkssteun mag geslaagd genoemd worden. Overigens blijkt meer en meer, dat vooral bij ontginningen bedrijfskennis meer waard is dan kapitaal. Door de omzetting der openbare in Bijzondere Scholen is er in Ven ray thans nog èén Openbare school. Als meest in het oog springende werkzaamheden in 1929 noemde de Voorzitter den aanleg der rioleering, het stichten der Landbouwhuishoud- school en de verleening der voor schotten aan arbeiders tot het bekomen van een eigen plaatsje en de uitbreiding zoowel van primaire als buurtwegen. Met den wensch, dat onder Gods zegen de Raad door samenwerking in 1930 veel tot stand mag brengen, sloot de Voorzitter zijn beschouwing. Hierna werden de notulen der vorige vergadering, waarin o. a. de Gemeentebegrooting behandeld was, voorgelezen, welke voorlezing, niettegenstaande een toelichting van den Voorzitter met toestemming van den Raad overgeslagen werd, een drie kwartier in beslag nam. Nu werd met afwerking van de agenda begonnen en werd een pro ces-verbaal van kasopname Gemeen te-Ontvanger over het 4e kwartaal 1929 voor kennisgeving aangenomen. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verkoop van 4 H.A. grond onder Ysselsteyn aan J. H. Greijn te Helden-Panningen. De Voorzitter deelt mede. dat de heer J. H. Greijn te Helden-Pan ningen op een perceel grond naast de kweekerij van den heer van Baar, groot circa 4 H. A.«een kippenhouderij wil beginnen en daarvoor dit perceel grond koopen wil tegen f 250 per H. A. Bij goeden gang van zaken wil voor noemde heer zijn bedrijf met nog een stuk grond van 4 H.A. daarbij- Iiggend uitbreiden. Kooper neemt op zich de verplichting om voor 1935 op het thans gekocht perceel een huis te bouwen. Z. h. s. keurde de Raad dit voorstel goed. 5. Vaststelling der voorloopige vergoedingen aan de bijzondere lagere scholen overeenkomstig art. 101 der L. O. wet 1920. Conform de Wet, stelde de Raad de volgende vergoedingen vast R. K. Kerkbestuur te Leunen f 488.60; R.K. Kerkbestuur Oostrum f 531.95; Meisjesschool te Leunen f 551.20; St. Josephsgesticht f726.90; Ursula's Zusters Venray f 2155.40; R. K. Kerkbestuur Oirlo f 712.40 R. K. Kerkbestuur Castenray f608.40 R. K. Kerkbestuur YftehUyn f 629.20 R. K. Kerkbestuur Ven ray f2315.30 de gemiddelde kosten over 1929 waren f 6.50 per leerling. 6. Verzoek van Fr. Janssen te Lull om ten opzichte van de door hem gepachte gronden de oude pachtvoorwaarden geldig te verkla ren. De Voorzitter zet uitvoerig uiteen dat indertijd de heeren P. Janssen, Ysselsteyn, M. Camps en F. Jansen te Oostrum gezamelijk een complex gronden hebben gepacht van de Gemeente. De heeren Camps en P. Jansen zijn overgegaan tot aankoop van hun gepachte gronden, waardoor scheiding dier gronden tusschen de pachters noodig werd. Over en weer moest afstand gedaan worden van hun rechten als pachters op die massa, waaraan aan F. Jansen zijn gedeelte opnieuw verpacht werd op de thans ter wille der uniformiteit gecreëerde en door den Raad goedgekeurde nieuwe pachtvoor waarden. De heeren Millen en Stoot be pleitten uitvoerig, dat hier de oorspronkelijke pachtvoorwaarden gelden moesten, waar het hier de zelfde pachter betreft, terwijl de heer Stoot bovendien niet begreep dat er nieuwe voorwaarden moesten komen, waar de oude slechts weinig met deze voorwaarden verschillen. De Voorzitter merkt op, dat de Raad tot invoering der nieuwe be- Treffend verhaal. Naar het Spaansch. 