Tweed© Blad van „FEEL 11 MAAS" Baat tot Jozef. De eerste zaak Bij Scheren PUROL Wanssum Twee groote nationale werken. FEUILLETON 2ATËHDAU 19 MAART ÏÖ27 «oe jaargang. no. ik Gaat lol Jozef, dierbre Christen, In deez' schoone maand van Maart, Gaat tot Jozef vol vertrouwen, Die te lijden hebt op aard. Gaat tot Jozef gij, die arm zijt, Als U teistert zorg en nood Hij heeft overgroots schatten, Hij schenkt gaarne kleed en brood. Gaat lot Jozef, al wie krank zijt, Hij zal lenigen uw smart, Troosten zal Hij en verheffen Hemelwaarts uw droevig hart. Gaat tot Jozef, arme zondaars, Die voor u genade vraagt, En u leert uw Jezus minnen Tot eens eeuwige redding daagt. Gaat tot Jozef, Christen vaders, Zi6t hoe trouw, met hoeveel vlijt, Hij de Moeder en het Kindje Steeds voor elk gevaar bevrijd- Gaat tot Jozef, maagd en jong'ling, In deez' schoone maand van Maart. Gaat tot Jozef, vraagt Hem al en Wat ge slechts verlangt op aard De oproep der H. Kerk klinkt tot ons allen in deze maand St. Jozef bij zonder te vereeren, want groot is zijn macht in den hemel bij zijn Goddelijk Voedsterkind Jezus. Ook wij die zijn arme bannelingen, zuchtende en weenende in een tranendal, en die op reis zijn naar het beloofde land vinden in St. Jozef een vriend, een hulp en steun. Daarom zullen we dezen maand Maart weer met bijzonder vertrouwen aan Zijn voeten nederknielen, en Hij de Patrcon van het huisgezin, van de H. Kerk en van een zaligen dood zal ons helpen en tot steum zijn nu en het uur van onzen dood. De heer A. F. VAN BEURDEN schrijft in de N. Venl. Courant het volgende II. De rentabiliteit der beide groote werken mag men zeer zeker bij den tegenwoordigen stand van 's land finan ciën nader beschouwen en dan ziet men bij de Zuiderzeedemping groote sommen verdwijnen, die na vele, lange perioden slechts langzaam zullen terug- keeren naar den Haag of wel voorgoed verzonken zijn. Maar men vergete niet, dat de Peel al na drie jaren haar klein geleend kapitaal begint terug te geven. De zekerheid van terugbetaling der voor schotten is oneindig grooter dan bij de Zuiderzee. Stelt men de rentabiliteit van de Zuiderzee gelijk 25, dan is de Peel zeker 300. In ieder geval zijn de gelden in de Peel vrij wat beter belegd dan in de Zuiderzeewerken cf in den woning bouwput geworpen. Maar het volgende wekt steeds, we zeggen niet den wrevel, maar toch den onwil der Brabanders en Limburgsche Peelstreekbewoners op. Het Zuiderzeewerk ligt kort bij Den Haag, waarom sommige knappe koppen in de Staatsmanskunst niets anders zien, het andere vergelen. De woeste dertigduizend hectaren der Peel, anders een lap, die meer is dan een bleekveldje, liggen in de arme gedeelten van het Zuiden en Zuid-Oosten van ons vaderland, ver van de Resi dentie. Aan het eerste werk zitten later zoo wel eere- als lucratieve baantjes vast, IN MIJNE NIEUWE BETREKKING Aan het andere zitten veel zorg en overleg vast en vele onbetaalde, maar gaarne gedane moeite voor de volksheil betraehlers. Het ZUIDERZEE VRAAGSTUK is een deftig werk, dat in d° groote pers, in de salons en de wandelgangen der Kamer opgeld doet. Het PEELVRAAGSTUK is een burger en boerenwerk, dat in de lokale pers nog meetelt, voor een goed deel nog bij enkele afgevaardigden nog op hun verlangenslijstje staat en af en toe op boerenvergadering het hoofd omhoog steekt. Aan den eenen kant Regeerings- steun, bezoek van hooge autoriteiten, beschrijvingen in de tijdschriften en pers. Aan den anderen kant een trachten van boven af om de menschen te paaien met brochures en lezingen over emigra tie naar Canada, waar met een klein beginkapitaaltje in 'l onbekende land niets te halen is, alhoewel men voor de propaganda nog geld beschikbaar stelt. Hier alles in