Imvm
Abdijsiroop
JAlfQNllft
fvooimi™
Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken.
Loop der bevolking over 1929
ontwikkeling.
Accountantskantoor H. Okhuysen, Veolo
BONBONS
MANUFACTUR&N j
J BLIJKEN
TOCH HET
(manufacturen!
YOORDEEUasr/S
in de gemeente VENRAY.
Politieke
Binnenl. Nieuws
De Kippenhouderij op
het platteland
Iets Nieuws!
Provinciaal Nieuws
ZATERDAG II JANUARI 1930
Een en vijftigste Jaargang No. r3
1 BLIJKEN
TOCH HET
PRIJS OER ADVERTENT1EN1—8 regels 60 cent, elke regel meer 7 tel.
bij abonnement lagere tarieven.
Uitgave van FIRMA VAN DEN MÜNCKHOF VENRAY
Telefoon 51 GIRO 150652
ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ctper post 75 cent
voor het buitenland f 1.05 bij vooruitbetaling, afzondert, nummers 5 cent
Mannen
6038
157
539
Vrouwen
5932
158
521
Totaal
11970
315
1060
696
679
1375
107
111
218
467
526
993
571-
6160
637
5974
1211
12134
Bevolking op 31 December 1928
Vermeerdering door geboorte
Vermeerdering door vestiging
Totale vermeerdering
Vermindering door sterfte
Vermindering door vertrek
Totale vermindering
Bevolking op 31 December 1929
19 kinderen werden als levenloos aangegeven.
Het aantal voltrokken huwelijken bedroeg 62.
Van de 218 overledenen behoorden er 109, dus juist de helft, tot de
bevolking der krankzinnigengestichten en wel 55 tot het St. Servatius-
gesticht en 54 tot het St. Annagesticht.
Eene vergelijking der cijfers met die van de laatste jaren doet ons
zien, dat er meer overledenen zijn dan de laatste jaren, doch ook het
aantal levend-geboorten iets boven dat van de laatste jaren is geweest.
Hierbij mag niet uit het oog worden verloren, dat het laatste cijfer
bovendien nog ongunstig is beinvloed door het zeer groot aantal dood
geboren kinderen, dat ver boven het normale is geweest.
Het aantal huwelijken is iets gestegen.
Het vertrek uit de gemeente blijft gestadig toenemen. Beperkte het zich
de laatste jaren gewoonlijk tot circa 800, in 1928 steeg het tot 915,
terwijl we in 1929 de 1000 zeer bedenkelijk zijn genaderd. Intusschen
kan hier voor 1929 worden tegenovergesteld, dat, hoewel zich geen
buitengewone omstandigheden hebben voorgedaan (het nieuwe Paters-
klooster is reeds in 1928 bevolkt), er toch niet minder dan 1060 personen
zijn ingekomen, zeker het hoogste cijfer dat in normale jaren nog nooit
is bereikt.
De geheele bevolkingsaanwas van slechts 164r zielen is echter lager
en naar verhouding veel lager dan vorige jaren, waarin we zoo lang
zamerhand een cijfer van om en om de 300 gewoon waren geworden.
Ontkend kan echter niet worden, dat Venray nog ZEER GUNSTIG
AFSTEEKT bij vele plattelandsgemeenten in Limburg en vooral in
Noordbrabant, die tengevolge van den trek naar de groote steden,
ondanks een, gelukkig zeer hoog geboortecijfer, toch telken jare een
verlies in zielenaantal te boeken krijgen.
Onze groote wapen
dragers bij den aanvang
van den grooten worstel
strijd.
Na den geestdriftigen patriottentijd
op het einde der 18e eeuw met zijn
opgewekte katholieke belangstelling
voor het politieke leven, en na het
terugvallen der katholieken in de
oude lijdzaamheid tijdens en onmid
dellijk na de Fransche overheersching,
naderen wij in onze beschouwingen
ovèr de geschiedenis onzer Kath.
Staatspartij thans tot den aanvang
van de groote worsteling, die met
taai geduld en volharding gevoerd,
geleid heeft tot de emancipatie van
Neerlands Katholieken.
