Blad van „PKELi MAA,
Come vertelt.
PUROL
Oe Jodenknaap van
Praag.
Brood en spelen
Bij Gri8p en Gevatte koude
Bij Koesten en Bronchitis
De Braziliaansche Boer.
ZATERWQ 9 FEBRUARI 1929
Vijftigste Jaargang No. 6
li.
Lofridenaars van den goeden
ouden tijd.
Neg al duidelijk, dat ik wel eens
in atnraking kom met oudere lieden.
Nu heett eene rijke ondervinding
mij bewezen, dat de zeer oude Ho-
ratiis gelijk had, toen hij beweerde,
dat oude menschen graag zich op
werpen als lofredenaars van den
ouden tijd.
Maar hebben die menschen hierin
wel gelijk? Dat is de kwestie.
Ik zou wel eens willen weten
hoeveel van die lofredenaars, zoo
n zich bevinden onder de lezers
van „Peel en Maas" en dat is
meer dan waarschijnlijk, hun zoo
geliefden en gevierden ouden tijd,
zooals hij reilde en zeilde, oprecht
en eerlijk zouden terugverlangen?
Geen een, zou ik denken
Waar is de 'heer of de Dame, die
auto's en bussen versmaadt, om te
reizen per ouderwetsche koets of
postwagen
Wie verkoopt zijn fiets om den
billenwagen van voorheen >n te
spannen
Ik moest eens bij de Heeren van
de Venraysche Compenie komen met
het voorstel, om gelijk hunne groot
ouders hun marktvee te voet voor
zich uit te drijven tot Parijs!
Bij onze onderwijzers, om gelijk
Meester Franssen met hoogstens één
hulponderwijzer of soms enkel met
één kweekeling te gaan staan voor
heel de Venraysche mannelijke jeugd
onder den Boog
Hoe zou ik ontvangen worden te
Leunen, Merselo, Oostrum, Smakt,
zoo ik de lui de zaligheid eens
voorspiegelde van de voorzaten, die
weer of geen weer, te Venray ter
kerke moesten gaan, hun dooden er
per huifkar henen voeren
Wat zouden ze passen, allemaal,
oud en jong!
Zal ik het wagen, onzen machtigen
Boerenbond te verzoeken op te
karren en de boeren maar te laten
aanploeteren als voorheen, ieder voor
zich en allen voor een paar winkels
in 't dorp
Waar *ijn de werklieden, die
hunkeren naar afschaffing der sociale
wetten om weer te vervallen in een
slaat ongeveer gelijk aan slavernij
van den goeden ouden tijd
Wie van de vurigste bidzielen
wenscht de centraal-verwarming onze
kerken uit Met alle respect ben ik
zoo vrij te denken, dat zelfs onze
eerbiedwaardige Parochiegeestelijken,
ja, de arme zonen van St. Franciscus.
er geen prijs op stellen om in ijs
koude winters een armzalig kom
foortje naast hun kelk te zetten,
opdat deze niet bevriezen zoude en
zich de handen te verwarmen, gelijk
ik Pastoor van Haeff heb zien doen,
terwijl ik zelf bibberde in mijn man
chesterbroek onder den misdienaars-
toog I
Onder stoffelijk, lichamelijk op
zicht is onzen tijd meer dan honderd
procent vooruit op den ouden tijd,
die velen nog met mij gekend heb-
ben en de levensstandaard is voor
de lagere klassen op een peil ge.
bracht, waaraan vroeger de welge.
FEUILLETON
Historisch"Romantisch verhaal.
Vrij naar het Duitsch door B. B.
18.
Zoo vertelde mij gisteren zijn eigen
geloofwaardige moeder. Ik heb al hare
woorden opgeschreven en getracht
alles zoo getrouw mogelijk weer te
geven, zooals zij het mij heeft verteld.
De kleine Abel is werkelijk en
waarachtig, evenals zijn goddelijke
Meester gekruisigd geworden.
Jezus werd gekruisigd door zijne
vijanden, omdat Hij hun huichelarij
in het volle daglicht stelde, de kleine
Abel werd gekruisigd door zijn eigen
vader, omdat hij Christus wilde volgen.
Nog kort geleden ben ik zelf (Pater
Sebaldus, de pater Cspucijn, die vertelt)
met broeder Cunibertus naar het huis
van den ouden Abel Abele geweest om
de kamer te zien, waar de kleine Abel
gemarteld werd. De tamelijk groole
bloedvlekken op den muur en voor
namelijk op de vloer van de kamer
waren nog goed zichtbaar. Diep ont
roerd ben ik toen neergeknield om dit
onschuldig bloed vol eerbied met een
kus te vereeren.
