Mij is de wraak.
Tweed© Blad van „PEEL EN MAAS'
ff
Vergadering
Gemeenteraad
van Venray
FEUILLETON
Dood is dood.
Judas aan 't sterfbed.
ZATERDAG 22 FEBRUARI 1930
Een en vijftigste Jaargang No. 9
Openbare
van den
Vrijdag 14 Febr. nm. 4 uur
Om vier uur opende de Voorzit
ter de vergadering met gebed, welke
vergadering door alle leden werd
bijgewoond.
Het was den Secretaris dus ge
makkelijk den leden hun presentie
gelden uit te keeren, hetgeen dezen
keer voor den Secretaris een tekort
van f 0.20 aanwees. Nog wel overheen
te komen.
Hierna verzocht de Voorzitter den
Secretaris het nieuw benoemd lid,
de heer van Bergen binnen te leiden,
die, na den voorgeschreven eed in
handen van den Voorzitter te heb
ben afgelegd, plaats nam om de
belangen der Gemeente mede te
behartigen.
De Voorzitter sprak een woord
van welkom tot den heer van
Bergen, die als oud-Raadslid geen
onbekende is en van wien hij
hoopte, dat hij met dezelfde belang
stelling als in de vroegere periode
den gang der Gemeentezaken zou
volgen en zou bijdragen tot een
aangename én vruchtbare samenwer
king.
De heèr van Bergen dankt met
een enkel woord voor deze attentie.
De heer Odenhoven vroeg aan
stonds hierna het woord, waarop de
Voorzitter den heer Odenhoven
verzocht, tot het eind der vergadering
geduld te willen t oefenen, tenzij
hetgeen de heer Odenhoven had te
zeggen, verband hield met de instal
latie van den heer van Bergen.
Nadat de heer Odenhoven ver
klaard had, dat dit inderdaad het
geval was, verkreeg hij het woord
en sprak hij er zijn vreugde over
utt, dat de heer van Bergen in het
College was teruggekeerd en 't kon
z. i. niet anders, of het nieuwbe
noemde lid zou als vertegenwoordiger
der arbeiders met de overige arbei-
dersvertegenwoordigende Raadsleden
samenwerken, waardoor de kans op
succes aanmerkelijk grooter werd,
tot groei en bloei van den werk
mansstand.
Hierna wees de Voorzitter er op,
dat dit de eerste vergadering was
in 1930. Zeker omdat het Octaaf al
lang uit was, bleef de Nieuwjaars-
wensch achterwege en ging de
Voorzitter over tot het gebruikelijk
jaaroverzicht. De Voorzitter noemde
1929 over het geheel geen ongunstig
jaar, ondanks den «strengen winter,
waardoor een groote werkeloosheid
ontstond, die uitgebreide steunver-
leening noodig maakte. Toch trad
na den winter weer vrij spoedig een
normale toestand in, dank zij de
voldoende werkgelegenheid. Een
gelukkig verschijnsel is, dat er in
dit jaar vrij veel gebouwd is, terwijl
o.a. nog een groot werk tot stand
zal gebracht worden.
Voor den landbouw was 1929
niet onbevredigend, al kan niet ont
kend worden, dat thans wolken aan
den horizon dreigen. De ontginningen
gaven goede resultaten en de proef
der Rijkssteun mag geslaagd genoemd
worden. Overigens blijkt meer en
meer, dat vooral bij ontginningen
bedrijfskennis meer waard is dan
kapitaal.
Door de omzetting der openbare
in Bijzondere Scholen is er in Ven
ray thans nog èén Openbare school.
Als meest in het oog springende
werkzaamheden in 1929 noemde de
Voorzitter den aanleg der rioleering,
het stichten der Landbouwhuishoud-
school en de verleening der voor
schotten aan arbeiders tot het
bekomen van een eigen plaatsje en
de uitbreiding zoowel van primaire
als buurtwegen.
Met den wensch, dat onder Gods
zegen de Raad door samenwerking
in 1930 veel tot stand mag brengen,
sloot de Voorzitter zijn beschouwing.
Hierna werden de notulen der
vorige vergadering, waarin o. a. de
Gemeentebegrooting behandeld was,
voorgelezen, welke voorlezing,
niettegenstaande een toelichting van
den Voorzitter met toestemming van
den Raad overgeslagen werd, een
drie kwartier in beslag nam.