3. Weldra verbeeldde zij zich een ligt geluid aan de deur te hooren; haar hart sloeg hevig in hare borst. Zij naderde haren man, en drukte met zenuwachtige kracht zijn arm. Mijn schoonzoon, die zich onaangenaam aangedaan voelde door deze drukking, be klaagde zich in zijn slaap en keerde zich naar de deur zonder wakker te worden. Op dat oogenblik werd de deur langzaam en zacht ge opend, en mijne dochter, door de vrees versteend, zag het afschuwe lijke hoofd van den bedelaar bin nenkomen. Deze zag de kamer met aandacht rond, bemerkte hel bed en blies het licht uit. Mijne dochter hoorde zijne schreden, terwijl hij het bed naderde. Het instinct van zelf behoud werd sterk en levendig in haar wakker. Zij sprong uit het 'bed, en zich als een slang naar beneden latende glijden, richtte zij zich naar de deur. Zij hoorde een steekHeilige HemelHet was een dolksteek, die de bo st van haren man door boorde Zij viel met het gelaat tegen den grond, onder hetslaken van een gekerm. De moordenaar hoorde het en deed een stap naar haar, maar op dat oogenblik wierp mijn ongelukkige schoonzoon, in de angsten van den doodstrijd, zich uit het bed, uitroepende Genadige Hemel, ik ben dood! Verder kon de arme moeder niet gaan; hare snikken verstikten hare stem. Oom Antonio bedekte zijn laat met zijn grooten hoed. MÏjn moeder weende heete tranen met de onge"lukkigen, mijn vader en ik waren niet minder bewogen Oh Welk een gruweldaad wat een monster! riep mijn oom uit; kon hij hem niet bestelen, zonder hem te vermoorden Ongelukkig, antwoorde de arme moeder, hadden zij hun geld in hunne kamer en mijn schoon zoon was geen man, om zich be daard te laten bestelen. Het mon ster, vervolgde zij, ging naar zijn slachtoffer toe en wierp het op het op de legerstede. Mijne doch ter kon toen tot de deur komen, zij wierp zich op den trap, liep naar de straat, onder het slaken van wanhopige kreten en stervend viel zij op den drempel van de deur eener buurvrouw. Op het hooren van hare noodkreten stonden de mannen van het dorp op en kwamen aan, gewapend met hetgeen hun het eerst voor de hand kwam; schop pen, zeisen, stokken en messen Zij konden zich dus van den palingen besloot en haalt meermalen pachto verschrijvingen aan, o. a. Wijnhoven, waartegen de heer Stoot opmerkt, dat de heer Wijn hoven steeds tegen deze handelwijze heeft geprotesteerd. Hierop antwoordt de Voorzitter, dat de heer Wijnhoven later ver klaard heeft, zijn vergissing in te zien. Bovendien houden de nieuwe pachtvoorwaarden alleen in de be palingen omtrent de jacht, scheuren van weilanden bemesting-bepalingen. De heer Millen meent, dat het zeer goed mogelijk is, dat Janssen den Burgemeester bij de totstand koming der nieuwe verpachting niet begrepen heeft, hetgeen ook de Voorzitter wel aannemen kan. Voortgaande haalt de Voorzitter aan als voorbeeld 2 of meer kin deren hebben van de Gemeente een stuk grond in pacht en willen nu deelen. Zij komen daarvan aangifte doen en de zaak wordt overgeschre ven op een of meer hunner, doch dan gelden volgens Raadsbesluitde nieuwe voorwaarden. In sommige gevallen, vooral bij overschrijving der pacht, op niet- verwanten brengt dit dan ook per H. A. f 10 kosten mee,. De heer Stoot meent, dat ze daar den Burgemeester niet bij zullen halen doch dit onderhands zullen regelen. De heer Vermeulen vindt dit een netelige kwestie en komt nog eens terug op zijn vroeger voor dergelijke zaken voorgesteld middel het instellen van een commissie en vraagt of de Voorzitter hier bezwaar tegen heeft. De heer Goemans zou Janssen, als zijnde een goed pachter ter wille zijn. Wethouder Pubben meent, dat de nieuwe voorwaarden voor Janssen geen enkel bezwaar inhouden, waarna de heer Goemans nogmaals zegt voor Janssen de oude bepalingen te willen doen gelden. Hierna benoemt de Voorziter tot leden der Commissie ad hoe: de heeren Jacobs, Stoot, van Dijck, Goemans en Vermeulen, welke laat ste eenig bezwaar heeft tegen deze benoeming, waar hij meent een land bouwdeskundige beter op zijn plaats kon zijn, hetgeen de Voorzitter be antwoordt met de opmerking, dat het niet gaat over een landbouw- maar over een rechtsvraag. 