Aan het begin van dien strijd zien
we als onzen grooten wapendrager
een eenvoudig man staan, aanvanke
lijk bijna en later geheel blind. Een
groot vermogen bezit hij niet, hij was
geen staatsman, noch bekleedde hij
leidende functies in Kerk of Staat.
Ook was hij geen gevierde veroveraar.
Maar wat Joachim George Le Sage
ten Broek tot die prachtige figuur
in onze politieke historie maakte,
was zijn groote geestdrift voor de
katholieke zaak, zijn rustelooze
onstuimige arbeid, waardoor hij de
katholieken wakker schudde en dat
fiere zelfbewustzijn wekte, dat hun
daarna steeds is bijgebleven, waaruit
zij die blijvende kracht hebben geput
tot den voortdurenden strijd, waaruit
eindelijk vele tientallen jaren later de
groote overwinningen geboren zijn,
waarvan wij thans de vruchten ge
nieten.
Vroeger al hebben wij over Le
Sage ten Broek geschreven, maar nu
wij de historie van onze politieke
opkomst nagaan, moeten wij dezen
voortrekker nog eens zien in de rij
der opeenvolgende gebeurtenissen.
Katholiek Nederland mag dezen
vader der Katholieke Staatspartij, die
gewaakt heeft over hare wieg, nooit
vergeten. Hij moet ons voorbeeld
blijven, het voorbeeld van een man,
die offers, zware offers bracht voor
zijne beginselen, die persoonlijk
nooit voordeelen plukte van zijn
harden strijd en deze ook niet ver
langde, maar alleen dacht aan het
recht der Katholieken in de Neder-
landsche samenleving. Deze rechten,
door de grondwet toegestaan, maar
daarom nog niet gegeven, leerde hij
eischen en bevechten, tot bevordering
van den bloei van den katholieken
godsdienst in ons land.
Joachim George LeSage ten Broek
werd op 27 November 1775 geboren
als zoon van den Groningschen
hoogleeraar Jan Jacob Le Sage ten
Broek. Zijn vader een vurig patriot,
die in 1778 predikant was te Rotter
dam, moest in 1787 naar Antwerpen
uitwijken. Joachim George werd door
d; verdeeldheid van het protestantisme
niet bevredigd en ging na lang
zoeken in 1806 te Rotterdam over
tot de Katholieke Kerk, waarvoor
hij met zooveel kracht is opgeireden
in 1808 benoemde Lodewijk Napo
leon hem tot Notaris te Rotterdam,
vanwaar hij op zijn verzoek in 1813
werd overgeplaatst naar Naaldwijk,
met Loosduinen als standplaats.
Hij was in 1800 gehuwd. Na zijne
bekeering was zijne vrouw protes-
tantsch gebleven. Zij bleef hem een
groote steun, vooral in zijn latere
blindheid, toen zij hem alle brieven
voorlas, die hij ontving en zijn hulp
was in zijn velen schrijversarbeid.
In 1829 moest hij zijn notariaat
neerleggen; de regeering wilde niet
langer toestaan, dat hij wegens zijre
toenemende blindheid zich buiten
zijne standplaats ophield.
Hij vestigde zich te Beers en kort
daarna, in 1830, in het naburige
Grave, waar hij in 1847 overleden is.
Le Sage ten Broek was een pers
man-.
In 1815 verscheen van zijne hand
„De voortreffelijkheid van de leer
der Roomsch-Cathoüjke Kerk ge
schetst", dat indruk maakte op vriend
en vijand. Het was „het eerste man
nelijk woord, dat sinds eeuwen in
Katholiek Nederland is gedurfd",
schreef Dr. Sicking in Katholiek
Nederland.
Eenige jaren later richtte hij het
maandschrift „De Godsdienstvriend"
op, waarvan hij dertig jaren lang de
redactie heeft geleid, de katholieke
rechten verdedigd en de vele grieven
onzer geloofsgenooten bekend heeft
gemaakt.
Weer eenige jcr^n letir behoorde
Le Sage tot de voornaamste oprich
ters van „De R.K. Maatschappij ter
bevordering van godsdienstige weten
schap en goede zeden voor het
Koninkrijk der Nederlanden." Hij
was er de groote werker van als
secretaris, want uit vrees voor de
regeering had hij het voorzitterschap
niet op zich durven nemen.
