Tweede Blad van „PEEL 11 MAAS95
Uit Venray's Archieven.
ie lange Fielip
FBUILLlöTOISr
De man met den hutspot!
De ouders en de opvoeding
In het laatste uur.
ZATERDAG 6 JULI 1929
Vijftigste Jaargang No, 27
door A. F. VAN BEURDEN.
V.
Uit een verslag van 1802 van den
maire van Venray over de drie scholen,
het College, het pensionaat Jeruzalem
en het pensionaat van Oostrum, be
merken wij nog het volgendeHet
College had geene inkomsten uit goede
ren, de andere twee niet; de gebouwen
verkeeiden allen in voldoenden staat.
In het College onderwees men de vak
ken reeds boven genoemd In Jerusalem
de beginselen der Fransche en Neder-
landsche taal en vrouwelijke hand
werken, in het pensionaat van Oostrum
Fransch, Duitsch, Nederlandsch, reke
nen en vrouwelijke handwerken, in
Jerusalem en in Oostrum door twee
onderwijzeressen gegeven.
In het College 40 leerlingen, in
Jerusalem 25, in Oostrum 50 vreem
den. Het versiag spreekt met lof over
de drie scholen
Ongeluk.
In 1822 op zeven Augustus gebeurde
er op de Varken jmarkt (Henseniusplein)
te Venrsy een treffelijk ongeluk. De
marechaussés te paard der brigade
Horst Paulus Kortrijke en Jan Mathijs
Heutz hadden gedurende de kermis
dagen met de plaatselijke politie ge
surveilleerd en zouden na den middag
te half twee weer terugkeeren naar
hunne standplaats te Horst. Hel paard
van Kortrijks was echter wild en sloeg
op hol, wierp hem met het hoofd tegen
een der booman, waarop hij bloedende
uit neus en mond ter aarde viel en
spoedig overleed. De docter August
Berniere en heelmeester Jan Albert
Roeffs waren spoedig ter plaatse, maar
konden hem niet meer helpen. Hel
lijk werd naar de wacht gebracht,
onderzocht waarbij bleek dat het voor
hoofdsbeen vermorzeld was. Zijn collega
verklaarde, dat het paard geschrokken
was, wat ook nog door den logement
houder Jan Renier Oomen, (Hotel
Gouden Leeuw) gezien was, uit wier
huis ze gekomen waren.
V
Inbraak.
Op den 8en Juli 1835 werd de kapel
van Merselo door inbrekers bezocht.
Nadat de kapel geopend was door de
plaatselijke vertegenwoordigers der
Justitie, zag men dat men aan de
Noordzijde eene ruit verbroken had,
maar dat de inbrekers tusschen de twee
ijzeren spijken geen toegang hadder.
kunnen krijgen aan de Zuidzijde had
men echter ruit en staven uitgebroken
De sloten van twee offerblokken waren
verbroken.
De dienstmeid van den kapelaan
gaf te kennen, dat zij des morgens te
vijf ure de kapel wilde ontsluiten, om
de klok te luiden, het gebroken glas
zag en dat aan den ring van de deur
een ijzeren bijtel hing. Zij ging om
getuigen en zag, dat de offerblokken
opengebroken waren, waarin echter
niet veel kon zijn en dat er verder
wat linnen, geteekend P. v. L. no. 6
medegenomen was. Er lagen nog enkele
instrumenten, als twee bijtels en een
ploeghamer, die weer bij den radmaker
Frans Heijnemans gestolen waren. De
daders werden niet ontdekt. Het ge-
stolene had weinig waarde.
V
In 1830 stierf de veldwachter Chris-
tiaan Deckers; zijn opvolger An loon
van de Waeter, schoenmaker te Vem ay,
werd 22 Januari 1831 tot zijn opvolger
benoemd. Hij hield het niet lang uil,
want 17 April 1833, verzocht hij zijn
ontslag. In 1836 werd door den dood
van Martin Millen veldwachter, Mar
linus Claessen tot veldwachter benoemd-
Nachtwachten.
