Tweede Blad van „PEEL 11 MAAS95 Uit Venray's Archieven. ie lange Fielip FBUILLlöTOISr De man met den hutspot! De ouders en de opvoeding In het laatste uur. ZATERDAG 6 JULI 1929 Vijftigste Jaargang No, 27 door A. F. VAN BEURDEN. V. Uit een verslag van 1802 van den maire van Venray over de drie scholen, het College, het pensionaat Jeruzalem en het pensionaat van Oostrum, be merken wij nog het volgendeHet College had geene inkomsten uit goede ren, de andere twee niet; de gebouwen verkeeiden allen in voldoenden staat. In het College onderwees men de vak ken reeds boven genoemd In Jerusalem de beginselen der Fransche en Neder- landsche taal en vrouwelijke hand werken, in het pensionaat van Oostrum Fransch, Duitsch, Nederlandsch, reke nen en vrouwelijke handwerken, in Jerusalem en in Oostrum door twee onderwijzeressen gegeven. In het College 40 leerlingen, in Jerusalem 25, in Oostrum 50 vreem den. Het versiag spreekt met lof over de drie scholen Ongeluk. In 1822 op zeven Augustus gebeurde er op de Varken jmarkt (Henseniusplein) te Venrsy een treffelijk ongeluk. De marechaussés te paard der brigade Horst Paulus Kortrijke en Jan Mathijs Heutz hadden gedurende de kermis dagen met de plaatselijke politie ge surveilleerd en zouden na den middag te half twee weer terugkeeren naar hunne standplaats te Horst. Hel paard van Kortrijks was echter wild en sloeg op hol, wierp hem met het hoofd tegen een der booman, waarop hij bloedende uit neus en mond ter aarde viel en spoedig overleed. De docter August Berniere en heelmeester Jan Albert Roeffs waren spoedig ter plaatse, maar konden hem niet meer helpen. Hel lijk werd naar de wacht gebracht, onderzocht waarbij bleek dat het voor hoofdsbeen vermorzeld was. Zijn collega verklaarde, dat het paard geschrokken was, wat ook nog door den logement houder Jan Renier Oomen, (Hotel Gouden Leeuw) gezien was, uit wier huis ze gekomen waren. V Inbraak. Op den 8en Juli 1835 werd de kapel van Merselo door inbrekers bezocht. Nadat de kapel geopend was door de plaatselijke vertegenwoordigers der Justitie, zag men dat men aan de Noordzijde eene ruit verbroken had, maar dat de inbrekers tusschen de twee ijzeren spijken geen toegang hadder. kunnen krijgen aan de Zuidzijde had men echter ruit en staven uitgebroken De sloten van twee offerblokken waren verbroken. De dienstmeid van den kapelaan gaf te kennen, dat zij des morgens te vijf ure de kapel wilde ontsluiten, om de klok te luiden, het gebroken glas zag en dat aan den ring van de deur een ijzeren bijtel hing. Zij ging om getuigen en zag, dat de offerblokken opengebroken waren, waarin echter niet veel kon zijn en dat er verder wat linnen, geteekend P. v. L. no. 6 medegenomen was. Er lagen nog enkele instrumenten, als twee bijtels en een ploeghamer, die weer bij den radmaker Frans Heijnemans gestolen waren. De daders werden niet ontdekt. Het ge- stolene had weinig waarde. V In 1830 stierf de veldwachter Chris- tiaan Deckers; zijn opvolger An loon van de Waeter, schoenmaker te Vem ay, werd 22 Januari 1831 tot zijn opvolger benoemd. Hij hield het niet lang uil, want 17 April 1833, verzocht hij zijn ontslag. In 1836 werd door den dood van Martin Millen veldwachter, Mar linus Claessen tot veldwachter benoemd- Nachtwachten. De bewaking der gemeente Venray des nachts geschiedde door nachtwakers. In 1788 hadden deze het volgendein hun reglement staan Van 1 Maart lot 1 October zullen zij driemaal rondgaan van 11 uur 's avonds tot 3 uur des morgens, van 1 October tot 1 Maart vier keeren van 10 uur 's avonds tot 4 uur 's morgens. Zij zullen daarvoor krijgen 25 daalder Cleefsch en bovendien van de huizen, die hun opgegeven zijn, nog eens die som, die ze zelf moeten invorderen, half met Kerstmis, half met Sint Jan. Zij