Nieuwjaar! Grootvader en kleinzoon. UCfONOft 3SS3 Weekblad voor VENEAY, HOEST en Omstreken. E i manufacturen) ?YQ0fiDEÊLI6S FEUILLETON Twee minuten. Bij een sterfbed. Oude gebruiken. Als 't kalf. WOENSDAG I JANUARI 1930 Eeo en vijftigste Jaargang No. I PEEL EN MAAS BLIJKEN TOCH HET PRIJS DER ADVERTENTIEN 1—8 regels 60 cent, elke regel meer 7';i cl. bij abonnement lagere tarieven. Uitgave van FIRMA VAN DKN MUNCKHOF VENRAY Telefoon 51 GIRO 150652 ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ctper post 75 cent voor het buitenland f 1.05 bij vooruitbetaling, afzondert, nummers 5 cent Wij staan aan hel strand van den lijd. De lijd is als een zee- geweldig... grenzenloos... onmete lijk... De tijd is als een krachligen stroomL. Voort ijlt hij... altijd voort en weet van geen rust- En de menschen... Ze staan aan het strand- ze staren zich blind op het zand, op de aarde... op het stof- Ze werken, zwoegen, schert sen, spelen, weenen, jube en, stoeien, droomen en ze denken niet aan die machtige zee van den tijd... ze staan op den oever en ze slaan gean acht op die geweldige stroom, waar zij machteloos tegen over staan en die hen meesleurt, verder, altijd verder.... tot aan de Zee der Eeuwigheid Slechts eenmaal in het jaar heffen zij het moede hoofd op en staren vol diepe ernst naar die zee, naar die geweldige stroom, welke hen meesleept... dan is een ieder gedwongen zich zelf af te vragen: Waar gaan wij heen Op Nieuwsjaarsdag, op Nieuw jaar is er geen ontkomen aan. Dit mysterieuse woord metselt zich vast in onze hersenen met de kracht, waarvan een schipbreuke ling, die de reddende plank omknelt... Heel den dag slaat hel voor onzen geest, dit woord met zijn groote, dikke, vette letters.. Het is alsof elke letter een ge heim omsluit van do verre, onbe kende toekomst... Het staal daar weer voor ons even machtig en even onbegrijpelijk als de raadsel achtige Sphinx aan den ingang van de woestijn- Wat zal het ons brengen?... Nieuwjaar, zeggen allen en locli bij dit woord gaan de gedachten der moesten terug naar het oude jaar, dat verdwenen, dal voorbij is Voorbij!... En een spijtige trek plooit zich om den mond van degenen, die in het afgeloopen jaar een weinigje geluk uit Gods hand mochten ontvangen... Zal hel komende jaar ook wederom geluk brengen'? Voorbij"zuchten de misdeel- den doorliet lot, de ongel ukkigen, die bloeden uitduizenden wonden.. die alle hoop op herstel, beter schap en vooruitzicht hebben laten varen... Goddank, al weer een jaar gestreden van dit moeizame leven, alweer een jaar dichter bij de eeuwigheid... Moe zien zij voor zich uit... Mijn God, waarom moeten zij blij rondhuppelen door het leven en moeten wij hieraan hei ziekbed gekluisterd liggen? Hun eenige troost is de eeuwig heid, de ongel ukkigen zijn niet bang voor de eeuwigheid Nieuwjaar!- En wij gaan terug met onze herinneringen en slaan de handen ineen over al het on verwachte, dat gebeurd is!... Armen, die meenden tot hun laatste zucht toe te zullen moeten strijden tegen ellende en ontoering, ze zagen plotseling hun lot ver beterd. Rijken, die meenden dit jaar hun rijkdommen te vermeerderen en in weelde en wellust hun dagen te slijten... met een enkele (Treffend historisch-romantisch verhaal uit de tijden van de Katholieken-vervolging in Enge land. onder koningin Elizabeth). Vrij naar het Duitsch door B.B. 21 Voor den laatsten maal probeerde de Bisschop de standvastigheid