glorie, dhèr een vechten om niet vergeten te worden en in een hoek gesmeten. Neen 1 de groote Peel, waarin schat ten te halen zijn, de groote, witte vlek op de Nederlandsche kaart, laat men liggen, ongeculliveerd, waardeloos, renteloos, zooals ze er voor duizend jaren gelegen heeft En dat waarland gebrek en werkgebrek heerschen en gebrek aan nieuwe levensonderhoud voortbrengende middelen. De achtendertig randdorpen, om de groote Peel, houden nog gestadig de dooden wacht bij de schijndoodp, hopende dat ze toch nog ontwaken zal. Er zijn gemeenten, die het er niet bij hebben laten zitten, al hielp de Staat niet Met eere mag men noemen Venray, Deurne, Maashees, Vierlings beek, Sambeek, Boxmeer, Oploo, Gemerl en Boekei, terwijl thans ook Uden zich opmaakt en de Peel zal «ontsluiten", zooals men in verschillende tijdschrif ten mocht lezen, vergetende dat de deuren der Peel al jaren lang wijd open gezet zijn door vele voorstanders Er zijn ook particulieren, zelfs fami lies, en wij noemen hier deRoelvinks, die duizend hectaren omzetten in bouw land, weiland, bosch en park, zelfs grintwegen aanlegden, villa's en hoeven bouwden en daarmede een doorslaand, steeds te conlroleeren bewijs leverden, van datgene hoe met noesten vlijt en verstandig overleg het grondkapitaal daar volle rente oplevert. Eigen Erf, Eigen Boer hebben ge werkt in vereeniging met de gemeente besturen, drie dorpen werden gesticht, Ysselsteyn, de Rips, en de Twist, die nu al 1100 inwoners tellen, hoevedor- pen zijn geworden met school en kerk. Jan Poels, Hubert Janssen, Oscar van de Loo en de technicus der gemeen te Venray Timmerman», Min en andere hebben daar werk geleverd op Venraysch gebied, dat na een eeuw nog geroemd zal worden. Zij hebben gezorgd, dal de gedaante der Peel op de 5000 hectaren van Venray van uitzicht is veranderd, dat de ploeg regeert, waar vroeger geen menschenvoet gezet was, en dat er voor de pioniers der wijde vlakte meer dan een goed stuk brood te verdienen is Maar verder op naar het Noorden op den hoogen Peelrug, wapperde eens aan een vijftien meter langen mast de groene vlag in de kleur der hoop, waarop in witglanzende voetenhooge letters stondNATIONAAL WERK DER PEEL, maar die is verdwenen, toen de groote vereeniging Peel'oelang die eens 3000 leden telde, ineengezakt is. De groote oorlog is gekomen en er bleef geen tijd voor ontginnen de weikers trokken in soldatenjassen van oord tot oord Brabant en Limburg door, heen en terug. Het bestuur, eens zoo vol enthousias me, werd ook later overladen met eigen (2) Eindelijk, als er schuld aanwezig was konden dan de laatste woorden, die ik gehoord had, geen misdadige zin noch plan hebben. Zij waren reeds lang uit het gezicht, toen ik over hunne woor den nadacht. Het was inmiddels avond geworden. Ik verliet mijn boomstronk, begaf mij mij weder naar den straatweg en zette mijn wandeling voort. Ik moest nog een goed eind door het bosch, om mij heen bleef het stil en eenzaam. Van het jonge paar zag en hoorde ik niets, de jonge man had terug kun nen zijn, maar ik ontmoette hem niei; daarentegen hoorde ik na eenigen tijd den galop van een paard achter mij. Ik was nog in 't bosch juist bij eene kromming van den weg, een paar hon derd schreden verder was het bosch ten einde. Ik verhaastte mijne schre den, om te kunnen zien, wie mij voor bij zou rijden, den omtrek van den ruiter en paard kon ik nu reeds on derscheiden maar meer niet. Toen paard en ruiter naast mij waren, zag ik bij het licht, dat uit de vrije vlakte in den ingang van het bosch viel, op een groot, mager, donkerbruin paard, een zoo hatelijk, terugstootend gelaat, gemeentelijke zorgen, zag geen kans bij iet slinken der subsidie het verminde ren van het ledental de