moeten hunne bediening zonder verzuim vervullen. Wordt vervolgd. Humoristisch verhaal uit de dagen van Friedrik Wilhelm I. Vrij naar het Duitsch door B B. List en tegenlist. Een zeldzaam avon tuur, waarbij onze Lange Fielip voor toeschouwer speelt en hoe de geschiede nis verder afliep. Tot diep in de nacht was de Gouden Sleutel nog overvol met gasten. Een ieder had het nog druk over al de dingen, dis gebeurd waren en het geval van dien avond werd druk bepraat bij leege en volle bierkruiken. Onze Fielip zat aan een aparte tafel in den hoek van de gelagkamer. Anna, de diep be droefde bruid, liep met roodgeweende oogen op en neer, vulde de kruiken weer waar het noodig was en kon maar niet begrijpen, hoe haar onge lukkige bruidegom nu in eens zoo vroolijk kon zijn. Op een gegeven oogenblik echter wierp hij haar een veelbeteekende blik toe, toen gingen hare 'oogen open en begon ze te begrijpen, dat hij de grenadieren waarschijnlijk een poets wilde bakken. Het viel haar nu ook op, hoe weinig hij zelf dronk en hoe hij (Vervolg). We zijn alweer veertien dagen ouder, Betje. Zijn we ook wijzer en beter geworden? Want waartoe dient anders het leven Den tijd dooden is noch kunst, noch deugdden tijd moeten we gebruiken voor de eeuwigheid, of wij vermorsen hem Heel deze week ben ik aan 't pieke ren geweest over je verklaring van den tijdgeest; in langen tijd heeft geen boetepreek m8 zoo te pakken gehad, 't Is me of ik acht dagen retraite gehouden heb, en gaarne, neen gretig heb ik steeds uwe stem gehoord, en mij zeer ernstig afgevraagd of ik zelf niet veel meer offer aan den tijdgeest, door u bedoeld, dan ik graag beken. Enkel denken aan den lijd, niet aan de eeuwigheid, alle aandacht en alle inspanning wijden aan het lichaam, de ziel ellendig verwaarloozen, als een redeloos dier gebogen en gebukt gaan naar de aarde, geen blik hooger en verder op kunnen richten. Uwe tijd- geest" is vreeselijk, afzichtelijk, mon sterachtig. Is dat mensch zijn? Is dat christen zijn Mijn God, wat blijven we ver beneden het peil, dat uw »groote man" St. Paulus, aan de christenen verplichtend voor stelt: »zoekt wat hierboven is, niet wat op de aarde ligt. Uwe omgang zij in de Hemelen I" Weel ge wal? 't Beste is, dat we allen een ernsiig gewetensonderzoek instellen, ieder voor zijn eigen, en ons eens stellen voor de eerste vraag van den helaas 1 te veel vergeten Cateehis mus: »Waarvoor is de mensch ge schapen Het antwoord moge niet onze veroordeeling bevatten Gij hebt mij eene tweede vraag gesteld, Boos wilde je niet worden, maar een beetje ondeugend werd je toch wel Je meent dat meisjes niet boo3 mogen worden. Hoe kom je er aan Meisjes hoeven toch geen meelzakken of wol balen te zijn. Wie niet boos kan worden tegen de boosheid, mist ook alle fut voor eer en deugd. Zoek bij zulke week- en schaaldiertjes geen ruggegraat, verwacht van zulke verwijfde vrouwtjes geen heldinnen, geen heiligen zij hooren niet tot het ras der sterke vrouw. Je komt hevig op legen den onper soonlijken men, waarin de massa, die zeer onpersoonlijk is, vertegenwoordigd wordt, en die, gelijk je zegt, van den tijdgeest alle mogelijke kwaad zegt en hem schuift in de schoenen der jeugd, alsof deze dien geest in de wereld gebracht had. Groot gelijk, Betje, want zulk eene bewering is een aparte leugen, eene onrechtvaardigheid, en een ongemeene gemeenheid, die mij geweldig boos kan maken. Ea je zult bekennen dat ik, als oude man, ten deze totaal belange loos ben. voortdurend de kruiken der grenadieren liet vullen. Zij begreep.... voelde haar hart plotseling honderd pond lichter en was van nu af aan een trouwe bond genoote van haren Fielip Alle vrouwe lijke listen werden te baat genomen en steeds meer kruiken bier verdwenen achter der