De bewaking der gemeente Venray
des nachts geschiedde door nachtwakers.
In 1788 hadden deze het volgendein
hun reglement staan
Van 1 Maart lot 1 October zullen zij
driemaal rondgaan van 11 uur 's avonds
tot 3 uur des morgens, van 1 October
tot 1 Maart vier keeren van 10 uur
's avonds tot 4 uur 's morgens. Zij
zullen daarvoor krijgen 25 daalder
Cleefsch en bovendien van de huizen,
die hun opgegeven zijn, nog eens die
som, die ze zelf moeten invorderen,
half met Kerstmis, half met Sint Jan.
Zij moeten hunne bediening zonder
verzuim vervullen.
Wordt vervolgd.
Humoristisch verhaal uit de dagen van
Friedrik Wilhelm I.
Vrij naar het Duitsch door B B.
List en tegenlist. Een zeldzaam avon
tuur, waarbij onze Lange Fielip voor
toeschouwer speelt en hoe de geschiede
nis verder afliep.
Tot diep in de nacht was de Gouden
Sleutel nog overvol met gasten. Een
ieder had het nog druk over al de
dingen, dis gebeurd waren en het geval
van dien avond werd druk bepraat bij
leege en volle bierkruiken. Onze Fielip
zat aan een aparte tafel in den hoek
van de gelagkamer. Anna, de diep be
droefde bruid, liep met roodgeweende
oogen op en neer, vulde de kruiken
weer waar het noodig was en kon
maar niet begrijpen, hoe haar onge
lukkige bruidegom nu in eens zoo
vroolijk kon zijn.
Op een gegeven oogenblik echter
wierp hij haar een veelbeteekende blik
toe, toen gingen hare 'oogen open en
begon ze te begrijpen, dat hij de
grenadieren waarschijnlijk een poets
wilde bakken. Het viel haar nu ook op,
hoe weinig hij zelf dronk en hoe hij
(Vervolg).
We zijn alweer veertien dagen ouder,
Betje. Zijn we ook wijzer en beter
geworden? Want waartoe dient anders
het leven Den tijd dooden is noch
kunst, noch deugdden tijd moeten
we gebruiken voor de eeuwigheid, of
wij vermorsen hem
Heel deze week ben ik aan 't pieke
ren geweest over je verklaring van
den tijdgeest; in langen tijd heeft geen
boetepreek m8 zoo te pakken gehad,
't Is me of ik acht dagen retraite
gehouden heb, en gaarne, neen gretig
heb ik steeds uwe stem gehoord, en
mij zeer ernstig afgevraagd of ik zelf
niet veel meer offer aan den tijdgeest,
door u bedoeld, dan ik graag beken.
Enkel denken aan den lijd, niet aan
de eeuwigheid, alle aandacht en alle
inspanning wijden aan het lichaam,
de ziel ellendig verwaarloozen, als een
redeloos dier gebogen en gebukt gaan
naar de aarde, geen blik hooger en
verder op kunnen richten. Uwe tijd-
geest" is vreeselijk, afzichtelijk, mon
sterachtig.
Is dat mensch zijn? Is dat christen
zijn
Mijn God, wat blijven we ver beneden
het peil, dat uw »groote man" St. Paulus,
aan de christenen verplichtend voor
stelt: »zoekt wat hierboven is, niet wat
op de aarde ligt. Uwe omgang zij in
de Hemelen I"
Weel ge wal? 't Beste is, dat we
allen een ernsiig gewetensonderzoek
instellen, ieder voor zijn eigen, en ons
eens stellen voor de eerste vraag van
den helaas 1 te veel vergeten Cateehis
mus: »Waarvoor is de mensch ge
schapen Het antwoord moge niet
onze veroordeeling bevatten
Gij hebt mij eene tweede vraag gesteld,
Boos wilde je niet worden, maar een
beetje ondeugend werd je toch wel Je
meent dat meisjes niet boo3 mogen
worden. Hoe kom je er aan Meisjes
hoeven toch geen meelzakken of wol
balen te zijn. Wie niet boos kan worden
tegen de boosheid, mist ook alle fut
voor eer en deugd. Zoek bij zulke
week- en schaaldiertjes geen ruggegraat,
verwacht van zulke verwijfde vrouwtjes
geen heldinnen, geen heiligen zij
hooren niet tot het ras der sterke
vrouw.
