Tweed® Blad wa.n „PEEL EN MAAS" Oome vertelt. tróSrrKr,'"'" Kr riss.."':;™' s:UM' Eeu merkwaardig doopsel Sport en spel. ZATERDAG 18 MEI 1929 Vijftigste Jaargang No. 20 't Is welletjes l Een Latijnsch, dus al een oud, spreekwoord is het: »Wat gemeen schappelijk gedaan wordt, wordt ge meenschappelijk verwaarloosd't Is zoo men8chelijk 1 Waar velen aange zocht worden om iets tot stand te brengen, zijn er velen ook, die op den uitkijk blijven staan of en wie zal aanpakken en anderen, die er zelfs niet eens naar omkijken. En wat 't ergste is, de kijkers kijken de doenders op de vingers en de niets nutters behouden zich 't recht voor de werkers voor den aap te houden. En zoo heeft iedereen wat te doen en zoo krijgt men voorloopers, meeloopers en naloopers en ook nog klaploopers. Ik had aan mijn dorpsgenooten voor gesteld een gemeenschappelijk werk tot stand te brengen, een echt Ven raysch eeremonumant. Op algemeene, ja geestdriftige medewerking, meende ik vast te mogen rekenen, niet ter wille van mijn nietig persoontje, maar ter wille van de zaak zelve. 't Was toch zoo weinig, wat van iedereen gevraagd werd; ik wed, dat ik het record van bescheidenheid ge stegen heb; een briefje, een stukj* papier met opgave der familieledenv Geestelijken, Broeders, Zusters. Kun je nog iets minder vrsgen Nu moge men denken en spreken over den Oome zooals men wil, maar met eenig recht zal niemand hem verwijten veel eischend te zijn geweest. Verbeeld U. dat ik het plan had opgevat, schrik nisf, vriend van den Munckhof, U te vragen, bij welslagen der onderneming, een beroep te doen op uwe edelmoedigheid, U te verzoeken de volledige eerelijst als cadeau voor uwe lezers op een apart bijvoegsel over te drukken 1 Maar nu die lijst op geen volledigheid kan bogen, ou ze nog zoo vol staat met grimmige vraag teekens, nu ze nog zooveel gapingen vertoont, kunnen we er geen eer mee inleggen. Ons edel pogen ging boven ons vermogen. We zouden nog wel kunnen wach ten op achterblijvers, maar aan alles komt een eind, behalve aan een worst en mij dunkt: 't Is welletjes 1 Hoe denkt er over? Overbodig en nutteloos is ons werk toch niet geweest en 't heeft meer instemming en belangstelling ontmoet, dan men misschien zou denken. Het hoofddoel is bereikt en naar ik meen, ruim bereikt. Wij leven in een tijd van klaag liederen en naargeestigheid: 't is mode geworden, 't staat gekleed den staf te breken over alles en nog wat. Niemand en niets deugt er nog; we zien en kennen schier niets meer dan bederf en ondeugd; nooit is de wereld zoo slecht geweest. Ziedaar de stramien, waar zoo gaarne op geborduurd wordt. De roomsche blijheid is bij dat akelig gemier ver te zoeken. Wat verdienen wij er mee En hoeveel verliezen wij er bij Die algemeene ontevredenheid is een groote zedelijke ramp. Immers het doen voorkomen alsof er schier geen eerlijkheid in deugd meer beslaat, is al zeer weinig geschikt om de moge lijkheid van eerlijkheid en deugd te bewijzen, en menig zwakke broeder acht er zich door gerechtigd om niet eens te pogen zich te verheffen boven het lage peil, waarop men hem zegt dat het menschdora staat. Voorgaan doet volgen wie zich eene booze om geving schept, al is 't slechts in zijne verbeelding, zal er wis en zeker niet beter op worden De pers, de z.g. koningin der wereld, speelt m.i. hier een allertreurigste en allerbederfelijkste rol. Iedereen leest kramen, en met uw verlof, Peel en Maas, liegen als de krant is meer