7. Vaststelling aanvullingscohiej der trottoirbelasting. De Voorzitter zegt, dat het hier betreft de onlangs nieuw aangelegde trottoirs, waarna de Raad z.h.s. het aanvullingscohier vaststelt. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan het Rijk gelde- lijken steun te vragen tot een be drag van f 3500, om dit beschikbaar te stellen aan een landarbeider ter verkrijging van eep plaatsje. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van een voorschot, maximum f 3500. ingevolge de Landarbeiderswet aan G. Vullings, landarbeider ter ver krijging van een plaatsje. De Voorzitter merkt op, dat deze 2 punten als het ware een geheel uitmaken en zet uiteen, wat onder een landarbeider verstaan wordt, waarvan er in deze gemeente slechts enkele ondervallen. De heer Goemans juicht deze in stelling zeer toe, waarna de Raad z.h.s. beide voorstellen goedkeurt. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan J. Moorrees eene vergoeding toe te kennen, onder voorwaarde dat hij zich ver plicht het bakhuisje langs den Stations weg af te breken. De Voorzitter noemt dit gebouwtje een sta-in-den-weg voor het modern "verkeer en na verkregen samen werking met de 4 groote verkeers- bonden, waartoe de heer Vermeulen het initiatief nam, zijn de onderhan delingen met den heer Moorrees be gonnen, zóó, dat men thans den heer Moorrees wil voorstellen eene ver goeding van f 400 te betalen voor de helft door de Gemeente en voor de andere helft door voormelde bonden, onder beding: dat op dat stukje geen ander gebouw geplaatst mag worden, de heg laag geknipt en de boomen gerooid worden. Z.h.s. vereenigde de Raad zich hiermede. 11. Voorstel van B. en W. om het rijden van den gemeentelijken autobusdienst Venray-Station, weder om voor vier jaren publiek aan te besteden. Nadat dit voorstel aan de orde gesteld was, informeert de heer Oden hoven naar de voorwaarden der inschrijving, waarop de Voorzitter zegt, dat deze in geheime zitting zullen medegedeeld worden. Intusschen meent de heer Oden hoven, dat er over een publiek ver voermiddel op den publieken weg gerust in een publieke vergadering gesproken kan worden. De Raad besluit echter eerst een geheime zitting te houden nadat de Voorzitter zegt, dat er toch nog zaken kunnen voorkomen, die beter in ge- gesloten zitting behandeld kunnen worden. 12. Ingekomen verzoek van de R. K. Middenstand inzake winkel sluiting. Na voorlezing van het request zegt de Voorzitter dat de Raad er ook wel niet aan denken zal een verordening i. z. de winkelsluiting in te voeren en maar te wachten tot de invoering der Wet, waarmede de Raad accoord ging. 13. Ingekomen stukken. De Voorzitter geeft kennis van een schrijven van Ged. Staten, welk voor kennisgeving wordt aangenomen en doet vervolgens voorlezing van een ingekomen adres van caféhouders, die in hun café een muziek-automaat hebben geplaatst en waarin zij ver zoeken ook op werkdagen muziek te mogen maken. De Voorzitter deelt mede, dat hij niet bereid is een dergelijk verlof te verleenen, te meer waar hij zulks in geen geval een gemeentebelang acht. De heer Millen vindt een belasting van f 40 per jaar niet te veel als er door de week ook eens gespeeld zou mogen worden, terwijl het nu vaak gebeurt, dat de kastelein een reeds ingeworpen dubbeltje terug moet geven. Bovendien zijn zulke instrumenten duur, en is rentabiliteit zeer gewenscht. De Voorzitter zegt, dat de café houder bij het plaatsen van een automaat toch reeds voordeel ver wacht onder de thans geldende be palingen, terwijl teruggave van een teveel betaald dubbeltje geen schade is. De heer Millen meent, dat de café houders gehoopt hadden op meer uitgebreide speelconcessie, hetgeen de Voorzitter onjuist