Je komt hevig op legen den onper
soonlijken men, waarin de massa, die
zeer onpersoonlijk is, vertegenwoordigd
wordt, en die, gelijk je zegt, van den
tijdgeest alle mogelijke kwaad zegt en
hem schuift in de schoenen der jeugd,
alsof deze dien geest in de wereld
gebracht had.
Groot gelijk, Betje, want zulk eene
bewering is een aparte leugen, eene
onrechtvaardigheid, en een ongemeene
gemeenheid, die mij geweldig boos kan
maken. Ea je zult bekennen dat ik,
als oude man, ten deze totaal belange
loos ben.
voortdurend de kruiken der grenadieren
liet vullen. Zij begreep.... voelde haar
hart plotseling honderd pond lichter en
was van nu af aan een trouwe bond
genoote van haren Fielip Alle vrouwe
lijke listen werden te baat genomen en
steeds meer kruiken bier verdwenen
achter der grenadieren eerbiedwaardige,
lange slokdarmen. Zelfs hun grena
dieren hart was niet in staat te weer
staan aan de dringende beden, van de
rozen roode lippen van de schoone
Anna 1
De waard van den Gouden Sleutel
zelf zat bovenaan aan een lange tafel
Dien avond had hij de eer van het
dorp gered, was daardoor zeer gestegen
in achting bij de boeren, terwijl zij den
Schout zijn hulpeloos gedrag voor den
koning maar niet konden vergeven
Voortdurend kwamen de gasten op dit
zelfde thema terug en ten slotte sloeg
de hazelboer, die al aardig diep in het
glaasje gekeken had, zoo hard met de
vuist op tafel, dat de kruiken begon
nen te dansen en riep zoo luid hij kon
Dat zeg ik je en ge kunt het
iedereen zeggen, die het hooren wil
die geschiedenis kan iemand ik wil
geen namen noemen niettegenstaande
zijn groole pruik en zijn splinternieuwe
appelgroene rokjas stand, eer, rang,
ambt en aanzien kosten 1 Ge kunt het
overal zeggen, de hazelboer heeft het
gezegd. En dan weet ik ook, wie in
zijn plaats zal komen en dat zal een
eer zijn voor onze heele omgeving 1
We hebben nu gezien, wie in slaat is
een redevoering te houden voor den
koning zonder dat ejnauder hem eerst
Je zult wel met mij bekennen, dat
de jeugd lang niet vreemd bleef aan
den tijdgeest, den wuften, wereldschen
geest. Maar zij heeft hem gevonden,
niet uitgevonden. Zij is er de dupe
van, niet de schepper, het slachtoffer,
niet de oorzaak. De jeugd is leerling
ook hierin, de meesters zijn elders, de
leiders elders, de opvoeders elders.
Dat is zoo waar, dal wie nog iets
redden wil van maatschappij en kerk,
oog en hart gericht houdt naar de jeugd
de menschen van heden laat men liever
hunnen gang gaan, en zoekt de men
schen van morgen. Zeer juist zeg je,
dat bij de jeugd nog geestdrift bestaat
voor al wat groot en edel is, dat bij
haar de idealen hoogtij vieren zij
gelooft alles, zij hoopt alles, zij acht
zich voor alles sterk en veerkrachtig
Maar, en dit mag de dierbare jeugd
nooit vergeten, zij moet onderwezen en
geleid worden. Van de opvoeding en de
leiding hangt schier alles af. Verslaan
de leiders niet den plicht en de kunst
om bij haar goede van kwade eigen
schappen en neigingen te onderkennen,
hebben zij 't ongeluk het verkeerde in
haar te voeden, in plaats van het te
fnuiken, het goede te onderdrukken,
de idealen te dooven, dan gebeuren er
onherstelbare ongelukken, en wordt er
een geslacht van mispunten gekweekt,
bengelen waar engelen verwacht
werden.
