Tweede Blad van „PEEL EN MAAS"
Ooms vertelt.
Patronaatsgedachten.
ZATERDAG IS JUNI 1929
Vijftigste Jaargang No. 24
Befje, m}jn nichtje.
Ja, Lezer; gij lacht met den ouwen
Heer. Ik heb U al hoorIk ben zoo'n
beetje gedachtenlezer geworden, en
weet ge nu wat ik denk dat gij denkt:
Ouwe manspreat 1 Let er op, we maken
voor en na kennis met heel zijn
familie 1 En, natuurlijk, niks als brave
Hendrikken en zoete Liesjes 1
Heb ik het geraden Dan zeg ik op
mijn beurtAangename kennismakingl
Een nichtje heb ik, Betje geheeten
neven heb ik genoeg, maar omdat ik
maar één nichtje heb, kan ik zonder
te liegen of te vleien haar altijd
schrijven Beste Betje, ook al zou ik
er niet zooveel van houden, wat toch
geen zonde is, hé
Schrijven, zeg ik; want ze woont
veraf, en studeert voor haar hoofdacts.
Dat zult ge gauw ondervinden Mijn
neven studeeren niet, en maken niet
veel papier vuil, zeggen ze alsof men
nu niet proper kon sctiiijven, heel
proper zelfs, en zeer verstandig. En
als ik totdat jonge mansvolk zeg:
«Waarom hebt ge dan leeren schrij
ven op de schoolbanken zes, zeven
jaar lang Nooit leert men meer dan
met de pen in de hand niets ontwik
kelt meer," dan vinden zij zich ont
wikkeld genoeg, en basta.
Wal daar uit groeien mag?
Belje schreef me dan
Lieve Oom
Veel lijd om kranten te lezen heb
ik niet, bij al die drukte van voor
bereiding lot't gewichtig examen. Maar
wat Oome vertelt moet en wil ik toch
weten ik verslind U, lieve Oom, dat
kan U begrijpen. En wat U misschien
van zoo'n bakviscbje misschien niet
verwachten zou, ik denk er over na,
en denk er 't mijne van,
Maar wat ik er over denk, wil ik U
niet zeggen hoe ik het vind, bedoel
ik, dat moei U maar raden
Maar uw jongste beschouwing over
den «Tijdgeest" stelde mij voor een
dubbel probleem, een etymologisch en
een ethisch, waarvan de oplossing mij
mogelijk bij 't examen van pas komt.
U vindt, lieve Oom, het woord «Tijd
geest" een nonsens, zinledig of een
leugen. Uwe bewijsvoering kan ik niet
weerleggen. Maar ik had alüjd tot
hiertoe gemeend, dat «Tijdgeest" be
teekende «geest voor den lijd", niet
voor de eeuwigheid, n.l. dat de men
schen geen lijd hebben, of juister
nemen, om aan de eeuwigheid te
denken, en heelemaal opgaan in louter
tijdelijke zaken, of zoo U wil, leven
en streven alsof ze niet hoefden te
sterven en geen eeuwig leven bestond
Wat dunkt U, Oom?
Er was nog iets, dat voor mij eene
echte opluchting was, en ik ben er U
zoo dankbaar voor. Den «tijdgeest"
schuift men steeds liefst in oqze
schoenen; de jeugd, het jonge geslacht
heeft 't ham altijd gedaan wij zijn de
zondebok. Wij zijn wereldsch, o zoo
wereldschl Als ik boos mccht zijn,
maar dat mag vooral een meisje niet,
dan zou ik vragen En van wie heb
ben wij 't dan geleerd
Nietwaar, lieve Oom, dat de jeugd
nog zoo slecht niet is, als ze maar
niet bedorven wordt, dat de jeugd
precies de tijd is der mooie en groote
idealen en der edelmoedige aspiraties
Zijn die 150 a 160 Venraysche nonnetjes
en die ruim 90 priesters, paters en
broeders, als ouwe besjes naar
klooster en 't Seminarie gegaan? Sint
Paulus, dien we in den godsdienst-
cursus zoo gaarne bestudeeren,
Oom, wat een man 1 schijnt me in
't gelijk te stellen, want noemt hij niet
gedurig den U zoo hinderlijken tijd
geest, die feitelijk niets is dan wereld-
schen geest «den ouden mensch"? U
neemt me toch niet kwalijk? Mijn
lieve Oom is, Goddank, ondanks zijn
hooge jaren, toch zoo heerlijk jong,
en houdt van de jeugd En waarom
zou O.L H. er van houden
In allen gevalle, houd ik nog meer
van mijn lieven Oom, nuhijzooonom
wonden verklaart dat de tijdgeest niet
alleen van onzen tijd is.