Nu werd met afwerking van de
agenda begonnen en werd een pro
ces-verbaal van kasopname Gemeen
te-Ontvanger over het 4e kwartaal
1929 voor kennisgeving aangenomen.
4. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot verkoop van 4 H.A.
grond onder Ysselsteyn aan J. H.
Greijn te Helden-Panningen.
De Voorzitter deelt mede. dat de
heer J. H. Greijn te Helden-Pan
ningen op een perceel grond naast
de kweekerij van den heer van
Baar, groot circa 4 H. A.«een
kippenhouderij wil beginnen en
daarvoor dit perceel grond koopen
wil tegen f 250 per H. A. Bij
goeden gang van zaken wil voor
noemde heer zijn bedrijf met nog
een stuk grond van 4 H.A. daarbij-
Iiggend uitbreiden. Kooper neemt
op zich de verplichting om voor
1935 op het thans gekocht perceel
een huis te bouwen.
Z. h. s. keurde de Raad dit
voorstel goed.
5. Vaststelling der voorloopige
vergoedingen aan de bijzondere
lagere scholen overeenkomstig art.
101 der L. O. wet 1920.
Conform de Wet, stelde de Raad
de volgende vergoedingen vast
R. K. Kerkbestuur te Leunen
f 488.60; R.K. Kerkbestuur Oostrum
f 531.95; Meisjesschool te Leunen
f 551.20; St. Josephsgesticht f726.90;
Ursula's Zusters Venray f 2155.40;
R. K. Kerkbestuur Oirlo f 712.40
R. K. Kerkbestuur Castenray f608.40
R. K. Kerkbestuur YftehUyn
f 629.20 R. K. Kerkbestuur Ven
ray f2315.30 de gemiddelde kosten
over 1929 waren f 6.50 per leerling.
6. Verzoek van Fr. Janssen te
Lull om ten opzichte van de door
hem gepachte gronden de oude
pachtvoorwaarden geldig te verkla
ren.
De Voorzitter zet uitvoerig uiteen
dat indertijd de heeren P. Janssen,
Ysselsteyn, M. Camps en F. Jansen
te Oostrum gezamelijk een complex
gronden hebben gepacht van de
Gemeente. De heeren Camps en P.
Jansen zijn overgegaan tot aankoop
van hun gepachte gronden, waardoor
scheiding dier gronden tusschen de
pachters noodig werd. Over en weer
moest afstand gedaan worden van
hun rechten als pachters op die
massa, waaraan aan F. Jansen zijn
gedeelte opnieuw verpacht werd op
de thans ter wille der uniformiteit
gecreëerde en door den Raad
goedgekeurde nieuwe pachtvoor
waarden.
De heeren Millen en Stoot be
pleitten uitvoerig, dat hier de
oorspronkelijke pachtvoorwaarden
gelden moesten, waar het hier de
zelfde pachter betreft, terwijl de
heer Stoot bovendien niet begreep
dat er nieuwe voorwaarden moesten
komen, waar de oude slechts weinig
met deze voorwaarden verschillen.
De Voorzitter merkt op, dat de
Raad tot invoering der nieuwe be-
Treffend verhaal.
Naar het Spaansch.
3.
Weldra verbeeldde zij zich een
ligt geluid aan de deur te hooren;
haar hart sloeg hevig in hare
borst. Zij naderde haren man, en
drukte met zenuwachtige kracht
zijn arm. Mijn schoonzoon, die
zich onaangenaam aangedaan
voelde door deze drukking, be
klaagde zich in zijn slaap en keerde
zich naar de deur zonder wakker
te worden. Op dat oogenblik werd
de deur langzaam en zacht ge
opend, en mijne dochter, door de
vrees versteend, zag het afschuwe
lijke hoofd van den bedelaar bin
nenkomen. Deze zag de kamer
met aandacht rond, bemerkte hel
bed en blies het licht uit.
Mijne dochter hoorde zijne
schreden, terwijl hij het bed
naderde. Het instinct van zelf
behoud werd sterk en levendig in
haar wakker. Zij sprong uit het
'bed, en zich als een slang naar
beneden latende glijden, richtte
zij zich naar de deur.
Zij hoorde een steekHeilige
HemelHet was een dolksteek,
die de bo st van haren man door
boorde Zij viel met het gelaat
tegen den grond, onder hetslaken
van een gekerm. De moordenaar
hoorde het en deed een stap naar
haar, maar op dat oogenblik wierp
mijn ongelukkige schoonzoon, in
de angsten van den doodstrijd, zich
uit het bed, uitroepende
Genadige Hemel, ik ben dood!