Nu is er maar één Meester, één
dienaar, die van zich durft en moest
getuigen »lk ben de weg, de waar
heid, het leven. Wie mij volgt, wandelt
niet in de duisternis Wordt die Weg
steeds door de opvoeders en leiders
uitsluitend gevolgd, die Waarheid ge
huldigd, dat Leven gezocht, eerst voor
zich zelf, daarna voor de jeugd? Zijn
het leiders of misleiders Volgelingen
van Christus of van de wereld?
Hoe vaak i3 bij mij de gedachte
opgekomen, als ouders klaagden over
hunne kinderen, hun te zeggen »Wie
onder u zonder zonde is, werpe den
steenmaar men diende het gezag
van den Meester te hebben, om den
moed daartoe te hebben. En als zij in
den treure herhaalden»Ge doet
tegenwoordig niet met de kinderen wat
gu wilt" dan zou ik gaarne gevraagd
hebben Wie geeft u daartoe ook het
recht? Gij onlvingt het recht en den
plicht om zelf niet uwen wil, maar
den wil Gods te volbrengen, het recht
en den plicht om dien wil op te dringen
aan uwe kinderen. Zijt gij geen ver
tegenwoordigers en plaatsbekleeders
van God, dan zijt ge eenvoudig dwin
gelanden."
Goddank 1 we hebben nog vele ouders,
die den wil Gods als richtsnoer namen
van hun eigen leven en van de opvoe
ding hunner kinderen. Ouders, die zich
niet storen aan den tijdgeest, ea diep
overtuigd zijn dat God ons in zijne
geboden eeuwige en onveranderlijke
wetten voor alle tijden en alle geslach
ten neerschreef, dat, Jezus Christus is
«n blijft voor gisteren, heden en voor
de eeuwigheid, dat we niets toe te
voegen of weg te nemen hebben aan
zijne leer, welke voldoende is om van
iederen mensch een volmaakt mensch
te maken, tot alle goede werk bereid
8ene leer die van de diepst gezonken
wilden heiiigen maakt en onze verwil
derde maatschappij ook terug zal voeren
naar d9 eenig ware beschaving. We
hebben nog ouders, die met den H
Paulus en met den Paus, alles willen
herstellen in Chrisius Die ouders
hoeven zich niet te schamen over
hunne kinderen, nietwaar Betje Zij
haten den tijdgeest met volmaakten
haat, en hunne kinderen worden er
geen slachtoffer van.
Mogelijk kom ik er wel eens op
terug, want ik heb toch zoo'n ziels
medelijden met de arme jeugd, die we
ouders, maar geen opvoeders heeft.
Een opmerking nog voor,M Betje
Je bent er- neven, glad neven, als je
meent dat St. Paulus oude menschen
bedoelt, dat wil zeggen, menschen op
jaren, wanneer hij spreekt van den
ouden mensch. De oude mensch voor
hem is de niet door Christus verlichte
en verloste menschde mensch, die
leeft naar bloot menschelijke en wereld-
sche begrippen. En nu zul je toch wel
begrijpen, dat niet alleen oude, maar
ook jonge menschen erg oud kunnen
zijn in dien zin, en dat al degenen, die
meenen zeer jong en jeugdig te zijn
door den tijdgeest te volgen, de meest
üuclerwelsche lui zijn, zoo oud als
Adam en Eva, slaven van de oeroude
begeerlijkheid, wijl ze enkel oog en
hart hebben voor den tijd, en geen
voor de eeuwigheid, geen anderen God
dan hun buik, al gaan ze misschien
nog naar de kerk
Ik eindig met een wapenspreuk van
den door u bewonderden Paulus, 't is
mijn raad en mijn wensch Leg den
ouden mensch af en doe Christus aan.