Dag, lieve Oom, enz. enz.
Uw U liefh Betje
P. S. Zeg, Oom, ik heb uwe artikels
voorgelezen aan mijne gezellinnen, en
dit briefje ook; met beide gaan ze
akkoord, maar zouden toch graag eens
hooren wat U er over denkt, ik bedoel
't briefje. Daag I I
P. S. O ja, ik moest U nog van
mijne vriendinnen zeggen, dat wij hier
wel terdege de Pinksternoveen gehou
den hebben, en wel om den H Geest
te vragen bij ons den tijdgeest te ver
jagen. M. S.
Antwoord van Oome.
Beste Betje
Gelukkig voor U en voor mij, dat ik
maar één nichtje heb; anders kreeg ik
van 't goede heusch te veel, Gij zijt
maar één, maar heet Legioen. Verbeeld
je eens dat ik een dozijn nichtjes had
van uw allooi; en dat die ook eens
met een dikke kroon van vriendinnen
kwamen neerfladderen om mijne
schrijftafel, 't Ware om te bezweken
en dan kreeg je geen antwoord.
Eén gek kan meer vrsgen stellen
dan honderd wijzen kunnen beant
woorden. Wat dan, als de vragen
steller gef»n gek is, maar verschrikke
lijk wijs? Laai me eerlijk zijn, Betje I
dommer dan jij, kan nog zeer verstan
dig zijn, en zou meer dan een Oom
fier kunnen maken.
Dus, jij leest nog I Dat doen er veel
tegenwoordig: dus niets bijzonders.
Maar jij denkt ook nog I Dat doen er,
onder ons gezegd en gezwegen, zooveel
minder.
Je wilt niet zeggen, zeg je, wat je
denkt. Dan moest je geen vrouwtje
zijn. Maar ik moest je wel zeggen, wat
ik denk. Dat ook is vrouwelijk, en wei
in 't meervoud, want je vriendinnen
laat je mee roepen Wat dunkt U,
Oom. Niet zoo dwingen, lieve dingen,
alsof Oom niet diep overtuigd was van
het bekende: Ge qeu femme veut, Dieu
veut wat de vrouw wil, wil God
ook. Ten minste als zij redelijk wil.
Je stelt me voor een elymologiscb
i ethisch probleem 1 Verschrikkelijk
zoo'n geleerdheid: dat riekt sterk naar
de hoofdacte. In verstaanbaar Hol-
landsch wil je de questie van den
«Tijdgeest" oplossen, naar de woord
afleiding en naar de zedelijke beteeke-
nis
Tijdgeest Komt van tijd en geest,zeg
je, en beteekent eenvoudig een geest,
die zich enkel bezighoudt met den tijd,
niet met de eeuwigheid, die zich enkel
bekommerd om het tijdelijke en niet
met het onvergankelijke En met één
woord geef je de woordelijke afleiding
en den zedelijken zin aan.
Ik sta p8f, Betje; 't is geniaal I
Neem patent op je vinding 1 Je meent
zeker, dat oom je aan 't plagen ii
Neen, volalrekt niet, hoor. Wat ik
dacht Ik dacht, wat ik al zoo dik
ijls gedacht heb: De vrouwen zijn
ons mannen, te knap af. Ze hebben
van die invallen, van die plotselinge
inzichten, een soort helderziendheid,
em menschenkennis en zielkunde, die
je doen denken aan ziensters en pro
fete8sen. Zij zien de kansen bij intuïtie
gelijk wij, wijsgeerige mannetjes, zeg
gen: zij hebben iets te pakken, zou de
gewone man zeggen, terwijl de leden
van het sterk geslacht nog aan 'I
boomen zijn, redeneeren zond r end;
zij vallen met de deur in huis, terwijl
wij al de bossen sleutels van alle
slotenmakers aan 't probeeren zijn.
