Tweede Blad van „PEEL EN MAAS"
Gezinsloon,
De gevolgen.
De Paradijskamer
Vijf eeuwen van stillen
krijg in de Peel.
FEUILLETON
Uit de Missie
ZATERDAG 14 APRIL 1928
Negen en veertigste Jaargang No. 15
Met
„loon
strijd,
gezin,
heden
de rechtvaardigheid van het
naar werken" is het niet in
dat de vader van een groot
die in moeilijker omstandig-
werkt, als regel meer voor
leidenden arbeid geschikt zal zijn dan
anderen en meer noodig heeft om
zijne arbeidskracht te kunnen behou
den extra-kindertoeslagen krijgt óók
van de onderneming waar hij werkt.
Dit stelsel van kindertoeslagen breidt
zich vooral in Frankrijk sterk uit en
leidt er tot goede resultaten. Met
name de textiel-trust Roubaix-Tour-
coing, welke 347 fabrieken met 80.000
arbeiders omvat, heeft op dit gebied
heel wat tot stand gebracht. Niet
alleen keert deze trust aan iederen in
hare fabrieken werkzamen arbeider
wiens gezin vermeerdert 240 francs
ineens uit, zij geeft ook zeer belang
rijke kindertoeslagen. Voor 1 kind
wordt 2.40 francs toeslag per dag
betaald, voor 2 kinderen 6 francs,
voor drie 9.60 francs, voor vier 14.40
francs en Voor vijf 18 francs. In onze
munt is dat voor 5 kinderen een
toeslag van pl.m. f 1.80 per dag is
f 10 80 per week. Het behoeft wel
geen betoog, dat zulk een toeslag
inderdaad een krachtige steun is voor
de groofere gezinnen. In 1927 betaalde
de trust bijna 28 millioen francs aan
zulke ondersteuningen uit.
Het gevolg van deze ondersteuning
is ook, dat steeds meer gehuwde
vrouwen van de fabrieken wegblijven
om zich uitsluitend aan hare gezinnen
en de opvoeding harer kinderen te
wijden. Van de 41.281 gezinnen waren
er op 31 Dec. 1927 niet minder dan
23.140 waarvan de moeders geen
beroep hadden.
Wat dit laatste betreft is de toestand
hier te lande zeker veel gunstiger;
maar het bedrag der kindertoeslagen,
vooral voor de grootere gezinnen
wordt, voorzoover ons bekend, hier
in Nederland zelden of nooit bereikt
Vandaar dat'we het hier vermelden
tijd ir.dustriekoningen zoozeer op
sportbewondering aandringen. Zonder
het te weten, volgen zij daarbij eene
wetde wet des vleesches, de wet
der „wereld", die logisch tot hare
consequenties voert, wanneer eenmaal
's levens doelstelling op het aardsche
is gericht. Zóó is het in Rome gegaan,
zóó gaat het meer en meer in Amerika,
waar de cultuur van het lichaam en
het materiëele de geestes-en gemoeds
cultuur welhaast heeft verdrongen;
zoo zal het ook meer en meer hier
gaan, als het Christendom er niet in
slaagt een dam op te werpen tegen
deze verwording, die zich een eigen
sociaal economisch stelsel heeft ge
schapen.
Straks zullen de werkloozen niet
alleen roepen om het brood der
gemeenschap doch ook om de spelen
en, naarmate de vleeschcultuur toe
neemt zal uit hen het „materiaal"
worden gehaald voor „spelen", waar
voor de upperten thousand zich te
goed acht,
Zooals nu reeds met de mannequins
en de revue-girls en revue-boys ge
beurt, wier „aanwending" in menig
geval even mensch-onteerend geschiedt
als die der danseressen en zwaard
vechters in het oude Rome.
Als onze politici op de groote lijn
dezer verwording wat ruimer blik
hadden, zouden zij minder aarzelend
en besluiteloos staan tegenover de
politieke middelen, waarmede etn
economisch stelsel kan worden be
streden, dat haar ten zeerste bevordert
en in de hand werkt.
door A. F. VAN BEURDEN.
Blijkens de jongste gegevens mag
men aannemen, dat in ons gehéele
land jaarlijks meer dan 100 millioen
wordt uitgegeven aan werkloozen-
ondersteuning en armenzorg. Met dit
bedrag wordt de gemeenschap belast
omdat de individueele winzucht van
het soms al te eenzijdig geprezen
„particulier initiatief", door middel
der mechanisatie en rationalisatie van
den arbeid, op zichzelf beschouwd,
laten we het, ter voorkoming van
misverstand,herhalen: een goed ding
een groot aantal menscheüjke
werkkrachten overbodig maakt, zonder
voor de overblijvende den econo-
mischen toestand te verbeteren.
