Tweede Blad van „PEEL EN MAAS" Gezinsloon, De gevolgen. De Paradijskamer Vijf eeuwen van stillen krijg in de Peel. FEUILLETON Uit de Missie ZATERDAG 14 APRIL 1928 Negen en veertigste Jaargang No. 15 Met „loon strijd, gezin, heden de rechtvaardigheid van het naar werken" is het niet in dat de vader van een groot die in moeilijker omstandig- werkt, als regel meer voor leidenden arbeid geschikt zal zijn dan anderen en meer noodig heeft om zijne arbeidskracht te kunnen behou den extra-kindertoeslagen krijgt óók van de onderneming waar hij werkt. Dit stelsel van kindertoeslagen breidt zich vooral in Frankrijk sterk uit en leidt er tot goede resultaten. Met name de textiel-trust Roubaix-Tour- coing, welke 347 fabrieken met 80.000 arbeiders omvat, heeft op dit gebied heel wat tot stand gebracht. Niet alleen keert deze trust aan iederen in hare fabrieken werkzamen arbeider wiens gezin vermeerdert 240 francs ineens uit, zij geeft ook zeer belang rijke kindertoeslagen. Voor 1 kind wordt 2.40 francs toeslag per dag betaald, voor 2 kinderen 6 francs, voor drie 9.60 francs, voor vier 14.40 francs en Voor vijf 18 francs. In onze munt is dat voor 5 kinderen een toeslag van pl.m. f 1.80 per dag is f 10 80 per week. Het behoeft wel geen betoog, dat zulk een toeslag inderdaad een krachtige steun is voor de groofere gezinnen. In 1927 betaalde de trust bijna 28 millioen francs aan zulke ondersteuningen uit. Het gevolg van deze ondersteuning is ook, dat steeds meer gehuwde vrouwen van de fabrieken wegblijven om zich uitsluitend aan hare gezinnen en de opvoeding harer kinderen te wijden. Van de 41.281 gezinnen waren er op 31 Dec. 1927 niet minder dan 23.140 waarvan de moeders geen beroep hadden. Wat dit laatste betreft is de toestand hier te lande zeker veel gunstiger; maar het bedrag der kindertoeslagen, vooral voor de grootere gezinnen wordt, voorzoover ons bekend, hier in Nederland zelden of nooit bereikt Vandaar dat'we het hier vermelden tijd ir.dustriekoningen zoozeer op sportbewondering aandringen. Zonder het te weten, volgen zij daarbij eene wetde wet des vleesches, de wet der „wereld", die logisch tot hare consequenties voert, wanneer eenmaal 's levens doelstelling op het aardsche is gericht. Zóó is het in Rome gegaan, zóó gaat het meer en meer in Amerika, waar de cultuur van het lichaam en het materiëele de geestes-en gemoeds cultuur welhaast heeft verdrongen; zoo zal het ook meer en meer hier gaan, als het Christendom er niet in slaagt een dam op te werpen tegen deze verwording, die zich een eigen sociaal economisch stelsel heeft ge schapen. Straks zullen de werkloozen niet alleen roepen om het brood der gemeenschap doch ook om de spelen en, naarmate de vleeschcultuur toe neemt zal uit hen het „materiaal" worden gehaald voor „spelen", waar voor de upperten thousand zich te goed acht, Zooals nu reeds met de mannequins en de revue-girls en revue-boys ge beurt, wier „aanwending" in menig geval even mensch-onteerend geschiedt als die der danseressen en zwaard vechters in het oude Rome. Als onze politici op de groote lijn dezer verwording wat ruimer blik hadden, zouden zij minder aarzelend en besluiteloos staan tegenover de politieke middelen, waarmede etn economisch stelsel kan worden be streden, dat haar ten zeerste bevordert en in de hand werkt. door A. F. VAN BEURDEN. Blijkens de jongste gegevens mag men aannemen, dat in ons gehéele land jaarlijks meer dan 100 millioen wordt uitgegeven aan werkloozen- ondersteuning en armenzorg. Met dit bedrag wordt de gemeenschap belast omdat de individueele winzucht van het soms al te eenzijdig geprezen „particulier