Dan is voor u de tijdgeest naar de
maan. Dag Betje.
OOME.
van te voren haar voor hem opstelt 1
Hé, wat zegt ga daar van, heer Waard?
Op de gezondheid van den Gouden
Sleutel, ik ben geen profeet, maar zoo
iets is zoo klaar als een klontje en kun
je op je vingers uittellen
Gezondheid, gezondheid, riepen ze
van alle kanten. De waard van den
"Gouden Sleutel is onze man, die moet
onze Schout worden 1
In het vuur van zijn rede en waar
schijnlijk omdat hij met rug naar de
deur zat, had de hazelboer niet bemerkt,
dat de echte Schout was binnengekomen
en nog juist hel laatste deel van deze
voor hem allesbehalve vleiende rede
voering gehoord had.
De arme schout had van de a
me6ne verwarring op het feesstterrein
gebruik gemaakt en zich ongemerkt
verwijderd. Hij wss nu naar de Gouden
Sleutel gegaan om den waard eens
flink da les te lezen. In zijn ijdelheid
meende hij namelijk nog, dat de waard
de schuld van alles was en dat hij zijn
toespraak nog tot een goed einde zou
hebben gebracht, indien de waard er
niet tus8chen was gekomen. Die was
de schuld, zoo meende hij, dat hij voor
Zijne Majesteit en al die hooge heeren
in zijn eer gekrenkt was. Maar daar
hij nu juist binnenkwam, terwijl de
hazelboer zijn geestdriftige toespraak
hield, raakte hij geheel van streek en
daarom riep hij, geel van kwaadheid
Dat zal ik je betaald zetten
meneer de hazelboer en gij, heer waard
verbeeld je nog maar niet, dat je al
schout zijt.
Toen sloeg da dorpipotentaat de deur
De man met den hutspot 1*
In een hutspot zit zoowat van alles
zeer voedzame, voedzame en minder
voedzame spijzen.
Zoo de man met den hutspothij
gaat naar de kerk, bidt en luistert
naar de preek als Katholiekthuisge
komen, leest hij een krant als een
neutrale op de fabriek stelt hij zich
aan, of als 'n halve rooie of als een
liberaal, die alléén oog heeft voor de
winst, en naar rechtvaardigheid in
arbeidsloon, naar zedelijkheid in de
toestanden, waaronder het personeel
werken moet niet kijkt; en als hij
naar de stembus gaat, dus als kiezer,
is hij Vrijheidsbonder of socialist of
losgescheurde van de Katholieke
Staatspartij
Een aardig hutspotje, wat
't Moet in de bovenkamer van zoo
iemand wel raar rondipoken, Wat 'n
getob met z'n eigen moei zoo iemand
hebben 1 Nooit vrede. Altijd ruzie. De
katholiek-van de kerk in hem vecht met
den sneutraal" van de £rant in hem,
en de socialist van-het stembiljet in
hem vecht met... den katholiek-van de
kerk in hem, want daar komt alles
ten slotte toch weer op neer.
Of het vecht heeiemeal niet in
hem, maar dan is hij gedeeltelijk een...
huichelaar.
Doet zich voor als katholiek in de
kerk, maar daarbuiten, in z'n lectuur,
in z'n stembiljet, in zijn fabriek enz
i3 hij een heel andere.
