r Durven. Si," Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken, Tweede blad St. Jozef - Smakt Woorden wekken voorbeelden trekken Hoe ik Priester werd. Abonneert op dit blad Asthma AKKER's ABDIJSIROOP Bedevaart Da van Vlijmen-motor-rit. Zaterdag 28 Maart 1928 46e Jaargang No. 13. PEEL EN MAAS per kwartaal: MÊÊÊÊ wtÊÊÊÊmm fln&bmhl mtmaam sm w prijs der voor VENRAY 65 c. advektentien SrUurS's-c0 Uitgave van FIRMA VAN DEN MUNCKHOF, VENRAY - Telefoon 81. Wanneer Uw leven dag en nacht vergald wordt door benauwdheden op de borst, maak dan de taaie slijm los met de beproef de Akker's Abdijsiroop. Gij zult dan spoe dig bevrijd zijn van die angstige beklem ming. Ook beroemd bij bronchitis, kink en slijmhoest, catarrh, griep en influenza. Alom verkrijgbaar in kokers van 230 gram 1.50, 550 gram 2,75 en 1000 gram 4.50 Eischt kokerverpakking. Op alle Woensdagen in Maartom 8 uur de H. Mis en om 3 uur Lof op alle Zon- en Feestdagen, nl. 1, 8, 15, 19, 22, 25 en 29 Maart om 3 u. Lof en preek. Hoofdkeuring van Springstieren De Burgemeester van Venray brengt ter Icpnms van belanghebbenden, dat de HOOFDKEURINO van springstieren al hier za! plaats hebben op Donderdag 23 April 1925, des vooimiddags 9 uur, Hen- seniuspleïn. De houders, die hunne stieren aan de aanstaande hoofdkeuring wen«chen te onderwerpen, dienen hiervan aangifte te doen ter Secretarie vöör 10 April a.s. Venray, 19 Maart 1925 Dit is een oud en bekend spreek woord, hetgeen echter nog altiijd waar blijft. ledereen weet toch, dat de zegen- rijkste en meest onwederstaanbare invloed uitgaat van het goede voor beeld en dat door de slechte daad de werking der ontegensprekelijkste waarheden wordt tegengewerkt. Het goede, zoowel als het kwade, trekt aan, als men het in voorbeeld ziet. En al spreekt ge nog zoo over tuigend om iemand tot het goede te leiden, het zal u niet baten, wanneer gij zelf in tegenovergestelden geest handelt. Verbeeld u een redenanr, die voor het volk optreedt, om het te wijzen op de slechte gevolgen, die het mis bruik van sterken drank na zich sleept, die het volk wil opwekken tot matigheid, terwijl hij zelf in een dronken toestand verschijnt. Zoo iemand zou natuurlijk worden uitgelachen. En met het volste recht. Zijn optreden heeft derhalve niet het minste succes. Welnu, zoo is het ook in andere omstandigheden des levens. Het woord alleen, hoe goed ook gemeend, heeft geen waarde, of zal zijne kracht verliezen, wanneer het voorbeeld ontbreekt. Wat zal het een vader baten, zoo hij zijn zoon ook opwekt tot een K WTJILTLiBTON. Naar het Fransch van Mgr. ANTOINE RICARD. 2. Hoe haastig ik ook naar de deur liep, waardoor ik het hol was binnen getreden, scheen het mij toe alsof de eenmaal afgelegde weg onafzienbaar lang was. Er droop vocht langs de oude muren, en het kwam mij voor als kropen er adders over dien glibberigen, natten grond, en als voelde ik schorpioenen en ander ongedierte om mijne voelen sluipen. Na een tijdsverloop, dat mij eene eeuwigheid toescheen, kwam ik geheei bedekt met zweet, ademloos en ver kleumd aan de deur, waardoor ik den vreeselijken trechter wilde verlaten. Maar hoe ging zij open Geruimen tijd bleef ik in het duister rondtasten naar den klink, den grendel of het slot. Maar niets, ik ontdekte niets, zelfs geen spoor dat mij kon leiden. De deur was door een