Maar als ik nu uwe vondst beter op
den keper beschouw, dan zou ik mijn
totaal indruk in 't U welbekende, wijl
wereldkundig en van alle talen, samen
vatten Si non vero, ben trovado
als 't niet waar is, is 'ttochprach
tig gevonden
Ik moet U ernstig afraden, om
irgeval men U op 't examen de ont
leding, spraak- en redekundig, van
den «tijdgeest" vraagt, uwe woord
fleiding te handhaven: je zou er mee
kunnen kelderen, en niet aan de opper
vlakte blijven bij al de examen-opper
vlakkigheid.
Maar hou je leven lang vast den
zin, de beteekenis, die je, naar je zegt,
a'tijd aan dat woord «lijdgeesf gegeven
hebt Je slaat den spijker op z'n kop,
en ik wil er veel op verwedden, dat
nog niemand zoo'n ware en diepzinnige,
en toch eenvoudige verklaring heeft
gegeven van den tijdgeest als jij; en
daarom zei ik UNeem er patent op.
Als je nog even wil nadenken, dan zal
je zien dat we beiden 't zelfde zeggen,
maar jij zegt 't korter, beter en duide-
lijker dan ik, en daarom neem ik uwe
verklaring over. Tijdgeest is alleen
ge68t hebben voor den lijd Perfect,
hoor 1
Zegt 't voort aan uwe vriendinnen,
groet haar beleefd van mij, en feliciteer
haar mede. Ach I gelukkige kinderen,
gij leest en denkt niet alleen, maar gij
bidt ook nog, en wel speciaal om den
H. Geest. Wie bidt, verhbft zijn hart
tot God; doorklieft al de nevels en
mistlagen van wereld, duivel en vleesch,
en wordt bestraald door de Waarheid.
Wie enkel studeert, werkt bij een
walmend en waggelend nachtpitje, wie
er bij bidt, werkt in 't volle hemel- en
zonnelicht.
De Gee3t Gods zij en blijve met U
allen, en de tijdgeest blij ve steeds verre
van U 1
Ik heb U nog meer te zeggen, maar
t papier is vol. Tol een volgende keer.
Dag, beste Betje. Je brief heeft me
deugd gedaan.
OOME.
lagemdea MiitfcellBjiga.
Waarschuwingen van nierzwakte.
Doffe pijn in den rug na inspanning,
of scherpe steken, als gij u na bukken
opricht, is dikwijls hel eerste verschijn
sel van ernstige nierzwakte. Spoedig
daarna kunnen urinestoornissen, hoofd
pijn, een afgemat gevoel, duizeligheid,
zenuwachtigheid, hartkloppingen, kort
ademigheid, vermagering of krachte
loosheid optreden
De nieren behooren tot de teerste
organen van het lichaam, en dergelijke
verschijnselen waarschuwen u, dat uw
nieren verzwakt of aangedaan zijn.
Verwaarloos zulke waarschuwingen
niet I Kom de nieren zonder uitstel te
hulp met het middel, dat zij noodig
hebben. Begin onmiddellijk met het
gebruik van Foster's Rugpijn Nieren
Pillen, het specifieke middel voor zwakke
nieren en blaas. Dit bevordert de goede
werking der nieren, en beschermt u
tegen rheumatiek, lendepijn, ischias en
urinestoornissen.
Mannen en vrouwen uit alle deelen
van Holland getuigden hoe terdege
Foster's Rugpijn Nieren Pillen werken
Het middel is gegarandeerd zuiver, en
het is zoodanig samengesteld, dat de
nieren de juiste hulp ontvangen, waar
door zij weder flink en krachtig we ken.
Daarom behaalden Foster's Pillen ook
zulke goede en duurzame resultaten.
Verkrijgbaar (in glasverpakking met
geel etiket lel hier vooral op) bij
apotheken en drogisten h f 1,75 p r
flacon. 37
door A. N.