groote machine in gang te houden Toch was dat zoo noodig geweest om de mooie kanaal plannen van den hoofdingenieur Max Bongaerts, later Minister, en van zijn broeder den ingenieur Paul Bongaerts, ten uitvoer te leggen. Hoe is het groote Ontginningswerk, waaraan zooveel steun was toegezegd, zoo vastgeloopen De Regeering moest bezuinigen, naar alle zijden zonder uitzondering. De ambtenaarstractementen, de schoolsub- sidies, de legeruitgaven werden beperkt. Maar ook tot veler teleurstelling die voor de ontginning der Peel. Daardoor moest men van zelf ophou den met werken. Het ongelukkige gevolg van die blijvende vermindering van Staatshulp is, dat het mooie, hoog noodige nationale werk van de ont ginning der Peel, bijna vastgeloopen is, op den achtergrond geraakt, slechts in uiterst bescheiden mate aan den gang gehouden kan worden. Men denkt er buiten de onmiddellijke omgeving niet meer aan. En wat doet men elders Men gaat werkeloozen uit de vier hoofdsteden grondwerk, graafwerk geven in Drente- Men kan zijn oogen niet gelooven. SladsmeDSchen behooren niet achter de schop in 't veen. Men zal hier sommen gelds wegwerpen aan transport, aan loon, aan voeding, aan onderdak die nutteloos zullen blijken. Waarom niet liever die sommen elders aangewend, waar ze niet aan brengen en de werkeloozen in Brabant en Limburg, die het werk verstaan en een smal bestaan voeren, geholpen Men denkt niet meer aan de alge- meene ontginning der 30—40000 hecta ren woeslen grond, die li/t maand voedsel voor geheel Nederland kunnen leveren. Men spreekt üiet meer van den aanleg der kanalen, waarlangs de goederen en producten moeten vervoerd worden. Men zwijgt als 't graf over de 208 kilometer spoorwegen, die men als verbinding der Peel en der zesendertig randdorpen met de overige wereld zou bouwen. Geen courant, dagblad of tijd schrift spreekt nog over het door ons ontworpen groote wegenplan en de 18 meter breede heerbaan, die Zeeland, het Noordelijkste dorp met Ameria, het dorp aan den dwarsspoorweg Venlo Eindhoven zou verbinden. Men begint weer van voor af aan en praat in nieuwe artikels over de «ONTSLUI TING" der Peel. Is dat alles niet droevig Kunnen onze Kamerleden, die het Zuiden een goed hart toedragen, de zaak niet ter sprake brengen en weer aan 't rollen brengen en geld vragen tot het doorzetten van dit tweede groote werk lot steun van het misdeelde volk. Drie vier jaren zijn er slechts noodig, om de geheele Peel vruchtbaar te maken. Er zijn hier geen visschers te pensionneBren, geen huisgezinnen te onderhouden, geen schadevergoedin gen uit te keeren, geen groote werken te maken. Met ploeg, eg, kunstmest en boerenzweet zijn hier wonderen te verrichten. Waarom helpt men het Zuiden niet Waarom schept men geen arbeids velden voor sterk toenemende bevol king? Is dat zoo moeilijk? Wij leven toch onder eene regeering, die naar alle kanten het volk vooruit wil helpen en zeer zeker goed wil maken, wat men in vroeger lijden aan Brabant en Lim géén Pyn en naschrynen of stuk gaan der huid, indien men vóór het inzeepen de baardoppervlakte in wry ft met Doos 30, Tube 80 ct dat ware het mij midden in het bosch tegengekomen, mij zou doen ontstellen. Hel was breed en geel en erg door de pokken geschonden een dikke donkere knevelbaard deelde het in tweeën en een paar groene oog6n, wierpen een valschen blik op mij. De ruiter snelde mij voorbij, ik zag hem verrast na. Bij eene bocht van den weg ontmoette ik een man. Toen hij den ruiter zag, wilde hij in het hout springen en de andere zijn paard inhouden, maar hij bedacht zich en reed door. De voet ganger kwam nader, na lien stappen waren wij bij elkander, het was Frits, die met het meisje gesproken had, ik bleef bij hem slaan. Wie