Tweed© Blad van „FEEL 11 MAAS"
Baat tot Jozef.
De eerste zaak
Bij Scheren
PUROL
Wanssum
Twee groote nationale
werken.
FEUILLETON
2ATËHDAU 19 MAART ÏÖ27
«oe jaargang. no. ik
Gaat lol Jozef, dierbre Christen,
In deez' schoone maand van Maart,
Gaat tot Jozef vol vertrouwen,
Die te lijden hebt op aard.
Gaat tot Jozef gij, die arm zijt,
Als U teistert zorg en nood
Hij heeft overgroots schatten,
Hij schenkt gaarne kleed en brood.
Gaat lot Jozef, al wie krank zijt,
Hij zal lenigen uw smart,
Troosten zal Hij en verheffen
Hemelwaarts uw droevig hart.
Gaat tot Jozef, arme zondaars,
Die voor u genade vraagt,
En u leert uw Jezus minnen
Tot eens eeuwige redding daagt.
Gaat tot Jozef, Christen vaders,
Zi6t hoe trouw, met hoeveel vlijt,
Hij de Moeder en het Kindje
Steeds voor elk gevaar bevrijd-
Gaat tot Jozef, maagd en jong'ling,
In deez' schoone maand van Maart.
Gaat tot Jozef, vraagt Hem al en
Wat ge slechts verlangt op aard
De oproep der H. Kerk klinkt tot
ons allen in deze maand St. Jozef bij
zonder te vereeren, want groot is zijn
macht in den hemel bij zijn Goddelijk
Voedsterkind Jezus. Ook wij die zijn
arme bannelingen, zuchtende en
weenende in een tranendal, en die
op reis zijn naar het beloofde land
vinden in St. Jozef een vriend, een
hulp en steun.
Daarom zullen we dezen maand
Maart weer met bijzonder vertrouwen
aan Zijn voeten nederknielen, en Hij
de Patrcon van het huisgezin, van de
H. Kerk en van een zaligen dood zal
ons helpen en tot steum zijn nu en
het uur van onzen dood.
De heer A. F. VAN BEURDEN schrijft
in de N. Venl. Courant het volgende
II.
De rentabiliteit der beide groote
werken mag men zeer zeker bij den
tegenwoordigen stand van 's land finan
ciën nader beschouwen en dan ziet
men bij de Zuiderzeedemping groote
sommen verdwijnen, die na vele, lange
perioden slechts langzaam zullen terug-
keeren naar den Haag of wel voorgoed
verzonken zijn.
Maar men vergete niet, dat de Peel
al na drie jaren haar klein geleend
kapitaal begint terug te geven. De
zekerheid van terugbetaling der voor
schotten is oneindig grooter dan bij de
Zuiderzee.
Stelt men de rentabiliteit van de
Zuiderzee gelijk 25, dan is de Peel
zeker 300. In ieder geval zijn de gelden
in de Peel vrij wat beter belegd dan in
de Zuiderzeewerken cf in den woning
bouwput geworpen.
Maar het volgende wekt steeds, we
zeggen niet den wrevel, maar toch den
onwil der Brabanders en Limburgsche
Peelstreekbewoners op.
Het Zuiderzeewerk ligt kort bij Den
Haag, waarom sommige knappe koppen
in de Staatsmanskunst niets anders
zien, het andere vergelen.
De woeste dertigduizend hectaren der
Peel, anders een lap, die meer is dan
een bleekveldje, liggen in de arme
gedeelten van het Zuiden en Zuid-Oosten
van ons vaderland, ver van de Resi
dentie.
Aan het eerste werk zitten later zoo
wel eere- als lucratieve baantjes vast,
IN MIJNE NIEUWE BETREKKING
Aan het andere zitten veel zorg en
overleg vast en vele onbetaalde, maar
gaarne gedane moeite voor de volksheil
betraehlers.