initiatief", door middel der mechanisatie en rationalisatie van den arbeid, op zichzelf beschouwd, laten we het, ter voorkoming van misverstand,herhalen: een goed ding een groot aantal menscheüjke werkkrachten overbodig maakt, zonder voor de overblijvende den econo- mischen toestand te verbeteren. Amsterdam alleen betaalt 16 millioen voor allerlei onderstand bij een op brengst der Inkomstenbelasting van 27 millioen. Marx' industrieële reserve- armee schijnt werkelijkheid te worden en de gemeenschap heeft te zorgen voor haar onderhoud. Hoezeer werke loosheid demoraliseert, is bekend. Het gevaar is dan ook zeer sterk, dat de werkloozen een blijvende last voor de gemeenschap zullen worden, van deze, als in den Romeinschen verval tijd, haar brood opeischen. Het is geen toeval, dat tegelijker. De Baron de Neerijsche en Macken, wonende op hel afgebroken, vroeger met verschillende torens prijkende Kasteel Macken bij Vierlingsbeek, schreef 25 Mei 1717 aan de Regenten ofte Schepenen van Vierlingsbeek, Maashees en Overloon, een brief, waar in hij zegt, dat hij zich genoodzaakt ziet, hen over de Vredepeel tusschen Venrsy en 't Land van Cuyck te spreken zoo verzoekt hij aan de drie gerichten afgevaardigen te zenden ten huize van Schepen Jacobus vah den Weijenberg te Vierlingsbeek op Dinsdag 25 Mei 1717. Daarop verschenen voor Maashees Piet Cremers, voor Overloon Gerardus de Raedt als verlegehwoordigers. Men vroeg aan Venraywat men van d8 grens langs het Land van Cuyck dacht en zij antwoordden 7 Nov. 1717, dal Venray zich hield aan het traclaal van 1551 en dat degene, die in den driehoek van Swartwater op Springel- beek en Bakelschen toren kwam gestraft zou worden, omdat ditgedeelte blijkens zegel en brief in 't vrije gelegd was. De vredepaal had voor hen vol effect. Venray begreep 't aldus, dat de Vre depeel geheel vrij gemaakt was en er niemand vreemds meer op mocht komen, wat eigenlijk weer een voor b j^aan der rechten van de Guycklan deis was. In stede, dat het verschil beslecht was, was er nu weer eene opleving der veete bij die van 't Land van Cuyck te bespeuren Men was weinig opgeschoten. Zij achtten zich door het plaatsen van den Vredepaal veronrecht, hadden zich lot den Baron van Meijndersha- gen, Pruisisch gezant gewend en lot de Gecommileerden der Hoogmogenden Historisch-Romantiscli verhaal van het Kasteel Blyenbeek bjj Afferden. Vrij naar het Duitsch door B.B. 13 Zwijgt in 's hemels naam. Aan zoo iets verschrikkelijks moet ge heel niet denken, riep de oude Malhias zwaar zuchtend. Die gedachte achter volgt me al lang als een benauwde droom en maakt me jdikwijls zoo angstig l Zelfs vandaag, 'midden in de feestvreugde, heeft die gedachte me voortdurend gekweld. Toen de Erf- maarschalk in zijn toast zeideBouwt uw geluk niet op deze aarde, waar alles wisselvallig is als het weer in April, kreeg ik juist een gevoel alsof er een gewicht van honderd pond op mijn hart viel. Als deze gelukkige echt- verbintenis ook maar geen droom is, zoo dacht ik onwillekeurig Ik heb je daarom alles verteld, zoo vervolgde hij, opdat ge mij zoudt helpen waken en oppassen. Op onze dienstboden kunnen we genoeg ver trouwen en de verwanten en kennissen die nu en dan hier op helSlol komen, zullen ook niet spreken over dit onzalig vrouwmensch. Tot heden toe is alles zoo goed gegaan. Maar is het misschien niet beter, zoo ried ik hem toen nog aan, om de list, die ge toenmaals gebruikt hebt, maar ronduit aan uw Heer te vertel len. Heer Arnold zou alles nu kalm en zakelijk aan zijn vrouw kunnen uitleggen, zoodat het waarschijnlijk geen ernstige gevolgen meer zal heb ben. Daarentegen zou het