Tweede Blad van „PEEL EN MAAS" Ooms vertelt. Patronaatsgedachten. ZATERDAG IS JUNI 1929 Vijftigste Jaargang No. 24 Befje, m}jn nichtje. Ja, Lezer; gij lacht met den ouwen Heer. Ik heb U al hoorIk ben zoo'n beetje gedachtenlezer geworden, en weet ge nu wat ik denk dat gij denkt: Ouwe manspreat 1 Let er op, we maken voor en na kennis met heel zijn familie 1 En, natuurlijk, niks als brave Hendrikken en zoete Liesjes 1 Heb ik het geraden Dan zeg ik op mijn beurtAangename kennismakingl Een nichtje heb ik, Betje geheeten neven heb ik genoeg, maar omdat ik maar één nichtje heb, kan ik zonder te liegen of te vleien haar altijd schrijven Beste Betje, ook al zou ik er niet zooveel van houden, wat toch geen zonde is, hé Schrijven, zeg ik; want ze woont veraf, en studeert voor haar hoofdacts. Dat zult ge gauw ondervinden Mijn neven studeeren niet, en maken niet veel papier vuil, zeggen ze alsof men nu niet proper kon sctiiijven, heel proper zelfs, en zeer verstandig. En als ik totdat jonge mansvolk zeg: «Waarom hebt ge dan leeren schrij ven op de schoolbanken zes, zeven jaar lang Nooit leert men meer dan met de pen in de hand niets ontwik kelt meer," dan vinden zij zich ont wikkeld genoeg, en basta. Wal daar uit groeien mag? Belje schreef me dan Lieve Oom Veel lijd om kranten te lezen heb ik niet, bij al die drukte van voor bereiding lot't gewichtig examen. Maar wat Oome vertelt moet en wil ik toch weten ik verslind U, lieve Oom, dat kan U begrijpen. En wat U misschien van zoo'n bakviscbje misschien niet verwachten zou, ik denk er over na, en denk er 't mijne van, Maar wat ik er over denk, wil ik U niet zeggen hoe ik het vind, bedoel ik, dat moei U maar raden Maar uw jongste beschouwing over den «Tijdgeest" stelde mij voor een dubbel probleem, een etymologisch en een ethisch, waarvan de oplossing mij mogelijk bij 't examen van pas komt. U vindt, lieve Oom, het woord «Tijd geest" een nonsens, zinledig of een leugen. Uwe bewijsvoering kan ik niet weerleggen. Maar ik had alüjd tot hiertoe gemeend, dat «Tijdgeest" be teekende «geest voor den lijd", niet voor de eeuwigheid, n.l. dat de men schen geen lijd hebben, of juister nemen, om aan de eeuwigheid te denken, en heelemaal opgaan in louter tijdelijke zaken, of zoo U wil, leven en streven alsof ze niet hoefden te sterven en geen eeuwig leven bestond Wat dunkt U, Oom? Er was nog iets, dat voor mij eene echte opluchting was, en ik ben er U zoo dankbaar voor. Den «tijdgeest" schuift men steeds liefst in oqze schoenen; de jeugd, het jonge geslacht heeft 't ham altijd gedaan wij zijn de zondebok. Wij zijn wereldsch, o zoo wereldschl Als ik boos mccht zijn, maar dat mag vooral een meisje niet, dan zou ik vragen En van wie heb ben wij 't dan geleerd Nietwaar, lieve Oom, dat de jeugd nog zoo slecht niet is, als ze maar niet bedorven wordt, dat de jeugd precies de tijd is der mooie en groote idealen en der edelmoedige aspiraties Zijn die 150 a 160 Venraysche nonnetjes en die ruim 90 priesters, paters en broeders, als ouwe besjes naar klooster en 't Seminarie gegaan? Sint Paulus, dien we in den godsdienst- cursus zoo gaarne bestudeeren, Oom, wat een man 1 schijnt me in 't gelijk te stellen, want noemt hij niet gedurig den U zoo hinderlijken tijd geest, die feitelijk niets is dan wereld- schen geest «den ouden mensch"? U neemt me toch niet kwalijk? Mijn lieve Oom