Het ZUIDERZEE VRAAGSTUK is een
deftig werk, dat in d° groote pers, in
de salons en de wandelgangen der
Kamer opgeld doet.
Het PEELVRAAGSTUK is een burger
en boerenwerk, dat in de lokale pers
nog meetelt, voor een goed deel nog bij
enkele afgevaardigden nog op hun
verlangenslijstje staat en af en toe op
boerenvergadering het hoofd omhoog
steekt. Aan den eenen kant Regeerings-
steun, bezoek van hooge autoriteiten,
beschrijvingen in de tijdschriften en
pers.
Aan den anderen kant een trachten
van boven af om de menschen te paaien
met brochures en lezingen over emigra
tie naar Canada, waar met een klein
beginkapitaaltje in 'l onbekende land
niets te halen is, alhoewel men voor
de propaganda nog geld beschikbaar
stelt.
Hier alles in glorie, dhèr een vechten
om niet vergeten te worden en in een
hoek gesmeten.
Neen 1 de groote Peel, waarin schat
ten te halen zijn, de groote, witte vlek
op de Nederlandsche kaart, laat men
liggen, ongeculliveerd, waardeloos,
renteloos, zooals ze er voor duizend
jaren gelegen heeft En dat waarland
gebrek en werkgebrek heerschen en
gebrek aan nieuwe levensonderhoud
voortbrengende middelen.
De achtendertig randdorpen, om de
groote Peel, houden nog gestadig de
dooden wacht bij de schijndoodp, hopende
dat ze toch nog ontwaken zal.
Er zijn gemeenten, die het er niet
bij hebben laten zitten, al hielp de
Staat niet Met eere mag men noemen
Venray, Deurne, Maashees, Vierlings
beek, Sambeek, Boxmeer, Oploo, Gemerl
en Boekei, terwijl thans ook Uden zich
opmaakt en de Peel zal «ontsluiten",
zooals men in verschillende tijdschrif
ten mocht lezen, vergetende dat de
deuren der Peel al jaren lang wijd
open gezet zijn door vele voorstanders
Er zijn ook particulieren, zelfs fami
lies, en wij noemen hier deRoelvinks,
die duizend hectaren omzetten in bouw
land, weiland, bosch en park, zelfs
grintwegen aanlegden, villa's en hoeven
bouwden en daarmede een doorslaand,
steeds te conlroleeren bewijs leverden,
van datgene hoe met noesten vlijt en
verstandig overleg het grondkapitaal
daar volle rente oplevert.
Eigen Erf, Eigen Boer hebben ge
werkt in vereeniging met de gemeente
besturen, drie dorpen werden gesticht,
Ysselsteyn, de Rips, en de Twist, die
nu al 1100 inwoners tellen, hoevedor-
pen zijn geworden met school en
kerk.
Jan Poels, Hubert Janssen, Oscar
van de Loo en de technicus der gemeen
te Venray Timmerman», Min en andere
hebben daar werk geleverd op Venraysch
gebied, dat na een eeuw nog geroemd
zal worden. Zij hebben gezorgd, dal de
gedaante der Peel op de 5000 hectaren
van Venray van uitzicht is veranderd,
dat de ploeg regeert, waar vroeger geen
menschenvoet gezet was, en dat er voor
de pioniers der wijde vlakte meer dan
een goed stuk brood te verdienen is
Maar verder op naar het Noorden op
den hoogen Peelrug, wapperde eens
aan een vijftien meter langen mast de
groene vlag in de kleur der hoop,
waarop in witglanzende voetenhooge
letters stondNATIONAAL WERK
DER PEEL, maar die is verdwenen,
toen de groote vereeniging Peel'oelang
die eens 3000 leden telde, ineengezakt
is.
De groote oorlog is gekomen en er
bleef geen tijd voor ontginnen de
weikers trokken in soldatenjassen van
oord tot oord Brabant en Limburg door,
heen en terug.