Amsterdam alleen betaalt 16 millioen
voor allerlei onderstand bij een op
brengst der Inkomstenbelasting van
27 millioen. Marx' industrieële reserve-
armee schijnt werkelijkheid te worden
en de gemeenschap heeft te zorgen
voor haar onderhoud. Hoezeer werke
loosheid demoraliseert, is bekend.
Het gevaar is dan ook zeer sterk, dat
de werkloozen een blijvende last voor
de gemeenschap zullen worden, van
deze, als in den Romeinschen verval
tijd, haar brood opeischen.
Het is geen toeval, dat tegelijker.
De Baron de Neerijsche en Macken,
wonende op hel afgebroken, vroeger
met verschillende torens prijkende
Kasteel Macken bij Vierlingsbeek,
schreef 25 Mei 1717 aan de Regenten
ofte Schepenen van Vierlingsbeek,
Maashees en Overloon, een brief, waar
in hij zegt, dat hij zich genoodzaakt
ziet, hen over de Vredepeel tusschen
Venrsy en 't Land van Cuyck te spreken
zoo verzoekt hij aan de drie gerichten
afgevaardigen te zenden ten huize van
Schepen Jacobus vah den Weijenberg
te Vierlingsbeek op Dinsdag 25 Mei
1717.
Daarop verschenen voor Maashees
Piet Cremers, voor Overloon Gerardus
de Raedt als verlegehwoordigers.
Men vroeg aan Venraywat men van
d8 grens langs het Land van Cuyck
dacht en zij antwoordden 7 Nov. 1717,
dal Venray zich hield aan het traclaal
van 1551 en dat degene, die in den
driehoek van Swartwater op Springel-
beek en Bakelschen toren kwam
gestraft zou worden, omdat ditgedeelte
blijkens zegel en brief in 't vrije
gelegd was.
De vredepaal had voor hen vol
effect.
Venray begreep 't aldus, dat de Vre
depeel geheel vrij gemaakt was en er
niemand vreemds meer op mocht
komen, wat eigenlijk weer een voor
b j^aan der rechten van de Guycklan
deis was.
In stede, dat het verschil beslecht
was, was er nu weer eene opleving
der veete bij die van 't Land van
Cuyck te bespeuren Men was weinig
opgeschoten.
Zij achtten zich door het plaatsen
van den Vredepaal veronrecht, hadden
zich lot den Baron van Meijndersha-
gen, Pruisisch gezant gewend en lot
de Gecommileerden der Hoogmogenden
Historisch-Romantiscli verhaal van
het Kasteel Blyenbeek bjj Afferden.
Vrij naar het Duitsch door B.B.
13
Zwijgt in 's hemels naam. Aan
zoo iets verschrikkelijks moet ge heel
niet denken, riep de oude Malhias
zwaar zuchtend. Die gedachte achter
volgt me al lang als een benauwde
droom en maakt me jdikwijls zoo
angstig l Zelfs vandaag, 'midden in de
feestvreugde, heeft die gedachte me
voortdurend gekweld. Toen de Erf-
maarschalk in zijn toast zeideBouwt
uw geluk niet op deze aarde, waar
alles wisselvallig is als het weer in
April, kreeg ik juist een gevoel alsof
er een gewicht van honderd pond op
mijn hart viel. Als deze gelukkige echt-
verbintenis ook maar geen droom is,
zoo dacht ik onwillekeurig
Ik heb je daarom alles verteld,
zoo vervolgde hij, opdat ge mij zoudt
helpen waken en oppassen. Op onze
dienstboden kunnen we genoeg ver
trouwen en de verwanten en kennissen
die nu en dan hier op helSlol komen,
zullen ook niet spreken over dit onzalig
vrouwmensch. Tot heden toe is alles
zoo goed gegaan.
Maar is het misschien niet beter,
zoo ried ik hem toen nog aan, om de
list, die ge toenmaals gebruikt hebt,
maar ronduit aan uw Heer te vertel
len. Heer Arnold zou alles nu kalm
en zakelijk aan zijn vrouw kunnen
uitleggen, zoodat het waarschijnlijk
geen ernstige gevolgen meer zal heb
ben. Daarentegen zou het zeer treurig
en ontzettend zijn, indien onze genadige
Vrouw een of andere keer geheel on
voorbereid en misschien-.nog wel van
een heel verkeerde kant op de hoogte
gebracht wordt.