Verder kon de arme moeder
niet gaan; hare snikken verstikten
hare stem.
Oom Antonio bedekte zijn
laat met zijn grooten hoed. MÏjn
moeder weende heete tranen met
de onge"lukkigen, mijn vader en
ik waren niet minder bewogen
Oh Welk een gruweldaad
wat een monster! riep mijn oom
uit; kon hij hem niet bestelen,
zonder hem te vermoorden
Ongelukkig, antwoorde de
arme moeder, hadden zij hun geld
in hunne kamer en mijn schoon
zoon was geen man, om zich be
daard te laten bestelen. Het mon
ster, vervolgde zij, ging naar zijn
slachtoffer toe en wierp het op
het op de legerstede. Mijne doch
ter kon toen tot de deur komen,
zij wierp zich op den trap, liep
naar de straat, onder het slaken
van wanhopige kreten en stervend
viel zij op den drempel van de
deur eener buurvrouw.
Op het hooren van hare
noodkreten stonden de mannen
van het dorp op en kwamen aan,
gewapend met hetgeen hun het
eerst voor de hand kwam; schop
pen, zeisen, stokken en messen
Zij konden zich dus van den
palingen besloot en haalt meermalen
pachto verschrijvingen aan, o. a.
Wijnhoven, waartegen de heer
Stoot opmerkt, dat de heer Wijn
hoven steeds tegen deze handelwijze
heeft geprotesteerd.
Hierop antwoordt de Voorzitter,
dat de heer Wijnhoven later ver
klaard heeft, zijn vergissing in te
zien. Bovendien houden de nieuwe
pachtvoorwaarden alleen in de be
palingen omtrent de jacht, scheuren
van weilanden bemesting-bepalingen.
De heer Millen meent, dat het
zeer goed mogelijk is, dat Janssen
den Burgemeester bij de totstand
koming der nieuwe verpachting niet
begrepen heeft, hetgeen ook de
Voorzitter wel aannemen kan.
Voortgaande haalt de Voorzitter
aan als voorbeeld 2 of meer kin
deren hebben van de Gemeente een
stuk grond in pacht en willen nu
deelen. Zij komen daarvan aangifte
doen en de zaak wordt overgeschre
ven op een of meer hunner, doch
dan gelden volgens Raadsbesluitde
nieuwe voorwaarden.
In sommige gevallen, vooral bij
overschrijving der pacht, op niet-
verwanten brengt dit dan ook per
H. A. f 10 kosten mee,.
De heer Stoot meent, dat ze daar
den Burgemeester niet bij zullen
halen doch dit onderhands zullen
regelen.
De heer Vermeulen vindt dit
een netelige kwestie en komt nog
eens terug op zijn vroeger voor
dergelijke zaken voorgesteld middel
het instellen van een commissie en
vraagt of de Voorzitter hier bezwaar
tegen heeft.
De heer Goemans zou Janssen,
als zijnde een goed pachter ter
wille zijn.
Wethouder Pubben meent, dat de
nieuwe voorwaarden voor Janssen
geen enkel bezwaar inhouden, waarna
de heer Goemans nogmaals zegt voor
Janssen de oude bepalingen te willen
doen gelden.
Hierna benoemt de Voorziter tot
leden der Commissie ad hoe: de
heeren Jacobs, Stoot, van Dijck,
Goemans en Vermeulen, welke laat
ste eenig bezwaar heeft tegen deze
benoeming, waar hij meent een land
bouwdeskundige beter op zijn plaats
kon zijn, hetgeen de Voorzitter be
antwoordt met de opmerking, dat het
niet gaat over een landbouw- maar
over een rechtsvraag.
7. Vaststelling aanvullingscohiej
der trottoirbelasting.
De Voorzitter zegt, dat het hier
betreft de onlangs nieuw aangelegde
trottoirs, waarna de Raad z.h.s. het
aanvullingscohier vaststelt.
8. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan het Rijk gelde-
lijken steun te vragen tot een be
drag van f 3500, om dit beschikbaar
te stellen aan een landarbeider ter
verkrijging van eep plaatsje.
9. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot het verleenen van
een voorschot, maximum f 3500.
ingevolge de Landarbeiderswet aan
G. Vullings, landarbeider ter ver
krijging van een plaatsje.