zeer treurig en ontzettend zijn, indien onze genadige Vrouw een of andere keer geheel on voorbereid en misschien-.nog wel van een heel verkeerde kant op de hoogte gebracht wordt. Mijn goede Mathias wilde daar ech ter in 't geheel niets van weten, hoe ik er ook bij hem op aandrong en hem trachtte te overreden. Daar het onderlusschen reeds laat geworden was, nam ik mij voor hem er later nog wel eens over te spreken en hem aan zijn verstand te brengen dat het veel beter was, dat hij nu maar alles aan zijn Heer openlijk vertelde. Toen liepen we den tuin uit en kwamen weer op het Slotplein, waar ze nog zijn best aan het vietelenwaren en dansen. Mathias gaf nu echter een teeken, dat het mooi geweest was en er aan alles op deze wereld een einde komt. De lieden hielden op met dansen gingen allen te samen onder de vens ters van het kasteel staan en riepen den Schenck en zijnen ouders nog een laatst »Lang zal hij leven" toe. Toen trokken ze zingend en juichend over de Slotbrug weg, verspreiden zich over de heide en geholpen door het om herstel. Het was weer 't oude liedje, als de een tevreden was, was de andere rnal content: was de andere in 't gelijk aid, dan brak de eerste weer af, en begon te wrokken; vond de een het goed, dan verwierpen het de an deren weer. Nu werden nieuwe adviezen gevraagd aan den Souvereinen Raedt en den momboir te Gelder. Deze kwamen op 23 Juni 1718 met de gecommileerden van het Land van Cuyck en van Ven ray te samen en adviseerden, dat hel tractaatvan Augustus 1716 niet mocht veranderd worden. Om nu echter »tot onderhoudinge van goede correspondentie en vrient üabuijrlicke intelligentie ende omme te voorkomen alle twislen en twee- diaghten en verwijderinge, werd er op nieuw besloten en veranderde men toch wel wat, zooals men zal zien le. de Iractaten van 5 Mei 1553 en 10 Nov. 1716 blijven ongeschonden; de Vredepaal is stukgeslagen, men zal hem op gemeenschappelijke kosten vernieuwen; 3e. de Triangel tusschen Zwarte WaterBakelschen toren, Zwartwater Vredepaal zal in vrede blijven, alleen kunnen de Cuycklandera privative torven in een driehoek Springelbeak Vredepaal, een gedeelte van hel bijge plakte nieuwe trapezium. Hier werd een nieuw element inge voerd, de aparte driehoek (70 heci&ren) voor het turven der Cuijcklanders, gelegen bij den Vredepaal; 4e. zullen zij een bekwamen door gang of weg iu dien laalsten driehoek mogen maken. Deze is er nog en heel Loonschen Peeldijk; 5e het afvlaggen is voor allen ver boden, daartegen wordt straf bedreigd Deze nieuwe toelichting van het verdrag is te Gelder onderteekend 23 Juni 1 .18 en werd later goedgekeurd Wanneer men den zin der verschil lende traclaten en ukken toetst aan de practijk en daarbij de plaatselijke gesieldheid voor oogen houdt, moet men zeggen, dat heel het getwist voor goed ten einde was, men had alles goed aslgelegd en ieder zoo wat zijn zin gegeven. Maar 't was of *>de euvele", die vroeger door de Peel spookte, ook zijn boozen invloed op de Peelgebruikers overgeplant had en zijn eeuwig durende boosheid in de anders zoo vreedzame turvers gebracht had. Men begon den zin der stukken van 1553, 1716 en 1718 hoe langer hoe minder te vatten en naarmate de turf verdween, begon men meer over andere rechten en over pretensies le praten, ten bewijze het volgende. Juist een halve eeuw later op 3 Augustus 1768 had er te Venray een verhoor plaats van de gedeputeerde van die van Vierlingsbeek, waarvoor schepen Volckman en van die van Loon, waar voor schepen Gerrit Eibers optrad Des afgevraagd zeiden zij, dat zij zich beriopen op het vergelijk van 1551. Eigenaardig doet het aan, dat de