is, Goddank, ondanks zijn hooge jaren, toch zoo heerlijk jong, en houdt van de jeugd En waarom zou O.L H. er van houden In allen gevalle, houd ik nog meer van mijn lieven Oom, nuhijzooonom wonden verklaart dat de tijdgeest niet alleen van onzen tijd is. Dag, lieve Oom, enz. enz. Uw U liefh Betje P. S. Zeg, Oom, ik heb uwe artikels voorgelezen aan mijne gezellinnen, en dit briefje ook; met beide gaan ze akkoord, maar zouden toch graag eens hooren wat U er over denkt, ik bedoel 't briefje. Daag I I P. S. O ja, ik moest U nog van mijne vriendinnen zeggen, dat wij hier wel terdege de Pinksternoveen gehou den hebben, en wel om den H Geest te vragen bij ons den tijdgeest te ver jagen. M. S. Antwoord van Oome. Beste Betje Gelukkig voor U en voor mij, dat ik maar één nichtje heb; anders kreeg ik van 't goede heusch te veel, Gij zijt maar één, maar heet Legioen. Verbeeld je eens dat ik een dozijn nichtjes had van uw allooi; en dat die ook eens met een dikke kroon van vriendinnen kwamen neerfladderen om mijne schrijftafel, 't Ware om te bezweken en dan kreeg je geen antwoord. Eén gek kan meer vrsgen stellen dan honderd wijzen kunnen beant woorden. Wat dan, als de vragen steller gef»n gek is, maar verschrikke lijk wijs? Laai me eerlijk zijn, Betje I dommer dan jij, kan nog zeer verstan dig zijn, en zou meer dan een Oom fier kunnen maken. Dus, jij leest nog I Dat doen er veel tegenwoordig: dus niets bijzonders. Maar jij denkt ook nog I Dat doen er, onder ons gezegd en gezwegen, zooveel minder. Je wilt niet zeggen, zeg je, wat je denkt. Dan moest je geen vrouwtje zijn. Maar ik moest je wel zeggen, wat ik denk. Dat ook is vrouwelijk, en wei in 't meervoud, want je vriendinnen laat je mee roepen Wat dunkt U, Oom. Niet zoo dwingen, lieve dingen, alsof Oom niet diep overtuigd was van het bekende: Ge qeu femme veut, Dieu veut wat de vrouw wil, wil God ook. Ten minste als zij redelijk wil. Je stelt me voor een elymologiscb i ethisch probleem 1 Verschrikkelijk zoo'n geleerdheid: dat riekt sterk naar de hoofdacte. In verstaanbaar Hol- landsch wil je de questie van den «Tijdgeest" oplossen, naar de woord afleiding en naar de zedelijke beteeke- nis Tijdgeest Komt van tijd en geest,zeg je, en beteekent eenvoudig een geest, die zich enkel bezighoudt met den tijd, niet met de eeuwigheid, die zich enkel bekommerd om het tijdelijke en niet met het onvergankelijke En met één woord geef je de woordelijke afleiding en den zedelijken zin aan. Ik sta p8f, Betje; 't is geniaal I Neem patent op je vinding 1 Je meent zeker, dat oom je aan 't plagen ii Neen, volalrekt niet, hoor. Wat ik dacht Ik dacht, wat ik al zoo dik ijls gedacht heb: De vrouwen zijn ons mannen, te knap af. Ze hebben van die invallen, van die plotselinge inzichten, een soort helderziendheid, em menschenkennis en zielkunde, die je doen denken aan ziensters en pro fete8sen. Zij zien de kansen bij intuïtie gelijk wij, wijsgeerige mannetjes, zeg gen: zij hebben iets te pakken, zou de gewone man zeggen, terwijl de leden van het sterk geslacht nog aan 'I boomen zijn, redeneeren zond r end; zij vallen met de deur in huis, terwijl wij al de bossen sleutels van alle slotenmakers aan 't probeeren zijn. Maar als ik nu uwe vondst beter op den keper beschouw, dan zou ik mijn totaal indruk in 't U welbekende, wijl wereldkundig en van alle talen, samen vatten Si non vero, ben