De Voorzitter merkt op, dat deze
2 punten als het ware een geheel
uitmaken en zet uiteen, wat onder
een landarbeider verstaan wordt,
waarvan er in deze gemeente slechts
enkele ondervallen.
De heer Goemans juicht deze in
stelling zeer toe, waarna de Raad
z.h.s. beide voorstellen goedkeurt.
10. Voorstel van Burgemeester
en Wethouders om aan J. Moorrees
eene vergoeding toe te kennen,
onder voorwaarde dat hij zich ver
plicht het bakhuisje langs den Stations
weg af te breken.
De Voorzitter noemt dit gebouwtje
een sta-in-den-weg voor het modern
"verkeer en na verkregen samen
werking met de 4 groote verkeers-
bonden, waartoe de heer Vermeulen
het initiatief nam, zijn de onderhan
delingen met den heer Moorrees be
gonnen, zóó, dat men thans den heer
Moorrees wil voorstellen eene ver
goeding van f 400 te betalen voor
de helft door de Gemeente en voor
de andere helft door voormelde
bonden, onder beding: dat op dat
stukje geen ander gebouw geplaatst
mag worden, de heg laag geknipt en
de boomen gerooid worden.
Z.h.s. vereenigde de Raad zich
hiermede.
11. Voorstel van B. en W. om
het rijden van den gemeentelijken
autobusdienst Venray-Station, weder
om voor vier jaren publiek aan te
besteden.
Nadat dit voorstel aan de orde
gesteld was, informeert de heer Oden
hoven naar de voorwaarden der
inschrijving, waarop de Voorzitter
zegt, dat deze in geheime zitting
zullen medegedeeld worden.
Intusschen meent de heer Oden
hoven, dat er over een publiek ver
voermiddel op den publieken weg
gerust in een publieke vergadering
gesproken kan worden.
De Raad besluit echter eerst een
geheime zitting te houden nadat de
Voorzitter zegt, dat er toch nog zaken
kunnen voorkomen, die beter in ge-
gesloten zitting behandeld kunnen
worden.
12. Ingekomen verzoek van de
R. K. Middenstand inzake winkel
sluiting.
Na voorlezing van het request
zegt de Voorzitter dat de Raad er
ook wel niet aan denken zal een
verordening i. z. de winkelsluiting
in te voeren en maar te wachten tot
de invoering der Wet, waarmede de
Raad accoord ging.
13. Ingekomen stukken.
De Voorzitter geeft kennis van
een schrijven van Ged. Staten, welk
voor kennisgeving wordt aangenomen
en doet vervolgens voorlezing van
een ingekomen adres van caféhouders,
die in hun café een muziek-automaat
hebben geplaatst en waarin zij ver
zoeken ook op werkdagen muziek
te mogen maken.
De Voorzitter deelt mede, dat hij
niet bereid is een dergelijk verlof te
verleenen, te meer waar hij zulks in
geen geval een gemeentebelang acht.
De heer Millen vindt een belasting
van f 40 per jaar niet te veel als er
door de week ook eens gespeeld
zou mogen worden, terwijl het nu
vaak gebeurt, dat de kastelein een
reeds ingeworpen dubbeltje terug
moet geven. Bovendien zijn zulke
instrumenten duur, en is rentabiliteit
zeer gewenscht.
De Voorzitter zegt, dat de café
houder bij het plaatsen van een
automaat toch reeds voordeel ver
wacht onder de thans geldende be
palingen, terwijl teruggave van een
teveel betaald dubbeltje geen schade
is.
De heer Millen meent, dat de café
houders gehoopt hadden op meer
uitgebreide speelconcessie, hetgeen
de Voorzitter onjuist noemt.
De heer Odenhoven dringt aan op
soepeler toepassing der verordening,
vooral bij bruiloft en dergelijke,
waarop de Voorzitter zegt, dat kan
men toch wel even komen vragen
en zal een verlof wel gegeven wor
den.
Als de heer Odenhoven dit wat
lastig vindt, wijst de Voorzitter er
op. dat de automaatbezitters toch
allen dicht bij de Secretarie wonen.
De heer Odenhoven stelt dan voor,
om de belasting lager te stellen of
misdadiger meester maken, die
toen zijn gebrul hervatte, dat niet
meer hartverscheurend, maar woe
dend en dreigend was, terwijl hij
den dolk zwaaide, die nog van
het bloed van zijn slachtoffer
droop.