Hoe het verder precies bij zijn
kruisiging is toegegaan, heeft men nooit
met zekerheid kunnen achterhalen en
stelden niet eens durfden denken.
O, wis en zeker, 't is niemand
verboden den postwagen van Piet
Meuws en Frans Aerts, waarvoor
een blind paard, och erme 1 21 jaar
met stijve poolen naar 't Horster
Station heeft geloopen, heel wat
schilderachtiger te vinden, dan de
bussen van Kupers en de auto's van
Derksen.
Als ik schilder was, dan bracht ik
ook op doek de kranige stichters
van onze Schaapscompenie, in lange
blauwlinnen jassen, een zijden pet
op, een rooden dasje om, een neus
warmer in den mond, een mispelen
knuppel in de knoestige hand, een
vracht schapenschoentjes op den nek.
Maar in zoo'n pak geschilderd staan
of er mee gekleed gaan, dat is twee:
het eerste kan schilderachtig zijn,
maar een colbert zit geriefelijker.
Wat ik nog schilderde Meester
Franssen met zijn langen baard, zijn
hoog voorhoofd, zijn weelderigen,
mooi verzorgden haargroei, zijn
commandantsblik, zijn langen wijs-
stok, een prachttype, waarvan ik veel
hieldmaar waar ik hem het meest
typisch zou vinden, vóór ons in de
school of achter ons in de kerk, bij
en naast zijn goedig Hanneke, of
met de lange stokpijp in de hand en
den breedgeranden strooien hoed op
door de dorpsstraat, ofwel biljartend
in de Zwaan of beugelend bij Thielen,
voorheen Piet Meeuws, dat is voor
mij nog niet uitgemaakt.
Een boerenkar met helderwitte
huif, bespannen met een niet te
weelderige Rossinante op een sukkel
drafje, hortend en stootend in diepe
karrevoren van den goeden ouden
tijd, met den voerman gezeten vlak
achter het paarden-achterwerk, de
beenen bengelend naar buiten aan de
linkerzijde, terwijl een witgemutst
boerinnetje hoog en droog pittig
vooruitkijkt, 't is een onderwerp om
te bekoren schilders en dichters,
maar.... geen boeren meer.
En nu stel ik weer de vraag
Waar is de lofredenaar van den
goeden ouden tijd, die dien ouden
tijd oprecht terugverlangt? Ik niet,
en ik kan Onzen Lieven Heer niet
genoeg danken, dat Hij ons zoo ruim
gezegend heeft met zijne goede gaven
en ons 't leven zooveel veraangenaamd
en vergemakkelijkt heeft, en ik meen,
dat we goed zouden doen Hem allen
dankbaar te zijn voor den ontzaglijken
vooruitgang op allerlei stoffelijk ge
bied, en op ander ook nog wel.
Wij ouden van dagen hebben dit
voordeel op de jongeren dat wij eerst
en lang ons zwarte brood gegeten
hebben, en 't jonge volk niets meer
kent dan „weg" en „krentenmik",
en daarom zoo gauw pruttelt.
„Oud en nieuw" geeft bij meer
levenswijsheid meer tevredenheid.
Tot ziens!
OOME.
»Brood en Spelen"!
Dateischte het vervallen Romeinsche
volk van zijn keizers.
»Geef ons brood en records"! De
helft van de wereldss op jacht naar
«•records".
Record in hoogspringen en versprin
gen.
Record in 't lichten van gewichten,
en in 't werpen.
Record in 't loopen, worstelen, boksen'
ijden, vliegen, roilen,zwemmen, roeien,
Record in de hoogte en in de lengte,
snelheidsrecord en duur record.
Record in 't eten en in 't vrijwillig
hongeren.
Record in schoonheid, in lengte, in
dikte, in lamheid.
Enz. Enz. 't Is al record wat de klok
slaat.
Een vliegenier heeft honderdmaal de
«•looping the loop-' gevlogen.... In New-
Jersey heeft een man twaalf dagen
doorgebracht op een vlaggestck Een
zekere Meyer heeft, achtereen, 47 eieren
uitgezogen.Een andere heer heeft vijf
dagen aan 'n stuk piano gespeeld.. In
New York heeft een danswedstrijd drie
weken geduurd, sommige paren hadden
meer dan vijfhonderd uur gedanst...