grenadieren eerbiedwaardige, lange slokdarmen. Zelfs hun grena dieren hart was niet in staat te weer staan aan de dringende beden, van de rozen roode lippen van de schoone Anna 1 De waard van den Gouden Sleutel zelf zat bovenaan aan een lange tafel Dien avond had hij de eer van het dorp gered, was daardoor zeer gestegen in achting bij de boeren, terwijl zij den Schout zijn hulpeloos gedrag voor den koning maar niet konden vergeven Voortdurend kwamen de gasten op dit zelfde thema terug en ten slotte sloeg de hazelboer, die al aardig diep in het glaasje gekeken had, zoo hard met de vuist op tafel, dat de kruiken begon nen te dansen en riep zoo luid hij kon Dat zeg ik je en ge kunt het iedereen zeggen, die het hooren wil die geschiedenis kan iemand ik wil geen namen noemen niettegenstaande zijn groole pruik en zijn splinternieuwe appelgroene rokjas stand, eer, rang, ambt en aanzien kosten 1 Ge kunt het overal zeggen, de hazelboer heeft het gezegd. En dan weet ik ook, wie in zijn plaats zal komen en dat zal een eer zijn voor onze heele omgeving 1 We hebben nu gezien, wie in slaat is een redevoering te houden voor den koning zonder dat ejnauder hem eerst Je zult wel met mij bekennen, dat de jeugd lang niet vreemd bleef aan den tijdgeest, den wuften, wereldschen geest. Maar zij heeft hem gevonden, niet uitgevonden. Zij is er de dupe van, niet de schepper, het slachtoffer, niet de oorzaak. De jeugd is leerling ook hierin, de meesters zijn elders, de leiders elders, de opvoeders elders. Dat is zoo waar, dal wie nog iets redden wil van maatschappij en kerk, oog en hart gericht houdt naar de jeugd de menschen van heden laat men liever hunnen gang gaan, en zoekt de men schen van morgen. Zeer juist zeg je, dat bij de jeugd nog geestdrift bestaat voor al wat groot en edel is, dat bij haar de idealen hoogtij vieren zij gelooft alles, zij hoopt alles, zij acht zich voor alles sterk en veerkrachtig Maar, en dit mag de dierbare jeugd nooit vergeten, zij moet onderwezen en geleid worden. Van de opvoeding en de leiding hangt schier alles af. Verslaan de leiders niet den plicht en de kunst om bij haar goede van kwade eigen schappen en neigingen te onderkennen, hebben zij 't ongeluk het verkeerde in haar te voeden, in plaats van het te fnuiken, het goede te onderdrukken, de idealen te dooven, dan gebeuren er onherstelbare ongelukken, en wordt er een geslacht van mispunten gekweekt, bengelen waar engelen verwacht werden. Nu is er maar één Meester, één dienaar, die van zich durft en moest getuigen »lk ben de weg, de waar heid, het leven. Wie mij volgt, wandelt niet in de duisternis Wordt die Weg steeds door de opvoeders en leiders uitsluitend gevolgd, die Waarheid ge huldigd, dat Leven gezocht, eerst voor zich zelf, daarna voor de jeugd? Zijn het leiders of misleiders Volgelingen van Christus of van de wereld? Hoe vaak i3 bij mij de gedachte opgekomen, als ouders klaagden over hunne kinderen, hun te zeggen »Wie onder u zonder zonde is, werpe den steenmaar men diende het gezag van den Meester te hebben, om den moed daartoe te hebben. En als zij in den treure herhaalden»Ge doet tegenwoordig niet met de kinderen wat gu wilt" dan zou ik gaarne gevraagd hebben Wie geeft u daartoe ook het recht? Gij onlvingt het recht en den plicht om zelf niet uwen wil, maar den wil Gods te volbrengen, het recht en den plicht om dien wil op te dringen aan uwe kinderen. Zijt gij geen ver tegenwoordigers en plaatsbekleeders van God, dan zijt ge eenvoudig dwin gelanden." Goddank 1 we hebben nog vele ouders, die den wil Gods als richtsnoer namen van hun eigen leven en van de opvoe ding hunner kinderen. Ouders, die zich niet storen aan den tijdgeest, ea diep overtuigd zijn dat God ons in zijne geboden eeuwige en onveranderlijke