Het bestuur, eens zoo vol enthousias
me, werd ook later overladen met eigen
(2)
Eindelijk, als er schuld aanwezig was
konden dan de laatste woorden, die ik
gehoord had, geen misdadige zin noch
plan hebben. Zij waren reeds lang uit
het gezicht, toen ik over hunne woor
den nadacht.
Het was inmiddels avond geworden.
Ik verliet mijn boomstronk, begaf mij
mij weder naar den straatweg en zette
mijn wandeling voort. Ik moest nog
een goed eind door het bosch, om mij
heen bleef het stil en eenzaam.
Van het jonge paar zag en hoorde
ik niets, de jonge man had terug kun
nen zijn, maar ik ontmoette hem niei;
daarentegen hoorde ik na eenigen tijd
den galop van een paard achter mij.
Ik was nog in 't bosch juist bij eene
kromming van den weg, een paar hon
derd schreden verder was het bosch
ten einde. Ik verhaastte mijne schre
den, om te kunnen zien, wie mij voor
bij zou rijden, den omtrek van den
ruiter en paard kon ik nu reeds on
derscheiden maar meer niet. Toen
paard en ruiter naast mij waren, zag
ik bij het licht, dat uit de vrije vlakte
in den ingang van het bosch viel, op
een groot, mager, donkerbruin paard,
een zoo hatelijk, terugstootend gelaat,
gemeentelijke zorgen, zag geen kans bij
iet slinken der subsidie het verminde
ren van het ledental de groote machine
in gang te houden Toch was dat zoo
noodig geweest om de mooie kanaal
plannen van den hoofdingenieur Max
Bongaerts, later Minister, en van zijn
broeder den ingenieur Paul Bongaerts,
ten uitvoer te leggen.
Hoe is het groote Ontginningswerk,
waaraan zooveel steun was toegezegd,
zoo vastgeloopen
De Regeering moest bezuinigen, naar
alle zijden zonder uitzondering. De
ambtenaarstractementen, de schoolsub-
sidies, de legeruitgaven werden beperkt.
Maar ook tot veler teleurstelling die
voor de ontginning der Peel.
Daardoor moest men van zelf ophou
den met werken. Het ongelukkige
gevolg van die blijvende vermindering
van Staatshulp is, dat het mooie, hoog
noodige nationale werk van de ont
ginning der Peel, bijna vastgeloopen
is, op den achtergrond geraakt, slechts
in uiterst bescheiden mate aan den
gang gehouden kan worden. Men denkt
er buiten de onmiddellijke omgeving
niet meer aan. En wat doet men elders
Men gaat werkeloozen uit de vier
hoofdsteden grondwerk, graafwerk geven
in Drente- Men kan zijn oogen niet
gelooven. SladsmeDSchen behooren niet
achter de schop in 't veen. Men zal
hier sommen gelds wegwerpen aan
transport, aan loon, aan voeding, aan
onderdak die nutteloos zullen blijken.
Waarom niet liever die sommen
elders aangewend, waar ze niet aan
brengen en de werkeloozen in Brabant
en Limburg, die het werk verstaan en
een smal bestaan voeren, geholpen
Men denkt niet meer aan de alge-
meene ontginning der 30—40000 hecta
ren woeslen grond, die li/t maand
voedsel voor geheel Nederland kunnen
leveren. Men spreekt üiet meer van
den aanleg der kanalen, waarlangs de
goederen en producten moeten vervoerd
worden. Men zwijgt als 't graf over de
208 kilometer spoorwegen, die men als
verbinding der Peel en der zesendertig
randdorpen met de overige wereld zou
bouwen. Geen courant, dagblad of tijd
schrift spreekt nog over het door ons
ontworpen groote wegenplan en de 18
meter breede heerbaan, die Zeeland,
het Noordelijkste dorp met Ameria, het
dorp aan den dwarsspoorweg Venlo
Eindhoven zou verbinden. Men begint
weer van voor af aan en praat in
nieuwe artikels over de «ONTSLUI
TING" der Peel. Is dat alles niet
droevig
Kunnen onze Kamerleden, die het
Zuiden een goed hart toedragen, de
zaak niet ter sprake brengen en weer
aan 't rollen brengen en geld vragen
tot het doorzetten van dit tweede groote
werk lot steun van het misdeelde volk.