Ofll
Waar gaat dai toch naartoe? Waar
loopt onz8 wereld heen
Daar wordt zoo uitzinnig veel moeite
gedaan om zich een zotte faam als
wereldkampioen toe te eigenen, dat er
geen lust en geen tijd en geen kracht
meer overschiet om nog een weinig
moeite te doen in den strijdloop naar
den Hemel. Alleman wil de eerste zijn
in de een of andere wereldache,dwaas
heid, maar om zich een goede plaats
te veroveren in den Hemel, daarop
denken zij zoo weinig veel te weinigl
De wereld staat op haar kop. De
hoogste dingen die eeuwig moeten duren
verwaarloost zijen de nietige, ver
gankelijke roem jaagt zij na. Het
heilige wordt met een misprijzend
lachje voorbijgegaan... terwijl de reuzen-
spieren van den kampioen bijna aan
beden wordan De wereld weet riet
meer waar naar toe omdat zij God
vergelen heeft, en de koersbaan van
den godsdienst verloren heeft.
Waar moet dat eindigen
Ja, dat kan eindigen; maar. als die
uitzinnige record furie nog verder gaat,
dan weet ik wel waar het eindigen
zal dan zal het eindigen in een krank
zinnigengesticht.
Modern Europa en ook Amerika zijn
bezaaid met krankzinnigengestichtsn,
paleizen zoo groot., en die paleizen
zijn overbevolkt Maar ik geloof toch
dat er veel waarheid schuilt in de
oude spreuk die zegt: »De grootste
gekken loopen los".
Wil deze wereld weer gezond worden,
dan moet zij met alle geweld terug
keeren naar God en Godsdienstwaar
door men ajUes op zijn juiste waarde
leert schatten.
daarom kunnen we helaas de Isatste
diep ontroerende woorden, welke het
kind voorzeker tot zijn vader en oom
moet gesproken hebben hier niet neer
schrijven.... Maar wel verschrikkelijk
moet dit kind geleden hebben en in
satanisch moet wel de haat van den
ouden Abele tegen de Christenen ge
weest zijn, dat hij zijn eigen vleesch
en bloed zoo durfde doodmartelen.
H-t eenige, wat wij daaromtrent met
zekerheid weten is zooals de Rabbijn
nog kort voor zijn dood vertelde dal
zij den knaap toen zij hem reeds had
den vastgenageld, nogmaals aanboden
hem te laten leven, indien hij het
Christendom wilde verloochenenen. Het
kind schudde echter van neen en zeide,
dat hij liever met Christus wilde ster
ven dan zonder Christus leven.
Zoo trad zijn roemvolle, in eigen
bloed gedoopte ziel na korten doodstrijd
de eeuwige vreugde des hemels binnen.
Wij kunnen ons indenken, hoe de
glorievolle Moeder van God haar kind
vol liefde en goedheid heeft ontvangen
en het aan hare hand geleidde tot voor
den troon van haren goddelijken Zoon
Jezus Christus. Met Hem was hij ge
kruisigd, met Hem zou hij voortaan
heerschen van eeuwigheid tot eeuwig
heid, Amen. Gij, onschuldige, heilige
martelaar, bid voor ons!
Wonderbaar! In dienzelfden nacht,
waarin de knaap zoo verschrikkelijk
geleden en zijn bloed voor Christus
had vergoten, zag ik hem in eenen
drocm. Hij droeg een buitengewoon
schitterend kleed, ik weet niet van
welke 8tof het was en iusschen zijn
Ingesasdea IMsiesUagsa,
Sanapirin tabletten, Buisje 75, 40, 25 ct
Anga siroop. Flacons van 1 gld. en f 1.75
Bij Apoth. en Drogisten.
Waarschuwingssignalen.
Als uw organisme zelf u door pijn
en kwalen, een duizelig gevoel, oor
suizingen en andere stoornissen waar
schuwt, dat de nieren het urinezuur
en andere vergiftige stoffen niet be
hoorlijk uit het bloed fillreeren, dient
gij u in acht te nemeD, Gij kunt het
spoedig genoeg zelf uitmaken.
Let er op of gij last hebt van rug
pijn, rheumatische pijnen, ischias of
spit, een prikkelbaar, zenuwachtig,
afgemat gevoel, een gevoel of uw ooren
suizen of gonzen, te vaak of te weinig
aandrang tot urineeren, troebel, te
donker of te licht gekleurd water
Brandend en pijnlijk bij de loozing.