noemt. De heer Odenhoven dringt aan op soepeler toepassing der verordening, vooral bij bruiloft en dergelijke, waarop de Voorzitter zegt, dat kan men toch wel even komen vragen en zal een verlof wel gegeven wor den. Als de heer Odenhoven dit wat lastig vindt, wijst de Voorzitter er op. dat de automaatbezitters toch allen dicht bij de Secretarie wonen. De heer Odenhoven stelt dan voor, om de belasting lager te stellen of misdadiger meester maken, die toen zijn gebrul hervatte, dat niet meer hartverscheurend, maar woe dend en dreigend was, terwijl hij den dolk zwaaide, die nog van het bloed van zijn slachtoffer droop. Gedurende dien tijd, gaf mijn arme dochter, onder het ijlen van van een doodelijke koorts, te mid den van de stuiptrekkende eener pijnigende smart, den geest, ter wijl zij het leven schonk aan twee engelen, die onder zulke verschrikkelijke voorteekenen dit tranendal binnengetreden zijn De droefheid der arme vrouw vermeerderde, toen zij dit droeve verhaal ten einde gebracht had, terwijl de schrik, die hetons aan gejaagd had, elk woord van iroost op onze lippen deed verstommen. Mijne heeren,zeide eindelijk de rampzalige moeder, ik maak misbruik van uw medelijden, door u zoo in het breede een zoo droe vig verhaal te doen. Ik zal u de reden zeggen, die er ons toe brengt, u te komen storen, en u eene gunst te vragen... De misdadiger is naar Ronda gevoerd, waar zijn proces geïnstrueerd wordt. Voor twee dagen vertoonde zich eene vrouw bij ons. Dat was zijne vrouw. Van den moordenaar, van den ellendeling? vroeg mijn vader. Ja„ mijnheer; zij is ons eene acte komen vragen, door een ad- v »kaat opqeslela, door twee getui gen onderteekend, waarbij wij onze vergiffenis toestaan. Zij heeft het noodig voor de verdediging van haren vader. En gij wilt?... zeide mijn vader. Dat gij ons de dienst bewijst, het hem te zenden, antwoordde tante Juana. En gij stemt in de vergiffe nis toe, oom Antonio? vroeg mijn vader, zich tot den grijsaard wen dende. Wel, mijnheer, antwoordde hij, is het geoorloofd, vergiffenis te weigeren En als wij het weigerden, voegde tante Juana er bij, hoe zouden wij dan dagelijks tot God durven zeggen: Vergeef ons, even -.Is wij vergeven III. In 1800, vier jaren na het be zoek, hetwelk dat goede huisgezin ons gebracht had, barstte de be smettelijke ziekte uit, die wij de groote ziekte noemen. Mijn vader was doodik was gehuwd, en ik vluchtte naar Dos Hermanas om de ziekte te ontsnappen. Mijne eerste zorg bij mijne aan komst was, tante.Juana te bezoeken, Het was avond. Nimmer, neef, zal ik het verrukkelijke tafereel ver geten, dat mijne oogen trof, toen ik hare woning binnentrad. Tante Juana hield op%haren schoot hare bijna naakte klein dochtertjes, die zij liet bidden. Murillo heeft nooit twee engel- meer speelvrijheid te geven, waarop de Voorzitter zegt, dat B. en W. tingel-tangels niet in het belang der Gemeente achten. De heeren Odenhoven en van Bergen vragen of radio-muziek ook onder deze belasting vallen, hetgeen de Voorzitter bevestigend beant woordt er bij voegend, dat hij de verordening wel soepel toepassen wil, maar toch de baas blijft. Nu stelt de heer Millen voor de belasting met f 10 te verlagen. De Voorzitter waarschuwt tegen spontaniteit bij verlaging der belasting Liever zag hij de verkeerde gewoonte van muziek in café's weg. De heeren Odenhoven en Ver meulen steunen het voorstel Millen, Wethouder Pubben is het in principe eens met den Voorzitter en wijst in verband met deze ver ordening op het moeilijk bestaan der plaatselijke dillettanten-vereeni- gingen. Het voorstel Millen in stemming gebracht, wordt aangenomenJ met 8 tegen 5 stemmen. Voor stemden de heeren Goemans, Millen Odenhovén, Vermeulen, van Bergen, Nelissen Geurts en Stoot. Hierna