wetten voor alle tijden en alle geslach ten neerschreef, dat, Jezus Christus is «n blijft voor gisteren, heden en voor de eeuwigheid, dat we niets toe te voegen of weg te nemen hebben aan zijne leer, welke voldoende is om van iederen mensch een volmaakt mensch te maken, tot alle goede werk bereid 8ene leer die van de diepst gezonken wilden heiiigen maakt en onze verwil derde maatschappij ook terug zal voeren naar d9 eenig ware beschaving. We hebben nog ouders, die met den H Paulus en met den Paus, alles willen herstellen in Chrisius Die ouders hoeven zich niet te schamen over hunne kinderen, nietwaar Betje Zij haten den tijdgeest met volmaakten haat, en hunne kinderen worden er geen slachtoffer van. Mogelijk kom ik er wel eens op terug, want ik heb toch zoo'n ziels medelijden met de arme jeugd, die we ouders, maar geen opvoeders heeft. Een opmerking nog voor,M Betje Je bent er- neven, glad neven, als je meent dat St. Paulus oude menschen bedoelt, dat wil zeggen, menschen op jaren, wanneer hij spreekt van den ouden mensch. De oude mensch voor hem is de niet door Christus verlichte en verloste menschde mensch, die leeft naar bloot menschelijke en wereld- sche begrippen. En nu zul je toch wel begrijpen, dat niet alleen oude, maar ook jonge menschen erg oud kunnen zijn in dien zin, en dat al degenen, die meenen zeer jong en jeugdig te zijn door den tijdgeest te volgen, de meest üuclerwelsche lui zijn, zoo oud als Adam en Eva, slaven van de oeroude begeerlijkheid, wijl ze enkel oog en hart hebben voor den tijd, en geen voor de eeuwigheid, geen anderen God dan hun buik, al gaan ze misschien nog naar de kerk Ik eindig met een wapenspreuk van den door u bewonderden Paulus, 't is mijn raad en mijn wensch Leg den ouden mensch af en doe Christus aan. Dan is voor u de tijdgeest naar de maan. Dag Betje. OOME. van te voren haar voor hem opstelt 1 Hé, wat zegt ga daar van, heer Waard? Op de gezondheid van den Gouden Sleutel, ik ben geen profeet, maar zoo iets is zoo klaar als een klontje en kun je op je vingers uittellen Gezondheid, gezondheid, riepen ze van alle kanten. De waard van den "Gouden Sleutel is onze man, die moet onze Schout worden 1 In het vuur van zijn rede en waar schijnlijk omdat hij met rug naar de deur zat, had de hazelboer niet bemerkt, dat de echte Schout was binnengekomen en nog juist hel laatste deel van deze voor hem allesbehalve vleiende rede voering gehoord had. De arme schout had van de a me6ne verwarring op het feesstterrein gebruik gemaakt en zich ongemerkt verwijderd. Hij wss nu naar de Gouden Sleutel gegaan om den waard eens flink da les te lezen. In zijn ijdelheid meende hij namelijk nog, dat de waard de schuld van alles was en dat hij zijn toespraak nog tot een goed einde zou hebben gebracht, indien de waard er niet tus8chen was gekomen. Die was de schuld, zoo meende hij, dat hij voor Zijne Majesteit en al die hooge heeren in zijn eer gekrenkt was. Maar daar hij nu juist binnenkwam, terwijl de hazelboer zijn geestdriftige toespraak hield, raakte hij geheel van streek en daarom riep hij, geel van kwaadheid Dat zal ik je betaald zetten meneer de hazelboer en gij, heer waard verbeeld je nog maar niet, dat je al schout zijt. Toen sloeg da dorpipotentaat de deur De man met den hutspot 1* In een hutspot zit zoowat van alles zeer voedzame, voedzame en minder voedzame spijzen. Zoo de man met den hutspothij gaat naar de kerk, bidt en luistert naar de preek als Katholiekthuisge komen, leest hij een krant als een neutrale op de fabriek stelt hij zich aan, of als 'n halve rooie of als een liberaal, die alléén oog heeft voor de winst, en naar rechtvaardigheid in arbeidsloon, naar zedelijkheid in de toestanden, waaronder het personeel werken moet niet kijkt; en