Mijn goede Mathias wilde daar ech
ter in 't geheel niets van weten, hoe
ik er ook bij hem op aandrong en hem
trachtte te overreden.
Daar het onderlusschen reeds laat
geworden was, nam ik mij voor hem
er later nog wel eens over te spreken
en hem aan zijn verstand te brengen
dat het veel beter was, dat hij nu
maar alles aan zijn Heer openlijk
vertelde.
Toen liepen we den tuin uit en
kwamen weer op het Slotplein, waar
ze nog zijn best aan het vietelenwaren
en dansen. Mathias gaf nu echter een
teeken, dat het mooi geweest was en
er aan alles op deze wereld een einde
komt.
De lieden hielden op met dansen
gingen allen te samen onder de vens
ters van het kasteel staan en riepen
den Schenck en zijnen ouders nog een
laatst »Lang zal hij leven" toe.
Toen trokken ze zingend en juichend
over de Slotbrug weg, verspreiden zich
over de heide en geholpen door het
om herstel.
Het was weer 't oude liedje, als de
een tevreden was, was de andere rnal
content: was de andere in 't gelijk
aid, dan brak de eerste weer af,
en begon te wrokken; vond de een
het goed, dan verwierpen het de an
deren weer.
Nu werden nieuwe adviezen gevraagd
aan den Souvereinen Raedt en den
momboir te Gelder. Deze kwamen op
23 Juni 1718 met de gecommileerden
van het Land van Cuyck en van Ven
ray te samen en adviseerden, dat hel
tractaatvan Augustus 1716 niet mocht
veranderd worden.
Om nu echter »tot onderhoudinge
van goede correspondentie en vrient
üabuijrlicke intelligentie ende omme
te voorkomen alle twislen en twee-
diaghten en verwijderinge, werd er op
nieuw besloten en veranderde men
toch wel wat, zooals men zal zien
le. de Iractaten van 5 Mei 1553 en
10 Nov. 1716 blijven ongeschonden;
de Vredepaal is stukgeslagen,
men zal hem op gemeenschappelijke
kosten vernieuwen;
3e. de Triangel tusschen Zwarte
WaterBakelschen toren, Zwartwater
Vredepaal zal in vrede blijven, alleen
kunnen de Cuycklandera privative
torven in een driehoek Springelbeak
Vredepaal, een gedeelte van hel bijge
plakte nieuwe trapezium.
Hier werd een nieuw element inge
voerd, de aparte driehoek (70 heci&ren)
voor het turven der Cuijcklanders,
gelegen bij den Vredepaal;
4e. zullen zij een bekwamen door
gang of weg iu dien laalsten driehoek
mogen maken. Deze is er nog en heel
Loonschen Peeldijk;
5e het afvlaggen is voor allen ver
boden, daartegen wordt straf bedreigd
Deze nieuwe toelichting van het
verdrag is te Gelder onderteekend 23
Juni 1 .18 en werd later goedgekeurd
Wanneer men den zin der verschil
lende traclaten en ukken toetst aan de
practijk en daarbij de plaatselijke
gesieldheid voor oogen houdt, moet men
zeggen, dat heel het getwist voor goed
ten einde was, men had alles goed
aslgelegd en ieder zoo wat zijn zin
gegeven.
Maar 't was of *>de euvele", die
vroeger door de Peel spookte, ook zijn
boozen invloed op de Peelgebruikers
overgeplant had en zijn eeuwig durende
boosheid in de anders zoo vreedzame
turvers gebracht had.
Men begon den zin der stukken van
1553, 1716 en 1718 hoe langer hoe
minder te vatten en naarmate de turf
verdween, begon men meer over andere
rechten en over pretensies le praten,
ten bewijze het volgende.
Juist een halve eeuw later op 3
Augustus 1768 had er te Venray een
verhoor plaats van de gedeputeerde van
die van Vierlingsbeek, waarvoor schepen
Volckman en van die van Loon, waar
voor schepen Gerrit Eibers optrad
Des afgevraagd zeiden zij, dat zij
zich beriopen op het vergelijk van
1551.
Eigenaardig doet het aan, dat de
verschillende partijen zich altijd op
hetzelfde tractaat beroepen, de een om
'l zwart, de ander om het wil le maken
maar het telkens op hun manier uit
leggen altijd tot hun eigen voordeel.