geheim slot afgesloten en ik kon dat geheim niet raden. Daar de deur zich echter zoo gemak kelijk opende toen ik binnen kwam, had het toeval mij zonder twijfel eene verborgen veer doen aanraken. spaarzaam, ingetogen en huiselijk leven, wanneer vader zelf geen orde stelt op zijne zaken, traag is tot den arbeid, of overal zijn genoegen zoekt behalve in zijn eigen huis. Wat zal het hem baten, als hij zijne kinderen al vloekende het vloeken verbiedt, of hen aanspoort om Zon dags naar de hoogmis te gaan, als hij zich zelf tevreden stelt met de bijwoning van een snapmisje? Hoe kan een vader zijn zoon verbieden om 's avonds laat in de herberg te blijven, of hem waar schuwen voor dronkenschap, indien hij zelf in het holle van den nacht thuiskomt, en zich dikwijls bedrinkt. 't Baat niet veel, of eene moeder hare dochter al vermaant tot huis houdelijkheden en tevredenheid in eigen kring, tot nederigheid en nut tige werkzaamheid, wanneer moeder zelf een toonbeeld is van slordigheid, luiheid en ijdelheid, of zelf hunkert naar allerlei pretjes, waaraan zij niet kan deelnemen, omdat de omstandig heden het haar nu eenmaal beletten 't Zal niet helpen, of eene moeder hare kinderen de liefde tot de deugd wil inprenten, of opwekken tot zacht moedigheid, indien zij zelf onver schillig is, of bij het minste voorval haren opvliegenden aard vertoont. Wat zal het eene vrouw baten, of zij haar man aanspoort tot thuisblij ven uit de herberg, of hem de ge noegens van het huiselijk leven wil voorstellen, indien zij zelf houdt van visites en den meesten tijd al praten de in de buurt doorbrengt. 't Baat niet veel, of een baas of meester zijne knechts of onderge schikten al opwekt tot ijver en matig heid, welwillendheid en vriendelijk heid, als hij liever anderen ziet wer ken, dan zelf de handen uit de mouwen te steken, als hij zelf alles behalve matig is, norsch en stuursch en ieder ondergeschikte uit de hoogte behandelt. 't Baat niet veel, of een meesteresse hare dienstboden al opwekt tot liefde voor den arbeid, tot nauwgezetheid, netheid en zindelijkheid, wanneer zij zelve maar luchtigjes over haar werk heenloopt en zij al die huishoudelijke deugden mist Nog eens, woorden zijn goed, maar voorbeelden zijn beter of liever noodzakelijker. Het goede voorbeeld werkt altijd het krachtigst en brengt de meeste zegenrijke vruchten voort. Laten wij dus voortaan allen in dien geest handelen. Maar zou ik deze nog wel ooit terug kunnen vinden Gedurende minstens een uur liet ik mijne vingers glijden langs de onver biddelijke ijzeren deur, die geen enkele holte, geen verhevenheid, geen schar nieren of eenig teeken vertoonde. Het gelukte mij echter niet de ge voelige plaats te ontdekken. Daarna begon ik op vreeselijke wijze om hulp te roepen. Mijne stem weergalmde akelig door de sombere gewelven, die in de rots uitgehouwen waren. Spoedig kwam ik echter tot de over tuiging, dat daarbuiten niets van mijne kreten kon gehoord worden. Ik wierp mij op de deur. Met han den en voeten, en heel den hardnek kiger. weerstand van iemand die zich levend begraven ziet, sloeg ik op de deur en schreeuwde uit al mijne macht. De deur bleef echter onbewegelijk als een grafsteen. Mijn Godmijr God I zou ik dan nooit aan dit hol ontkomen Ik snelde van daar weg en langs den gang het schemerlicht tegemoet. Het was