Gedurende dien tijd, gaf mijn
arme dochter, onder het ijlen van
van een doodelijke koorts, te mid
den van de stuiptrekkende eener
pijnigende smart, den geest, ter
wijl zij het leven schonk aan
twee engelen, die onder zulke
verschrikkelijke voorteekenen dit
tranendal binnengetreden zijn
De droefheid der arme vrouw
vermeerderde, toen zij dit droeve
verhaal ten einde gebracht had,
terwijl de schrik, die hetons aan
gejaagd had, elk woord van iroost
op onze lippen deed verstommen.
Mijne heeren,zeide eindelijk
de rampzalige moeder, ik maak
misbruik van uw medelijden, door
u zoo in het breede een zoo droe
vig verhaal te doen. Ik zal u de
reden zeggen, die er ons toe brengt,
u te komen storen, en u eene
gunst te vragen... De misdadiger
is naar Ronda gevoerd, waar zijn
proces geïnstrueerd wordt. Voor
twee dagen vertoonde zich eene
vrouw bij ons. Dat was zijne
vrouw.
Van den moordenaar, van
den ellendeling? vroeg mijn vader.
Ja„ mijnheer; zij is ons eene
acte komen vragen, door een ad-
v »kaat opqeslela, door twee getui
gen onderteekend, waarbij wij
onze vergiffenis toestaan. Zij heeft
het noodig voor de verdediging
van haren vader.
En gij wilt?... zeide mijn
vader.
Dat gij ons de dienst bewijst,
het hem te zenden, antwoordde
tante Juana.
En gij stemt in de vergiffe
nis toe, oom Antonio? vroeg mijn
vader, zich tot den grijsaard wen
dende.
Wel, mijnheer, antwoordde
hij, is het geoorloofd, vergiffenis
te weigeren
En als wij het weigerden,
voegde tante Juana er bij, hoe
zouden wij dan dagelijks tot God
durven zeggen: Vergeef ons, even
-.Is wij vergeven
III.
In 1800, vier jaren na het be
zoek, hetwelk dat goede huisgezin
ons gebracht had, barstte de be
smettelijke ziekte uit, die wij de
groote ziekte noemen. Mijn vader
was doodik was gehuwd, en ik
vluchtte naar Dos Hermanas om
de ziekte te ontsnappen.
Mijne eerste zorg bij mijne aan
komst was, tante.Juana te bezoeken,
Het was avond. Nimmer, neef, zal
ik het verrukkelijke tafereel ver
geten, dat mijne oogen trof, toen
ik hare woning binnentrad.
Tante Juana hield op%haren
schoot hare bijna naakte klein
dochtertjes, die zij liet bidden.
Murillo heeft nooit twee engel-
meer speelvrijheid te geven, waarop
de Voorzitter zegt, dat B. en W.
tingel-tangels niet in het belang der
Gemeente achten.
De heeren Odenhoven en van
Bergen vragen of radio-muziek ook
onder deze belasting vallen, hetgeen
de Voorzitter bevestigend beant
woordt er bij voegend, dat hij de
verordening wel soepel toepassen
wil, maar toch de baas blijft.
Nu stelt de heer Millen voor de
belasting met f 10 te verlagen.
De Voorzitter waarschuwt tegen
spontaniteit bij verlaging der belasting
Liever zag hij de verkeerde gewoonte
van muziek in café's weg.
De heeren Odenhoven en Ver
meulen steunen het voorstel Millen,
Wethouder Pubben is het in
principe eens met den Voorzitter
en wijst in verband met deze ver
ordening op het moeilijk bestaan
der plaatselijke dillettanten-vereeni-
gingen.
Het voorstel Millen in stemming
gebracht, wordt aangenomenJ met 8
tegen 5 stemmen. Voor stemden de
heeren Goemans, Millen Odenhovén,
Vermeulen, van Bergen, Nelissen
Geurts en Stoot.
Hierna ging de Raad over tot
geheime zitting ter bespreking van
punt 11 der agenda. Na heropening
der openbare vergadering, zegt de
heer Odenhoven dat er een nieuwe
aanbesteding zal plaats hebben voor
de komende 4 jaren. Hij hoopt dat
er flinke, royale bussen zullen komen
Venray waardig, waarop de Voor
zitter zegt, dat inschrijvingen voor
grootere bussen grootere voordeden
zullen bieden.