dan ooit een waar volksgezegde. Wie ontgaat op den duur den invloed van de krant Noch groot, noch klein. »'t Staat ge schreven, 't staat in de krant," en uit 1 Welnu, onze kranten, ook de beste, verkondigen al wat er in heel de wereld verkeerds gebeurt, vooriederen misdadiger richten zij een standbeeld °P De kranten gooien in onze huisge zinnen al het wereldvuil. De illustraties brengen ons nieuwe heiligenprentjes van de ergste ploerten Óm ons tot Venray te bepalen, geón Venrayer kan zich ergens aan vergrijpen, of hij komt in de krant, krijgt vermaardheid, en de arme lezer krijgt gedurig het edel genot te wroeten in afval. Tegen één ellendig type leven er toch te Venray duizenden brave menschen, mannen en vrouwen van gedegen eerlijkheid en hooge deugd. Maar voor hen is er geen plaats in de krant, die toch geregeld de praatstof levert voor het publiek, en met die krant voor den neus, wor den die brave menschen niet eens meer gezien en geteld. Wat wonder dat we zwartkijkers en scheelkijkers worden Dat de oogen, steeds gevestigd op nachtelijk duister, zelfs geen blijde zonnelicht meer verdragen, of meenen dat er geen zonnelicht meer is? En nu mijn compliment, Peel en Maas. Daar hebt ge met uwe eerelijst van Venraysche Priesters, Paters, Broeders, Zusters hulde gebracht aan deugd en heiligheid. Zie ons daar gekomen tot een aantal van 150 kloos terzusters, van 63 Priesters, 6 Fraters en 21 Broeders, nog allen in leven, op den WelEerw. Heer Frans Poels na* dezer dagen overleden Dal maakt dus tén Zuster op 80 inwoners, of op de on rU1«D' 6én G<^'ijke of Broeder nen "»wonars of op de 66 man- nnHXel9Anfami,i?.s 7er,egenwoordigon die l i Godgewijde personen, voedsel kuiselijken kring kiem en voedsel voor hare hooge roeping gevonden hebben en hunne brave zegenen6? gelukkige ""eders loven en van9deVh„Tyer' f*,»0* durft «P^en van de bedorvenheid van Venray, kieze domicilie in Sint Servaas of Sint Anna. ,IB n°s verstand heeft en gebruikt derden" M0m na" de vruchten beoor' dealen, blij en dankbaar u-'troepen zi n" onVr8y' ,Waar "'eusehenzij" verkeerd 8elrken I "a« men doet verkeerd en begaat eene onrechtvaar digheid wanneer men zich blind tuurt Hemden6" ^.^"r^eden miskent. Houden wij liefst de oogen gevestigd op de prachtvoorbeelden, die God fn laar "pllaUl ilChlen °p den kande- laar plaatst, en zeggen wii het don ZS W»Wa6tl6ndd6n d®ke6r-'ng Augustinus na »Wat die kunnen, kunnen ook Tok in o„ de ""gelijkheid, ook in onze zoo gesmade dagen van de hoogste volmaaktheid beter bewijzen 7,;»" rolprent van 240m{ver' koren Venrayera voor Venravera af te dlT240 I"6 d7g'l beter eeren dan door die 240 levende beelden voor iedereen ten tooneele te voeren? Laat one dank- zijn jegens God, christelijk fier ehnuT,Sl"b<°a en u'orken aan zoovele u?t on d°0r broedara en zusters d»g golegdK6n "aaSle °mg°ving aan den 't Hoofddoel ia bereikt, zei ik en ruim bereikt. Al mochten we er me" s"eflen8e?ane" "0l~d'8 ad'aaboek op te stel en van onze Geestelijken en onze Zusters, we hebben dan toch Zn keurige en kleurige revue mogen paa aeerep, een zeldzame Tolkst"," mogen houden. De omstandigheid dal aan 'T h"'™™'!^8 ia- 'cLdt'nTt aan t hoofddoel, integendeel zou ik zeggen, omdat we zoodolnde nog o„dor tj8Cnun6„rrkd0'iikheidblevenV°-«n wij nu nog de ruim, meen ik 1200 ii :d^ ITZS? houding Z6ld2aam gUnatiga ver. S,d ik reden om boven dit vertsl- eelije te zetten: ,'t I, welletjes?" Aan onze 150 Venraysche Zustere aan onze 90 Priesters en Broeders ons' eerbiedig eeresaluut, onze christe'liikn bewondering, ons nederig ?erzóek van6Cdl0n da?.k'e ö6°k va°n6hen, ten sp$" 't "s weHe'fe^'t arS' g6lU,'g ik graag^ Ziehier nu de laatste ingekomen opgaven, waarmede wij de lijst ffaTuiZ Priesters. VTPskchC1 ?