van den knaap te breken. Wanneer ge slechts een enkele maal gewillig onze godsdienstoefe ningen wilt bijwonen, dan moogt ge weer vrij naar uwe moeder terug- keeren, zei de Anglicaansche prelaat. Voor deze prijs had ik $nijn vrijheid al lang terug kunnen koopen, antwoordde John. Spaart uw moeite* Heer Bisschop. Met G'pds hulp zult gij mij niet kunnen bewe gen ook maar voor den schijn mijn geloof een oogenblik te verloochen n. Welaan dan, ge hebt het zelf gewild, leelijke stijfkop De donke. e, vochtige gewelven zullen je wel tot andere gedachten brengenik z^l je daar laten uithongeren en ;,e lichaam aan ratten en muizen prijs g werden zij tot den bedelstaf gebracht- Ouden van dagen, wie men nog slechts eenige weken hier op dit ondermaansche had toegedacht... ze bleven krachtig en gezond... Jongeren, die het vorig jaar nog sterk en vol levenslust hun glas omhoog hieven en met heldere, blijde lach om de kersroóde lippen elkander een Zalig, gelukkig, vroolijk Nieuwjaar toeriepen... met een enkele slag werden zij neer- gevelden afgemaaid... aW geknakte leliën liggen zij onder versch gedolven graven... het eenige, wat zij nalieten was een diepe wonde in het bloedend hart van degenen, die hen liefhadden... Nu meer dan ooit dringt het machtige geluid van dit alles om vatlende woord tot ons door »Ik ben de Heer Uw God, Gij wikt, maar Ik beschik... Honderden en duizenden plan-, nen werden er gevormd in het menschelijk brein, uitgebroeid in ijtlel, hoogmoedig zelfvertrouwen, maarerkwam »iels" tusschenbeide, oogenschijnlijk een heel klein, onooglijk «ietsje", maar dat »iets" was het werk van Hem, die troont hoog boven de gouden sterren en dat »iets" was voldoende om alle plannen der menschen in duigen te doen vallen... Het is daarom, dat de ouderen van dagen bij het «gelukkig, vroolijk, blij Nieuwjaar", dat de jongeren elkander in jeugdige overmoed toeroepen, met die ernst nog deze woorden voegenVeel heil en zegen van Boven, Gods beste Zegen over het Nieuwe jaar, want aan Gods zegen is alles ge legen Wij sluiten ons aan bij deze laatsten en wenschen U, inwoners van Venray, namens de Redactie van de »Peel en Maas" van harte een gelukkig en Zalig Nieuwjaar, veel heil en zegen van boven, in een woord GODS BESTE ZEGEN v- or de toekomst. Wij wenschen U dit met het volste vertrouwen in den goeden God, want Venrav is niettegenstaande zijn stoffelijke vooruitgang nog altijd gebleven het diep geloovig, echt Roomsche volk en weet nog altijd op won derlijke wijze Roomsche blijheid met Roomsche ernst te vereenigen. Niettegenstaande trein, fiets, autobus, theater, bioscoop, kermis en moderne kleeding, is het Ven raysche volk tot op heden getrouw gebleven aan het oude geloof zijner vaderen heeft het tot heden toe de degelijke, echt Roomsche deugden boven alles weten te waardèeren. Zijn gemoedelijke oprechtheid, zijn gulle vrijgevigheid en vooral zijn gastvrije en onopgesmukte eenvoud, waarmede het zoowel rijk als arm uitnoodigt om binnen te komen en aan te zitten, zijn wijd en zijd bekend. De Concertzaal is soms wel vol, maar de Missie heeft bewezen, dat de Kerk niet één dag, maar vele dagen lang nog veel voller kan zijn. Het loket van de Bioscoop wordt wel eens bestormd, maar de biecht stoelen hebben soms nog zwaardere stormen te doorstaan. De moderne mode is wel is waar ook hier binnengeslopen, maar het Venraysche meisje heeft bewezen, dat waar een wil is