Zij zeggen, dat die van Cuyck in de
Vredepeel hebben en behouden een
deel vooraf bijgeval van gebrek aan
turf, wat dus de kleine triangel was
en alsdan met die van Venray de Peel
doordeelen, men was nu al zoo ver
gevorderd, dat men van Venray de helft
en een stuk vroeg. Zij verwarren hier
blijkbaar eigendom en gebruiksrecht
en eischen een deel van den eigendom
op, die in geen tractaat voorkwam
Venray heeft daarop gevrasgd, en er
was toen al weinig turf maer
le oorspronkelijk bewijzen tolstaving;
die van Cuyck antwoorden dat zij
dit zouden bijbrengen.
2e. hoe groot het deel was, dalCuyk
land pretendeerde.
3e of de gestelde voorwaarde ook
bestond, nl. dat zij tuif noodig hadden.
Op le antwoordde men, dat uien 't
bewijs niet medegebracht had, maar
men dit zou leveren, wal laler uitbleef.
2e. dat de Cuycklanders 1/3 vooraf
moesten hebben, dat was het 1/3 waar
op zij turf mochien halen, maar dat zij
nu in eigendom opvorderden.
3e dat ze op het ooger.blik of tot nog
toe geen gebrek aan turf hadden en
geno°g voorzien waren, en gaven de
andoren daardoor toe, dat het servituut
op de Peel een van de medewerking
der menschen onzichtbaar seivituut
was Als de bewijsstukken geleverd
waren, zou men nader gaan beslissen.
(Wordt vervolgd)
G. E. van Gerven, dienstbode, naar
Venlo, Slraelsche weg 2
A. H. Liaders, dienstknecht, naar
Deurne.
A. M. Cnelaars, dienstbode, naar
Eindhoven, Woensel
H. Vermeulen en geziü, arbeider,
naar Horst, America E 71
J C. v. d. Kallen, verpleegster, naar
Driel
H. Baaten, z.b., naar Horst
W. Relouw, metselaar, naar Eind
hoven, Broekscheweg 180
J. F. H. Schoenmakers, monteur, naar
Nijmegen
M. G. J Joosten, dienstbode, naar
Venlo, Nieuwstraat 17.
lagsianisn Udslislingia.
Zorg voor eon genotvollen ouden dag!
Ouderdom is niet enkel een kwestie
van jaren. Velen voelen zich jonger op
70 jarigen leeftijd dan anderen van 60
of zelfs 50 jaar. Dit is een ontegenzeg
gelijk feit, en men kan er verschillende
oorzaken voor aangeven. Gewoonlijk
hebben ouden van dagen met een jong
gemoed behoorlijk zorg gedragen voor
hun nieren. Een oude spreekwijze zegt
Als gij uw nieren gezond houdt, houden
deze u gezond."
En ouden van dagen kan zooveel
leed bespaard worden, want veel rug
pijn, urinestoornissen, ischias, spil,
rheuraatische pijnen en graveel worden
dikwijls noodelooB geleden. Den nieren
ontbreekt het vaak aan hulp. Zij be
hoeven de bijzondere versterkende hulp
van Foster's Rugpijn Nieren Pillen.
Door de opwekkende kracht van dit
niermiddel wordt de werkzaamheid der
Dieren hersteld; hel versterkt de nieren
en helpt deze om het bloed te filtreeren,
terwijl de afmattende ziekteverschijn
selen der nieraandoening verdwijren
Waarom zouden ouden van dagen nog
langer lijden, als zij de benoodigde
hulp onder hun bereik hebben
Verkrijgbaar (in glasverpakking met
geel etiket let hier vooral op) bij
apotheken en drogisten f 1,76 per
flacon. 33
Hoe de melaatschen in China han
delen en behandeld worden blijkt uit
volgende
Het bijgeloof geeft aan die ramp
zaligen dan ook het wapen in de hand
om zelfmoord le plegen. Ze gelooven
immers aan zielsverhuizing na hun
dood en hopen datin een nieuw beslaan,
waar hun ziel zou verbannen zijn in
t een of ander dier, het geluk hoe het
ook zij, hen beter zal bedeelen. Daarom
verhaasten ze dat ingebeeld nieuw
leven door zelfmoord.