Een vader zegt
«Men zou toch zeggen nu genieten
a op 't Patronaat toch zoo'n schoone
opleiding; en nu moeten we toch eiken
keer onzen jongen er op wijzen dat 't
tijd ii om te Biecht en te Communie
te gaan uit z'n eigen doet hij 't niet".
Och, vader, ge stelt u die opleiding
a! te mooi voor.
Een moeder zegt:
«Wat 'n verschil toch tusschen onze
oudere zoons, die nooit op 't Patronaat
zijn geweest, en de jongere, die dat
geluk wel hebben gehad I Wat'n zegen
is dal Patronaat I"
Zeker, moeder, ge hebt gelijkge
hebt aan tien vingeirs niet genoeg om
al 't goede op te tellen wat door-Ven-
ray's Patronaat wordt gedaan.
Maar... die vader heeft ook gelijk.
De waarheid is zóó de Patronaten
in Nederland zijn niet geweest wat ze
hadden kunnen zijn. Het Patronaals-
werk heeft, God zij dank, vele mooie
vruchten opgeleverd, maar... in verhou
ding tot al die kosten en al die moeite
is de oogst te gering geweest, al te
gering... Da oogst moet veel grooter
worden, lijk, overvloedig. Dat moet I
Kan het? Daar wi jen we eens ge
moedelijk, maar met grooten ernst,
over praten.
Een goed onderwijzer heeft een jaar
lang les gegeven in b.v Fransche Taal.
Hij is blij Verleden jaar kenden deze
kinderen er nog geen letter van hij
heeft er heel aardige resultaten mee
bereikt. Hij heeft er echt voldoening
van. Natuurlijk geen volmaakte vol
doening. Zelfs geen bijna volmaakte
voldoening. Dat bestaat nu eenmaal
niet op deze wereld. We zeggen er dit
maar meteen bij om den pas af te
snijden aan 't soort menBchen dal de
grootste moeilijkheden pleegt op te
lossen met de gewichtige opmerking
«och. kom, 't ia overal wat 1".. Dat
weet schrijver dezes óók wel.
Een soortgelijke voldoening als ge
melde onderwijzer geniet de aannemer,
die een goed eenvoudig huis heeft
gebouwd; de meubelmaker die een
fraai stuk werk heeft vervaardigd; de
knaap die hard gewerkt h6eft aan
kistjes-timmeren en 't meisje dat veel
sigaren heeft «gebanderolleerd"wat
zal moeder blij zijn omdat ik zooveel
verdiend heb 1
Maar... 't Patronaats-werk bevredigde
en voldeed bijna geen één directeur.
Al werd er dan ook ontzaglijk mooi
over geschreven in tijdschriften en
gesproken in vergaderingendoor
idealisten... door volgelingen van de
struisvogelpolitiek... door kamergeleer
den die 't Patronaatsgebouw 8lleen van
buiten nadden gezien.
't Is te gek, veel te gek om zonder
dikke ketting los te loopen wat ver
scheidene menschen zoo al verhopen
en verlangen van de anderhalf uur die
'n jongen des Zondags op het Patronaat
doorbrengt... mirakelen waar de grootste
heilige wonderdoener voor stilstaat I
De luie jongen moet vliegensvlug ver
anderen in zulk een hevig model van
vlijt dat... grijp maar vast nsar de
remmen om 't gevaar van overwerkl-
beid te sluiten I De knaap zonder
karakter dient hokus pokus omget* overd
in 'n kaerel uit één stuk de ik zuchtige
snoeper in een voorbeeld van christelijke
versterving en offervaardigheid; een
kinkelke snotpinneke in een elegant
jeugdig gentleman wie geen verschil
kent tusschen hartenboer en schoppen-
acht, in een matador boston whist; de
sluike telg van ongodsdienstige familie
in een onversaagd schildknaap van
Koning Christus I... En trekt straks,
na die anderhalf uur, één van de aan
geduide individuën onnoodig aan een
huisschel, dan heeft 't Patronaat dat
gedaan 1
Ik hoor iemand fluisteren ia 't niet
wat overdreven Deze schuchtere
opmerking bewijst dat de schranderheid
nog niet van de wereld verdreven is I.