ook een weg is en dat zelfs in die mode «Eer en Deugd" kunnen worden hoog gehouden. Daarom rekent de Redactie het zich tot een eer zulk een volk te mogen gelukwenschen bij de intrede van het Nieuwe Jaar. Vijftig jaren reeds heeft «Peel en Maas" een bescheiden plaatsje gevraagd in de huiselijke kring van de Venraysche bevolking en vijftig jaar heeft hij dit plaatsje gevonden en is hij, naar zijn be scheiden meening, altijd met vreugde ontvangen. Dit is meer dan een aanmoediging, en ook daarvoor brengt de Redactie zijn irouwe lezers zijn harlelijken dank hij weet aan die dank geen betere uiting te geven dan door hun nogmaals welgemeend toe te roepen: «Veel geluk en voorspoed naar het tijdelijke. Gods beste Zegen naar het geestelijke en het eeuwig loon in het andere leven hiernamaals." Geve God, dat Venray nog vele, lange jaren het oude Venray moge blijven. B. B geven totdat je levend vergaat, riep de karakterlooze man en ging voor goed heen. John gevoelde zich heel opgelucht eindelijk van de tegenwoordigheid van dien man bevrijd te zijn. Zijn vleierijen stonden hem nog meer tegen dan zijn bedreigingen. Toen hij het edelgoed een eind achter den rug had en aan de zijde van zijn oppasser tusschen bloeiende tuinen en frissche weilanden voort stapte, ademde hij weer eens vrij uit en zeide bij zich zelf Nog liever in de gevangenis dan bij dezen boozen man. De knaap keek goed om zich heen, want hij leefde in stille hoop, dat hij nog eens, wellicht voor het laatst de lieve trekken van zijn moeder zou zien. Maar helaas, nergens bespeurde hij ook maar in de verte een persoon, die op zijn moeder kon gelijken. Niettegenstaande dat alles, liep onze John vroolijk pratend en aller lei vragen stellend op die heerlijke Mei-morgen naast den grimmigen wachter voort. De wachter, die anders over het algemeen tamelijk terughoudend was en die vandaag vanwege die onaangename zending heelemaal niet te spreken was. kon aan het opgeruimd karakter van den knaap niet weerstaan. Hij begreep er niets van, hoe die jongen nu nog zoo opgeruimd kon zijn; zoo'n ge vangenis in het vooruitzicht was toch allesbehalve een pretje. In het begin gaf hij slechts een kort antwoord op Heeft men den tijd verkeerd ge bruikt, dan is en blijft hij verloren hij komt niet meer terug. Doch het nieuwe jaar Dat is een groot vraagteeken. Het eenige, wat men er van weet, is dat het korter bij de eeuwigheid brengt, dat men het ook kan ver gooien, als zoo menig ander. Daarom is de nieuwjaarswensch veelzeggend. Het is de wensch onzer voorvaderen, die niet gewoon waren, zooals vele hunner nakomelingen, de woorden te gebruiken om hunne gedachten te verbergen. Ze spraken d-idelijk en Bij hun heilgroet dach ten ze aan tijd en eeuwigheid. En in die beteekenis wenschen we allen een Zalig Nieuwjaar. Als een stortregen vallen anders de wenschen van 's menschen lippen. De hooge hoed wordt uit de doos gehaald om aan den wensch meer kracht bij te zetten. Vader en moeder en peettante krijgen van de kleinen een mooien brief, die hun veel werk heeft gekost dien de ouders, „onverwacht" natuurlijk, 's morgens vinden. Maar bij al de drukte moet men ook eens op den dag, waarop men meer dan ooit een begrip heeft van het verleden en de toekomst, een kleine halte maken, om eens voor- achterwaarts te kijken op zijn levensweg en zich te herinneren, dat men wederom een nieuwen mijlpaal bereikt heeft. t Was buifen twijfel