-ruisbeer' 0oa' Indië fesIor tePUdehnAnt00n' K^er, pro- BoTSut, B^lgif88' Va" H' Hart, FraTciscaaT'°Bel|Tb0r8n '6 Launa»' Broeders. Alphoneue, Franca n,' Koningafua" iQ?naDbBlaJSor^atiue G- s- geb 14 Mei België 06 EPhlaiua. Strop" Gent, ij,"' b,J., 'Af:!"oZ Zusters. Vermeulen Aldegonda, ceb IRAK Zuster Martha, S. Salvatm,Toezond' Leunfu6mFrancr' g6b' Sept' 1880 le Kleine Zusters van St. Jozef, Lanaekeu, zgCrtemv"ium°Chler V<,n JaC' Sanatorium, ^Heerlen^' 10 M««" "P.l Zuste^'l!Jbfeodora' geb- Boschhuizen, Zuster Ildefonsa, Dominicanes, Lami Goemana Johanna, geb. Boschhuizen Carmelites, Vilvoorde? België nnUIÏen' Engels Johanna, geb. 31 Jan 1902 Merse'o, Zuster Heudriua, Borg,om! geb8blTs!ird;ak,ao P,alronella Maria, 13 SePl' iMO, Zuster Hermini; Franciscanes, Vechel Loonen Anna M. Ggeb. 27 Oct. 1878 te Oostrum, Zuster Lina, Overste Zusters Gar. Borr. te Rijckholt. Voor mijne penitentie mogen al die goede, heilige zielen van Venraysch bloed een Weesgegroetje bidden voor dien armen bloed van een OOME. Tingeling..tingeling.... eling.... Hard rammelt de bel door de doodsche gang van de pastorie. De twee katten in de keuken, die in haar rust nog niet zouden gestoord worden, al viel er ook een stapel borden op den steenen vloer, sprongen van schrik op en liepen miauwend weg. Ds meid, die de uien voor de avondsoep aan 't omkeeren was liet haar houten lepel vallen.... Wie maakt er nu toch zoo'n leven I bromde zij,-terwijl ze met een norsch gezicht aan het touw van de voordeur trok. Niemand kwam binnen.... Ze trok nog eens... nog eens... nog een derden keer... maar met evenveel succes... Toen riep ze ongeduldig... Duw toch tegen de deur I Eindelijk, eindelijk draaide de deur langzaam op haar hengsels en een forschgebouwde man, op z'n Zondagsch gekleed, kwam door een kier binnen zoo voorzichtig en behoedzaam als een ouwe tante Onder een kolossale neus glinsterde een vuurroode snor, borstelig als de rug van een angorateit, het even kolossale hoofd werd gedragen door breeds schouders, terwijl zijn twee korte been en schenen te buigen onder het gewicht van een respectabelen buik. Hij keek naar rechts en naar links, voor en achter zich als een bezoeker, die niet op de hoogte is met de plaats Watis er van uw dienst, mijnheer? Ik vraag excuus, mevrouw. Juffrouw, verbeterde de meid droogjes. Ik vraag u excuus, juffrouw, ik kon het onmogelijk weten, want het is voor de eerste maal, dat ik hier kom Mijn uien zullen aanbranden, haast u wat. Wat is er van uw dienst? Den patroon spreken. Ik zal een van de heeren roepen. Neen, den patroon. De pastoor Ja. Eerste trap rechts. Dank u, ik zal het wel vinden. En met zwaren, plompen stap beklom hij de trap. Twee minuten daarna zette de man zijn zaak uiteen in de kamer van den pastoor van Sint-Polycarpus Mijnheer pastoor, ik ben Oscar Coqueluchon. Mijnheer Coqueluchon van de groote centrale kruidenierszaak? Juist, uit de Huismanstraat 1 Waaraan heb ik de eer van u bezoek te danken, mijnheer? Ik stond er op om zelf te komen, want och dat vrouwvolk, weet u... dat praat en kletst maar... om tenslotte de hoofdzaak te vergeten, terwijl ik eerlijk ben in 't zaken doen en recht op het doel af ga, dal is zoo mijn methode. 