verschillende partijen zich altijd op hetzelfde tractaat beroepen, de een om 'l zwart, de ander om het wil le maken maar het telkens op hun manier uit leggen altijd tot hun eigen voordeel. Zij zeggen, dat die van Cuyck in de Vredepeel hebben en behouden een deel vooraf bijgeval van gebrek aan turf, wat dus de kleine triangel was en alsdan met die van Venray de Peel doordeelen, men was nu al zoo ver gevorderd, dat men van Venray de helft en een stuk vroeg. Zij verwarren hier blijkbaar eigendom en gebruiksrecht en eischen een deel van den eigendom op, die in geen tractaat voorkwam Venray heeft daarop gevrasgd, en er was toen al weinig turf maer le oorspronkelijk bewijzen tolstaving; die van Cuyck antwoorden dat zij dit zouden bijbrengen. 2e. hoe groot het deel was, dalCuyk land pretendeerde. 3e of de gestelde voorwaarde ook bestond, nl. dat zij tuif noodig hadden. Op le antwoordde men, dat uien 't bewijs niet medegebracht had, maar men dit zou leveren, wal laler uitbleef. 2e. dat de Cuycklanders 1/3 vooraf moesten hebben, dat was het 1/3 waar op zij turf mochien halen, maar dat zij nu in eigendom opvorderden. 3e dat ze op het ooger.blik of tot nog toe geen gebrek aan turf hadden en geno°g voorzien waren, en gaven de andoren daardoor toe, dat het servituut op de Peel een van de medewerking der menschen onzichtbaar seivituut was Als de bewijsstukken geleverd waren, zou men nader gaan beslissen. (Wordt vervolgd) G. E. van Gerven, dienstbode, naar Venlo, Slraelsche weg 2 A. H. Liaders, dienstknecht, naar Deurne. A. M. Cnelaars, dienstbode, naar Eindhoven, Woensel H. Vermeulen en geziü, arbeider, naar Horst, America E 71 J C. v. d. Kallen, verpleegster, naar Driel H. Baaten, z.b., naar Horst W. Relouw, metselaar, naar Eind hoven, Broekscheweg 180 J. F. H. Schoenmakers, monteur, naar Nijmegen M. G. J Joosten, dienstbode, naar Venlo, Nieuwstraat 17. lagsianisn Udslislingia. Zorg voor eon genotvollen ouden dag! Ouderdom is niet enkel een kwestie van jaren. Velen voelen zich jonger op 70 jarigen leeftijd dan anderen van 60 of zelfs 50 jaar. Dit is een ontegenzeg gelijk feit, en men kan er verschillende oorzaken voor aangeven. Gewoonlijk hebben ouden van dagen met een jong gemoed behoorlijk zorg gedragen voor hun nieren. Een oude spreekwijze zegt Als gij uw nieren gezond houdt, houden deze u gezond." En ouden van dagen kan zooveel leed bespaard worden, want veel rug pijn, urinestoornissen, ischias, spil, rheuraatische pijnen en graveel worden dikwijls noodelooB geleden. Den nieren ontbreekt het vaak aan hulp. Zij be hoeven de bijzondere versterkende hulp van Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Door de opwekkende kracht van dit niermiddel wordt de werkzaamheid der Dieren hersteld; hel versterkt de nieren en helpt deze om het bloed te filtreeren, terwijl de afmattende ziekteverschijn selen der nieraandoening verdwijren Waarom zouden ouden van dagen nog langer lijden, als zij de benoodigde hulp onder hun bereik hebben Verkrijgbaar (in glasverpakking met geel etiket let hier vooral op) bij apotheken en drogisten f 1,76 per flacon. 