wel iets heel bijzonders, toen indertijd de Engelsche koning verzocht om den verjaardag van den wapenstilstand te gedenken, door gedurende twee minuten alle bezigheden te doen eindigen, alle verkeer door geheel het land stop te zetten en in die oogenblikken eene stille gedachtenis te houden voor de vaderlandsche gesneuvelden in den grooten wereld- krijg. Zoo is het geschied en 2 minuten lang stonden de treinen door geheel Engeland stil; in steden en dorpen werd alle verkeer gestremd en eenige oogenblikken herdacht men in erns tige stemming de duizenden helden, die op t slagveld hun leven en bloed gegeven hadden voor het heil van 't vaderland. t Moet wel een indrukwekkend gezicht geweest zijn, toen in 't woe lige Londen voor 'n oogenblik het lawaai verstomde en 't beweeg als versteende. Een meditatie van 2 minuten, we noemen het 'n gebeurtenis in onzen zenuwachtig gejaagden tijd, nu velen geen oogenblik over hebben om te denken, nu het steeds voorwaarts gaat in de jacht naar de goederen dezer wereld en hare zinnelijke ge noegens. En de groote levensvragen: Van waar ben ik Waar moet ik heen Velen hebben niet eens den tijd zich die te stellen, laat staan, te beantwoorden. Doch, wanneer er ooit een tijd is, die deze levensvragen voor den geest roept, dan is het de overgang van het oude naar het nieuwe jaar. Weer een levenstijd voorbij om nooit weer te keeren. Die uren en dagen zal niemaqd meer beleven. De misstappen, Je weldaden, die er in zijn geschied, zijn onuitwischbare feiten. De fouten kunnen niet meer ongdaan gemaakt worden. alle vragen van John, maar lang zamerhand werd hij toch spraakzamer en ten slotte vertelde hij zelfs zoo het een en ander van wat hij alle maal beleefd had. Zoo vertelde hij onder anderen, dat hij eenige maan den geleden de beide „Hoogverraders" James Bell en John Finch van Man chester naar Lancaster had gebracht, waar zij later werden terechtgesteld James Bell van Warrington en John Finch van Eccleston, de eer biedwaardige martelaren, over wie ik zooveel gehoord heb? riep John verschrokken uit. Bob, weet je wel, dat ik geen oogenblik meer rustig zou kunnen slapen, indien ik tot zulk een daad had meegewerkt. Maar voor den duivel, wat kan ik daar aan doen, riep Bob half geërgerd, ik doe wat ze mij bevelen. Waarom hebben jullie papisten ook zoo'n harden kop. Zulke verdr... stijfkoppen heb ik van mijn leven niet gezien. En wat ik je zeg, ventje, het gaat met jou nog een keer den zelfden weg op als je die trotskop niet wilt buigen. Wat ik overigens zeggen wilde, die Bell gunde ik de strik van harte, maar het speet me verdu... voor die arme Finch, zoo waar ik een eerlijke kerel ben. Finch was een man van eer en had thuis nog vrouw en kind. Nette menschen, ik ken ze en zijn eenige misdaad was, dat hij niet aan onze koningin wilde gehoorzamen in geestelijke zaken. En waarom zijt ge zoo ver- De Parijsche correspondent van de Maasbode schrijft De ex-president van de Fransche republiek, Emile Loubet. wiens stof felijk overschot in allen eenvoud, daar de familie, gelijk men weet, voor de eer van een nationale be grafenis had bedankt, aan den schoot der aarde is toevertrouwd, heeft op zijn sterfbed de H. H. Sacramenten der stervenden ontvangen. Ieder Katholiek zal zich daar op recht over verheugen. Maar dat neemt niet weg, dat hij in het aan gezicht van zoo velen, die tegen de H. Kerk stormloopen, de vraag zal stellen: „De