Mogelijk hebben we ontwetend wel
een overdrijvings bacil meegekregen uit
de «schitterende rede" van een doctor
professor op een vergadering van
Patronaats directeuren, waarin deze
betoogde dat... voor eiken jongen lange
lijsten moesten worden aangelegd en
bijgehouden, met allerlei notities
omtrent onder andere zijn aanleg,
spierkracht, karakter, godsdienstzin,
humeur, zenuwgestel. Onder andere II
Bizonder aardig, inderdaad, voor zulke
Patroneal8directeuren die den ganschen
Zoniagmiddag en dito avond geheel
alleen staan voor groepen van telkens
60 70 jongens... aangename verpoo-
zing van 't contributie innen, apaa
galden aanteekenen, allerlei kwestietjes
en boodschappen behandelen, spel
leiden, toespraakjes houden...
Toch was 't betoog van den geleerde
of zichzelf niet komiek noch de spreker
belachelijk... Men mag iemand niet
bespotten die aan een vriend een ver
handeling stuurt over 't nut van 't
afstand8 marcheeren, wanneer hem
onbekend is dat de vriend met één
gebroken en één afgereden been zit..
Maar 't doet vreemd aan... of soms
niet
't Kan weieens zijn verdiensten heb
ben op misstanden te wijzen al heeft
men niet direct 't geneesmiddel bij de
hand. Evenwel, in deze zou ik mij die
verdienste zeer zeker ontzeggen, m.a.w.
er nog niet aan denken dit artikel te
schrijven, indien 't geneesmiddel niet
ware te verkrijgen. Hebben Bisschop
pelijke Commissies voor gezorgd. Op
dit oogenblik spreken we er nog niet
over. We stippen 't maar alvast e^en
aan, ter geruststelling, en komen nu
weer terug op die anderhalf uur
Dat komen spe en, dat is 't Patro
naatswerk niet I Moet toch ieder ver
standig mensch begrijpen die een
oogenblik nadenkt. Zelfs in de groote
slechte steden niet, waar de straat
walmt van bederf. Hoeveel andere uren
blijven er niet over om door dat bederf
te worden besmet 1 Neen, wil men met
de jongens wat mooi's bereiken ter eer®
Gods en hun tijdelijk en eeuwig heil,
dan moet er heel wat méér gebeuren
Vraag
Moeten dan die jongens die van 't
Patronaat niets anders meemaken dan
vermelde anderhalf uur, dus geen
lessen volgen enz. enz. moeten die
maar liever van de lijst geschrapt
worden
Antwoord neen en ja.
Neeu indien de Patronaatsdirectie
dien korten tijd besteden kan gelijk
het moetkan woekeren met dien tijd.
Dan kunnen ze erop blijvendan
nemen ze er althans iets goeds van
mee, in betrekkelijken zin misschien
iets héé'-goeds
Jal dw.i. 't is beter dat ze maar
ontslag krijgen (in ieder geval beter
voor de anderen), indien 't op 't Patro
naat een «janboel" is, waar ze b.v.
kunnen komen en weggsaa of heele
maal wegblijven naar believen; waar
men geen gelegenheid heeft zich vol
doende mei hen bezig te houden waar
de Directeur véél zou willen doen,
maar machteloos staat.
Over Venray's Patronaat hebben we
't niet op dit moment. Wachten we
r,og even mee Omdat men steeds
rekening most houden met een zeker
percentage lezers die de kunst van
lezen slechts matig verstaan, er geen
begrip van hebben tusschen de regels
dsor te lezen.. We gaan nu direct over
lot den befaamden pennestrijd van 't
jaar 1926.