Drie vier jaren zijn er slechts
noodig, om de geheele Peel vruchtbaar
te maken. Er zijn hier geen visschers
te pensionneBren, geen huisgezinnen
te onderhouden, geen schadevergoedin
gen uit te keeren, geen groote werken
te maken. Met ploeg, eg, kunstmest en
boerenzweet zijn hier wonderen te
verrichten.
Waarom helpt men het Zuiden niet
Waarom schept men geen arbeids
velden voor sterk toenemende bevol
king? Is dat zoo moeilijk? Wij leven
toch onder eene regeering, die naar alle
kanten het volk vooruit wil helpen en
zeer zeker goed wil maken, wat men
in vroeger lijden aan Brabant en Lim
géén Pyn en naschrynen of stuk
gaan der huid, indien men vóór
het inzeepen de baardoppervlakte
in wry ft met
Doos 30, Tube 80 ct
dat ware het mij midden in het bosch
tegengekomen, mij zou doen ontstellen.
Hel was breed en geel en erg door de
pokken geschonden een dikke donkere
knevelbaard deelde het in tweeën en
een paar groene oog6n, wierpen een
valschen blik op mij. De ruiter snelde
mij voorbij, ik zag hem verrast na.
Bij eene bocht van den weg ontmoette
ik een man. Toen hij den ruiter zag,
wilde hij in het hout springen en de
andere zijn paard inhouden, maar hij
bedacht zich en reed door. De voet
ganger kwam nader, na lien stappen
waren wij bij elkander, het was Frits,
die met het meisje gesproken had, ik
bleef bij hem slaan.
Wie is die ruiter vraagde ik.
Ik meende op zijn gelaat nog sporen
van schrik te ontwaren; hij zag mij
wantrouwend aan.
Ik ken hem niet, antwoordde hij
vlug en zette, zonder bij mij op te
houden, zijn weg voort.
Uit den eigenaardigen toon zijner
stem meende ik te kunnen opmaken,
dat hij den ruiter wel kende, maar een
reden had, om het niet te zeggen.
Welke reden
Wie was de ruiter met het hatelijk,
schrikaanjagend gelaat?
Aan de grenzen huist allerlei ge
peupel. Zoo betrad ik mijn nieuwen
werkkring
Toen ik bij een tweede kromming
van den weg uit het bosch trad, zag
ik op een honderd schreden afstand,
links aan den weg, een groot, eenzaam
gebouw. Ik ging er op aan, door de
ramen eener groote kamer zag ik licht,
burg misdaan heeft.
En het is zoo noodig
Overtuigd als wij zijn, dat het ZUI
DERZEEWERK het beroemdste en het
PEELWERK het nuttigste der twee zal
worden, hebben wij niet geaarzeld om
nogmaals aller aandacht voor deze
groote vraagstukken te verzoeken.
Ing853s2en Kideissllajsn.
Het water waarschuwt u.
Als gij last hebt van een brandende,
smartelijke pijn bij de loozing, of de
urine dik is en troebel, met een scherpen
geur, zanderiüg of met bloeddeelljes,
bestaat er geen twijfel of uw nieren
zijn verzwakt. Neem Foster's Rugpijn
Nieren Pillen, want uw nieren hebben
behoefte aan een specifiek niermiddel.
Let ook op de hoeveelheid geloosde
urine Als gij zeer groote of zeer kleine
hoeveelheden loost, als gij te vaak of
te weinig aandrang krijgt, wijst dit vrij
zeker op nierzwakte. En dat is ernstig
genoeg: er bestaat gevaar voor bloed
vergiftiging en de schadelijke gevolgen
op iedere zenuw, spier of weefsel van
uw lichaam.