De vereeniging had tot doel de
verspreiding van goede katholieke
lectuur voor het volk, welke „liefde
voor den godsdienst, gehoorzaam
heid aan de H,. Kerk, getrouwheid
aan den Koning, onderwerping aan
de wetten en eerbied voor de zeden
had in te boezemen.
Het is te begrijpen, dat een re
geering als die van Koning Willem
I achterdochtig stond tegenover het
werk der katholieken, die zich be
gonnen op te richten uit den druk
van den tijd van Napoleon.
Op 2 Augustus 1823 kwam het
opheffingsbesluit, door de regeering
uitgevaardigd onder voorwendsel,
dat voor de oprichting der Maat
schappij machtiging des Konings
noodig was.
Le Sage wist evenwel terstond de
werkzaamheid der vereeniging vcort
te zetten door de oprichting zijner
„godsdienstige en zedekundige men
gelingen."
Daarenboven verschenen tiental
len werken en werkjes van zijn hand
getuigen van den reuzenarbeid van
dezen bekeerling, dien wij ook op
onzen verderen weg door onze po
litieke geschiedenis nog meer zullen
ontmoeten.
ROELAND.
De eerste week van het nieuwe
jaar heeft zich gekenmerkt door veel
en drukbewogenheid in de natuur.
Evenals in het buitenland hebbep^
ook hier ie lande op onze kusten'
zware stormen gewoed en menig
schip heeft het weer zwaar te ver
antwoorden gehad.
We zitten midden in den winter
en het kan gaan vriezen wanneer het
wil. De dolle liefhebbers van de
ijssport buiten beschouwing gelaten,
zullen er wel niet veel menschen
zijn, die naar herhaling verlangen van
den vorigen winter, al is aan den
anderen kant, een „open winter"
naar veler inzicht ook niet het ware.
Bij den aanvang van het nieuwe
jaar zijn, zooals gebruikelijk vele en
velerlei wenschen uitgesproken, aan
de hartelijkheid en de welgemeend
heid waarvan men maar het best
doet niet te twijfelen.
Het oude jaar was een jaar van
branden, we wezen er in 't kort al
op in een vorig overzicht. Niet
alleen over 't geheele land mag van
een record gesproken worden. Het
record was ook plaatselijk, wat o.a.
van Amsterdam ook gezegd mag
worden, zooals uit een desbetreffende
statistiek blijkt. Het totaal aantal
branden in Amsterdam bedroeg in
het afgeloopen jaar ongeveer Iwee-
honderdvijftig meer dan in 1928. En
daaraan heeft voor een deel ook de
langdurige en strenge winter schuld
aan gehad. Het aantal schoorsteen
branden toch was aanmerkelijk
hooger. Verder de groote droogte,
die oorzaak was. dat sommige bran
den zoo te Amsterdam als elders
- een grooteren omvang kregen.
Overigens mogen de groote bran
den dit goede gehad hebben, dat er
werk aan den winkel kwain. Intus
schen is het record van 1929 er
zeker wel een dat naar we hopen
in het loopende jaar niet verbeterd
zal worden, 't Is, zouden we zeggen,
al welletjes geweest. Er zijn van die
records, waarvan wel niemand ver
betering wenscht.
Of we in het afgeloopen jaar ook
op het gebied der criminaliteit een
record „geslagen" hebben. Om h er
over te kunnen oordeelen, zullen we
de (eventueele) statistieken moeten
afwachten. En het record op het
gebied der baldadigheid
Doch, record of niet, ongewoon
is zeer zeker het staaltje van balda
digheid, dat dezer dagen gemeld
werd. Dat betrof het feit dat in een
tot de gemeente Wanneperveen be-
hoorende plaatsje door eenige opge
schoten jongens een onbewoond
gebouw „omvergehaald" werd,
zoodat er slechts een ruïne overbleef.
Ongetwijfeld moet men de jeugd
ook de opgeschoten jongens (een
vrij onoepaalde en algemeene term
haar amusement gunnen. Men kan
nu eenmaal niet „alles" verbieden,
noch mag echter „alles" toelaten.
Enfin zooals gezegd het ge
bouw werd in een ruïne herschapen.
Werk aan den winkel dus, als men
dan toch nog iets goeds in het geval
wil zien.