is die ruiter vraagde ik. Ik meende op zijn gelaat nog sporen van schrik te ontwaren; hij zag mij wantrouwend aan. Ik ken hem niet, antwoordde hij vlug en zette, zonder bij mij op te houden, zijn weg voort. Uit den eigenaardigen toon zijner stem meende ik te kunnen opmaken, dat hij den ruiter wel kende, maar een reden had, om het niet te zeggen. Welke reden Wie was de ruiter met het hatelijk, schrikaanjagend gelaat? Aan de grenzen huist allerlei ge peupel. Zoo betrad ik mijn nieuwen werkkring Toen ik bij een tweede kromming van den weg uit het bosch trad, zag ik op een honderd schreden afstand, links aan den weg, een groot, eenzaam gebouw. Ik ging er op aan, door de ramen eener groote kamer zag ik licht, burg misdaan heeft. En het is zoo noodig Overtuigd als wij zijn, dat het ZUI DERZEEWERK het beroemdste en het PEELWERK het nuttigste der twee zal worden, hebben wij niet geaarzeld om nogmaals aller aandacht voor deze groote vraagstukken te verzoeken. Ing853s2en Kideissllajsn. Het water waarschuwt u. Als gij last hebt van een brandende, smartelijke pijn bij de loozing, of de urine dik is en troebel, met een scherpen geur, zanderiüg of met bloeddeelljes, bestaat er geen twijfel of uw nieren zijn verzwakt. Neem Foster's Rugpijn Nieren Pillen, want uw nieren hebben behoefte aan een specifiek niermiddel. Let ook op de hoeveelheid geloosde urine Als gij zeer groote of zeer kleine hoeveelheden loost, als gij te vaak of te weinig aandrang krijgt, wijst dit vrij zeker op nierzwakte. En dat is ernstig genoeg: er bestaat gevaar voor bloed vergiftiging en de schadelijke gevolgen op iedere zenuw, spier of weefsel van uw lichaam. Stel het niet uit neem Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Verwaarloozing kan ernstige gevolgen met zich brengen. Foster's Pillen worden in Holland sinds vele jaren gebruikt en zijn alom bskend om hun goede resullalen. Men kent geen beter middel tegen nierzwakte, blaas- en urinestoornissen, rugpijn, spit, waterzuchtige zwellingen, rheumatiek en andere gevolgen van schadelijke sloffen, die bij trage werking der nieren in hel bloed achterblijven. Laat Foster's Rugpijn Nieren Pillen u gezond maken en houden. Verkrijgbaar (in glasverpakking met geel etiket let hier vooral op) bij apotheken en drogisten h f 1.75 per flacon. 36 door A. F. VAN BEURDEN I. De weg van Oostrum naar Wanssum was vroeger vooral bij zonnig weer niet aangenaam Van beide kanten niets dan zand, moeras of verwaarloosde dennen, geen schaduw en onderweg s'echts een enkel klein huisje, dat later door den Baron van Geijsteren aange kocht werd en door dezen afgebroken. Thans staan er flinke boerderijen, alles is ontgonnen en het uitzicht is vrij wat aangenamer geworden. Van dien kant komende, zou men niet zeg gen, dat Wanssum een Maasdorp is met een flinken boerenstand. Ook in Wanssum zelf is in de laatste halve eeuw veel verbouwd en bijgebouwd. Ieder dorp heeft zoo wat zijn bijzonder heden. Zoo was Wanssum steeds bekend om zijn uitstekend bier, dat daar ge brouwen werd en zijn roem tot op den huidigen dag gehandhaafd heeft, dan om zijn schilderachtig gelegen water molen, die echter voor het moderne heeft moeten wijken en zijn wentelend rad verloren heeft, verder omdat daar de beste jachlschoenen gemaakt werden in Limburg en dan ten vierde en dat mag ik verder zeker niet verzwijgen, dat men er het' oude beugelspel zoo in eere hield en men het geregeld tegen die matadors verloor. Na dit voorop gezet te hebben zullen wij toi de nadere beschrijving overgaan. Wanssum is een Maasgemeente, be staande van ouds uit twee groote deelen de dorpen Wanssum en Geijsteren Wanssum is het landbouwdorp, ont staan aan de vruchtbare gronden en het smalle dal van de