Stel het niet uit neem Foster's
Rugpijn Nieren Pillen. Verwaarloozing
kan ernstige gevolgen met zich brengen.
Foster's Pillen worden in Holland sinds
vele jaren gebruikt en zijn alom bskend
om hun goede resullalen. Men kent
geen beter middel tegen nierzwakte,
blaas- en urinestoornissen, rugpijn, spit,
waterzuchtige zwellingen, rheumatiek
en andere gevolgen van schadelijke
sloffen, die bij trage werking der nieren
in hel bloed achterblijven. Laat Foster's
Rugpijn Nieren Pillen u gezond maken
en houden.
Verkrijgbaar (in glasverpakking met
geel etiket let hier vooral op) bij
apotheken en drogisten h f 1.75 per
flacon. 36
door A. F. VAN BEURDEN
I.
De weg van Oostrum naar Wanssum
was vroeger vooral bij zonnig weer
niet aangenaam Van beide kanten niets
dan zand, moeras of verwaarloosde
dennen, geen schaduw en onderweg
s'echts een enkel klein huisje, dat later
door den Baron van Geijsteren aange
kocht werd en door dezen afgebroken.
Thans staan er flinke boerderijen,
alles is ontgonnen en het uitzicht is
vrij wat aangenamer geworden. Van
dien kant komende, zou men niet zeg
gen, dat Wanssum een Maasdorp is
met een flinken boerenstand. Ook in
Wanssum zelf is in de laatste halve
eeuw veel verbouwd en bijgebouwd.
Ieder dorp heeft zoo wat zijn bijzonder
heden. Zoo was Wanssum steeds bekend
om zijn uitstekend bier, dat daar ge
brouwen werd en zijn roem tot op den
huidigen dag gehandhaafd heeft, dan
om zijn schilderachtig gelegen water
molen, die echter voor het moderne
heeft moeten wijken en zijn wentelend
rad verloren heeft, verder omdat daar
de beste jachlschoenen gemaakt werden
in Limburg en dan ten vierde en dat
mag ik verder zeker niet verzwijgen,
dat men er het' oude beugelspel zoo in
eere hield en men het geregeld tegen
die matadors verloor. Na dit voorop
gezet te hebben zullen wij toi de nadere
beschrijving overgaan.
Wanssum is een Maasgemeente, be
staande van ouds uit twee groote deelen
de dorpen Wanssum en Geijsteren
Wanssum is het landbouwdorp, ont
staan aan de vruchtbare gronden en
het smalle dal van de Molenbeek, rest
van een ouden uitlooper van de Maas,
waardoor ook later het moeraswater
van de Peel zijn weg nam. Wanssum
is daarom ook samengedrougen aan
de twee zijden der inzinking, waarin
voor de deur stond een man, die een
knecht scheen te zijn.
Is dit eene herberg
Ja.
Op Hannoverschen ot op Pruisi-
schen grond
Op Hannoversch gebied, de gren
zen zijn daar, dertig schreden verder.
Kan men hier nachtkwartier krij-
gen?
Ik denk het wel. ga in de gelag
kamer, daar zult gij de waardin vinden.
Ik ging in het huis, de verlichte
kamer was de gelagkamer, ik trad
binnen, de waardin en een vreemdeling
waren er in. Eerstgenoemde zat bij
eene lamp te naaien, de vreemdeling
zat aan een andere, lang9 tafel en had
een glas bier voor zich staan.
Ik liet mij ook een glas bier brengen,
mijn doel was, dienzelfden avond over
de grenzen te gaan, als in de nabijheid
eene goede herberg was, dit wilde ik
eerst onderzoeken.
De grenzen zijn hier dicht bij
vraagde ik de waardin.