In Zuid China is het gebruik, een
goed en smakelijk maal den armen
zieke toe te dienen; nieuwe kleederen
worden hem aangetrokken en een sterke
dosis opium als verdoovingsmiddsl
ingegeven. Dan knoopt men hem in
een zak en werpt hem zoo levend in
een groot vuur, met solfer en petroleum
logekomeaen vertrokken personen
van 30 Maart tot 6 April
INGEKOMEN
H. J. Post, ambtenaar N.S., Oostrum
G 28 van Doetincbem
G J H. Wachelder, verpleger,Stations
weg 14 van Heerlen
Th. G, M. van der Eyken, verpleger,
Stationsweg 11- van Cuyck
J. G. v. d. Heijden, dienstbode, Hof
straat 5 van Well (L.)
P. G Peelers, dienstbode, Hagelweg
2 van Helmond
H. F. H Nefkens, bakker, Patersstr.
16 van Maasbree
L. M. L. Goos8en, bakker, Eindslraat
10 van '8 Iiage
J. H Lenssen, bakker, Stationsweg 1
van Venlo
M. A. Martens, dienstbode, Leunsche
weg 9b van Meerlo
J. J H. Creraers, z b., Overloonsche
weg 2 van Wanssum
G J. Goes, kloosterbroeder, Leunsche
weg 2a van Slenaken
G. M. Peelers, dienstbode, Hagelweg 4
van Vierlingsbeek.
VERTROKKEN
M. H F. Messemaeckers, z.b,, naar
Heerlen
J G A Cremers, verpleger, naar
Boxmeer, Spoorstraat
A. M. Rongen, dienstbode, naar
Venlo, Goltzuisstraat 43
E G Rongen, dienstbode, naar Venlo,
Goltzuisstraat 43
P J Bouten, verpleger, naar Vier-
lingabeek, Groeningen
J. M Ponjé3, dienstbode, naar Bergen,
Ayen 11
G H. Diels, verpleegster naar Heer
len.
heldere maanlicht, vond iedereen al
spoedig zijn eigen huis of hutje.
Ik wenschte den ouden Mathias
goeden nacht en beloofde hem nog
eens, goed te zullen waken en uit mijn
oogen te kijken, dat het huiselijk geluk
van onzen gas heer en gastvrouw door
niets zou verstoord worden. God alleen
weet, hoe eerlijk en trouw ik dit toen
gemeend heb.
Toen ik op mijn kamertje was ge
komen, ging ik eerst nog een beetje
zitten mijmeren voor mijn venster en
bleef nog lang slapeloos naar buiten
staren in dien helderen nacht vol
maneschijn.
Langzamerhand stierf het feestru
moer weg op het slot; stil en slemmig
lag het daar in dit eenzame landschap.
Een fijne nevel steeg omhoog uit de
nabijzijnde poelen en moerassen, de
maan spiegelde zich in de grachten
van den burcht en de zacht golvende
en wiegende kruinen der lindebooraen
schenen te luisteren naar het lied van
den nachtegaal, dat mij nu eens kla
gend, dan weer vroolijk oplevend; uit
de boscbjes van de Bleye-beek tegen
klonk.
Nog lang bleef ik, geheel in gedach
ten verloren, zitten mijmeren en staren
naar dit vredige, nachtelijke landschap.
Tenslotte maakte ik het voornemen,
er den volgenden morgen bij den ou
den Mathias nog eens flink op aan
te dringen, en hem te bewijzen, dat de
heele zaak tijdig moest opgehelderd
worden, voordat uit die overigens goed
bedoelde geheimhouding allerlei onheil
zou ontstaan. Toen ging ik bidden en
begaf mij ter ruste.
Dienzelfden nacht echter werd ik
door een leelijken droom gekweld.
Ik droomde, dal de oude krijgsovers
te, de Schenk Martin, in zijn lederen
maliënkolder voor bet wiegje van den
kleinen Christoffel stond en verschrik
kelijk grijnslachend, het knaapje met
zijn zware lederen handschoenen wilde
wurgen.
Mijn genadige Vrouw trachtte hem
dit onder luid geroep en geschreeuw
te beletten Ik wilde haar helpen en
greep den ouden Schenk bij zijn kol
der, maar toen was het opeens niet
meer die krijgsoverste, maar 'n vrouw
en die leelijke Schenk stond achter
mij en giechelde
Hi, bi, dat is die mooie Emeren
tiana Dau6que.
Dit woord klonk nog in mijn ooren
toen ik uit mijn slaap wakker schrok
Het angstzweet stond op mijn ge
laat; de eerste stralen van het morgen
rood schenen reeds door het venster.