als hij naar de stembus gaat, dus als kiezer, is hij Vrijheidsbonder of socialist of losgescheurde van de Katholieke Staatspartij Een aardig hutspotje, wat 't Moet in de bovenkamer van zoo iemand wel raar rondipoken, Wat 'n getob met z'n eigen moei zoo iemand hebben 1 Nooit vrede. Altijd ruzie. De katholiek-van de kerk in hem vecht met den sneutraal" van de £rant in hem, en de socialist van-het stembiljet in hem vecht met... den katholiek-van de kerk in hem, want daar komt alles ten slotte toch weer op neer. Of het vecht heeiemeal niet in hem, maar dan is hij gedeeltelijk een... huichelaar. Doet zich voor als katholiek in de kerk, maar daarbuiten, in z'n lectuur, in z'n stembiljet, in zijn fabriek enz i3 hij een heel andere. Dat mag niet. Neen, dat mag niet, O. L. Heer vraagt den mensch geheel O L Heer vraagt den man uit één stuk In de kerk, met z'n krant, op z'n kantoor, in zijn vermaak, met zijn stembiljet uit één stuk. Overal dezelfde 1 Geen hutspotje I opvoeding isde kunst om te tillen, op te leiden, te laten ontwikkelen vari de natuurlijke en bovennatuurlijke eigenschappen, die in de ziel van het kind rusten, volgt daaruit, dat het opvoeding8ambl zoo maar niet uit de mouw kan worden geschud. De ouders moeten zich zelf tot op- ceders laten opvoeden 1 Er is wel een zekere opvoedings waardigheid, die in de vaders en moeders, op tijd en stond, als vanzelf ontluikt, maar zij moet ontwikkeld worden en technisch uitgerust In dit opzicht heeft ons opvoedingssteistel nog oneindig veel vorderingen te maken, tot opvoeding van het opvoedingsberoep. Op hun beurt echter worden de kinde ren de onbewuste, maar daarom de niet minder werkelijke opvoedt-rs van hunne ouders. Da kinderen vergen aldoor meer van hunne ouders, nl. de zelfopoffering. Dit is het grootste in den mensch 't is een uitvloeisel der goddelijke liefde. De mensch is zóó groot als hij zich zelf vergeet. Zooveel keeren christen is hij, als hij zien zelf verloochent. Daarenboven, de ouders begrijpen, dat zij zelf moeten zijn datgene, wat zij begeeren, dat hun kinderen zouden worden. Elke vader en moeder wordt heiliger bij de wieg van het kind". »De opvoeding moet beginnen vanaf de wieg want in hel wiegekind strij den goed en kwaad reeds tegen elkan der en het kind, uit verkeerde liefde, als een diertje en niet als een zieltje, laten opgroeien, dat is geen eerbied hebben voor de ziel van het kind, voor zijn hoogste en diepste en eeuwige leven. De ouders moeten zelf het kind op voeden. ,t Is hun kind, hun vleesch en hun bloed, God en de natuur geven hun daartoe aanleg en genade, namelijk de kunst om weer kinderlijk te worden met het kind, en het inzicht van de en gelachtigheid van het kind, daar zijn engelbewaarder altijd ziet het aanschijn van den Hemelschen Vader Daar d, MIJNHARDTs Hoofdpijn-Tabletten 60 ct Laxeer-Tabletten 60 ct Zenuw-Tabletten 75 ct Staal-Tabletten 90 ct Maag-Tabletten.. 75 ct Bij Apoth. en Drogisten Het geschiedde in een grootstad van West-Duitschland. De Pastoor, wiens grijzend haar en ernstige trekken bewezen, dat hij reeds vele jaren in den dienst der kerk had gearbeid, zat ondanks het late uur nog aan zijn schrijftafel. De zielzorgers onzer grootste steden kunnen zich nog bij geen achturigen, niet eens bij een tienurigen werkdag bepalen. Naarmate alle krachten in het werk worden gesteld om de kinderen der Kerk van hunne Moeder los te scheuren, neemt hun arbeid toe. Geheel den dag moeten zij rondgaan om de afgedwaalden terug te voeren en hen, die gevaar loopen, te bevestigen. Hij is bezig om de gestorvenen der twee laatste, weken in het dooden- regi8ter op te teekenen. Na den laatsten naam te hebben ingeschreven, bladert hij in het groote boek, waarin hij reeds zooveel honderden namen heeft inge