Ja, vlak achter den tuin van het
huis.
Hoe ver is het eerste Pruisische
dorp?
Een groot half uur.
Is er onderweg geene herberg
Tot aan het dorp is het bosch,
het begint aan de grenzen en daarin
is geene herberg
Maar de straatweg loopt er toch
door
De straatweg loopt er door, maar
de Pruisische regeering duldt geene
herbergen in het bosch, zoo dicht bij
de grenzen, zij zouden de smokkelaars
als schuilhoeken dienen.
Wordt er hier veel gesmokkeld?
Daar bekommeren wij ons niet
om.
De vrouw sprak met terughouding,
zij scheen noch mij, noch den anderen
vreemdeling te vertrouwen.
Het zal hier wel woelig zijn?
vraagde ik verder.
Er hebben dikwijls ontmoetingen
van de Pruisische grenswachters met
smokkelaars plaats.
Zijn de smokkelaars Pruisen of
Hannoveranen?
Pruisen, er wordt naar Pruisen
gesmokkeld, omdat daar alles duurder
is, er zijn daar zooveel accijnsen en
belastingen, daarom leeft het volk er
slechter en is het ook slechter als bij
ons
Nemen de Hannoveranen geen
deel aan den sluikhandel?
Neen, eenige nietswaardigen uitge
zonderd, gepeupel vindt men overal.
Vooral aan de grenzen, zeide ik.
Maar het meest aan den anderen
kant der grenzen, antwoordde de goede
Hannoveraansche ijverig.
De geheimzinnige ruiter, die mij
voorbij geredm was, kwam mij weder
voor den geest, de vreemdeling, die in
de gelagkamer zat, was het niet. Het
was een man van middelmatige ge
stalte, misschien even in de dertig
jaren, met een schoon, fijn, bleek gelaat.
Dat gelaat zou iels aangenaams
gehad hebben, als een eigenaardigen
trek om de eenigszins gekrulde lippen,
het geen terugstootenden uitdruk had
vroeger de watermolen lag en waardoor
de weg van Blitterswijck naar Geijs
teren, naar het kasteel en 't land van
Cuyk liep.
Hier vonden de eerste pioniers na de
rooiïng van het bosch en kreupelhout
ook bouwlanden en weidegronden,
noodzakelijk voor onderhoud van
mensch en vee. Een bewijs, dat de
vestigingen op den hoogen Oostelijken
oever der beek nog niet zoo slecht
waren blijkt, dat naar Meerlo toe naar
't Zuiden ook verschillende oude hoeven
liggen. Buitendien was ook de tusschen
zandruggen ingedrongen broekgrond,
die als gemeenschappelijke weide dienst
deed van waarde voor de bewoners.
Men moet daarbij ook in aanmerking
nemen, dat de loop der hoofdwegen
tegenwoordig anders is dan vroeger en
men ter beoordeeling der vroegere
toestanden daarmede rekening heeft te
houden.
Uitbreiding naar den kant van Geijs
teren is nooit van groote beteekenis
geweest, omdat het kasteel van Geijste
ren groot grondbezit hadgeen belang
had bij de vestiging van vreemde
boeren of arbeiders en van het een
maal verkregen bezit niets afstond,
integendeel wel bijkocht. Ook naar den
kant van Venray bleef de nieuwbouw
beperkt.
Het grondgebied van de gemeente
Wanssum, dus met Geijsteren erbij, is
van Oost naar West een uur lang, van
Noord naar Zuid een half uur breed.
Het weidegedeelte ligt langs de Maas
tegenover Well, rond de Kooi, het
veerhuis, bij het kasteel Geijsteren en
langs den linkeroever der beek. De
Groote Molenbeek, waarop in Meerlo,
Tienray en vroeger ook in Horst de
watermolens loopen, heeft een lang
verloop en kan heel wat water mee
brengen, niet altijd lot vreugde der
Wanssumschen.