De Haagsche~ conferentie brengt
ook thans weer veel drukte en be
weging in de residentie. In zooverre
is ze voor ons een buitenkansje, dat
er wat aan verdiend wordt om van
de gezelligheid nog niet te spreken,
die intusschen vrijwel langs de massa
heen gaat. Er lekt van wat er ge
confereerd wordt niet zoo heel veel
naar buiten uit.
Wat op zichzelf al zoo heel erg
niet is omdat de materie, welke daar
onder de afgevaardigden behandeld
wordt in al haar onderdeelen van
dien aard is, dat wel geen publiek
ook het Haagsche niet den
wensch of den eisch zal stellen, dat
het (besprokene) gemeen goed wordt
Misschien zou het "anders zijn als
ons land meer direct bij de zaken
betrokken was. Doch ons land,
of liever onze residentie is in hoofd
zaak gastvrouw.
De bioscoopramp te Paisley in
Schotland geeft aanleiding tot de
vraag of hier te lande wel alles in
het werk gesteld wordt om te zorgen,
dat dergelijke rampen hier onmoge
lijk zijn. Ongetwijfeld zal het geval
te Painsley wel oorzaak zijn, dat
nog eens in 't bijzonder de aandacht
van de betrokken autoriteiten geves
tigd wordt op de maatregelen v/elke
in bioscopen en andere inrichtingen,
waar veel publiek bijeenkomt, ge
nomen worden.
Naar we im het Hbld. lezen moeten
in de eerste plaats wel in de groote
steden de maatregelen van dien aard
zijn. dat een ramp als die welke te
Paisley voorviel vrijwel ondenkbaar
is. Om maar iets te noemen, we
mogen wel aannemen, dat de inrich
tingen, scholen en dergelijke, van
welke de buitendeuren naar binnen
opengaan, vrijwel uit den tijd zijn.
Vermoedelijk hebben we dit wel
te danken aan de treurige ervaringen
welke men elders o.a. in Amerika
met naar binnen opengaande buiten
deuren heeft opgedaan.
De Rotterdamsche correspondent
vf.n gïnoemd blad wijst er in een
beschouwing o.m. op, dat naar de
meening yan een der brandweer-
autoriteiten in geval van brand een
eerste vereischte is, de aanwezigen
rustig te houden en zoolang dit
mogelijk en verantwoord is, niets
van den brand te laten bemerken.
En zoo zal het wel bij alle moge
lijke ongevallen zijn. Het in den
volksmond zoo gebruikelijke „kalmte
alleen kan je redden" is, vooral bij
ongevallen, een waar woord, dathet
betrachten waard is
door
JOS. BOSHOUWERS te LENT.
Kunstmatig broeden en opfokken.
Zoo noemt men het broeden met
de machine en het opfokken met de
kunstmoeder.
Kloeken zijn uit den tijd, die heb
ben afgedaan voor de bedrijfspluim-
veehouderij. Ze kunnen alleen nog
dienen voor den heel kleinen kip-
penhouder en voor den sportfokker.
Een goede broedmachine maakt
het ons gemakkelijk we kunnen
beginnen als het nocdig is en als
we er eene hebben van flinke capa
citeit, dan zijn we met één broedsel
klaar en- hoeven we dus ook maar
één stel op te fokken. Dat is een
enorm voordeelaltijd kuikens van
denzelfden leeftijd bij mekaar, o dan
groeien ze zoo
Kennis om met de broedmachine
heeft men betrekkelijk gauw, als
men de handleiding, die er bij is,
maar zorgvuldig volgt. Daar heeft
het niemand voor te laten.
Een bezwaar tegen het aanschaf
fen is soms, dat de boer geen goede
staanplaats er voor heeft. Maar dat
zal toch niet zoo heel vaak voor
komen. Elk frisch vertrek, waar
weinig of geen zon in komt, is
geschikt, want noodig is, dat de
temperatuur in het broedlocaal zoo
weinig mogelijk schommelt. Dus
liefst een vertrek op het Noorden,
Noord-Westen cf Noord-Oosten.
Dan gaat het goed, als... ten
minste de broedeieren goed zijn.
Daar hapert het echter vaker aan,
dai aan de machine.