De Zeereerw. Heer F J Schimmel
begon, in De Tijd van 15 Febr. '26,
den aanval
«We hebben 't dan eindelijk, ondanks
onze Patronaten, onze jeugdinstellingen,
onze geschriften overopvoeding,ondanks
alles wat er in de laatste jaren met
zooveel zorg en offers voor de jeugd is
gedaan, we hebben het dan eindelijk
zóóver gebracht, dat de kinderen niet
meer eerbied hebben voor de ouders,
maar de ouders eerbied hebben voor
de kinderen I We zijn dan eindelijk
zóóver gekomen, dat steeds meer naar
waarheid gezegd kan worden, dat de
leiders der jsugd, zoowel geestelijken
als leeken, eigenlijk niet veel meer
dan lijders der jeugd zijn geworden
En nu moge men dasrtegan protesteeren
men moge wijzen op uitzonderingsge
vallen, ik blijf volhouden, dat, misschien
onbewust, maar dan toch feitelijk de
jongens doen, niet wat hun leiders
willen, maar wet zij zelf willen, en
dat de jeugd niet meer bang is voor
de leiders, maar de leiders bang zijn
voor de jeugd Heel wat patronaats-
besturen enz. voelen zich al gelukkig,
a's hun patronaat zoo'n beetje loopt,
als de jongens de bijeenkomsten blijven
bezoeken, terwijl de gedachte bij hen
zelfs niet opkomt, dat het toch te gek
ia, dat de jorgans veel te laat komen,
of erger nog, eenvoudig wegblijven,
zonder voor dat verzuim eerst verlof
te hebben gevraagd. Dan vraagt men,
waar die jongen den vorigen keer ge
weest is; men zegt hem, dat zoo iets
niet meer gebeuren mag, veel ver
der durft men niet te gaan. Het boven
slaande moge niet geheel van toepas
sing zijn op die bijeenkomsten, waar
het godsdienstonderwijs verbonden
wordt met hel vakonderwijs, maar daar,
waar alleen godsdienstonderwijs wordt
gegeven, en dat is toch een der
voornaamste werkzaamheden der Patro
naten 1 daar gebeurt het, zooals
hierboven is gezegd.
En toch kan hst anders en moet het
anderal Waar schuilt de fout? Aan
wie de schuld?"
Fout is zegt de eerw. schrijver
dat de ouders niet meer en op de
eerste plaats bewerkt worden. «Ouders
avonden" zijn veel nuttiger en noodiger
dan bijeenkomsten der jongens. We
moeten ons best gaan doen om de
ouders te bespreken, van de ouders
verstandige opvoeders te maken De
eiger.lijke opvoeding der jeugd, d w.z.
het iederen dag meer en meer uitgroeien
van het kind in een bepaalde richting,
en waarvoor men het kind eiken dag
onder zijn bereik moet hebben, dat is
en moet blijven de taak der ouders.
Opvoeding, karaktervorming, ja juist.
Maar laat men mij nu eens vertellen,
hoe die opvoeding en karaktervorming
mogelijk is, als men niet voortdurend,
dwz. den ganschen dag als het ware
contact heeft met den jongen I
Maar in plaats van de ouders te
bewerken klaagt de eerw heer
Schimmel zoekt men de jeugd op
alle manieren te paaien en te lijmen.
Er worden tegenwoordig Cursussen
gegeven aan toekomstige R K. Jeugd
leiders. Maar «ik ben geschrokken,
toen ik de vakken las, die in de vierde
afdeeling aan de toekomstige jeugd
leiders worden gedoceerd. Maar liefst
drie en twintig vakken: 15 in de
theorie en 8 in de practijk. Ik wil
enkele vakken noemen anatomie, be
wegingsleer, openlucht-oefeningen,
athleiiek, zwemmen, boksen, worstelen,
schermen, veibandleer! Weet men dan
niet dat wij, Katholieken, aan onze
Roomsche jeugd nooit kunnen geven
en ook nooit moeten geven, wat de
niet Roomsche vereenigingen voor haar
jeugdige leden doen De allereerste
oorzaak van de verwording der jeugd
is de verkeerde opvoeding in huis Nog
eens, van de ouders verstandige opvoe
ders maken 1 Lezingen, oudersavonden,
waar door menschen die er verstand
van hebben, in gewone taal telkens en
telkens over dit onderwerp gesproken
wordt, daar bereikt men meer goeds
mee dan met zg. ontwikkelingsavon
den. De ouders zelf moeten weten wat
een goede opvoeding iszóó wil het
God de Heer. Ouders, die zelf niet
deugen, zullen het nooit leeren. Vele
ouders zijn te zacht, te weekelijk, te
verwijfd voor hun kinderen. We moeten
weer terug naar de strenge methode I
Dat beteekent niet er maar op los
ranselen. Neen, ik versla hier onder
«streng" ditrustig, maar zonder een
stap terug te gaan, zonder iets toe te
geven, onverzettelijk dus, zorge men er
voor, dat niet gebeurt wat de kinderen
willenjx maar wat de ouders willen.