echter vreemd, hoe verder ik kwam, hoe meer mij ook het licht scheen te ontvlieden. Helaas I de werkelijkheid overtrof nog hetgeen ik vreesde. Ik bevond mij in een soort doolhof, die in de rots was uitgehouwen, en drie of vier meter breed, van boven af verlicht was door een onbereikbaar luchtgat. Het was onmogelijk op te klimmen, langs de hooge, gladde muren die van Bewerkt naar Th. v. Thichelen. Heel knusjes zaten zij bij elkander- Hij met een sigaartje. Zij met een brei kous. Zij wachten nog op een vriend met zijn zusje. De kinderen waren al lang slapen. Tusschen beide sprak zij, zweeg dan weer een poos, telde voor zich zelf de steken en sprak dan weer of het gesprek stilletjes doorging. Hij kuchte nu en dan »hm", »hm" of zeide nu en dan een enkel »ja" meer niet. Opeens legde zij haar kous op de tafel en sprak «maar ge luistert ook niet naar hetgeen ik zeg. Ge zit maar de lucht in te kijken. Kan 't u dan niet schelen «Vrouwlief, sprak hij be. daard, en legde zijn een been over 't ander, ge zijt weer aan het zagen. Ze schijnen van avond niet te komen. Laten we nu eens eventjes praten. Waarom altijd benauwd zijn voor den dag var. morgen Waarom altijd den ken dat we er niet zullen komen De kinderen hun schoentjes zijn versleten, en ge moet er twee paar nieuwe koopen Ge zult ze wel kunnen koopen.... De kinderen worden grooter en kosten meer van onderhoud en kleeren Laat dat zijn, dan zal O L. Heer ons ook wel meer laten verdienen We kun nen van nu af nog niets overleggen en zullen niets hebben in onzen ouden dag? Laat dat maar aan O. L. Heer over, die dan leeft, die dan zorgt. Als wij onzen plicht maar doen. Hij weet beter dan wij wat wij noodig hebben. Hebt ge al ooit een boterham te kort gehad Gelooft gij dan niet dat God voor ons zorgt En moeten wij zelf dan niet zorgen voegde zij er eensklaps tusschen in Ja dat moeten wij, maar wij moeten niet bekommerd zijn, niet benauwd zijn. Wij moeten vooruit zien, maar niet onrustig worden, dat zijn twee heel verschillende zaken. Wij zijn Christenmenschen en dan zorgt Gód voor ons, want Hij is onze Vader, en wij, wij zijn zijn kinderen l Als wij onzen plicht maar doen. Geloof mij vrouwtje lief, gij hebt geen geloof ge noeg, geen betrouwen genoeg op God. En hij stond van zijn stoel op, nam uit de bovenste lade van een kast een boekje, de Vier Evangeliën, bladerde er even in, en las voorDaarom zeg ik u: weest niet bezorgd voor uw leven, wat gij zult eten, noch voor uw lichaam, waarmede gij. u zult kleeden... Ziet de vogelen des hemelszij* zaaien noch maaien en verzamelen niet in schuren en uw Hemelsche Vader voedt ze. Zijt gij niet veel meer dan zij? En wat zijt gij bekommerd over kleeding? Be schouwt de leliën des Velds, hoe zij groeien zij arbeiden en zij spinnen niet. En toch zeg ik u, dat zelfs Salomon in al zijn heerlijkheid niet gekleed was als een van deze. Als God nu het kruid des velds, dat heden is en mor gen verbrandt, zoo kleedt, hoeveel te meer dan u kleingeloovigen Weest dus niet bezorgd zeggend: Wat zullen wij eten, wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleeden Naar dat alles vragen de ongeloovigen Uw vader immers weet, dat gij dat het vocht dropen. Mijn haren waren ten berge gerezen; mijn gansche gelaat was met koud zweet overdekt; de ontzetting had zich van mijne ziel meester