Bij de rondvraag merkte de heer
Stoot op, dat hij indertijd eens
gesproken heeft over het aanschaf-
en van een motorwals en vraagt
hoe 't er mee staat, waarop de
Voorzitter antwoordt, dat zelfs de
Provincie aanschaffing niet aandurft
terwijl bij komende werkzaamheden
op hulp van den Prov. Waterstaat
gerekend mag worden.
Dat de goede Homerus wel eens
slaapt, blijkt uit de opmerking van
den heer Vermeulen, als zou punt
7 der agenda niet behandeld zijn.
De Voorzitter zegt, dat dit wel
degelijk behandeld is, maar mo
gelijk aan de aandacht des heeren
Vermeulen ontsnapt is.
De heer Vermeulen vraagt aan
den Voorzitter, of deze reeds met
den heer v. d. Munckhof gespreken
heeft, over het in de Courant op
nemen der officieele Raadsnotulen
en of er bezwaar bestaat.
De Voorzitter zegt, dat de heer
v. d. Munckhof bereid is deze op te
nemen naar gelang plaatsruimte
verdeeld over verschillende nummers.
Men moet echter bedenken dat er
eenigen tijd verloopen zal tusschen
het houden eener vergadering en het
verschijnen der notulen, daar men
ter Secretarie geen Commies-Redac
teur heeft en men het notuleeren
onder het andere werk door moet
doen.
Bezwaar hiertegen hebben B. en
W. niet en het tijdroovende der
notulen-voorlezing wordt er mee
voorkomen, mits de Raad dan met
deze notulen eventueel genoegen
neemt.
Na een vraag van den heer
Odenhoven over het Rooilijnplan,
sluit de Voorzitter de vergadering
met gebed.
de oogen voorgoed dicht.
Maar 't wordt wel eens anders
bedoeld, vooral door menschen, die
het met hun geweten niet zoo nauw
aemen, en die zich een goed leven
hier aandoen, of zich door den een
of ander „verlichten" mede-arbeider
of „bewusten" rooie het geloof van
hun jeugd hebben laten wegpraten.
De dood dat weten ze goed
is een dienstklopper eerste klas;
hij verzuimt nooit Waar hij op post
moet zijn; trouw en eerlijk laat hij
zich door een advocaat bedriegen en
door geen borrel over halen, een
naam op zijn lijstje over te slaan.
Daarom staan ze voor een leelijk
geval, als magere Hein zijn knoken
naar hen uitsteekt; maar omdat ze
hun gemakkelijk leventje niet willen
laten, troosten zij zich met de ge
dachte, na den dood komt niets meer,
dood is dood.
Maar waarom dacht zulk een
wijze" er nooit aan dit te beweren,
voor hij naar de mijn ging, of voor
hij uit koppigheid of hartstocht den
breeden en gemakkelijken weg koos?
Vriend, pluis eens eerlijk tusschen
de plooien van je binnenste en zeg
of er niet nog de overtuiging zit,
dat ge nog een ziel hebt.
Dat is 't hem! Die overtuiging
spreekt te hard, en daarom schreeuwt
ge nog harder, om het niet te hooren.
Want ja, die ziel, daar mag je niet
aan denken. Zegt ge A, dan moet
ge ook B. zeggen, daarvoor hebt ge
een te zeer logischen kop, m. a.w.
geeft ge toe. dat ge een ziel hebt,
die niet sterft, dan begrijpt ge heel
goed, dat er anders moet geleefd
worden.
En dat niet Men wil zich ge
dragen als redeloos wezen, en ook
sterven als een hond.
Als dat maar gingGe sterft als
mensch met een geducht oordeel er
nawillen of niet, het zal gebeuren.
En nog meer, we zullen elkander
weerzien, en 't is te hopen, dat ge
geen zuur gezicht behoeft op te zet
ten, als ge dan moet toegeven, dat
een mensch geen aardappel en ook
geen redeloos dier is, maar een wezen
met een onsterfelijke ziel.
Maar die bewerendood is dood,
zijn ook onderworpen aan den be
roemden tand des tijds. Kinderen
worden groot en „jong luuy wèrren
aid"; die vroeger rond en blozend
uitzag, krijgt een gezicht als een
uitgeknepen citroen. En wanneer de
dood korter op hen aankomt, zijn
ze gelukkig zoo verstandig, hun
„grondwet" te herzien en met wat
meer respect van magere Hein te
spreken, zooals een kind, dat eerst
een hond aanhitst, maar zoo hij
nader komt, ineens met de handen
omhoog om „moeder" roept.