Zanderig, gruisachtig of draderig be
zinksel.
Elk dezer verschijnselen kan beteeke-
nen, dat uw nieren hulp behoeven.
Gebruik dan onmiddellijk Foster's Rug
pijn Nieren Pi len. Zij worden aanbe
volen als het middel, dat de verzwakte
nieren opwekt, de urineloozing regelt
en u bevrijdt van rugpijn, rheumatiek
en die andere ellendige verschijnselen
van nieraandoening.
Verkrijgbaar (in glasverpakking met
geel etiket let hier vooral op) bij
«potheken en drogisten f 1,75 pe
flacon. 32
saamgevouwen handen staken takjes
m8l bloedroode rozen. Hij wenkte mij
met de rozen en zeide zacht glimlachend:
Pater Sebaldus, waarom hebt gij
aan mij getwijfeld?
Half verschrikt schrok ik wakkeren
op den kerktoren van Zalow aloeg het
juist twee uur na middernacht Ik wreef
mijn oogen eens flink open en was
niet weinig onder de indruk en trachtte
eens kalm na te denken over dit zeld
zame en wonderbare droomgezicht.
Daarna kon ik onmogelijk weer ien
slaap vallen, tegen drie uur stond ik
op en begon bij het heldere maanlicht
de Metten van den grooten, heiligen
Martelaar Pancratius te bidden. Terwijl
ik de groote, dikke letters langzaam
zat te spellen en trachtte al mijn aan
dacht zooveel mogelijk bij mijn brevier
gebed te houden, kwam echter telkens
de gedachte aan den knaap en aan dien
zonderlingen droom mij weer voor den
geest. Ja, Peter Sebaldus, waarom hebt
gij aan mij getwijfeld En toch kon
en wilde ik niet gelooven, ist dit
droomgezicht misschien een aanwijzing,
een zacht verwijt was. Ik stelde mij
Z6lf maar gerust met de gedachte dat
het niets andera dan een ijdele droom
en pure inbeelding geweest was....
Hoe ik naar Praag terugkeerde
en hoe alles aan liet daglicht kwam.
Eenige dagen later was het de Zondag
»Jubilate" (Verheugt U derde Zondag
na Paschen). genoemd. Het Evangelie
III.
Zijn de boonen afgekoeld, dan gaat
de koekepan weer naar binnen en de
boonen worden in de holte van het
uitgeholde blok hout geworpen. Een
van de vele getaande, donkerharige en
donkerkleurige dochteren des huizes
treedt nu nader, zwaait zelfbewust een
stuk hout (de stamper) in het rond, laat
haar gitzwarte oogen onheilspellend
fonkelen, krult haar lippen tot een
wreede glimlach, twee rijen sneeuw
blanke tanden grijnzen je tegen en met
de woede van een ontgoochelde of be
drogen minnare sbegint ze haar bruisend
mengsel van Indianen en ander bloed
te koelen op de bruinzwarte, arme,
onschuldige koffieboonen. Ze beukt en
stompt ze zoolang totdat er geen stuk
meer van heel blijft en ze allemaal tot
poeder gemalen zijn. Dansend springen
ze rond den woedenden stamper, ster
vend zingend hun laatste doodendans.
Vooral de koffieboonen, die niet veel
lust gevoelen om zich zoo maar tot
gruzelementen te laten slaan, krijgen
bij dit proces menig onvriendelijk en
soms wel onbetamelijk woord naar hun
hoofd. Dit alles bij gebrek aan een
koffiemolentje.
Is de koffie eenmaal gebrand, afge
koeld, gemalen of gestampt, dan is de
rest nog slechts een kwestie van een
oogenblik. Tot hun eer zij echter ge
zegd, dat zulk een kopje koffie in de
binnenlanden van Brazilië zoo klaar
gemaakt dikwijls beter smaakt dan
menig kopje in een deftig hotel, als
men het tenminste met de Hollandsche
zindelijkheid niet te nauw neemt.
Allemaal goed en wel, denkt een
Hollandsche of Limburgsche huis
moeder, maar dat is toch om uit je vel
te springen als je elke dag zoo koffie
moet zetter. Echter is er nog nooit
een inlandsche boerin onder het koffie
zetten uit haar vel gesprongen even
vast en zeker als dat er nog nooit een
Braziliaan van ongeduld uit zijn vel
gesprongen is of er ooit uit zal sprin
gen in de toekomst.