gemaakt en be nevelde zelfs mijn gezond verstand. Mijn God Waar ben ik toch Plotseling daagde er eene herinnering op voor mijn geest. Ik had vroeger in romantische ver halen eene menigte avonturen gelezen, welke hoofdzakelijk voorvielen in de kelders van oude kasteelen. Geen twijfel meer of ik was in een dergelijke kerker gevallen, waarin, naar het zeggen der kroniekschrijvers de vroegere roofridders hunne slacht offers wierpen, om hen daar van hon ger te doen omkomen. Toen mijne oogen zich langzamer hand gewend hadden aan het halfduis ter der plaats, ontdekte ik dat het ouderwetsche gewelf gemeubeld was. Ik zag daar eene kleine tafel, een stoel en een canapé. Maar was ik nu ten prooi aan eene zinsbegoocheling Waakte of droomde ik Op de sofa zag ik thans duidelijk eene menschelijke gestalte uitgestrekt. Het was eene jonge vrouw, geheel in het wit gekleed, met een krans van oranjebloeraen op het hoofd. Zij scheen te slapen. Ik naderde haar doch deinsde vol ontzetting achteruit. Zij was dood l Zou de ongelukkige hier ingemetseld zijn geworden, en men haar vooraf op zettelijk voor dit afgrijselijk offer prach- tig opgetooid hebben? alles noodig hebt... Weest dus niet be kommerd voor den dag van morgen Jesus Christus zegt dat. En gij vrouwtje, wat zegt gij daarop 't Vrouwtje zei eerst niets en keek de lucht in. Eindelijk kwam 't er uit. En behoeven wij dan zelf ons best niet te doen En mogen wij 't water maar over Gods akker laten loopen Neen, neen, wij moeten zelf ons best doen, zooveel als wij maar kunnen, onze plichten trouw nakomen, en wer ken alsof alles aan ons werk gelegen was. Maar de uitkomst moeten wij aan God overlaten. Wij zaaien, maar God zal doen wassen. Wij mogen niet be kommerd zijn, niet benauwd voor morgen. God zorgt daarvoor, en altijd op tijd en stond.... Eenige oogenblikken was ze stil en peinsde er over na. En zal een mensch dan nooit tegenslag hebben Dat zeg ik niet vrouwtje Nu en dan valt er wel een dakpan op ons hoofd, dat is zeker. God laat dat toe, en Hij alleen weet waarom, en 't is altijd tot ons welzijn. Maar die dakpan blijft niet liggen op ons hoofd, en 't blijft niet altijd pijn doen. 't Gaat over en we komen weer op ons pootjes terecht. Neem 't geval maar eens met uw moeder. Die heeft een schep van kin deren gehad, die heb ik nooit hooren klagen of ongerust gezien. Die heeft wel de nagel van haar vingers moeten werken, maar die is overal doorheen gekomen en blijmoedig. Is die nu, niet het gelukkigste mensch van de wereld Bedankt die nu O. L. Heer niet alle dagen, omdat zij heel haar leven ge lukkig is geweest? Het vrouwtje sprak: »Ja, Ja... En manlief, hoe zullen wij het dan aan leggen, om nooit benauwd te zijn, en bekommerd voor den dag van morgen. We moeten oprecht betrouwen op Voor allen die sukkelen met moeilijken en onregelmatigen stoel gang zijn Mjjnhardt's Laxeertabletten onmisbaar. Zij werken vlug en radicaal sn veroorzaken niet de minste kramp. Doos 60 ct. Bij apoth. en drogisten. 