33 Hoe de melaatschen in China han delen en behandeld worden blijkt uit volgende Het bijgeloof geeft aan die ramp zaligen dan ook het wapen in de hand om zelfmoord le plegen. Ze gelooven immers aan zielsverhuizing na hun dood en hopen datin een nieuw beslaan, waar hun ziel zou verbannen zijn in t een of ander dier, het geluk hoe het ook zij, hen beter zal bedeelen. Daarom verhaasten ze dat ingebeeld nieuw leven door zelfmoord. In Zuid China is het gebruik, een goed en smakelijk maal den armen zieke toe te dienen; nieuwe kleederen worden hem aangetrokken en een sterke dosis opium als verdoovingsmiddsl ingegeven. Dan knoopt men hem in een zak en werpt hem zoo levend in een groot vuur, met solfer en petroleum logekomeaen vertrokken personen van 30 Maart tot 6 April INGEKOMEN H. J. Post, ambtenaar N.S., Oostrum G 28 van Doetincbem G J H. Wachelder, verpleger,Stations weg 14 van Heerlen Th. G, M. van der Eyken, verpleger, Stationsweg 11- van Cuyck J. G. v. d. Heijden, dienstbode, Hof straat 5 van Well (L.) P. G Peelers, dienstbode, Hagelweg 2 van Helmond H. F. H Nefkens, bakker, Patersstr. 16 van Maasbree L. M. L. Goos8en, bakker, Eindslraat 10 van '8 Iiage J. H Lenssen, bakker, Stationsweg 1 van Venlo M. A. Martens, dienstbode, Leunsche weg 9b van Meerlo J. J H. Creraers, z b., Overloonsche weg 2 van Wanssum G J. Goes, kloosterbroeder, Leunsche weg 2a van Slenaken G. M. Peelers, dienstbode, Hagelweg 4 van Vierlingsbeek. VERTROKKEN M. H F. Messemaeckers, z.b,, naar Heerlen J G A Cremers, verpleger, naar Boxmeer, Spoorstraat A. M. Rongen, dienstbode, naar Venlo, Goltzuisstraat 43 E G Rongen, dienstbode, naar Venlo, Goltzuisstraat 43 P J Bouten, verpleger, naar Vier- lingabeek, Groeningen J. M Ponjé3, dienstbode, naar Bergen, Ayen 11 G H. Diels, verpleegster naar Heer len. heldere maanlicht, vond iedereen al spoedig zijn eigen huis of hutje. Ik wenschte den ouden Mathias goeden nacht en beloofde hem nog eens, goed te zullen waken en uit mijn oogen te kijken, dat het huiselijk geluk van onzen gas heer en gastvrouw door niets zou verstoord worden. God alleen weet, hoe eerlijk en trouw ik dit toen gemeend heb. Toen ik op mijn kamertje was ge komen, ging ik eerst nog een beetje zitten mijmeren voor mijn venster en bleef nog lang slapeloos naar buiten staren in dien helderen nacht vol maneschijn. Langzamerhand stierf het feestru moer weg op het slot; stil en slemmig lag het daar in dit eenzame landschap. Een fijne nevel steeg omhoog uit de nabijzijnde poelen en moerassen, de maan spiegelde zich in de grachten van den burcht en de zacht golvende en wiegende kruinen der lindebooraen schenen te luisteren naar het lied van den nachtegaal, dat mij nu eens kla gend, dan weer vroolijk oplevend; uit de boscbjes van de Bleye-beek tegen klonk. Nog lang bleef ik, geheel in gedach ten verloren, zitten mijmeren en staren naar dit vredige, nachtelijke landschap. Tenslotte maakte ik het voornemen, er den volgenden morgen bij den ou den Mathias nog eens flink op aan te dringen, en hem te bewijzen, dat de heele zaak tijdig moest opgehelderd worden, voordat uit die overigens goed bedoelde geheimhouding allerlei onheil zou ontstaan. Toen ging ik bidden en begaf mij ter ruste. Dienzelfden nacht echter werd ik door een leelijken droom gekweld. Ik droomde, dal de oude krijgsovers te, de Schenk Martin, in zijn lederen maliënkolder voor bet wiegje van den kleinen Christoffel stond en verschrik kelijk grijnslachend, het knaapje met zijn zware lederen handschoenen wilde wurgen. Mijn genadige Vrouw trachtte hem dit onder luid geroep en geschreeuw te beletten Ik wilde haar helpen en greep den ouden Schenk bij zijn kol der, maar toen was het opeens niet meer die krijgsoverste, maar 'n vrouw en die leelijke Schenk stond achter mij en giechelde Hi, bi, dat is die mooie Emeren tiana Dau6que. Dit woord klonk nog in mijn ooren toen ik uit mijn slaap wakker schrok Het angstzweet stond op mijn ge laat; de eerste stralen van het morgen rood schenen reeds door het venster. Hoe de slang in het Parndjjs kwam, Daar ik toch niet meer kon inslapen stond ik op, deed mijn morgengebed^ pakte eenig schildergerei bij