Dat mag niet. Neen, dat mag niet,
O. L. Heer vraagt den mensch geheel
O L Heer vraagt den man uit één
stuk
In de kerk, met z'n krant, op z'n
kantoor, in zijn vermaak, met zijn
stembiljet uit één stuk. Overal
dezelfde 1 Geen hutspotje I
opvoeding isde kunst om te tillen,
op te leiden, te laten ontwikkelen vari
de natuurlijke en bovennatuurlijke
eigenschappen, die in de ziel van het
kind rusten, volgt daaruit, dat het
opvoeding8ambl zoo maar niet uit de
mouw kan worden geschud.
De ouders moeten zich zelf tot op-
ceders laten opvoeden 1
Er is wel een zekere opvoedings
waardigheid, die in de vaders en
moeders, op tijd en stond, als vanzelf
ontluikt, maar zij moet ontwikkeld
worden en technisch uitgerust In dit
opzicht heeft ons opvoedingssteistel nog
oneindig veel vorderingen te maken,
tot opvoeding van het opvoedingsberoep.
Op hun beurt echter worden de kinde
ren de onbewuste, maar daarom de
niet minder werkelijke opvoedt-rs van
hunne ouders. Da kinderen vergen
aldoor meer van hunne ouders, nl. de
zelfopoffering. Dit is het grootste in
den mensch 't is een uitvloeisel der
goddelijke liefde. De mensch is zóó
groot als hij zich zelf vergeet. Zooveel
keeren christen is hij, als hij zien zelf
verloochent. Daarenboven, de ouders
begrijpen, dat zij zelf moeten zijn
datgene, wat zij begeeren, dat hun
kinderen zouden worden.
Elke vader en moeder wordt heiliger
bij de wieg van het kind".
»De opvoeding moet beginnen vanaf
de wieg want in hel wiegekind strij
den goed en kwaad reeds tegen elkan
der en het kind, uit verkeerde liefde,
als een diertje en niet als een zieltje,
laten opgroeien, dat is geen eerbied
hebben voor de ziel van het kind, voor
zijn hoogste en diepste en eeuwige
leven.
De ouders moeten zelf het kind op
voeden. ,t Is hun kind, hun vleesch en
hun bloed, God en de natuur geven hun
daartoe aanleg en genade, namelijk de
kunst om weer kinderlijk te worden
met het kind, en het inzicht van de en
gelachtigheid van het kind, daar zijn
engelbewaarder altijd ziet het aanschijn
van den Hemelschen Vader Daar d,
MIJNHARDTs
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct
Laxeer-Tabletten 60 ct
Zenuw-Tabletten 75 ct
Staal-Tabletten 90 ct
Maag-Tabletten.. 75 ct
Bij Apoth. en Drogisten
Het geschiedde in een grootstad van
West-Duitschland.
De Pastoor, wiens grijzend haar en
ernstige trekken bewezen, dat hij reeds
vele jaren in den dienst der kerk had
gearbeid, zat ondanks het late uur nog
aan zijn schrijftafel. De zielzorgers
onzer grootste steden kunnen zich nog
bij geen achturigen, niet eens bij een
tienurigen werkdag bepalen. Naarmate
alle krachten in het werk worden
gesteld om de kinderen der Kerk van
hunne Moeder los te scheuren, neemt
hun arbeid toe. Geheel den dag moeten
zij rondgaan om de afgedwaalden terug
te voeren en hen, die gevaar loopen,
te bevestigen.
Hij is bezig om de gestorvenen der
twee laatste, weken in het dooden-
regi8ter op te teekenen. Na den laatsten
naam te hebben ingeschreven, bladert
hij in het groote boek, waarin hij reeds
zooveel honderden namen heeft inge
schreven. Die namen herinneren hem
aan zooveel dat hem in de twintig
jaren, die hij hier heeft gewerkt, is
overkomen zij vertellen hem van
zooveel liefde en leed, waarvan hij
alleen getuige is geweest en dat met
hem in het graf zal dalen.
