Tweede Blad van „PEEL EN MAAS" Oe lange Fielip Kinderkopjes Sproeten Sprutol. Rook, die spaarcenten had moeten zijn FEUILLETON Om de wereld in veertien dagen. De soldaot ien de bóone ZATERDAG 25 MEI 1929 Vijftigste Jaargang No. 21 Een vernielend vuur gelijk 1 O ja, we begrijpen het al. 't Zal gaan over het te veel rooken. Weer een van die akelige drijvers, doordrijvers, dwarsdrijvers. Eerst ging het tegen den alcohol, nu tegen den tabak. Ze gunnen een mensch ook niks meer. Raas maar door, vrind, ik rook en drink kalmpjes door. Zoo denkt of moppert er eentje, die bovenstaande opschriften leest. Och, wees nu eens bedaard en luister naar reden. Oe weet toch niet, waarover we het hebben zul len? Zeker, er wórdt te veel gerookt, gelijk er te veel gedronken wordt. Ook in het rooken kan men.... onmatig zijn. Onmatig voor de gezondheid, onmatig voor de beurs, onmatig ten koste van zooveel liefdewerken, in verhouding waarmee men heel, heel wat meer geld laat vervliegen aan d i e liefhebberij (want het is in vele opzichten een kwestie van gewoon te) dan men anders zou kunnen be steden of besteedt aan goede werken. Maar daarover nu niet. Waarover dan Over het rooken, bijzonder siga retten rooken van jeugdige personen. Het is een niet te ontkennen, overal te consfateeren feit, dat te genwoordig door de jeugd veel, veel meer gerookt wordt dan vroe ger. De jeugd heeff vroeger ook ge rookt iedere man zal zich den dag wel herinneren, waarop hij stiekum, tegen het verbod van vader en moeder in, het eerste een pijpje of eindje sigaar rookte met al de grie zelige gevolgen daarvan I Dat is dus niets nieuws. Maar wat we tegenwoordig zien, is dit.- dat jeugdige personen op een leeftijd, waarop wij ouderen, vroeger zeker nog niet mochten rooken, nu al heel parmantig en brutaal met pijp, en vooral met de sigaret, over de straat loopen, alsof ze groote menschen waren. 't Is voora de schuld der sigaret Sedert die ook in ons land en onze streken is ingevoerd, is het rooken, ook onder de jeugd, enorm toegenomen. Van verschillende kanten bekeken, is het, bepaaldelijk voor de jeugd, een ramp te noemen. Vooreerst is het vele rooken op zulken leeftijd van sigaretten zeker schadelijk voor de gezondheid. We zijn geen dokter, maar ons gezond verstand zegt ons dat. Al dat papier, dat verbrandtal die tabak (en welke dikwijls 1), al die nicotine tenslotte, dat alles kan niet goed zijn voor mond, keel, longen, neus etc. Vooral, als die snotneuzen ook nog allerlei kunsttoeren (rook op houden, longrooken etc.) meenen te moeten uithalen. Ten tweede, is het vele rooken van jeugdige personen van sigaretten vooral schadelijk voor de beurs. Wat is een doosje gauw gekocht, maar ook: wat is het gauw op! En eenmaal de zin d'r indan maar weer een nieuw. Vort gaan de kostelijke Zondags- centen. 't Sparen wordt er heelemaal door vergeten. De centen vervliegen in stinkenden rook. En dan zijn de centen op, hoe komen we aan nieuwe De ondervinding leert herhaalde lijk dat sigaretten-rookende snot neuzen kleine dieven worden. Dieven, öf van centen, öf van doosjes sigaretten. Ten derdehet vele rooken van jeugdige personen verzwakt de wils vorming. t Is altijd maar toegeven aan die neiging van te rooken; het wordt op den duur een gewoontemen kan het niet meer latende wil verleert „neen" te zeggenen zoo wordt dat jonge, jeugdige willetje niet grootgebracht in karaktervast heid. En waar