hoeveelste is dit?" Inderdaad, als men een „Journal Officiel" in handen heeft en daarin de lijsten raadpleegt van hen, die tijdens de Combistische vervolging voor de Kerk-vervolgende wetten stemden, als ministers ze voorstelden, als staatshoofd ze hebben bekrachtigd met blauw potlood hen merkt, die in hun stervensuur hun misdrijf hebben verzaakt om aan de goede Moeder, die de Kerk is, de ver giffenis te vragen, die Zii den be rouwvolle nimmer weigert, dan zijn er niet zooveel namen, die onge kleurd blijven. Het kruis is helaas uit 's lands ver gaderzalen verdreven, evenals uit de publieke scholen en in het politiek gewoel vragen de vervolgers zich niet af, of zij wel zoo stemmen, dat zij in het uur van den dood niet hebben te vreezen. Emile Loubet was voor alles een zwakke figuur. Gesproten uit een vrome familie, had hij de traditie der zijnen niet als steun behouden en maakte van zijn loopbaan er een van contra dicties. Maar „La Croix" weet te vertellen, dat hij na zijn terugkeer uit het openbare leven en wij hebben doen zien, dat zijn bagage aan des-illussies groot moet zijn geweest langzamerhand tot inkeer is gekomen. Sedert zijn terugtrekken in 1906 op zijn buiten van La Bégude de Mazenc, of in zijn woning te Mon- télimart, ontving bij gaarne het bezoek van den priester en liet niet na, des Zondags de H. Mis bij te wonen. In de laatste jaren had de heer Loubet een zuster-van-liefde bij zich, die hem met haar zorgen omringde en bad voor hem. die de wetten tot uitwijzing der religieuzen had ge- teekend. Tijdens de jongste ernstige afzwak king van den president werd kanunnik Roboulet, aarts-priester van Montéli- mart, als vriend van de familie en herder van de parochie geroepen en liet de zieke zich voorbereiden voor het ontvangen der genademiddelen der H. Kerk. De oud-president heeft zich dus, gezuiverd door de boet vaardigheid en voorzien van de laatste H. Sacrament, voor God begeven. En toch blijft men die wetten „de onaantastbare grondslagen der repu bliek" noemen. Grondslagen, die vrijwel al hun leggers verzaken, zoo spoedig zij gedwongen zijn, aan hun eeuwig heil te denken. want St. Stefanus is de patroon der paarden, en zijn naamdag werd vroeger ook wel de „Groote Paarden dag" genoemd. In Zweden werden op St. Stefa nus. de Stefanus-rennen gehouden men reed dan op de paarden naar bepaalde drinkplaatsen en om een weddenschap werd dan naar huis terug gejaagd. In Schwaben en in Frankenland, vooral in de omgeving van den Tcuber, kan men nog Stefanusruiters ontmoeten. In Beieren bestaat een zelfde gebruik, op St. Leonardusdag (8 November.) De boerenjongens springen dan met hun paarden drie maal rondom de kerk en stellen zich vervolgens in gelid voor de kérk op, waar zij met wijwater worden besprenkeld. In Tölz rijden de boeren met prachtig versierde rijtuigen rond de kerk. Dat de heidensche bedoelingen hierbij verre zijn, spreekt vanzelf. Met de Winter-zonnewedde, (21 December) welke aan de aarde het licht terugbracht, en waarin de dagen begonnen wederom langer te worden werd naar aloude opvatting de terugkeer van de Lente gevierd, als een voorbode van de nieuwe vrucht baarheid. De daaropvolgende twaalf nachten waren beslissend voor het heele jaar. In heidensche tijden ver haalde men van de goden, die in deze gangen naar de aarde terug keerden en hun ommegang hielden. Later werd deze ommegang door de menschen nagebootst. De schim- melruiters