trovado als 't niet waar is, is 'ttochprach tig gevonden Ik moet U ernstig afraden, om irgeval men U op 't examen de ont leding, spraak- en redekundig, van den «tijdgeest" vraagt, uwe woord fleiding te handhaven: je zou er mee kunnen kelderen, en niet aan de opper vlakte blijven bij al de examen-opper vlakkigheid. Maar hou je leven lang vast den zin, de beteekenis, die je, naar je zegt, a'tijd aan dat woord «lijdgeesf gegeven hebt Je slaat den spijker op z'n kop, en ik wil er veel op verwedden, dat nog niemand zoo'n ware en diepzinnige, en toch eenvoudige verklaring heeft gegeven van den tijdgeest als jij; en daarom zei ik UNeem er patent op. Als je nog even wil nadenken, dan zal je zien dat we beiden 't zelfde zeggen, maar jij zegt 't korter, beter en duide- lijker dan ik, en daarom neem ik uwe verklaring over. Tijdgeest is alleen ge68t hebben voor den lijd Perfect, hoor 1 Zegt 't voort aan uwe vriendinnen, groet haar beleefd van mij, en feliciteer haar mede. Ach I gelukkige kinderen, gij leest en denkt niet alleen, maar gij bidt ook nog, en wel speciaal om den H. Geest. Wie bidt, verhbft zijn hart tot God; doorklieft al de nevels en mistlagen van wereld, duivel en vleesch, en wordt bestraald door de Waarheid. Wie enkel studeert, werkt bij een walmend en waggelend nachtpitje, wie er bij bidt, werkt in 't volle hemel- en zonnelicht. De Gee3t Gods zij en blijve met U allen, en de tijdgeest blij ve steeds verre van U 1 Ik heb U nog meer te zeggen, maar t papier is vol. Tol een volgende keer. Dag, beste Betje. Je brief heeft me deugd gedaan. OOME. lagemdea MiitfcellBjiga. Waarschuwingen van nierzwakte. Doffe pijn in den rug na inspanning, of scherpe steken, als gij u na bukken opricht, is dikwijls hel eerste verschijn sel van ernstige nierzwakte. Spoedig daarna kunnen urinestoornissen, hoofd pijn, een afgemat gevoel, duizeligheid, zenuwachtigheid, hartkloppingen, kort ademigheid, vermagering of krachte loosheid optreden De nieren behooren tot de teerste organen van het lichaam, en dergelijke verschijnselen waarschuwen u, dat uw nieren verzwakt of aangedaan zijn. Verwaarloos zulke waarschuwingen niet I Kom de nieren zonder uitstel te hulp met het middel, dat zij noodig hebben. Begin onmiddellijk met het gebruik van Foster's Rugpijn Nieren Pillen, het specifieke middel voor zwakke nieren en blaas. Dit bevordert de goede werking der nieren, en beschermt u tegen rheumatiek, lendepijn, ischias en urinestoornissen. Mannen en vrouwen uit alle deelen van Holland getuigden hoe terdege Foster's Rugpijn Nieren Pillen werken Het middel is gegarandeerd zuiver, en het is zoodanig samengesteld, dat de nieren de juiste hulp ontvangen, waar door zij weder flink en krachtig we ken. Daarom behaalden Foster's Pillen ook zulke goede en duurzame resultaten. Verkrijgbaar (in glasverpakking met geel etiket lel hier vooral op) bij apotheken en drogisten h f 1,75 p r flacon. 