elkaar en ging naar de koeweide, om daar in het vroege ochtendlicht een landschap schildering verder af te werken. Toentertijd schilderde ik namelijk graag landschappen en ik meende, dat er zoo'n halven Wouveraan (een groot landschapschilder) in mij atak. Iemand zou vragen: Wat doet dan de wet, het staatsbestuur? Wat kan een bestuur zonder God, zonder geloof, zonder zeueleer en.zonder wet? Het zij me hier toegelaten drie feiten aan te slippen die hier in China monds- gemeen zijn: men zal er een bewijs aan hebben van de wreedheid der Chinee8che magistratuur; en hun klinkende titels Vader en Moeder van het volk", veranderen daar niets aan. In ieders geheugen hier is nog de massa moord van Nan-Ning, hoofdstad der provincie IC wang-Si Dit geschiedde 't begin der omwenteling in 1912, Het revolutionnair bestuur had besloten op wreedaardige wijze de melaatschen der heele provincie om te brengen. Mgr. Du Coeur, gegriefd om het lot dezer ongelukkigen, deed het voorstel dezo rampzaligen op eigen kosten onderkomen en onderhoud te verschaf fen. Het legerbestuur wou daar niet van hooren en om spoedig komaf te maken met de arme zieken, deed men een breede gracht delven. Ondertusschen werd overal een echte klopjacht georganiseerd op de melaat schen en deze werden naar den kuil als wild opgedreven. Ze werden er in geslooten, al ondereen mannen, kinde ren en vrouwen, een vijftigtal ineens. Men goot er petroleum over en stak alles in brand, Eenigen konden door de verwarring heen uit d8n vuurpoel kruipen en wegloopen, maar soldaten hielden de wacht, schoten ze neer of dreven ze terug met de bajonet. Dezelfde massa-moord geschiedde te Kwong Sur in 1917, maar met zulke ijselijke bijzonderheden die de pen niet kan beschrijven. Eindelijk, wat nog afschuwelijker is, het heldhsflig weik van P. Conrardy, die met alle moeile, ijv8r en opoffering op zijn eiland 700 melaatschen had vergaderd, was op het punt, in 1914, vernietigd te worden, daar een decreet was uitgekomen, dat de algemeeno uit moording beval der bewoners van het toevluchtshuis. Zoo bejegent het heidendom de melaatschen. Dat is het geschenk, dat de melaat schen van de heidensche wereld ont vangen, een geweerkogel, een kuil en een nog diepere vergetelheiddat is alles. In een of ander van mijn schil deringen had ik niet zonder eenig succes het heldonkere trachten na te bootsen, wat die groote meester zoo kunstvol over zijn landschapschilderin gen wist uit te spreiden. De Slotheer gaf mij altijd gaarne vrijen lijd voor mijn schilderingen. Ik ging dan met mijn schildergerei over de slo'brug en had al spoedig mijn geliefkoosd plekje gevonden. Daar zette ik den ezel neer en plaatste de schil dering, die reeds half klaar was, erop. Ik bracht de kleuren op het palet en begon kalm en ijverig te schilderen. De hoofdlijnen waren al geheel en al klaar en de klare ochtendhemel met zijn zacht doorschijnende witte wolkjes was mij zoo goed gelukt als ooit Boven het moeras sidderde een fijne grijze nevel, welkeen zachte, doorzich tige sluier weefde boven het donkere pijnboomenbosch op den achtergrond. Op den voorgrond had ik een prach tige boomengroep geschilderd met zscht wiegelende beukentakken en een krach- tige volle kruin van een eik boven alles uit. Het had mij heel wal moeite gekost om het loof van de boomen goed te krijgen, maar deze groep scheen toch niet slecht gekozen. Zoo was ik dan eerst bezig een hert te schilderen, dat met gebogen nek zijn dorst stond te lesschen aan een beek, terwijl een reebok achter haar waak zaam speurend de kop omhoog hief. Ik wachtte nog op de eerate stralen,

Peel en Maas | 1928 | | pagina 5