Wie eene broedmachine koopt
(geen tweedehandsche s.v.p.) die
neme geen te kleine. Er moeten
zooveel eieren in gaan, dat zelfs bij
een heel pover resultaat (b.v. een
uitkomst van 40 pet.) nog genoeg
kuikens geboren worden voor het
heele aar. Anders zit men later
weer vast met het opfokken bij eene
kunstmoeder, of het tweede stel
komt te laat.
Te laat Jullie weet nu onder de
hand wel, wat zulks beteekentgeen
eieren in den duren tijd.
Is het resultaat, de uitkomst, eens
bijzonder goed, welnu, de overtol
lige kuikens kim je altijd graag kwijt.
De vraag naar eendaagskuikens
vooral van die welke op tijd geboren
zijn neemt ieder jaar toe en zal
dat in de toekomst nog veel meer
doen. Reken daar maar gerust op.
Wie géén goede gelegenheid heeft
om 'n broedmachine te plaatsen, of
er den noodigen tijd niet aan be
steden kan, die doet beter zelf niet
te broeden, maar eendaagskuikens te
bestellen bij een goede fokker, doch
hiermee niet gewacht, anders vischt
ge achter het net, en zit je in den
a.s. herfst weer zonder eieren.
Kippen houden vereischt vooruit
zien
Wie wacht tot April of Mei, die
slaagt niet meer. Dat verzeker ik je.
Een goede kachelkunstmoeder moet
iedere bedrijfskippenhouder hebben.
Daar kan hij niet Duiten. Bakkunst-
moeders achten wij voor de meesten
niet geschikt, want kuikens hebben
veel frissche lucht noodig, die ze in
de bakkunstmoeder meestal missen.
Bij een kachelkunstmoeder kunnen
de kuikens de warmte zelf regelen,
door dichter bij de warmtebron of
er verder vandaan te gaan zitten. In
'n bakkunstmoeder is dat onmogelijk.
Meestal is de ruimte er ook te
beperkt en kan de overtollige warmte
niet ontwijken, of er moet weer zoo
veel geventileerd worden, dat het te
koud wordt, als de lamp flauwer
gaat branden.
Parade 22bis
Inrichten, Controleeren en Bijhouden van
Administratie, Belastingadviezen.
Tegen:
Hoest
Bronchitis
Verkoudheid
Influenza
Heeschheid
Keelpijn
Asthma
Het is gelukt de van
ouds bekende Abdij
siroop te „stollen" tot
een gemakkelijk in
den zak mee te nemen
„bonbon", met be
houd van al de gene
zende bestanddeelen.
Alom verkrijgbaar.
60 cent per doos.
Als men niet zeer bij de pinken
ia, krijgt men uit de bakkunstmoeder
doorgaans zwakke kuikens, die al
gauw geplaagd worden van onge
dierte.
Zwarte Barnevelders.
VRAAG: Als men Barnevelders
gaat houden, welke krijgen dan de
voorkeur, de zwarte of de gezoomde?
Zijn de Barnevelders niet sterker dan
de Leghorns Uit Leunen.
ANTWOORD De zwarte Bar
nevelder heeft het op den laatsten
leg wedstrijd te Beekbergen afmoeten
leggen tegen de andere. De zwarte
Barnevelder is een jonger ras, er is
dus nog niet zooveel werk van ge
maakt.
Als u Barnevelders wilt gaan
houden, moet u de kleur maar als
bijzaak beschouwen, Bestel bij een
goeden bedrijfsfokker, dus niet bij
een sportfokker.
De Barnevelders zijn te Beekber
gen heel wat bij de Leghorns ten
achter gebleven, en vooral de o ver
jarigen. Dat de Barnevelders zooveel
sterker zouden zijn dan de Leghorns
is niet waar.
Een boer, die een beetje slordig
voert, zal heel vaak zelfs meer sterfte
onder de overjarige Barnevelders
hebben, dan onder de Leghorns,
want ze worden gauwer te vet.
Nog eens zie goed uit wat je
koopt. Er ti jken nog veel slechte
Barnevelders te zijn. Die heb je
ook wel onder de Witte Leghorns,
maar deze zi-n toch meer doorgefokt
dan de eerste.
Ingezonden.
Biiten verantwoordelijkheid der Redactie
Mijnheer de Redacteur.