Integendeel (we zijn weer bij die
vrouw) onder ket klaarmaken van zulk
een poije koffie vindt vrouwlief weer
eens ruimschoots gelegenheid om te
bewijzen, dat ook de Braziliaansche
vrouw haar tong niet voor niets van
O L H. heeft gekregen en dat zonder
dit bewegelijk lapje vleesch de meeste
vrouwen de wanhoop spoedig nabij
zouden zijn
In een duizelingwekkende rateling
van woorden (hier pakken we de draad
van dit belangrijk verhaal wederom
op) tracht zij manlief er van te over
luigen, dat hij dit jaar wel een beetje
eerder beginnen mag met hakken,
spaden, branden enz.
De kinderen worden al groot, Jantje
eet als een wolf, Piet is niet meer te
stoppen en Mieke is nog wel wat
schraal, maar schiet toch al aardig uit
de kluiten enz.. Manlief knikt van ja,
denkt van nee, luistert toe met Maho
medaansche gelatenheid en onderbreekt
haar woordenvloed van tijd lot lijd
met een of mesmo ja, juist, dal
is zoo ofsai porco ga weg varken
(bedoeld tegen een al te vrijpostig
teeringachtig varkentje, dat de huis
kamer binnen komt geknord). Blijft
vrouwlief nog doorkavelen, dan treki
manlief uit tijdverdrijf een puntig,
flijmscherp mea van 20 30 centi
meter lang uit een kleine schee, welke
bij elke Braziliaansche boer onver.
mijdelijk zeker achter op zij van zijn
broek bengelt Hij grijpt naar een
boschje maiabladeren, welke hier of
daar op den grond ligt of uit zijn zak
puilt, rukt het beste blad er uit, strijkt
het blad over zijn tong of zijn long
over het blad (om het soepel te maken),
wrijft het glad met zijn mes en snijdt
en kerft het zoo lang, tot er een fat
soenlijk langwerpig vierkant stukje
overblijft. Dan begint hij langzaam en
voorzichtig van een rolletje pikzwarte
tabak, dat hij intusschen uit een of
andere zak heeft opgediept, kleine
stukjes af te snijden, laat ze op hst
maisblaadje vallen, neemt het blad
tusschen zijn linkerduim en wijsvinger
en duwt met zijn rechterwijsvinger de
weerspannige stukjes tabak neijea op
een rijtje. Als dit proces klaar is, rolt
hij het blaadje op, een kneep met den
nagel van den duim aan de uileinden
een vouwtje en klaar is de... cigaret.
Langzaam rekt hij zich op, strompelt
naar den leemen vuurpot, trekt er een
brandend houlje uit (spaart lucifers uit,
zegt hij), steekt zijn cigaret aan, legt
het houtje weer terug en gaal dan
over tot het doen van twee, drie sterke
trekken.
Iedereen verwacht nu een golf van
rook uit '8 mans mond, neus, oogen,
maar niets van dit alles. Hij gaat er
weer eens bij zitten, werpt nog eens
een blik (met zijn oogen) op zijn geelige
wederhelft, zegt weer eensof
mosmo of que porco damnado vervl.
varken (tegen hetzelfde varken bedoeld)
en dan komt het langzaam heel lang
zaam, bij horten en stooten, bij stukjes
en hrokjes. Wat Wel de rook, die hij
eenige oogenblikken geleden heeft in
geslikt.
Korte, kleine rookwolkjes ontsnappen
voortdurend uit neus en mond, stijgen
in oostersche kalmte hemelwaarts,
dringen door het poreuse strooien dak
en lossen zich verder op in het einde-
looze blauw, en aangezien 'a mans
•i-ifdevuur misschien reeds lang is
uitgedoofd en er verder hoogstwaar
schijnlijk geen ander vuur in hem
aanwezig is, zoo bewijst hij alweer
zonneklaar, dat er ook wel ergens rook
kan zijn waar geen vuur is, ofschoon
alle wijsgeeren van het begin der tijden
af beweerd hebben, dat waar rouk is
ook vuur moet zijn, waaruit zij dan
verder besluiten, dat alles een oorzask
moet hebben, behalve natuurlijk de
eerste oorzaak
In welke long, lever, maag, nier of
deel van zijn skelettig, doorrookt
lichaam hij dien rook verborgen houdt,
is tot heden toe een geheim. Een
Amerikaansche degenslikker zou er
jaloursch bij worden. Zeker is het, dai
er sommigen zijn, die een klein gesprek
kunnen voeren zonder de ingehaalde
rook te laten ontsnappen.