Molenbeek, rest van een ouden uitlooper van de Maas, waardoor ook later het moeraswater van de Peel zijn weg nam. Wanssum is daarom ook samengedrougen aan de twee zijden der inzinking, waarin voor de deur stond een man, die een knecht scheen te zijn. Is dit eene herberg Ja. Op Hannoverschen ot op Pruisi- schen grond Op Hannoversch gebied, de gren zen zijn daar, dertig schreden verder. Kan men hier nachtkwartier krij- gen? Ik denk het wel. ga in de gelag kamer, daar zult gij de waardin vinden. Ik ging in het huis, de verlichte kamer was de gelagkamer, ik trad binnen, de waardin en een vreemdeling waren er in. Eerstgenoemde zat bij eene lamp te naaien, de vreemdeling zat aan een andere, lang9 tafel en had een glas bier voor zich staan. Ik liet mij ook een glas bier brengen, mijn doel was, dienzelfden avond over de grenzen te gaan, als in de nabijheid eene goede herberg was, dit wilde ik eerst onderzoeken. De grenzen zijn hier dicht bij vraagde ik de waardin. Ja, vlak achter den tuin van het huis. Hoe ver is het eerste Pruisische dorp? Een groot half uur. Is er onderweg geene herberg Tot aan het dorp is het bosch, het begint aan de grenzen en daarin is geene herberg Maar de straatweg loopt er toch door De straatweg loopt er door, maar de Pruisische regeering duldt geene herbergen in het bosch, zoo dicht bij de grenzen, zij zouden de smokkelaars als schuilhoeken dienen. Wordt er hier veel gesmokkeld? Daar bekommeren wij ons niet om. De vrouw sprak met terughouding, zij scheen noch mij, noch den anderen vreemdeling te vertrouwen. Het zal hier wel woelig zijn? vraagde ik verder. Er hebben dikwijls ontmoetingen van de Pruisische grenswachters met smokkelaars plaats. Zijn de smokkelaars Pruisen of Hannoveranen? Pruisen, er wordt naar Pruisen gesmokkeld, omdat daar alles duurder is, er zijn daar zooveel accijnsen en belastingen, daarom leeft het volk er slechter en is het ook slechter als bij ons Nemen de Hannoveranen geen deel aan den sluikhandel? Neen, eenige nietswaardigen uitge zonderd, gepeupel vindt men overal. Vooral aan de grenzen, zeide ik. Maar het meest aan den anderen kant der grenzen, antwoordde de goede Hannoveraansche ijverig. De geheimzinnige ruiter, die mij voorbij geredm was, kwam mij weder voor den geest, de vreemdeling, die in de gelagkamer zat, was het niet. Het was een man van middelmatige ge stalte, misschien even in de dertig jaren, met een schoon, fijn, bleek gelaat. Dat gelaat zou iels aangenaams gehad hebben, als een eigenaardigen trek om de eenigszins gekrulde lippen, het geen terugstootenden uitdruk had vroeger de watermolen lag en waardoor de weg van Blitterswijck naar Geijs teren, naar het kasteel en 't land van Cuyk liep. Hier vonden de eerste pioniers na de rooiïng van het bosch en kreupelhout ook bouwlanden en weidegronden, noodzakelijk voor onderhoud van mensch en vee. Een bewijs, dat de vestigingen op den hoogen Oostelijken oever der beek nog niet zoo slecht waren blijkt, dat naar Meerlo toe naar 't Zuiden ook verschillende oude hoeven liggen. Buitendien was ook de tusschen zandruggen ingedrongen broekgrond, die als gemeenschappelijke weide dienst deed van waarde voor de bewoners. Men moet daarbij ook in aanmerking nemen, dat de loop der hoofdwegen tegenwoordig anders is dan vroeger en men ter beoordeeling der vroegere toestanden daarmede rekening heeft te houden. Uitbreiding naar den kant van Geijs teren is nooit van groote beteekenis geweest, omdat het kasteel van Geijste ren groot grondbezit hadgeen belang had bij de vestiging van vreemde boeren of arbeiders en van het een maal verkregen bezit niets afstond, integendeel wel bijkocht. Ook naar den kant van Venray bleef de nieuwbouw beperkt. Het grondgebied van de