Van de gestrenge opvoeding in de jaren
der jeugd, een gestrengheid, die niet
door drift maar door ware liefde voor
het kind moet worden geleid, van die
gestrengheid hangt de geheele verdere
toekomst af. Een door en door roomsch
huisgezin, geholpen door een roomsche
school 1
Hoe nu met de schoolvrije jeugd?"
De moeilijke jaren zijn gekomen, de
gevaarlijke Geheel nieuwe gedachten
gaan den jongen bezig houden. Hoeveel
ouders zouden er niet zijn, die hun
eigen jongens in die jaren niet kennen 1
Welk percentage der jongens van 14—
18 jaar is onbedorven en rain? De
sexueele criminaliteit neemt geweldig
toel Nu vooral, in deze moeilijke jaren,
komt het er op aan, dat de ouders hun
gezag over hun jongen weten te om
geven met groote hartelijkheid Nu
moet de strenge methode geleidelijk
vaarwel gezegd worden, om plaats te
maken voor een warmen, hartelijken
omgang der ouders met hun kind. Nu
vooral moet de jongen een werkelijk
«thuis" hebben. Ongelukkig, indien hij
wegens de ongezelligheid enx wanorde
thuis maar liefst zoo gauw mogelijk
weer weg is, de straat op, en overal
heen I
Wat moet nu het Patronaat doen
voor deze schoolvrije jongens (hetzij ze
er al 'n paar jaai' lid van zijn geweest,
hetzij ze dal pas na het verlaten van
de school worden)? Heeft 't Patronaat
f itelijk wel een taak Ie vervullen
Heeft 't wel reden van bestaan?
Hierop geeft de schrijver (nog altijd
is de eerw. heer Schimmel van Velp
bij Arnhem aan 't woord) een antwoord
dat velen heeft bevreemd, zelfs verbit
terd Stippen we, voordat we dit antwoord
aanhalen, nog eerst even aan, dat de
schrijver 't uitsluitend heeft over die
jongens die alleen maar des Zondags
komen, om wat te spelen en, als hst
kan, eenig godsdienst mderwijs 'e
krijgen.
«Welnu: die Patronaten zou ik alleen
maar willen hebben voor jongens wier
godsdienst gevaar loopt verloren te
gaan, en voor straatjongens. Alle
andere Patronaten zou ik eenvoudig
opgeruimd willen zien of liever omge
zet in zuiver godsdienstige vereenigin
gen in Congregaties voor jongens."
En waarom? De Patronaten worden
meest gevormd door jongens van den
fatsoenlijken aland Daar hoort het
«tuig van de straat" niet bij. «Vervol
gens wat heeft men bereikt met die
bestaande Patronaten Ja, als men de
dwepers hoort, als de ijdelheid mee
spreekt I Maar menig patronaatsdirec
teur heeft mij in een vertrouwelijker
gesprek verklaard, dat die patronaten
een marteling zijn voor den directeur;
dat het godsdienstonderwijs de jongens
vaak niet bereikt; dat de jongens
vooral in den ontspanningstijd dikwijls
niet meer dan een bende zijn, bij wie
men beter politieagenten kan zetten
dan priesters en commissie leden. En
de karaktervorming 1 Ik durf gerust
zeggen aan iederen jeugdleider, dat het
een onmogelijkheid is, ernstig en met
succes aan karaktervorming te werken,
als men niet individueel kan werken.
Hoe staai 't met de leiders der
Patronaten Niet zelden staat aan het
hoofd daarvan een priester, die een
voudig geen slag ervan heeft om met
jongens om te gaan. Hetzelfde geldt
voor de commissie leden. Laat men mij
nu eens zeggen, wat die heeren doen
voor de vorming der jeugd Men zoekt
naar de fouten, naar de oorzaken,
waarom na zooveel jaren arbeids de