Is de rook eenmaal uitgeblazen, dan
ruikt hij eens aan zij cigaret, trekt
zijn perkamenten gezicht in een diep
zinnige plooi en zegt dan met de
waardigheid van een Egyptischen Fakir
ontwijfelbaar zeker de volgende ge
wichtige woorden este fumo bom
die tabak is niet kwaad of kan er mee
door en gaat er weer eens bij zitten.
Blijft zijn geliefde ega nog door
ratelen en vindt hij ten slotte, dat zij
nu al genoeg gezegd heeft, dat ze van
het jaar dit of dat niet meer moeten
planten of zaaien, dat dit jaar dit of
dat stuk grond niet meer deugt, dat de
mieren toch alles opvreten, dal Nosso
Senhor (O L. Heer) toch medelijden
moet hebben met een arm mensch (bij
de echte Braziliaan of Braziliaansche
komt bij elke tien woorden N S°"hr»r
van dien dag begint met de woorden
»Nog een weinig tijds en gij zult Mij
niet meer zien en wederom een weinig
lijds en gij zult Mij zien". (Joannes 16 1)
In een gloedvolle predikatie had ik
getracht de geloovigen den diepen zin
van die woorden uit te leggen, welke
vooral toen voor de Joden zoo onbe
grijpelijk klonken. Zij konden onmoge
lijk vermoeden, dat Christus zou sterven
en dan weer uit den doode ve*rijzen.
Toen de predikatie was afgeloopen
en de ochtenddiensten teneinde waren,
keerde ik naar de pastorie terug en
toen ik thuis kwam zag ik een brief
voor mij van Pater Gardiaan op tafel
liggen. De brief was, zooals gewoonlijk
kort en krachtig en er stond zooveel
in als: Kom morgen als het kan maar
we*»r naar Praag terug.
Toen de boeren van Zalow hoorden,
dat ik ging vertrekken, moeten zij
bepaald wel gedacht hebben, dat ik
ever mezelf stond te preeken, toen ik
met den tekst begon Nog een weinig
tijds en gij zult mij niet meer zien enz
Overigens kan ik nu juist niet zeggen,
dat ik erg bedroefd was over die tijding
Al mijn leven ben ik liever bij mijn
medebroeders in het klooster geweest
dan buiten om assistentie te verleenen
aan een of anderen Pastoor of Rector.
Den volgenden dag maakte ik dus,
dat ik bijtijds gereed was, nam afscheid
van den goeden, ouden Pastoor, die
onuitputtelijk was in dankbetuigingen
en ging toen te voet den weg op naar
huis. De dorpsschout (burgemeester)
dien ik reeds jaren lang kende, had
mij wel zijn wagentje aangeboden,
Pijn lijk©
Kloven
verzacht en geneest
men met
494-8
maar daar het zulk heerlijk lenteweer
was, dankte ik hem vriendelijk voor
zijn goedheid en zeide, dat iic liever
ging wandelen. Als hij ons een plezier
wilde doen, zeide ik lachend, dan moest
hij na den oogsttijd maar eene inspan-
nen en de geschenken en gaven, waar
mede de boeren van Zalow uit liefde
tot God ons kloostertje wildan begun-
atigen, maar op een groole kar laden
en naar Praag brengen. Daarmede was
hij tevreden, lachend beloofde hij aan
mijn vriendelijk verzoek te zullen
voldoen, we namen afscheid en voort
ging ik in den naam des Heeren..
Als ik echter zoo heel alleen door
het veld wande', dan maak ik meeslal
niet veel haaat. Dan loop ik liever
heel kalmpjes, zie hier en daar eens
rond en denk van ailes het mijne. In
welken vorm ook, in de natuur, dit
groote boek van God, blijft altijd veel
te bewonderen. En ik moet eerlijk
bekennen, dat ik uit zulk een kalme
wandeling, in stille beschouwing over
de grootheid Gods in de natuur, dikwijls
meer nut en voordeel heb gelrokken
voor mijn ziel en zaligheid dan uit een
lange overweging of medidatie Al
raakte ik wel, evenals onze heilige
Vader Franciscus in extase en al begon
mijn hart nu wel niet te gloeien van
liefde tot God bij het aanschouwen van
een simpel heidebloempje, toch toont
zich nergens Gods grootheid en majes
teit zoozeer als in de natuur.
Wordt vervolgd.