37 door A. N. Een vader zegt «Men zou toch zeggen nu genieten a op 't Patronaat toch zoo'n schoone opleiding; en nu moeten we toch eiken keer onzen jongen er op wijzen dat 't tijd ii om te Biecht en te Communie te gaan uit z'n eigen doet hij 't niet". Och, vader, ge stelt u die opleiding a! te mooi voor. Een moeder zegt: «Wat 'n verschil toch tusschen onze oudere zoons, die nooit op 't Patronaat zijn geweest, en de jongere, die dat geluk wel hebben gehad I Wat'n zegen is dal Patronaat I" Zeker, moeder, ge hebt gelijkge hebt aan tien vingeirs niet genoeg om al 't goede op te tellen wat door-Ven- ray's Patronaat wordt gedaan. Maar... die vader heeft ook gelijk. De waarheid is zóó de Patronaten in Nederland zijn niet geweest wat ze hadden kunnen zijn. Het Patronaals- werk heeft, God zij dank, vele mooie vruchten opgeleverd, maar... in verhou ding tot al die kosten en al die moeite is de oogst te gering geweest, al te gering... Da oogst moet veel grooter worden, lijk, overvloedig. Dat moet I Kan het? Daar wi jen we eens ge moedelijk, maar met grooten ernst, over praten. Een goed onderwijzer heeft een jaar lang les gegeven in b.v Fransche Taal. Hij is blij Verleden jaar kenden deze kinderen er nog geen letter van hij heeft er heel aardige resultaten mee bereikt. Hij heeft er echt voldoening van. Natuurlijk geen volmaakte vol doening. Zelfs geen bijna volmaakte voldoening. Dat bestaat nu eenmaal niet op deze wereld. We zeggen er dit maar meteen bij om den pas af te snijden aan 't soort menBchen dal de grootste moeilijkheden pleegt op te lossen met de gewichtige opmerking «och. kom, 't ia overal wat 1".. Dat weet schrijver dezes óók wel. Een soortgelijke voldoening als ge melde onderwijzer geniet de aannemer, die een goed eenvoudig huis heeft gebouwd; de meubelmaker die een fraai stuk werk heeft vervaardigd; de knaap die hard gewerkt h6eft aan kistjes-timmeren en 't meisje dat veel sigaren heeft «gebanderolleerd"wat zal moeder blij zijn omdat ik zooveel verdiend heb 1 Maar... 't Patronaats-werk bevredigde en voldeed bijna geen één directeur. Al werd er dan ook ontzaglijk mooi over geschreven in tijdschriften en gesproken in vergaderingendoor idealisten... door volgelingen van de struisvogelpolitiek... door kamergeleer den die 't Patronaatsgebouw 8lleen van buiten nadden gezien. 't Is te gek, veel te gek om zonder dikke ketting los te loopen wat ver scheidene menschen zoo al verhopen en verlangen van de anderhalf uur die 'n jongen des Zondags op het Patronaat doorbrengt... mirakelen waar de grootste heilige wonderdoener voor stilstaat I De luie jongen moet vliegensvlug ver anderen in zulk een hevig model van vlijt dat... grijp maar vast nsar de remmen om 't gevaar van overwerkl- beid te sluiten I De knaap zonder karakter dient hokus pokus omget* overd in 'n kaerel uit één stuk de ik zuchtige snoeper in een voorbeeld van christelijke versterving en offervaardigheid; een kinkelke snotpinneke in een elegant jeugdig gentleman wie geen verschil kent tusschen hartenboer en schoppen- acht, in een matador boston whist; de sluike telg van ongodsdienstige familie in een onversaagd schildknaap van Koning Christus I... En trekt straks, na die anderhalf uur, één van de aan geduide individuën onnoodig aan een huisschel, dan heeft 't Patronaat dat gedaan 1 Ik hoor iemand fluisteren ia 't niet wat overdreven Deze schuchtere opmerking bewijst dat de schranderheid nog niet van de wereld verdreven is I. Mogelijk hebben we ontwetend wel een overdrijvings bacil meegekregen uit de «schitterende rede" van een doctor professor op een vergadering van Patronaats directeuren, waarin deze betoogde dat... voor eiken jongen lange lijsten moesten worden aangelegd en bijgehouden, met allerlei notities omtrent onder andere zijn aanleg, spierkracht, karakter, godsdienstzin, humeur, zenuwgestel. Onder