ging de Raad over tot geheime zitting ter bespreking van punt 11 der agenda. Na heropening der openbare vergadering, zegt de heer Odenhoven dat er een nieuwe aanbesteding zal plaats hebben voor de komende 4 jaren. Hij hoopt dat er flinke, royale bussen zullen komen Venray waardig, waarop de Voor zitter zegt, dat inschrijvingen voor grootere bussen grootere voordeden zullen bieden. Bij de rondvraag merkte de heer Stoot op, dat hij indertijd eens gesproken heeft over het aanschaf- en van een motorwals en vraagt hoe 't er mee staat, waarop de Voorzitter antwoordt, dat zelfs de Provincie aanschaffing niet aandurft terwijl bij komende werkzaamheden op hulp van den Prov. Waterstaat gerekend mag worden. Dat de goede Homerus wel eens slaapt, blijkt uit de opmerking van den heer Vermeulen, als zou punt 7 der agenda niet behandeld zijn. De Voorzitter zegt, dat dit wel degelijk behandeld is, maar mo gelijk aan de aandacht des heeren Vermeulen ontsnapt is. De heer Vermeulen vraagt aan den Voorzitter, of deze reeds met den heer v. d. Munckhof gespreken heeft, over het in de Courant op nemen der officieele Raadsnotulen en of er bezwaar bestaat. De Voorzitter zegt, dat de heer v. d. Munckhof bereid is deze op te nemen naar gelang plaatsruimte verdeeld over verschillende nummers. Men moet echter bedenken dat er eenigen tijd verloopen zal tusschen het houden eener vergadering en het verschijnen der notulen, daar men ter Secretarie geen Commies-Redac teur heeft en men het notuleeren onder het andere werk door moet doen. Bezwaar hiertegen hebben B. en W. niet en het tijdroovende der notulen-voorlezing wordt er mee voorkomen, mits de Raad dan met deze notulen eventueel genoegen neemt. Na een vraag van den heer Odenhoven over het Rooilijnplan, sluit de Voorzitter de vergadering met gebed. de oogen voorgoed dicht. Maar 't wordt wel eens anders bedoeld, vooral door menschen, die het met hun geweten niet zoo nauw aemen, en die zich een goed leven hier aandoen, of zich door den een of ander „verlichten" mede-arbeider of „bewusten" rooie het geloof van hun jeugd hebben laten wegpraten. De dood dat weten ze goed is een dienstklopper eerste klas; hij verzuimt nooit Waar hij op post moet zijn; trouw en eerlijk laat hij zich door een advocaat bedriegen en door geen borrel over halen, een naam op zijn lijstje over te slaan. Daarom staan ze voor een leelijk geval, als magere Hein zijn knoken naar hen uitsteekt; maar omdat ze hun gemakkelijk leventje niet willen laten, troosten zij zich met de ge dachte, na den dood komt niets meer, dood is dood. Maar waarom dacht zulk een wijze" er nooit aan dit te beweren, voor hij naar de mijn ging, of voor hij uit koppigheid of hartstocht den breeden en gemakkelijken weg koos? Vriend, pluis eens eerlijk tusschen de plooien van je binnenste en zeg of er niet nog de overtuiging zit, dat ge nog een ziel hebt. Dat is 't hem! Die overtuiging spreekt te hard, en daarom schreeuwt ge nog harder, om het niet te hooren. Want ja, die ziel, daar mag je niet aan denken. Zegt ge A, dan moet ge ook B. zeggen, daarvoor hebt ge een te zeer logischen kop, m. a.w. geeft ge toe. dat ge een ziel hebt, die niet sterft, dan begrijpt ge heel goed, dat er anders moet geleefd worden. En dat niet Men wil zich ge dragen als redeloos wezen, en ook sterven als een hond. Als dat maar gingGe sterft als mensch met een geducht oordeel er nawillen of niet, het zal gebeuren. En nog meer, we zullen elkander weerzien, en 't is te hopen, dat ge geen zuur gezicht behoeft op te zet ten, als ge dan moet toegeven, dat een mensch geen aardappel en ook geen redeloos dier is, maar een wezen met een onsterfelijke ziel. Maar die bewerendood is dood, zijn ook onderworpen aan den be roemden tand des tijds. Kinderen