'n Voortreffelijke methode, mijnheer Coqueluchon 1 Welnu, ik kom voor een doopsel. Ik heb een zoon... Proficiat.. Een aardig kereltje. Mijnheer pastoor, hij heeft al drie tandjes... Drie tandjes 1 Ja, en dat op veertien maanden... U hebt wel wat lang gewacht... Och, weet u, als men in den handel is, doet men niet, wat men wil. Zeker, zeker, maar.... Eerst moest de vrouw klaar zijn met het groot diner voor de gasten, dan moest ds heele familie bij elkaar komen, en u begrijpt wel, dat heeft heel wat voeten in de aarde. Er.fin, hebt u een peter en meter, Alles, zooate ik u zeg, mijnheer pastoor, alles... Alleen dit nog, ik wil dat mijn zoon eerste klas gedoopt wordt, deftiger dan de dochter van Norgeline, mijn concurrent uit de Bloemenstraat. In orde, mijnheer. Ik verzoek u beleefd, mijnheer pastoor, zelf te willen doopen... Bij Norgeline was het een van uw ver tegenwoordigers. Wat belieft u? Excuseer me, mijnheer pastoor, dat is misschien het woord niet. Inderdaad.... O, juist, nu heb ik het, een van uw kapelaans... Dèti wil ik nietl Bij ons vragen de goede klanten ook naar den patroon, zoodua... Goed, zegt de priester in zijn schik, ik zelf zal het doopsel toe dienen. Mooi zoo, mijnheer pastoor, met u is nog eens te praten en zoowaar als ik Coqueluchon heet, u zult er niets bij verliezen... O 1 beste mijnheer... We houden het dus op Zondag vóór het diner. Om kwart over elf na de Hoogmis. Juist... Ik hoef u wel geen raad te geven, maar toch... Zeg het maar gerust... U zult toch wel uw beste spullen aantrekken nietwaar, die dingen met kant en goud en zijde, uw tenue num mer een, zal ik maar zeggen. Wees gerust, mijnheer Coque luchon. En u zegt toch wel aan uw klokkenluiders, dat ze wat olie koopen om het carillon te smeren. Ik sta er op, dat de vier klokken luiden en de groote klok, alles wat u aan klokken hebt Norgeline had er maar drie 1 Ik zal alles wel betalen I Goed, alle klokken zullen luiden, mijnheer Coqueluchon... Want, nietwaar, mijnheer pastoor, men is godsdienstig of men is het niet, een van de twee en de familie Coque luchon is godsdienstig, op mijn ere woord i Daar ben ik echt blij om, mijn heer. Tot ziens, mijnheer pastoor. Tot ziens Zondag, kwart voor twaalf.. Een half uur geleden heeft het groote orgel gespeeld bij het uitgaan der H. Mis, de geloovigen, die nog wat bleven na bidden, gaan «en voor een de kerk uit. De pastoor, die over zijn kanunni kenmantel een stool heeft aangedaan met een rochet bidt zijn rozenhoedje in afwachting van het doopsel van Coqueluchon. De koster loopt heen en weer van de sacristie naar de doopvont, terwijl hij zijn grijzen kop met het kalotje ongeduldig heen en weer schudt en met veel lawaai over de steenen schuifelt. Al "ijf maal is hij naar buiten ge gaan om poolshoogte te nemen, maar evenals zuster Anna, heeft hij nog niets zien komen. De vier koorknapen hebben zich i n een bank bij den ingang neergezet en wiegen op en neer als klaprozen op de korenvelden bij een hevigen wind, de koster laat zijn oogen in de witte kassen heen en weer rollen om za te doen zwijgen, hij gesticuleert en schreeuwt zoo hard, dat de oude bedelaar in het portaal angstig de kerk binnenkeek, den inval vreezend van een half dozijn politie agenten. Maar gerustgesteld vat hij zijn vette pet weer op, waarin enkele groote stuivers tegen elkaar rammelen als een paar stukken ijzer... en dat nog te meer, omdat er