andere II Bizonder aardig, inderdaad, voor zulke Patroneal8directeuren die den ganschen Zoniagmiddag en dito avond geheel alleen staan voor groepen van telkens 60 70 jongens... aangename verpoo- zing van 't contributie innen, apaa galden aanteekenen, allerlei kwestietjes en boodschappen behandelen, spel leiden, toespraakjes houden... Toch was 't betoog van den geleerde of zichzelf niet komiek noch de spreker belachelijk... Men mag iemand niet bespotten die aan een vriend een ver handeling stuurt over 't nut van 't afstand8 marcheeren, wanneer hem onbekend is dat de vriend met één gebroken en één afgereden been zit.. Maar 't doet vreemd aan... of soms niet 't Kan weieens zijn verdiensten heb ben op misstanden te wijzen al heeft men niet direct 't geneesmiddel bij de hand. Evenwel, in deze zou ik mij die verdienste zeer zeker ontzeggen, m.a.w. er nog niet aan denken dit artikel te schrijven, indien 't geneesmiddel niet ware te verkrijgen. Hebben Bisschop pelijke Commissies voor gezorgd. Op dit oogenblik spreken we er nog niet over. We stippen 't maar alvast e^en aan, ter geruststelling, en komen nu weer terug op die anderhalf uur Dat komen spe en, dat is 't Patro naatswerk niet I Moet toch ieder ver standig mensch begrijpen die een oogenblik nadenkt. Zelfs in de groote slechte steden niet, waar de straat walmt van bederf. Hoeveel andere uren blijven er niet over om door dat bederf te worden besmet 1 Neen, wil men met de jongens wat mooi's bereiken ter eer® Gods en hun tijdelijk en eeuwig heil, dan moet er heel wat méér gebeuren Vraag Moeten dan die jongens die van 't Patronaat niets anders meemaken dan vermelde anderhalf uur, dus geen lessen volgen enz. enz. moeten die maar liever van de lijst geschrapt worden Antwoord neen en ja. Neeu indien de Patronaatsdirectie dien korten tijd besteden kan gelijk het moetkan woekeren met dien tijd. Dan kunnen ze erop blijvendan nemen ze er althans iets goeds van mee, in betrekkelijken zin misschien iets héé'-goeds Jal dw.i. 't is beter dat ze maar ontslag krijgen (in ieder geval beter voor de anderen), indien 't op 't Patro naat een «janboel" is, waar ze b.v. kunnen komen en weggsaa of heele maal wegblijven naar believen; waar men geen gelegenheid heeft zich vol doende mei hen bezig te houden waar de Directeur véél zou willen doen, maar machteloos staat. Over Venray's Patronaat hebben we 't niet op dit moment. Wachten we r,og even mee Omdat men steeds rekening most houden met een zeker percentage lezers die de kunst van lezen slechts matig verstaan, er geen begrip van hebben tusschen de regels dsor te lezen.. We gaan nu direct over lot den befaamden pennestrijd van 't jaar 1926. De Zeereerw. Heer F J Schimmel begon, in De Tijd van 15 Febr. '26, den aanval «We hebben 't dan eindelijk, ondanks onze Patronaten, onze jeugdinstellingen, onze geschriften overopvoeding,ondanks alles wat er in de laatste jaren met zooveel zorg en offers voor de jeugd is gedaan, we hebben het dan eindelijk zóóver gebracht, dat de kinderen niet meer eerbied hebben voor de ouders, maar de ouders eerbied hebben voor de kinderen I We zijn dan eindelijk zóóver gekomen, dat steeds meer naar waarheid gezegd kan worden, dat de leiders der jsugd, zoowel geestelijken als leeken, eigenlijk niet veel meer dan lijders der jeugd zijn geworden En nu moge men dasrtegan