gemeente Wanssum, dus met Geijsteren erbij, is van Oost naar West een uur lang, van Noord naar Zuid een half uur breed. Het weidegedeelte ligt langs de Maas tegenover Well, rond de Kooi, het veerhuis, bij het kasteel Geijsteren en langs den linkeroever der beek. De Groote Molenbeek, waarop in Meerlo, Tienray en vroeger ook in Horst de watermolens loopen, heeft een lang verloop en kan heel wat water mee brengen, niet altijd lot vreugde der Wanssumschen. In Wanssum lag tot voor enkele jaren een watermolen aan het Broek, die door zijn schilderachtigheid de aandacht trok der voorbijgangers niet alleen, maar ook dikwijls op doek ge bracht is, maar hij is tot veler spijt verdwenen. Een merkwaardig moeras strekt zich in de lengte uit van de Groote Molenbeek af, gedeelt in een korter en langer stuk door den grint- weg Wanssum Venray, kronkelend doorloopend pl.m. 700 evenwijdig aan de grens der gemeente naar de Geijs- tersche Heijhuizen en naar de Smakt. Het behoort gedeeltelijk aan het Geijstersche kasteel. Vroeger vond men dèèir het vogelleven in alle vrijheid ontwikkeldwatervogels waren er in allerlei soorten en grootten hazen en konijnen rentenierden er maanden lang ongestoord tot op een goeden dag het daar knalde en donderde en menige langoor het leven liet. Lang zijn die vennen in ruste ge weest, maar de ontginner vraagt ook zijn deel en meer vruchtbare en noodige bewerking en beplanting vervangt langzamerhand het wel mooie, maar doellooze overblijfsel van vroegere ge- weldadige veranderingen in den bodem. Wanssum is een goed landbouwdorp met een vreedzame bevolking. Sommige weren zich ook goed in 't ambacht, zoodat een der schoenmakers daar steeds den naam had de beste jacht- schoenen in de geheele streek te maken. Ook wordt er even als in Meerlo uit stekend bier gebrouwd. Het beugelspel was er vroeger in groote eere. Men heeft er enkele groote hov6n liggen, waarvan er een in de oude perkamenten als vroegtijdig beschreven wordt. In de leenacten boeken staat als hoogheerlijk leengoed bl. 122, Den Hoff over de Beke, in den Kerspel van Wanssum gelegen, met zijnen baten en thinsen, hoenders. Hij werd in de XVe eeuw bezeten door de heeren van Blitterswijck tot 1540, toen Stenrick van Bl. hem overdeed aan Alert van Goor te Galdenbroeck. In deze familie bleef het tot de XVIIe eeuw. Door de grondheeren van Wanssum gegeven. Ik kan dien trek en uitdruk niet nader beschrijven, ik heb zeniet dikwijls op het menschelijk gelaat ontmoet, maar waar ik ze gezien heb, zag ik eene zware misdaad. En de gevallen mensch sprak er niet alleen uit, maar veeleer eene natuur, die zich bewust scheen, dat zij uit den kring der beteren was gesloten en over die uitsluiting wraak wilde nemen, wraak moet nemen, eene natuur, die het goede niet meer achten kon en daarom met alle krachten der ziel wilde haten. Dit schenen de groote, donkere, zwaarmoedig loerende blikken van den vreemde te kennen te geven. Naar zijn uiterlijk te oordeelen, be hoorde hij tot de middenklasse, hij droeg een eenvoudigen grijzen overjas, een blauw lakensche pet en een slok, zooals de burgerlui gewoon zijn te dragen. Aanvankelijk had ik niet op hem gelet, maar toen de vrouw van gepeupel aan de grenzen sprak, had ik hem zien ontroeren. Toen ik hem nauw keurig opnam, trof mij een scherpen blik, uit zijne zwaarmoedig, en toch zoo loerende oogen, zij waren wan trouwig op mij gevestigd, maar toen de mijne ze ontmoetten, sloeg hij ze verward en verschrokken neder. Ik hadden man slechts onderzoekend aangezien, om den genoemden uitdruk te preciseeren, zooals de strafrechter den misdadiger, die voor het eerst voor hem staat, onderzoekend gade- Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1927 | | pagina 5