hebben ze later meer plezier van dan van een vaste, ge zonde, op de christelijke versterving gebouwde wil Ziedaar enkele nadeelen van het vele rooken door jeugdige personen Jong gewend is oud gedaan. De ouders kunnen in bovenstaan de zien, dat ook tot de opvoeding behoort: een wakend oog te houden op de kinderen. Staat het niet te vroeg toe. Geheel onthouding ook in het rooken zij zoo lang mogelijk te bevorderen. En als de leeftijd zoo langzaam komt dan nog weinig; op be paalde dagen enz. En laat niet toe dat ze zelf, de jongens, geld uit geven aan rookmateriaal. Doe dat zelf, ouders. Ziedaar eenige wenken. Gelooft me, 't is in het welbegre pen belang uwer kinderen, zoolang als ze nog jong zijn, maar ook met het oog op hun toekomst. En 't is ook het welbegrepen belang der ouders zelf 1 Humoristisch verhaal uit de dagen van Friedrik Wilhelm I. Vrij naar het Duitsch door B B. Ergens aan de PruisischSaksische grens ligt een vriendelijk dal, waar sinds onheugelijke tijden een molen staat,. Op" een open plek in het boach midden tusschen honderdjarige, knoes tige eiken, verheft zich de oude bouw met zijn oud Duitsch vakwerk vol van tierelantijnen, zijn vele heldere ven stertjes, hoogen gevel en weelderig met mos begroeid dak van stroo... Dit is de zoogenaamde »Dalmolen", het laatste huis op Saksische bodem. Nog geen duizend passen verder stroomt de Molenbeek langs de Pruisische grens In dit heden nog eenzame huis heb ben sinds menschenheugenis immer de dalmolenaars gewoond. Het was een eerlijk geslacht, zoo eerlijk als er ooit een onder koren malende menschen kinderen heeft bestaan. In het midden van de vorige eeuw leefde en werkte daar de beroemdste man van dit geslacht, namelijk de Lange Fielip, uit wiens levenageschie denis ik U eenige veelbewogen dagen wil verhalen. In die dagen was dit eenzame dal met mooi, dik haar. Het haar groeit veel sneller als gij dat met Purol behandelt. Als men zoo nu en dan slechts een weinig Purol goed in de hoofdhuid wrijft, dan wordt daardoor de haargroei krachtig bevor dert en het haar mooier en dikker De reis om de wereld in tachtig dagen is een belachelijk ding geworden Een jongen van zestien doet het thans in drie en dertig dagen. Maar dat is nog veel te veel. Een reis om de wereld mag ons niet meer dan twee weken kosten. De menschen moeten in hun karig toege meten, veerliendaagsche vacantie de wereld kunnen zien. In de rest van het jaar hebben ze immers geen gelegenheid, naar buiten te gaan. Veertien dagen. Dat zeiden de men schen vroeger, als ze zoo ongeveer wilden vaststellen, wanneer iets klaar zou zijn of hoeveel tijd een karwei zou kosten. nog stiller en nog meer afgesloten van de wereld dan thans. Uren ver in den omtrek strekten zich de groo*e, oer* oude bosschen uit Hier en daar lagen een paar bezittingen van edelen, eenige boerderijen als verstrooid tusschen het machtige woud, maar zelden trof men een ook maar klein dorpje aan. Een klein uur van de grens stond een oud jachtslot van den keurvorst van Brandenberg. Vroeger bleven zij daar meermalen in het jaar eenige weken om zich aan het edel jachtver» maak te wijden. Sinds zij echter de Pruisische koningskroon droegen, heeft niemand hunner het Slot meer bezocht. Op zekeren dag verspreidde zich echter eensklaps onder de woudbe» woners het gerucht, dat Koning Fre- derik Wilhelm I in hoogst eigen persoon eerstdaags van Berlijn zou overkomen