Verleden week lazen we in uw
blad, dat velen met genoegen zouden
vernemen, dat het college van Ged.
Staten zijn goedkeuring had geschon
ken aan het Raadsbesluit dezer ge
meente, tot onttrekking van een
weggedeelte aan den opbaren dienst,
achter het Ursulinen klooster en
tevens, dat de requestreerende eige
naren der aangrenzende perceelen
van Ged. Staten het bedrag vernamen,
dat de Eerw. Zusters bereid zijn uit
te keeren, wegens waardeverminde
ring der aangrenzende eigendommen.
Indien dit werkelijk een feit wordt,
verheugen ook ondergeteekenden
zich daarover ten zeerste.
Maar waarom moest hier dien
langen weg worden bewandeld
Indien het voorstel van ondergetee
kenden in goede aarde was gevallen,
dan was men zeer waarschijnlijk tot
een oplossing gekomen, 2onder dat
de belanghebbenden zich tot Ged.
Staten hadden behoeven te wenden.
Ondergeteekenden zien als afgevaar
digden der werklieden natuurUjk
met het grootste genoegen, dat er
werk in onze gemeente komt, want
helaas zoovelen moeten elders hun
brood trachten te verdienen. Maar
in dit geval kwamen ook andere
belangen in het gedrang en die willen
de georganiseerde arbeiders ook maar
niet zonder meer voorbij zien.
Daarom stellen wij de vraag
Zou 't niet wenschelijk zijn in de
toekomst bij 't nemen van besluiten,
waaraan zooveel vast zit de zaak
eens eerst goed te wikken en te
wegen, om met aller belangen reke
ning te kunnen houden
Met dank voor de plaatsing.
H. ODENHOVEN
A. MILLEN.
Geachte Redactie.
Uw verslag, betreffende 't concert
van Polyhymnia behoeft eenige aan
vulling. Aangezien er in dat verslag
namen genoemd worden, acht ik het
ten zeerste een plicht, een woord
van hulde te brengen aan den ver
tolker der rol van Karei, den heer
F. van Bergen. Hij toch was de ziel
van het spel; de spil waarom het
geheel draaide. Tenslotte moet ik u
nog opmerken, dat het orchest, niet
alleen bestond uit piano en piston,
maar dat er nog vier violisten aan
hebben medegewerkt en met succes,
ook aan die heeren, die belangloos
hun medewerking verleenden een
woord van hulde en dank. Eere
wien eere toekomt. Dankend voor
de verleende plaatsruimte.
P. VAN OPBERGEN Jzn
Regisseur.
VENRAY. 11 Jannari 1930.
Voorjjiarskeuring van hengsten.
Burgemeester en Wethouders van
Venray brengen in herinnering, dat
de gewone Rijksvoorjaarskeuringen
van tot dekking bestemde hengsten,
alléén voor type trekpaard, dit jaar
zullen plaats hebben op 11 Februari
te Maastricht en te Roermond.
De eigenaar of houder, die een
hengst ter keuring wenscht aan te
bieden, is verplicht daarvan ten
minste drie weken voor den dag der
keuring vrachtvrij eene schriftelijke
en door hem onderteekende aangifte
te zenden aan den secretaris der
betrokken regelingscommissie.
Voor verdere inlichtingen omtrent
aangifte vervoege men zich ter
Secretarie.
Venray, 7 Januari 1930.
Aangifte hengsten.
De Burgemeester van Venray brengt
in herinnering van belanghebbenden
artikel 23 der Paardenwet 1918, vol
gens hetwelk ieder eigenaar of houder
van een tweejarigen of ouderen
hengst verplicht is hiervan bij den
Burgemeester der gemeente zijner
inwoning aangifte te doen binnen
een maand nadat de hengst twee
jaren is geworden of in zijn bezit is
gekomen, alsmede vóór den eersten
Februari van elk jaar.
Ieder eigenaar of houder van een
hengst van twee jaren of ouder moet
dus in den loop dezer maand aan
gifte doen ter Secretarie, onver
schillig of hij het vorig jaar den
hengst al dan niet reeds heeft aan
gegeven.
Venray, 7 Januari 1930.
De Burgemeester voornoemd,
O. VAN DE LOO.