Zoovelen heeft hij in de laatste uren
bijgestaan en 't is, alsof ze opnieuw
oprijzen en hem groeten, sommigen
met blij en lachend gelaat, anderen
met doffen en somberen blik, kinderen
en grijsaards rijken, die stierven te
midden der grootste weelde, armen,
die nauwelijks eenige lompen tot dek
king hielden, zwervers eindelijk aange
land in een klein vertrek op een
vliering; liefdezusters die, weldoende
aan allen, steeds met vriendelijken
lach allerwegen, ook te midden der
grootste gevaren en der meest dreigende
ellende, waren rondgegaan, diep geval
lenen, dia haar eer en haar ziel hadden
verloren. Die allen gaan thans weer
voorbij den geest van den grijzen
herder, die peinst en een »Heer, geef
hun de eeuwige rust" voor hen prevelt.
met geweld achter zich dicht en
stormde naar buiten onder een honend
en daverend gelach van alle boeren.
Niettegenstaande al de complimenten
en vleiereien van zijn buren, voelde
de waard zich echter dien avond niet
op zijn gemak. Meermalen keek hij
zoo eens zijdelings, half treurig naar
de tafel, waar zijn toekomstige schoon
zoon zat. Hij begreep er nog minder
van dan zijn dochter in het begin, hoe
Fielip, die nu aan de soldaten ver
kocht was, zoo vroolijk en uitgelaten
kon zijn. Zou hij Anna niet werkelijk
liefhebben en nu blij zijn, dat hij met
een mooie verontschuldiging van haar
af was? Doch daar hoorde hij Fielip
op eenmaal roepen
Hé, waard, een enkel woordje,
als 't u blieft.
Beiden verlieten zij de kamer en onze
molenaar deed juist alsof hij niet recht
meer op zijn beenen kon staan. De
wachtmeester volgde hem op een
afstandje, maar de beide grenadiers
bleven zitten en hadden waarschijnlijk
reeds te veel van het goede genoten.
Fielip vroeg hoe het met zijn vader
ging, of hij nog gekwetst wes bij het
ongeval enz. Toen deelde hij in een
paar woorden den waard het plan
mede, dat hij gemaakt had en verzocht
hem Anna uit zijn naam te groeten.
Hij hoopte, dat zij hem trouw zou
blijven, want binnen het jaar hoopte
hij haar naar het altaar te geleiden.
Toen de wachtmeester, half wan
trouwend naderbij kwam, riep Fielip
zoo luid hij kon tegen den waard
Zeg dus tegen mijn ouden vader
dat het nog wel een heele tijd zal
duren, voordat ik op den molen terug
kom.... Zie hier, mijn lieve heer en
broeder, de wachtmeester. Wel wacht
meester, wat zegt ge wel van het
biertje en brandewijn van onzen
kastelein Drinken ze in Berlijn nog
beter? We zullen er nog eentje boven
op zetten en dan ga ik met u mee.,,
leve de koning 1
Ze keerden in de gelagkamer terug
en lieten nogmaals de glazen klinken.
Eon uurtje later hst was reeds ver
voorbij middernacht stonden zij op
en gingen allesbehalve vast meer op
hun beenen, wankelend, zingend en
jolend met den nieuwen recruut langs
den groolen boschweg. »Als de boeren
hoogtij vieren, dan drinken de grena
dieren. klonk het uit hun heesche
kelen. Dat zij een verkeerde richting
insloegen, bemerkte zelfs wachtmeester
Kluge niet eens meer. Ook hij had
waarschijnlijk niet kunnen weerstaan
aan de donkerblauwe oogen «aa de
schoone Anna en tegen zijn gewoonte
in vooral het laatste uur de flesch nog
eens goed aangesproken.
Eerst toen zij midden in het dikke
kreupelhout plotseling voor een smal
brugje stonden, viel het hem op, dat hij
de woudbeek, welke er onder door liep,
hier nog nooit gezien had. Maar Fielip
stelde hem al aanstonds gerust. Ik ken
hier toch zeker de weg wel, zei hij.
Vooruit mannen, we moeten het von
dertje over.
Wordt vervolgd.