en in de groote bosschen drijfjachten zou komen houden. Dit was daar op eens een heele gebeurtenis voor die menschen. die jaar in jaar uit niets andeis gezien en gehoord hadden dan het klateren van de beken in de kalme, stille, einde» looze eentonigheid van wouden en velden. Alleen de heel ouden van dagen wisten zich nog iets te herinneren van de pracht en praal der ridders en vooral van de edolvrouwen en wisten nog te vertellen hoe vroolijk en onbe zorgd het vroeger bij zulke gelej heden toeging Zooals te begrijpen, weren natuurlijk vooral de jongeren verheugd getuigen en in zekeren zin deelnemers te mogen zijn van zulk een feest. Intusachen vertelden de bewoners. Veertien dagen heeft een aparte be- teekenis. In vele talen kent men er een speciaal woord voor. Diezelfde veertien dagen, ditzelfde ikefielje stelt men nu vast voor een reis om de wereld. Experts zijn op het oogenblik bezig, om de plannen uit te werken vooreen dienst, die in veertien dagen den aard bol zal omspannen. 't Zal gaan par aeroplane, luchtschip en vliegboot. Natuurlijk stuit men nog op vele technische moeilijkheden, maar de knapste mannen van het vliegwezen studeeren er op en men is zeker, dat de dienst voor elkaar komt. Op één punt zijn de heeren onder nemers het al eens. Zoolang het pro bleem van de vliegboot nog geen perfecte oplossing heeft gevonden en zulks is niet het geval, zal het over steken der groote oceanen met lucht schepen moeten geschieden. Zoowel de Atlantische als de Stille Oceaan zullen luchtschepen zien, die minstens 160 passagiers kunnen ver voeren en enkele tonnen post. Toch blijven deze luchtschepen slechts provisorisch. Men koestert groote ver wachtingen van nieuwe, geheel uit metaal te bouwen vliegbooten. Vlieg- booten beloven een voordeelige exploi latie met minder hooge rsparatiereke- ningen als bij luchtschepen. Voor de toekomst wordt derhalve meer gerekend op het zwaarder, dan lichter dan de lucht. Desondanks houdt men rekening met de onverwachte mogelijkheden, die da techniek ook voor vliegerij in reserve heeft. In Amerika is men al bezig met het bouwen van kunsteilanden, die als ustplaats moeten dienen voor vlieg tuigen, welke een goede vijftig pas3a giers zullen moeten vervoeren. Deze eilanden zullen in den Atlan- tischen Oceaan verankerd worden. Er wordt van alles op geconstrueerd: hotels, restaurants, vliegtuighangars enz. enz, De rond de wereld route zal zijn: San FranciscoNew YorkLonden Parijs Moskou IrkoetskTokio Hawai—San Francisco. Eventueel zal van Parijs een zijlijn Bagdad CalcuttaSumatraJava Sydny er naast worden gelegd. Men koestert de verwachting, dat de reis na niet al te langen tijd tot tien dagen verkort kan worden. Eén ding hesft men bij deze plannen echter vergeten te overwegen en dit hoe de menschen, de vliegende reizigers er bij zullen varen. Toen de nieuwe tocht naar Amerika in de »Giaf "Zeppelin" werd aange kondigd er wordt dezer dagen te Cleveland beslist, of men het schip voor den dienst San FranciscoHawai zal aankoopen vertelde men er bij, dat het luchtschip ook twee gorilla's mee zou nemen. Deskundigen merkten toen op, dat deze dieren het er in verband met de groote temperatuurverwisselingen op zoo'n luchtreis waarschijnlijk niet levend zouden afbrengen Ze zouden ongetwijfeld een doodelijke kou vatten. Voor de menschen schijnt het er echter niet op aan te komen. Men praat er tenminste niet over. En toch