worden groot en „jong luuy wèrren aid"; die vroeger rond en blozend uitzag, krijgt een gezicht als een uitgeknepen citroen. En wanneer de dood korter op hen aankomt, zijn ze gelukkig zoo verstandig, hun „grondwet" te herzien en met wat meer respect van magere Hein te spreken, zooals een kind, dat eerst een hond aanhitst, maar zoo hij nader komt, ineens met de handen omhoog om „moeder" roept. Da's een waarheid als een koe als men in zijn kistje ligt, zoo'n houten demi-saison van vier planken om heeft, is alle fut weg en zijn tjes van grooter schoonheid ge schilderd. Zij geleken veel op elkander. Hare zwarte en krullende haren omgaven hare rooskleurige gezichtjes, en vielen in groote lokken op hare schouders. Zij hadden hare groote zwarte oogen stijf op grootmoeder gevestigd, en terwijl hare kleine rozemondjes het gebed herhaalden, waren hare handjes op de borst gekruist, en hare voetjes zonder schoeisel ge leken op rozenzoden. Toen zij de gebeden voor hare ouders geëindigd hadden, ging tante Juana voort met halfluid te bidden, beurtelings hare kinderen en een beeld der Heilige Maagd aanziende, onderwierbescherming zij ze scheen te plaatsen. Gedurende dien tijd, sloten de oogjes der kinderen zich, hare oogleden met lange wimpers over schaduwd, zakten, hare handjes vielen bevallig naar hare zijden, en hare hoofden rustten tegen de borst der grootmoeder. Zij waren ingeslapen. Ik kon mijne oogen niet van dit verrukkelijk tafereel afwenden. Tante Juana kustte d$ kinderen op het voorhoofd, en bracht ze naar de alcove. Toen trad ik binnen. Ik heb u bespied, zeide ik tot haar; ik heb u hooren bidden. Ik hoop, antwoordde de goede vrouw, dat ook God ons gehoord hebbe. Wat lieve kleine tweelingen welk een treffende groep vormdet gijl Onverwachte ondervindingen fris- schen op. We gaan met groote schatten door het leven en we waardeeren ze niet. Uitverkiezingen, die ons geworden zijn, zakken in de bewuste waar deering naar het peil van de alledaagsche dingen, alsof 't een gewoon gebruiksvoorwerp gold. Dan moet je weer eens plotseling voor 'n feit gesteld worden, dat je verbijsterd je hand naar het hoofd doet slaan om tot nadenken te komen. Is 't niet zoo Sommige menschen moeten in stervensgevaar zijn "om te weten, dat er nog Sacramenten en anderen moeten eerst van alle lief en geluk beroofd worden om den weg van God weer te vinden. Zoo gaat het min of meer met iedereen. Wat eeuwig nieuw moest zijn en inderdaad ook is, verslijt in zijn achting tot het gravwe, alle- Twee rozen in een ouden aarden pot, antwoordde zij glim lachend. Kom ze zien, vervolgde zij. Zij nam de lamp en geleide mij naar de alcove; zij nielden zich omhelsd, daar het warm was, waren zij nauwelijks bedekt, ik was betooverd. Zegen ze, zeide tante Juana tot mij; men moet een kind nooit beschouwen, zonder het te zegenen. Wat zal haar lot zijn, vervolgde zij zuchtende, zullen zij het onge luk erven, zoo als zij de schoon heid harer ouders geërfd hebben Welk een denkbeeld, tante Juana! Waarom denkt gij niet liever, dat zij gelukkig zullen zijn, zoo als gij hel zijt, gij en oom Antonio De wil des Heeren geschiede! zeide de arme oude vrouw, maar zie haar niet langer aan. Men zegt, dat het een kind kwaad, het zoo lang in zijn slaap te beschouwen. Ik zeg dat, neef, voegde mijn oom er bij, omdat, terwijl men thans zooveel van magnetisme spreekt, ik mij dikwijls dat geloof, onder de vrouwen der mindere volksklasse verspreid, herinnerd heb. Den volgenden dag bracht ik mijne vrouw bij tante Juana om haar de twee aanbiddelijke kleine meisjes te toonen. Zij heetten Paz en Luz. Luz was levendiger en opgewekter, Paz meer zacht en bedeesd. Ik heb nooit, zeide Juana, twee wezens gezien, die meer in

Peel en Maas | 1930 | | pagina 5