op het oogenblik een prachtige stoet de trap pen opkomt, zonder, helaas 1 ook maar eenige attentie te schenken aan de smeekbede van den armen man Een aalmoes, als 't u belieft, dames en heeren... Het doopsel van Coqueluchon is ge arriveerd. Het is vijf minuten voor twaalf. De stam der Coqueluchons, geheel voltallig, overschrijdt den gewijden drempel even gewoon als de drempel van een molen. Uit een zeker onbewust gevoel van eerbied verstomt de lage basstem der mannen een beetje, terwijl het scherpe geluid der vrouwen verzacht tot een verward klankgeruisch, iets als het gepiep van musschen... De misdienaars zwegen opeens ver baasd en de koster is in één sprong bij den priester. Mijnheer pastoor, de doop... Dank je, goed zoo. De pastoor van Sint Polycarpus, staande bij den ingang der doopkapel met het boek in de hand, beschouwt de vreemde optocht, die daar naar hem toekomt. Excuseer me, mijnheer pastoor, wij zijn misschien een beetje te laat, stamelt Oscar Coqueluchon, terwijl hij zijn bolhoed verlegen tusschen zijn gehandschoende vingers draait. 01 zoo'n klein beetje, fluistert mevrouw Coqueluchon behaagziek, haar bleeke wangen bescheiden met een zacht kwastje bepoederend. Och ja, weet u, die vrouwen zijn nooit klaar. Jij bent te laat gekomen. Mijn heer Pastoor, waarde vriend Enfin, excuseer me, mijnheer pastoor... U kunt beginnen, er ontbreekt niemand. De koster heeft zijn kaars aange stoken en houdt het schaaltje met zout in de hand. De misdienaars, twee aan twee naast den pastoor opgesteld, kijken begeerig naar een jongetje in een matrozenpakje, dat aan een kaneelstaaf staat te zuigen. Komaan, zegt de priester, peter en meter Hier... hier... mijn schoonbroer en mijn zuster, verklaart Oscar. De peter nadert gewichtig. Het is een groote, lange kerel, mager als een hout, met een langen nek en het ge zicht van een doodbidder. In zijn spoor volgt de meter, rood en rond ais haar broer, nog meer kleurend onder een driebubbele laag blanketsel en geurig van parfum als de salon eens kappers. Nu heerscht een volkomen stilte. Men hoort nauwelijks nicht Euphemia uitvaren tegen haar jeugdigen erfge naam, die maar steeds aan zijn kaneel staaf staat te zuigen en ongeduldig trappelt. Gaston, wees toch stil 1 Maar de pastoor schijnt ongerust. Hij overziet de omstanders en staart strak en stijf naar de twee pilaren van het groote middenschip, alsof hij nog iemand verwachtte. Oscar Coqueluchon merkt het en vraagt vriendelijk: U zoekt iemand, mijnheer pastoor? Ja, ik zoek het kind Welk kind Het kind, dat gedoopt moet wor den, uw kind... Ernest 1... O ja, 't is waar, mijn de heer pastoor, ik heb u vergeten te waarschuwen, het is er niet... Men heeft het thuis gelaten 1 Thuis 1 Ja natuurlijk, mijnheer pastoor, j jongen ia ziek... En heel erg, die arme lieve engel van Onzen Lieven Heer, voegt mevrouw Coqueluchon er op den koop toe snikkend bij. Wij hebben overigens gedaan, wat we moesten doen. Hier is het certificaat van den dokter. Dat heeft ons vijftien francs gekost. En Coqueluchon haalt 'uit zijn porte feuille een papier te voorschijn, waarop een dokter onleesbare hieroglyphen heeft gekrabbeld. Nu is alles in orde, doop nu... Maar ik kan toch geen kind doopen, dat er niet is. Maar als ik u zeg, dat de jongen ziek is, volgens de getuigenis van den dokter. Onmogelijk, mijnheer Coqueluchon ik zal hem op een anderen dag doopen. Watdenkt u dan, dat ik heel mijn familie voor niets heb