zal het op hen wel eenigen invloed hebban, als ze in een paar dagen b.v. van Londen naar Calcutta vliegen. Of zal men ook een middel vinden om de vliegende toeristen kunstmatig en snel te acclimatiseeren Al naar gelang naar de behoefte heet of koud. lagegondtaü Midsdsoliagen. Om jong te blijven. Het feit, dat uw gezondheid te wen- schen overlaat, is waarschijnlijk de eenige reden, dat gij u door lichte zorgen reeds zenuwachtig, versleten en oud gevoelt. Misschien zijt gij een dier noodelooze slachtoffers van een nier aandoening. Laat deze te voorkomen nierzwakte u niet oud maken voor uw tijd. Zoek en verbeter de oorzaak van uw kwaal. Tracht weer flink en gezond te worden. Die pijn in de lendenen, die ellendige blaasstoornissen, hoofdpijn en duizeligheid, dat afgematte, zenuw achtige gevoel behoeven u niet langer te kwellen. Alle tesamen maken uw leven tot een last, die zoodra gij uw nieren verzorgd hebt, verdwijnt. Verzwakte nieren kunnen met Foster's Rugpijn Nieren Pillen versterkt worden, waardoor gij u in elk opzicht jonger voelt. Begin onmiddellijk met het gebruik. Zonder uitstel I Wacht niet, tot gij last krijgt van rheumatieK, ischias, spit, blaasontsteking of water zucht. Ook tegen dergelijke ernstiger kwalen worden Foster's Pillen aanbe volen, doch voorkomen is altijd beter dan genezen. Verkrijgbaar (in glasverpakking met geel etiket let hier vooral op) bij apotheken en drogisten a f 1,75 per flacon. 34 naar Vught A. M. H. Maassen, huishoudster, naar Horst Th. E. StevGns, dienstbode, naar Venlo, Maagdenberg 55 E. Sijbera, z b, naar Nijmegen M. W. Jeuken, coupeuse, naar Arn hem, Driekoningenstraat 56 A. Rongen en vrouw, smid, naar Horst, Herstraat B 52 M. C. A. M. Aspeslagh verpleegster, naar Vlissingen, Droogdok 2 E. P. L. M. Volleberg, dienstbode, naar Helmond, Parallelweg 4 H. J. B. var. Bommel, chauffeur, naar Kessel dorp A 20 J. H. Lenssen, bakker, naar Ottersum A 35 door A. F. van Beurden. het voorjaar, ko komen vroeg in het voorjaar, koop tijdig een pot Bij alle Drogisten. die het dichtst bij het slot woonden en die dikwijls in den Dalmolen kwamen, hoe men op het jachtslot reeds druk bezig was met schuren, schoonmaken en opschilderen en dat de oude Slotbewaarder zoowaar al een splinternieuwe rokjas met zilveren en gouden tressen en galons in de stad had besteld. Op zekeren dag kwam de tijding Overmorgen zal de koning met zijn gevolg het Slot betrekken, eenige die naren en jagers waren reeds vooruit gekomen om het nieuws mede te deelen. Op denzelfden avond had er op den ouden molen een gewichtig onderhoud plaats. Onze lange Fielip, toen ter tijd de deftigste en statigste knaap van heel de omgeving werd boven op de kamer bij zijn vader ontboden... De oude man, die van tijd tot tijd door jicht werd geplaagd, zat in een gemakkelijke leuningstoel en sprak de volgende gewichtige woorden tot zijn zoon, bijgenaamd »de lange Fielip." Zooals ik hoor, is het werkelijk waar. De koning van Pruisen komt overmorgen op zijn jachtslot. Nu wilde ik je maar even zeggen, Fielip, dat ge, zoolang de koning met zijn lieden en zijn gevolg hier in de buurt blijft, ons huis niet moogt verlaten en natuurlijk j8 natuurlijk nog veel minder over de beek op Pruisisch grondgebied moogt begeven. Over het algemeen ben ik niet geneigd, zooals je wel weet, om je de reden van mijn bevelen uit te leggen. Deze keer echter wil ik een uitzondering maken