met Kerstmis en de knecht Ruprecht zijn in den grond niets anders dan de goden, die rondtrek ken. Zooals in vroeger tijd door dezen godentrek aan de aarde de vruchtbaarheid werd teruggeschonken zoo hielden later de menschen hun rondgangen met hetzelfde doel in lange processies reden de menschen rondom hunne velden, op Sylvester- dag liep de boer gedurende het luiden van de avondklok rondom zijn moestuin, gedurig de aarde met den dorsvlegel bewerkend. Overblijfselen van dit rijden om de landerijen zijn het langst in Bei eren en Schwaben bewaard gebleven. Niet alleen de landerijen, maarook de paarden moesten tijdens dezen rit worden gezegend. Een Beiersche schrijver. Raogeor- ges, bericht reeds in de 16de eeuw, dat op St. Stefaansdag. 26 December men dapper op de paarden rondreed in de meening, dat zij daardoor ge durende het geheele jaar voor ziekte zouden behoed zijn. Datzelfde meent men nog hier en daar in Munsterland te verkrijgen, door op St Stefaansdag het hakstroo onder den blooten hemel te zetten. Op tal van plaatsen liet men op dien dagen in de kerk haver wijden heugd over den dood van onzen eerbiedwaardigen Bell, dien ik vroeger is bij tante Allen te Warrington gezien heb vroeg de knaap. Omdat die man vroeger zelf jaren lang een van or ze frootste predikanten geweest was. Ik heb hem zelf tegen den Paus en tegen de papisten hooren donderen en het zit me altijd dwars als iemand niet recht door zee gaat en zijn mantel naar den wind hangt, antwoordde Bob. Ja. toen hij naar het voorbeeld van onze koningin de nieuwe gods dienst aannam, toen heeft hij wel is waar zijn mantel naar den wind ge hangen, maar toen hij zich wederom bekeerde en voor het oude geloof liet doodmartelen, toen was het toch geen weerhaan meer, zei de knaap. Jij bent ook niet op je mondje gevallen, kleine bengel, lachte de soldaat, die pleizier had in die op rechte manier van praten. Onze Bisschop heeft alle reden om je maar vast naar een verzekerde bewaarplaats te brengen, je preekt nu al als een oude barrevoetermonnik! Maar alle gekheid op een stokje, men kan de zaak ook beschouwen zoo als jij ze bekijkt en dan zijn wij eigenlijk degenen, die de mantel naar de wind hangen. In alle geval moet ik toegeven, dat Bell zich niet als een lafaard gedragen heeft. Ik heb met mijn eigen ooren gehoord, hoe hij na het vernemen van zijn dood vonnis ook nog aan de rechters verzocht, dat zij de beulen zouden Ik spreek u lieden hier aan, vader en moeder: heeft u God in den huwelijken staat vruchten verleend, kweekt ze op in de vrees des Heeren. Zijn het dochters Slaat ze wel gade in hare wankelbare jeugd het is ongeloofelijk, hoe licht een vonk- steen in het vlas vuur komt te vatten. Bedriegt u niet door de rijpheid en de zedigheid van uw kind het is meer dan eens gezien, dat de sluipende katjes het vleesch uit den pot stelen. De jonkheid, zegt iemand zeer wel. is gelijk het kwikzilver, dat het minste gat, dat het ziet, gebruikt om uit te loopen, en als het gestort en gevallen is, wie kan het dan zonder vuiligheid oprapen Vertrouwt maar niet te veel op de braafheid van uw kind, want de ge legenheid maakt den dief en aan vele vaders en moeders is hunne slaper- achtigheid al opgebroken. Eerst geeft men ze kans om op straat te loopen en dan vloekt men en speelt men op en wil ze de beenen wel breken, als het te erg wordt. Jawel: als het kalf verdronken is, dan wil men den put gaan dempen. Men had te voren moeten be denken. dat waar schoone katten zijn, geen bontwerkers over den vloer mogen gehaald. Zonder toezicht komt de dartele jeugd zooverre, dat er geen zalf aan te smeren is. Ge moet ze maar schoone kleeren geven en rokken als een kermisdanseres, maar als het dansen is gedaan, dan is de deugd ook naar de maan en wie goed dansen kan, is vaak een slechte huisvrouw, want „Fluweel, satijn en hofsche reuken. Dooven 't vuur uit in de keuken." 