schreven. Die namen herinneren hem aan zooveel dat hem in de twintig jaren, die hij hier heeft gewerkt, is overkomen zij vertellen hem van zooveel liefde en leed, waarvan hij alleen getuige is geweest en dat met hem in het graf zal dalen. Zoovelen heeft hij in de laatste uren bijgestaan en 't is, alsof ze opnieuw oprijzen en hem groeten, sommigen met blij en lachend gelaat, anderen met doffen en somberen blik, kinderen en grijsaards rijken, die stierven te midden der grootste weelde, armen, die nauwelijks eenige lompen tot dek king hielden, zwervers eindelijk aange land in een klein vertrek op een vliering; liefdezusters die, weldoende aan allen, steeds met vriendelijken lach allerwegen, ook te midden der grootste gevaren en der meest dreigende ellende, waren rondgegaan, diep geval lenen, dia haar eer en haar ziel hadden verloren. Die allen gaan thans weer voorbij den geest van den grijzen herder, die peinst en een »Heer, geef hun de eeuwige rust" voor hen prevelt. met geweld achter zich dicht en stormde naar buiten onder een honend en daverend gelach van alle boeren. Niettegenstaande al de complimenten en vleiereien van zijn buren, voelde de waard zich echter dien avond niet op zijn gemak. Meermalen keek hij zoo eens zijdelings, half treurig naar de tafel, waar zijn toekomstige schoon zoon zat. Hij begreep er nog minder van dan zijn dochter in het begin, hoe Fielip, die nu aan de soldaten ver kocht was, zoo vroolijk en uitgelaten kon zijn. Zou hij Anna niet werkelijk liefhebben en nu blij zijn, dat hij met een mooie verontschuldiging van haar af was? Doch daar hoorde hij Fielip op eenmaal roepen Hé, waard, een enkel woordje, als 't u blieft. Beiden verlieten zij de kamer en onze molenaar deed juist alsof hij niet recht meer op zijn beenen kon staan. De wachtmeester volgde hem op een afstandje, maar de beide grenadiers bleven zitten en hadden waarschijnlijk reeds te veel van het goede genoten. Fielip vroeg hoe het met zijn vader ging, of hij nog gekwetst wes bij het ongeval enz. Toen deelde hij in een paar woorden den waard het plan mede, dat hij gemaakt had en verzocht hem Anna uit zijn naam te groeten. Hij hoopte, dat zij hem trouw zou blijven, want binnen het jaar hoopte hij haar naar het altaar te geleiden. Toen de wachtmeester, half wan trouwend naderbij kwam, riep Fielip zoo luid hij kon tegen den waard Zeg dus tegen mijn ouden vader dat het nog wel een heele tijd zal duren, voordat ik op den molen terug kom.... Zie hier, mijn lieve heer en broeder, de wachtmeester. Wel wacht meester, wat zegt ge wel van het biertje en brandewijn van onzen kastelein Drinken ze in Berlijn nog beter? We zullen er nog eentje boven op zetten en dan ga ik met u mee.,, leve de koning 1 Ze keerden in de gelagkamer terug en lieten nogmaals de glazen klinken. Eon uurtje later hst was reeds ver voorbij middernacht stonden zij op en gingen allesbehalve vast meer op hun beenen, wankelend, zingend en jolend met den nieuwen recruut langs den groolen boschweg. »Als de boeren hoogtij vieren, dan drinken de grena dieren. klonk het uit hun heesche kelen. Dat zij een verkeerde richting insloegen, bemerkte zelfs wachtmeester Kluge niet eens meer. Ook hij had waarschijnlijk niet kunnen weerstaan aan de donkerblauwe oogen «aa de schoone Anna en tegen zijn gewoonte in vooral het laatste uur de flesch nog eens goed aangesproken. Eerst toen zij midden in het dikke kreupelhout plotseling voor een smal brugje stonden, viel het hem op, dat hij de woudbeek, welke er onder door liep, hier nog nooit gezien had. Maar Fielip stelde hem al aanstonds gerust. Ik ken hier toch zeker de weg wel, zei hij. Vooruit mannen, we moeten het von dertje over. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1929 | | pagina 5