en je zeggen, waarom ik je dien goeden raad geef. Ingekomen en vertrokken personen van 10 tot 17 Mei. INGEKOMEN A. M. F. Bonants, dienslbode, Smakt B van Wanssum J. M. Baltissen en gezin, opperman, Oostrum G 83 van Meerlo A. van Duynhoven en gezin, arbeider Heuvelstraat 13 van Maashees H P. van Dijck, z b, Langstraat 13a van Bergen M. J. Hendriks, idem, Merselosche weg 21 van Grubbenvorst A. H. Marcellis, Merselo M 118 van Maashees M. J H Lenssen, dienstknecht, Oostrum G 80 van Meerlo A M Janssen, z b, Groote Markt 6 van Meerlo A. Janssen, timmerman, Langstraat 40 van VierÜDgsbeek A. A. van Sambeek, z b, idem, van Boxmeer L. H. Hovens, z b, Oirlo E van Tegelen G. Puts en vrouw, landbouwer, Mer selo M 71 van Wessem A. A. van der Sterren en vrouw, landbouwer, L 66 van Sevenum Th. van Staveren en gezin, idem I 23a van Gemert G. J A. Theeuwer., bakker, Hofstraat 9 van Wanssum M. Sanders, dienstknecht, Veulen H 14 van Vierlingsbeek J. P. H. M. Koppers, dienstbode Hofstraat 5 van Tegelen M. J. Vissers, idem, Oostrum D lc van Boxmeer H. Reiss, bakker, Henseniusatraat van Sambeek VERTROKKEN W. J. van Gestel, dienstbode, naar Udenhout J. J. M Siebers, dienstknecht, naar Wanssum G. M. M. Gielens, dienstbode, naar Meerlo A 93 G. J. Hendriks, dienstknecht, naar Meerlo A. W. M H. Sijbers, dienstbode, naar Eindhoven, Hemelrijken 119 A. H. E Guppen, idem, naarSevenum G Janssen, dienstknecht, naar Bergen M E. Peters, dienstbode, naar Boxtel M. L Heynen, dienstknecht, naar Bergen E 53 Th. W. M. Kolkman, kloosterzuster Je weet, hoe verzot de koning is op »lange kerels"; als hij kon zou hij alle lange kerels van heel de wereld in zijn garde willen steken. Wanneer hij of een van die schavuiten onder zijn gevolg jou in de gaten krijgt, dan moet je vast en zeker mee naar Berlijn, even vast en zeker als daarbuiten de molen klappert. Heel dien tijd blijft ge dus mooitje8 thuis hebt ge mij begrepen Maar vader, ik ben toch geen Pruis, ik ben een Saks en de koning van Pruisen heeft toch geen recht op Saksen. Het zou toch al te gek zijn, indien hij Saks of Pruis is voor den koning wat dit betreft hetzelfde. Ik zeg je, ge blijft ihuis Koning Frederik Wilhelm heeft zijn eigen idees wat lange soldaten betreft. Hij maakt formeel jacht op lange kerels en zelfs in het buitenland zijn ze voor hem en zijn wervers niet veilig, Ge bruik dus je verstand en blijf thuis. Pas geleden nog vertelde men mij, hoe hij zulke knapen in Schlesiën en Holland, ja zelfs van over zee in Engeland met geweld had laten op lichten en naar Berlijn had laten voeren. In Rome liet hij zelfs een langen monnik oppakken en naar Spandau transporteeren. Dus nog eens, ge houdt u den heelen tijd zooveel mogelijk verborgen, indien ge je eigen, je lieve bruid en je ouden vader niet in het ongeluk wilt storten. Ga nu naar je werk en gehoorzaam als een brave zoon. Dit was een kort en krachtig ant woord voor onzen Fielip, die alles- '1 Spien der um beej de Belze en,ok ien 't Limburgsch beej Well en Rooj. t Haaj ok al lang gespokt tlgge de Hollanders ien 't Belsch. Ien Brussel worre ze niks gediend mit de Hollan- sche ambtenaare. Ien den Haag han um mer is wat te zegge, op de zeuventwintig ambtenaare van Finan- cië mer ennen Bels zitte. Ze zatte de luuj, die nie van 't sort worre, aag- teruut. Ok won ze de Belse mit ien de schuld van Holland, zowat viefhonderd mieljoen laote betaale en dor mosse de Belse niks van hebbe. 