protesteeren men moge wijzen op uitzonderingsge vallen, ik blijf volhouden, dat, misschien onbewust, maar dan toch feitelijk de jongens doen, niet wat hun leiders willen, maar wet zij zelf willen, en dat de jeugd niet meer bang is voor de leiders, maar de leiders bang zijn voor de jeugd Heel wat patronaats- besturen enz. voelen zich al gelukkig, a's hun patronaat zoo'n beetje loopt, als de jongens de bijeenkomsten blijven bezoeken, terwijl de gedachte bij hen zelfs niet opkomt, dat het toch te gek ia, dat de jorgans veel te laat komen, of erger nog, eenvoudig wegblijven, zonder voor dat verzuim eerst verlof te hebben gevraagd. Dan vraagt men, waar die jongen den vorigen keer ge weest is; men zegt hem, dat zoo iets niet meer gebeuren mag, veel ver der durft men niet te gaan. Het boven slaande moge niet geheel van toepas sing zijn op die bijeenkomsten, waar het godsdienstonderwijs verbonden wordt met hel vakonderwijs, maar daar, waar alleen godsdienstonderwijs wordt gegeven, en dat is toch een der voornaamste werkzaamheden der Patro naten 1 daar gebeurt het, zooals hierboven is gezegd. En toch kan hst anders en moet het anderal Waar schuilt de fout? Aan wie de schuld?" Fout is zegt de eerw. schrijver dat de ouders niet meer en op de eerste plaats bewerkt worden. «Ouders avonden" zijn veel nuttiger en noodiger dan bijeenkomsten der jongens. We moeten ons best gaan doen om de ouders te bespreken, van de ouders verstandige opvoeders te maken De eiger.lijke opvoeding der jeugd, d w.z. het iederen dag meer en meer uitgroeien van het kind in een bepaalde richting, en waarvoor men het kind eiken dag onder zijn bereik moet hebben, dat is en moet blijven de taak der ouders. Opvoeding, karaktervorming, ja juist. Maar laat men mij nu eens vertellen, hoe die opvoeding en karaktervorming mogelijk is, als men niet voortdurend, dwz. den ganschen dag als het ware contact heeft met den jongen I Maar in plaats van de ouders te bewerken klaagt de eerw heer Schimmel zoekt men de jeugd op alle manieren te paaien en te lijmen. Er worden tegenwoordig Cursussen gegeven aan toekomstige R K. Jeugd leiders. Maar «ik ben geschrokken, toen ik de vakken las, die in de vierde afdeeling aan de toekomstige jeugd leiders worden gedoceerd. Maar liefst drie en twintig vakken: 15 in de theorie en 8 in de practijk. Ik wil enkele vakken noemen anatomie, be wegingsleer, openlucht-oefeningen, athleiiek, zwemmen, boksen, worstelen, schermen, veibandleer! Weet men dan niet dat wij, Katholieken, aan onze Roomsche jeugd nooit kunnen geven en ook nooit moeten geven, wat de niet Roomsche vereenigingen voor haar jeugdige leden doen De allereerste oorzaak van de verwording der jeugd is de verkeerde opvoeding in huis Nog eens, van de ouders verstandige opvoe ders maken 1 Lezingen, oudersavonden, waar door menschen die er verstand van hebben, in gewone taal telkens en telkens over dit onderwerp gesproken wordt, daar bereikt men meer goeds mee dan met zg. ontwikkelingsavon den. De ouders zelf moeten weten wat een goede opvoeding iszóó wil het God de Heer. Ouders, die zelf niet deugen, zullen het nooit leeren. Vele ouders zijn te zacht, te weekelijk, te verwijfd voor hun kinderen. We moeten weer terug naar de strenge methode I Dat beteekent niet er maar op los ranselen. Neen, ik versla hier onder «streng" ditrustig, maar zonder een stap terug te