7 God, gelooven, dat Hij voor ons zorgt. Durven, durven, durven En hij sloeg met zijn knokkels op de tafel. Ja, durven gelooven Want de menschen durven nietze zeggen wel tegen God, dat ze van Hem alles verwachten, maar ze betrouwen Hem niet en denken, als Hij 't maar doet I... Neen zoo niet Meenen... uw oogen durven toedoen en Hem zeggen Zorg Gij voor mij ik wil er mijn hoofd niet mee breken. Gij zijt een goede Vader en kunt alles. Dat is eigenlijk gelooven. En als gij zoo gelooft, dan doet God alles voor u. Maar ge moet durven. «Eigenlijk is dat dwaas zijn." Ja zeker, dat is 'tdwaas zijn om God. En dan eerst is Hij wijs in onze plaats. Begrepen RENEN. Uiterst zware terreinritten. De «Courant" schrijft Toen Zondagmorgen 55 deelnemers onder begunstiging van heerlijken zon neschijn Venlo verlieten om het tweede gedeelte der route aan te vangen werd den bestuurders van auto's en zijspan- combinaties door de Venlosche leiders van den rit geraden een schop mede te nemen. Beter hadden zij kunnen adviseeren een tractor of een paar paarden mede te nemen. Voorbij Grubbenvorsl toch Groote hemel, waar bevond ik mij dan toch, waar was ik? Bij het gezicht van het lijk stolde het bloed mij in de aderen. Toen ik mij omwendde, als een wild dier, dat overal een uitweg zocht in zijn hol, bespeurde ik dat op de tafel een boek lag. «De navolging van Chris tus". Het boek lag geopend op de eerste bladzijde. Hier zag ik tevens een groote speld liggen. Ik bemerkte dat die eerste bladzijde bedekt was met een roodachtig schrift en begreep dat de speld gediend had om te schrijven, en dat wel met bloed. Ik las het volgende Ongelukkige die, even als ik ver dwaald zijt geraakt in dit hol, beveel uwe ziel aan God, want gij zult er niet weder levend uitkomen 23 Mei 1841. Lucie Renaud. 1841 En wij waren in 1861. Sedert 20 jaren dus lag de ramp zalige jonge vrouw hier in dit vreese- lijk hol begraven, na eerst den honger dood gestorven te zijn, en er was dus niemand, die wist waar zij gebleven was. Niemand kende dus dit hol. Het viel mij niet moeilijk te raden, hoe zich dit drama toegedragen had. Waarschijnlijk was zij op den dag van hare bruiloft met haar echtgenoot en de genoodigden in deze streek ge komen, om het oude duivelsslot te be zichtigen, en den dag aangenaam door te brengen. Even als ik, of misschien wel onder het verstoppertje spelen, was zij bepaald verdwaald geraakt. Zonder het te weten of te willen, hadden hare vingers misschien op de verborgen veer der deur, die toegang gaf tot den somberen kerker, waaruit zij niet meer kon ontkomen. Men bevond zich hier dus in een graf, waaruit men niet weder zou op staan dan op den dag der- algemeene verrijzenis. Maar hoe was het mogelijk, dat de echtgenoot der ongelukkige jonge vrouw er niet in geslaagd was, om de arme gevangene te bevrijden O, ongetwijfeld had hij hiertoe geen moeite gespaarddoch de geheimzin nige ingang was een ondoorgrondelijk raadsel, en dat des te meer, doordien de lage ijzeren deur, die bijna geheel met kruipplanten bedekt was, door den tijd de kleur had aangenomen van den muur, waarin zij aangebracht was, zoo dat zij haast niet op te merken was. Alleen een buitengewoon toeval of een wonder kon mij nog redden. Ik was dus onherroepelijk verloren en veroordeeld van honger om te ko men in deze gevangenis, en dat nog wel in de nabijheid van dit lijk. Den hongerdood te sterven in tegen woordigheid van een lijk. Men kan zich een denkbeeld vormen van dien vreeselijken toestand. In die sombere gemoedsstemming werd ik eensklaps door eene plotselinge herinnering aangegrepen. Ik was namelijk dien morgen in

Peel en Maas | 1925 | | pagina 1