't Gaaf ruzie en Limburg wier dur de Belse iengeno- me. Ien Mestricht en Remund tot ien Rooj toe, riepe ze: »Vivat den Bels 1" 't Land van Kuuk bleef Hollands, umdat er ien de Graaf wat huzaare en piotte gebleve worre en massesees, die den boel naoreejde. An den regse kant van de Maas zate de Belze, die beej Boksmèr tiggen de Loerangel over, aaf en toe op de Hollanders schoote, as die an 't zinge worre en dor is en kallef half kreupel geschoote, mer anders ging 't nog al mitte vreede. Dor wier wel gesmoekkeld, mer dat was gen neejs. De grens was now korter beej as eurst en de verluuj kende ur zaakje goed. De Limburgers worren er mit ien, dat ze toe Bels worre; 't kos eur niks schille en ze han mit de Hollanders ok niks op. Alle ambtenaare, de ont vangers, de kantonrigters, de veldwag- ters, de massesees, tot de notarisse toe, worre geliek Geriffemierd en die han vroeger lellik den baas gespuid en de Land van Kuuksche han dor ok gen plezier van belèft. Now han ze ien Limburg en vreej- korps opgericht, nie um te gaon vreeje mer om soldaot te speule. Dat zaat toe zowat ien de locht. Dat worre mèst leegleupers, die nie gèr werrekte, niksnutsers en zon volk; veul uut Remund en Weert. Die lèfde op den boer. Ze han enne keel an en enne lèèren band en vur de kieps en ouweltje geplekt. Dorbeej han zich ien de umstreeke van Venrooj nog wat grappemèkers angesloole, die overal zowat Pietje de vurste worre. Ze nuumde dat heele zoodje »de Partesjan8". Ze droege as ze recht ien eur zaak worre, an enne witte kruus- band enne sabel, mer die den gennen han, din 't mit enne hetzicht ofblaos- piep, of enne piek. Die zun dan gebruukt wurre, um de Hollanders van de sokke te slaon, as die eur ien de weeg kwame. De Hollandse piotte en huzaare len ien de Graaf en hiele 't Land van Kuuk ien orde. Op enne moje merrege trokke ze derop ut, ower Kuuk noa Sintaagte, dan ower Beuge nao Boksmèr. Dor wier halt gemakt. De huzaare stonde rond de pomp vur 't alt raodhuus, de piotte vur 't Rad. De pèrd kreege uut de pomp te dnnke, mer de piotte dronke gen water. Den enne nao den andere schoot beej Knilli8 Huubers binne en drorike dor enne of meer borrels. En dat ge beurde zo duk, dat 't lewke op 't tupke van de gevel nao onder keek en er mit begos te lache. Mer de klaore mit soeker van Knillis was ok lekker en koste mer drie cent. Op èns liet de adjedant, die baas was van 't heele boeltje op de trompet blaoze en toe trok 't pèrdevolk op Sambeek an. De piotte kwame achter- noa. Enne van die kels haaj de serzant nie mit kunne kriege, enne piot, den al ien zoveul helligehuuskens onder weeges was angewist, dattie stief been gekrege haaj en beej Knillis Huubers mitte kop taoffel lêij te slaope. behalve vroolijk keek bij dit bevel. Bijna eiken dag kwamen er menschen naar de molen en vertelden alle moge lijke wondere dingen van die rijke ridders en hun grootsche pruiken en machtige haardos, van edele dames in stijve reisrokken, van reusachtige Turken, bedienden, huzaren, rijknech- ten, jagers, soldaten, paarden heel en a opgetuigd in het zilver, ridder- pluimen, koetsen enz. enz. lauter heerlijkheden, welke onze arme Fielip slechts van hooren zeggen kende En nu, nu zij zoo dicht bij waren,mccht hij niet even gaan zien, hoe ze er uit zagen 1 Hij, hij alleen niet uit heel den omtrek 11 Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1929 | | pagina 5