gaan, zonder iets toe te geven, onverzettelijk dus, zorge men er voor, dat niet gebeurt wat de kinderen willenjx maar wat de ouders willen. Van de gestrenge opvoeding in de jaren der jeugd, een gestrengheid, die niet door drift maar door ware liefde voor het kind moet worden geleid, van die gestrengheid hangt de geheele verdere toekomst af. Een door en door roomsch huisgezin, geholpen door een roomsche school 1 Hoe nu met de schoolvrije jeugd?" De moeilijke jaren zijn gekomen, de gevaarlijke Geheel nieuwe gedachten gaan den jongen bezig houden. Hoeveel ouders zouden er niet zijn, die hun eigen jongens in die jaren niet kennen 1 Welk percentage der jongens van 14— 18 jaar is onbedorven en rain? De sexueele criminaliteit neemt geweldig toel Nu vooral, in deze moeilijke jaren, komt het er op aan, dat de ouders hun gezag over hun jongen weten te om geven met groote hartelijkheid Nu moet de strenge methode geleidelijk vaarwel gezegd worden, om plaats te maken voor een warmen, hartelijken omgang der ouders met hun kind. Nu vooral moet de jongen een werkelijk «thuis" hebben. Ongelukkig, indien hij wegens de ongezelligheid enx wanorde thuis maar liefst zoo gauw mogelijk weer weg is, de straat op, en overal heen I Wat moet nu het Patronaat doen voor deze schoolvrije jongens (hetzij ze er al 'n paar jaai' lid van zijn geweest, hetzij ze dal pas na het verlaten van de school worden)? Heeft 't Patronaat f itelijk wel een taak Ie vervullen Heeft 't wel reden van bestaan? Hierop geeft de schrijver (nog altijd is de eerw. heer Schimmel van Velp bij Arnhem aan 't woord) een antwoord dat velen heeft bevreemd, zelfs verbit terd Stippen we, voordat we dit antwoord aanhalen, nog eerst even aan, dat de schrijver 't uitsluitend heeft over die jongens die alleen maar des Zondags komen, om wat te spelen en, als hst kan, eenig godsdienst mderwijs 'e krijgen. «Welnu: die Patronaten zou ik alleen maar willen hebben voor jongens wier godsdienst gevaar loopt verloren te gaan, en voor straatjongens. Alle andere Patronaten zou ik eenvoudig opgeruimd willen zien of liever omge zet in zuiver godsdienstige vereenigin gen in Congregaties voor jongens." En waarom? De Patronaten worden meest gevormd door jongens van den fatsoenlijken aland Daar hoort het «tuig van de straat" niet bij. «Vervol gens wat heeft men bereikt met die bestaande Patronaten Ja, als men de dwepers hoort, als de ijdelheid mee spreekt I Maar menig patronaatsdirec teur heeft mij in een vertrouwelijker gesprek verklaard, dat die patronaten een marteling zijn voor den directeur; dat het godsdienstonderwijs de jongens vaak niet bereikt; dat de jongens vooral in den ontspanningstijd dikwijls niet meer dan een bende zijn, bij wie men beter politieagenten kan zetten dan priesters en commissie leden. En de karaktervorming 1 Ik durf gerust zeggen aan iederen jeugdleider, dat het een onmogelijkheid is, ernstig en met succes aan karaktervorming te werken, als men niet individueel kan werken. Hoe staai 't met de leiders der Patronaten Niet zelden staat aan het hoofd daarvan een priester, die een voudig geen slag ervan heeft om met jongens om te gaan. Hetzelfde geldt voor de commissie leden. Laat men mij nu eens zeggen, wat die heeren doen voor de vorming der jeugd Men zoekt naar de fouten, naar de oorzaken, waarom na zooveel jaren arbeids de

Peel en Maas | 1929 | | pagina 7