Da's een waarheid als een koe
als men in zijn kistje ligt, zoo'n
houten demi-saison van vier planken
om heeft, is alle fut weg en zijn
tjes van grooter schoonheid ge
schilderd. Zij geleken veel op
elkander. Hare zwarte en krullende
haren omgaven hare rooskleurige
gezichtjes, en vielen in groote
lokken op hare schouders. Zij
hadden hare groote zwarte oogen
stijf op grootmoeder gevestigd, en
terwijl hare kleine rozemondjes
het gebed herhaalden, waren hare
handjes op de borst gekruist, en
hare voetjes zonder schoeisel ge
leken op rozenzoden.
Toen zij de gebeden voor hare
ouders geëindigd hadden, ging
tante Juana voort met halfluid te
bidden, beurtelings hare kinderen
en een beeld der Heilige Maagd
aanziende, onderwierbescherming
zij ze scheen te plaatsen.
Gedurende dien tijd, sloten de
oogjes der kinderen zich, hare
oogleden met lange wimpers over
schaduwd, zakten, hare handjes
vielen bevallig naar hare zijden,
en hare hoofden rustten tegen de
borst der grootmoeder. Zij waren
ingeslapen. Ik kon mijne oogen
niet van dit verrukkelijk tafereel
afwenden. Tante Juana kustte d$
kinderen op het voorhoofd, en
bracht ze naar de alcove. Toen
trad ik binnen.
Ik heb u bespied, zeide ik
tot haar; ik heb u hooren bidden.
Ik hoop, antwoordde de goede
vrouw, dat ook God ons gehoord
hebbe.
Wat lieve kleine tweelingen
welk een treffende groep vormdet
gijl
Onverwachte ondervindingen fris-
schen op. We gaan met groote
schatten door het leven en we
waardeeren ze niet.
Uitverkiezingen, die ons geworden
zijn, zakken in de bewuste waar
deering naar het peil van de
alledaagsche dingen, alsof 't een
gewoon gebruiksvoorwerp gold.
Dan moet je weer eens plotseling
voor 'n feit gesteld worden, dat je
verbijsterd je hand naar het hoofd
doet slaan om tot nadenken te
komen. Is 't niet zoo
Sommige menschen moeten in
stervensgevaar zijn "om te weten,
dat er nog Sacramenten en anderen
moeten eerst van alle lief en geluk
beroofd worden om den weg van
God weer te vinden.
Zoo gaat het min of meer met
iedereen. Wat eeuwig nieuw moest
zijn en inderdaad ook is, verslijt in
zijn achting tot het gravwe, alle-
Twee rozen in een ouden
aarden pot, antwoordde zij glim
lachend. Kom ze zien, vervolgde
zij. Zij nam de lamp en geleide
mij naar de alcove; zij nielden
zich omhelsd, daar het warm was,
waren zij nauwelijks bedekt, ik
was betooverd.
Zegen ze, zeide tante Juana
tot mij; men moet een kind nooit
beschouwen, zonder het te zegenen.
Wat zal haar lot zijn, vervolgde
zij zuchtende, zullen zij het onge
luk erven, zoo als zij de schoon
heid harer ouders geërfd hebben
Welk een denkbeeld, tante
Juana! Waarom denkt gij niet
liever, dat zij gelukkig zullen zijn,
zoo als gij hel zijt, gij en oom
Antonio
De wil des Heeren geschiede!
zeide de arme oude vrouw, maar
zie haar niet langer aan. Men zegt,
dat het een kind kwaad, het zoo
lang in zijn slaap te beschouwen.
Ik zeg dat, neef, voegde mijn
oom er bij, omdat, terwijl men
thans zooveel van magnetisme
spreekt, ik mij dikwijls dat geloof,
onder de vrouwen der mindere
volksklasse verspreid, herinnerd
heb.
Den volgenden dag bracht ik
mijne vrouw bij tante Juana om
haar de twee aanbiddelijke kleine
meisjes te toonen. Zij heetten Paz
en Luz. Luz was levendiger en
opgewekter, Paz meer zacht en
bedeesd.
Ik heb nooit, zeide Juana,
twee wezens gezien, die meer in