hijeen- geroepen. Komaan, u zoudt hem bij voorbaat kunnen doopen, op voorwaarde, dat ik, de vader, zijn plaats vervang. En dan daarbij, ik op mijn leeftijd zal me veel beter gedragen dan hij. Maar u bent toch al gedoopt? O zeker, al heel lang geleden. Welnu, men kan geen twee keer iemand doopen. Zelfs niet voor een ander Ik herhaal het u nogmaals, on mogelijk. Het is uw laatste woord? Absoluut. Welnu, mijnheer pastoor, neem dan de verantwoording op u voor het geen zbI gebeuren Omdat u zoo klein geestig bent het kerkelijk doopsel te weigeren aan mijn kind, zal ik het civiel laten doopen. Vooruit naar het raadhuis 1 En Oscar Coqueluchon, de held van deze authentieke geschiedenis, voerde zijn vijftien genoodigden onder de vlammende Julizon naar het raadhuis. O ellende 1 het raadhuis was gesloten. En moedig stapte hij naar den burge meester, die op zijn ongewone vraag het volgende krachtige antwoord gaf Stomme, ezel, laat je elders op hangen 1 Sinds dien gedenkwaardigen dag glimlachen de parochianen van Sint Polycarpus, die door den koster, den burgemeester en de misdienaars inge licht zijn, wanneer ze de Huismanstraat passeeren en vader Coqueluchon op zijn drempel zien staan. En Oscar Och 1 de arme kerel, hij is woedend, maar hij heeft het nog niet begrepen. lugBiQüiisiï Mt&BisBli&gi&i Zorg yoor een genotvollen ouden dag Ouderdom is niet enkel een kwestie van jaren. Velen voelen zich jonger op 70 jarigen leeftijd dan anderen van 60 of zelfs 50 jaar» Dit is een ontegen zeggelijk feit, en men kan er verschil lende oorzaken voor aangeven. Gewoon lijk hebben ouden van dagen met een jong gemoed behoorlijk zorg gedragen voor hun nieren. Een oude spreekwijze zegt»Als gij uw nieren gezond houdt, houden deze u gezond". En ouden van dagen kan zooveel leed bespaard worden, want veel rug pijn, urinestoornissen, ischias, spit, rheumatische pijnen en graveel worden dikwijls noodeloos geleden. Den nieren ontbreekt het vaak aan hulp. Zij be hoeven de bijzondere versterkende hulp van Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Door de opwekkende kracht van dit niermiddel wordt de werkzaamheid der nieren hersteld het versterkt de nieren en helpt deze om het bloed te filtreeren, terwijl de afmattende ziekteverschijn selen der nieraandoening verdwijnen. Waarom zouden ouden van dagen nog tenger lijden, als zij de benoodigde hulp onder hun bereik hebben? Verkrijgbaar (in glasverpakking met geel etiket let hier vooral op) bij apotheken en drogisten f 1,75 per flacon. *5 Uitslag wedvlucht St. Denis (Frankrijk) afstand 389 K M.f gehouden door de Postduivenvereeniging »De Zwaluw", met oude duiven. De prijzen werden behaald als volgt le en 5e G. v. Dijck2e J Boom i P. v. Ooi; 4e, 7e en 10e J. Kusters 6e en 13e W. Manders; 8e en 14e H. Strijbosch9e M. Houbenlie J Vermeulen 12e G. Janssen. Overduif G. Janssen. Duiven los 6 uur. Aankomst eerste duif 9—45—4 uur, laatste duif 10—14 ■44 uur. Uitslag wedvlucht Namèche (België) afstand 137 K-M gehouden door de Postduivenvereeniging »De Zwaluw", met jarige duiven. De prijzen werden behaald als volgt: le, 19e en 20e W. Lormans2e, 9e, 11e, 12e, 15e en 26e St. Servatius3e en 4e J. Vollebergh; 5e en 22e J. Vermeulen; 6s, 7e en 21e W. Manders 8e en 14e G. v. Dijk; 10e en 18e J. Janssen; 13e J. Gommans16e M. Houben 17e H. Strijbosch 23e P. J. van Dijk; 24e en 25e A. Janssen. Overduif W. Manders Duiven los 8,30 uur. Aankomst eersie

Peel en Maas | 1929 | | pagina 7