Hoe de slang in het Parndjjs kwam,
Daar ik toch niet meer kon inslapen
stond ik op, deed mijn morgengebed^
pakte eenig schildergerei bij elkaar en
ging naar de koeweide, om daar in het
vroege ochtendlicht een landschap
schildering verder af te werken.
Toentertijd schilderde ik namelijk
graag landschappen en ik meende, dat
er zoo'n halven Wouveraan (een groot
landschapschilder) in mij atak.
Iemand zou vragen: Wat doet dan
de wet, het staatsbestuur? Wat kan
een bestuur zonder God, zonder geloof,
zonder zeueleer en.zonder wet? Het
zij me hier toegelaten drie feiten aan
te slippen die hier in China monds-
gemeen zijn: men zal er een bewijs
aan hebben van de wreedheid der
Chinee8che magistratuur; en hun
klinkende titels Vader en Moeder van
het volk", veranderen daar niets aan.
In ieders geheugen hier is nog de
massa moord van Nan-Ning, hoofdstad
der provincie IC wang-Si Dit geschiedde
't begin der omwenteling in 1912,
Het revolutionnair bestuur had besloten
op wreedaardige wijze de melaatschen
der heele provincie om te brengen.
Mgr. Du Coeur, gegriefd om het lot
dezer ongelukkigen, deed het voorstel
dezo rampzaligen op eigen kosten
onderkomen en onderhoud te verschaf
fen. Het legerbestuur wou daar niet
van hooren en om spoedig komaf te
maken met de arme zieken, deed men
een breede gracht delven.
Ondertusschen werd overal een echte
klopjacht georganiseerd op de melaat
schen en deze werden naar den kuil
als wild opgedreven. Ze werden er in
geslooten, al ondereen mannen, kinde
ren en vrouwen, een vijftigtal ineens.
Men goot er petroleum over en stak
alles in brand, Eenigen konden door
de verwarring heen uit d8n vuurpoel
kruipen en wegloopen, maar soldaten
hielden de wacht, schoten ze neer of
dreven ze terug met de bajonet.
Dezelfde massa-moord geschiedde te
Kwong Sur in 1917, maar met zulke
ijselijke bijzonderheden die de pen niet
kan beschrijven.
Eindelijk, wat nog afschuwelijker is,
het heldhsflig weik van P. Conrardy,
die met alle moeile, ijv8r en opoffering
op zijn eiland 700 melaatschen had
vergaderd, was op het punt, in 1914,
vernietigd te worden, daar een decreet
was uitgekomen, dat de algemeeno uit
moording beval der bewoners van het
toevluchtshuis.
Zoo bejegent het heidendom de
melaatschen.
Dat is het geschenk, dat de melaat
schen van de heidensche wereld ont
vangen, een geweerkogel, een kuil en
een nog diepere vergetelheiddat is
alles.
In een of ander van mijn schil
deringen had ik niet zonder eenig
succes het heldonkere trachten na te
bootsen, wat die groote meester zoo
kunstvol over zijn landschapschilderin
gen wist uit te spreiden.
De Slotheer gaf mij altijd gaarne
vrijen lijd voor mijn schilderingen. Ik
ging dan met mijn schildergerei over
de slo'brug en had al spoedig mijn
geliefkoosd plekje gevonden. Daar zette
ik den ezel neer en plaatste de schil
dering, die reeds half klaar was, erop.
Ik bracht de kleuren op het palet en
begon kalm en ijverig te schilderen.
De hoofdlijnen waren al geheel en
al klaar en de klare ochtendhemel
met zijn zacht doorschijnende witte
wolkjes was mij zoo goed gelukt als
ooit
Boven het moeras sidderde een fijne
grijze nevel, welkeen zachte, doorzich
tige sluier weefde boven het donkere
pijnboomenbosch op den achtergrond.
Op den voorgrond had ik een prach
tige boomengroep geschilderd met zscht
wiegelende beukentakken en een krach-
tige volle kruin van een eik boven
alles uit.
Het had mij heel wal moeite gekost
om het loof van de boomen goed te
krijgen, maar deze groep scheen toch
niet slecht gekozen.
Zoo was ik dan eerst bezig een hert
te schilderen, dat met gebogen nek zijn
dorst stond te lesschen aan een beek,
terwijl een reebok achter haar waak
zaam speurend de kop omhoog hief.
Ik wachtte nog op de eerate stralen,