't Is al zoo vaak gebleken „Eerst gedaan en na bedacht, heeft menig in 't verdriet gebracht." 't Is te vreezen, dat van de blinde liefde ook blinde slagen zullen komen. Als 't kalf verdronken is... (Naar Poirters.) bevelen hem zijn lippen en vinger toppen af te hakken, omdat hij de nieuwe geloofsartikelen van de konin gin tegen zijn geweten in. bezworen en onderschreven had... Maar voor den drommel, met al dat gepraat wordt het er niet beter op. De zon brandt al tamelijk heet, het moet wel zoowat tegen den middag zijn en van al dat gepraat en geloop krijg je geweldigen dorst. Zij hadden ons ook wel een paard kun nen geven. Jij zult met je kleine beenen tenslotte wel erg moei worden en als het goed gaat dan moet ik je het laatste eind nog dragen ook. Zou er dan vandaag heelemaal geen wagen of kar op den weg te zien zijn, dan zouden we tenminste een uurtje mee kunnen rijden en een beetje uitrusten, want ik heb alles behalve trek om je dadelijk nog te dragen...? Beide bleven een oogenblik uit rusten op den top van een kleinen heuvel en genoten een heerlijk ver gezicht, zoowel naar het westen als naar het zuiden. Aan hun voeten strekte zich een groot vlakland u t moetas en heide en aan alle kanten door heggen en bosschen van laeg kreupelhout doorsneden. Heel ver weg aan het einde zagen zij de daken en torentjes van een klein stadje fonkelen in het helle zonlicht. Dat is Ormskirl, zei de krijgs knecht en daar moeten we voor den avond nog aankomen. Daar worden we verwacht, heeft de Bisschop mij Te Nieuwjaar 1 Ons leven is een scheurkalender, Een pakje dagen ieder jaar, Dat blij wordt aan den muur gehangen. Van levenshoop en wenschen zwaar. Ons leven is een scheurkalender, Die dag voor dag wordt uitgerukt; Gij grijpt nu naar het eerste blaadje: Wie weet of gij het laatste plukt. Ons leven is een scheurkalender, Waar 't eene bladje 't andere dekt. Gij scheurt van een heuglijk bladje. Wie weet het, wat gij morgen trekt. Nu. ieder bladje dat gij afscheurt. Het moge een blij zijn of een kwaad, Het worde aan de eeuwigheid geleverd Geteekend met een goede daad. C. gezegd. Het zijn op zijn minst nog een uur of vier. vijf hiervandaan, naar dat nest van een plaats. Hoe staat het met je beenen Denk je, dat je beenen je nog zoover kunnen dragen Waarom kunnen we niet naar Blaïnsco Hall gaan vroeg de knaap. Die heuvels daar met bosschen be plant, zijn de hoogten van Wiggan en vandaar zijn wij vlak bij Blaïnsco Hall. Ik ben werkelijk al erg moe. Naar Blaïnsco Hall en Wiggan mogen we niet gaan, dat begrijpt gij ook wel, dat heeft de Bisschop mij streng verboden. Maar als ge wilt kunnen we hier wel voor mijn part een oogenblik blijven rusten onder dit boschje. Maar het zou misschien nog beter zijn als je het nog een uurtje uit kon houden, dan zijn we zoowat aan de herberg „De Gouden Ster" aangeland. Daar kunnen we beter uitrusten. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1930 | | pagina 1