In Wanssum lag tot voor enkele
jaren een watermolen aan het Broek,
die door zijn schilderachtigheid de
aandacht trok der voorbijgangers niet
alleen, maar ook dikwijls op doek ge
bracht is, maar hij is tot veler spijt
verdwenen. Een merkwaardig moeras
strekt zich in de lengte uit van de
Groote Molenbeek af, gedeelt in een
korter en langer stuk door den grint-
weg Wanssum Venray, kronkelend
doorloopend pl.m. 700 evenwijdig aan
de grens der gemeente naar de Geijs-
tersche Heijhuizen en naar de Smakt.
Het behoort gedeeltelijk aan het
Geijstersche kasteel. Vroeger vond men
dèèir het vogelleven in alle vrijheid
ontwikkeldwatervogels waren er in
allerlei soorten en grootten hazen en
konijnen rentenierden er maanden
lang ongestoord tot op een goeden dag
het daar knalde en donderde en menige
langoor het leven liet.
Lang zijn die vennen in ruste ge
weest, maar de ontginner vraagt ook
zijn deel en meer vruchtbare en noodige
bewerking en beplanting vervangt
langzamerhand het wel mooie, maar
doellooze overblijfsel van vroegere ge-
weldadige veranderingen in den bodem.
Wanssum is een goed landbouwdorp
met een vreedzame bevolking. Sommige
weren zich ook goed in 't ambacht,
zoodat een der schoenmakers daar
steeds den naam had de beste jacht-
schoenen in de geheele streek te maken.
Ook wordt er even als in Meerlo uit
stekend bier gebrouwd. Het beugelspel
was er vroeger in groote eere. Men
heeft er enkele groote hov6n liggen,
waarvan er een in de oude perkamenten
als vroegtijdig beschreven wordt.
In de leenacten boeken staat als
hoogheerlijk leengoed bl. 122, Den Hoff
over de Beke, in den Kerspel van
Wanssum gelegen, met zijnen baten
en thinsen, hoenders. Hij werd in de
XVe eeuw bezeten door de heeren van
Blitterswijck tot 1540, toen Stenrick
van Bl. hem overdeed aan Alert van
Goor te Galdenbroeck. In deze familie
bleef het tot de XVIIe eeuw.
Door de grondheeren van Wanssum
gegeven. Ik kan dien trek en uitdruk
niet nader beschrijven, ik heb zeniet
dikwijls op het menschelijk gelaat
ontmoet, maar waar ik ze gezien heb,
zag ik eene zware misdaad. En de
gevallen mensch sprak er niet alleen
uit, maar veeleer eene natuur, die zich
bewust scheen, dat zij uit den kring
der beteren was gesloten en over die
uitsluiting wraak wilde nemen, wraak
moet nemen, eene natuur, die het
goede niet meer achten kon en daarom
met alle krachten der ziel wilde haten.
Dit schenen de groote, donkere,
zwaarmoedig loerende blikken van den
vreemde te kennen te geven.
Naar zijn uiterlijk te oordeelen, be
hoorde hij tot de middenklasse, hij
droeg een eenvoudigen grijzen overjas,
een blauw lakensche pet en een slok,
zooals de burgerlui gewoon zijn te
dragen.
Aanvankelijk had ik niet op hem
gelet, maar toen de vrouw van gepeupel
aan de grenzen sprak, had ik hem
zien ontroeren. Toen ik hem nauw
keurig opnam, trof mij een scherpen
blik, uit zijne zwaarmoedig, en toch
zoo loerende oogen, zij waren wan
trouwig op mij gevestigd, maar toen
de mijne ze ontmoetten, sloeg hij ze
verward en verschrokken neder.
Ik hadden man slechts onderzoekend
aangezien, om den genoemden uitdruk
te preciseeren, zooals de strafrechter
den misdadiger, die voor het eerst
voor hem staat, onderzoekend gade-
Wordt vervolgd.