Tmfle SM ra „PEEL Ei MAAS Belastinyontwerpsn JAN SCHARESLIEP Oostganger's liefde. Hoest en Keelpijn Zaterdag 21 Februari 1925 No. 8 Verlaging liyksinkomstenbelasting. Idem van de Verdcdigingsbelasting II. Idem van de successiebelasting. Een belasting op „weelde" uitgaven. De Minister van Financiën stelt ver" schillende verlagingen van belastingen voor De voorgestelde wijziging van de wet op de Inkomstenbelasting 1914 brengt den kinderaftrek op f300 en geeft bovendien voor gehuwden een aftrek van f200 op hun belastbaar inkomen. De wijziging van de Verdedigings belasting II beoogt het tarief met onge veer 50 pet. te verlagen. De wijziging der Successie-belasting reduceert de bij de laatste verandering aangebrachte tariefs verhooging der rechten tot op de helft. Tegenover het verlies, dat de schat kist door die maatregelen zal lijden, wordt de invoering voorgesteld vaneen als onderdeel van het Zegelrecht te heffen belasting, welke tevens het nut tige gevolg zal kunnen hebben, dat de uitgaven beperkt worden en dus de besparing bevorderd. De opbrengst, die van deze belasting is te verwachten, kan voldoende worden geacht om met een malig accres der overige middelen het verlies te dekken. Vermelden we nog eenige bijzonder heden omtrent de voorgestelde weelde belasting. 10 procent wordt geheven van alle verleringen in hotels, pensions, socië teiten, eethuizen enz. Eveneens 10 procent voor verterin gen in winkels, verhuurinrichtingen, enz. en wel voor 1. pianola's, phonola's en andere mechanische piano's, fonographen, gramofonen, prisma kijkers, alsmede alle onderdeelen 2. antiquiteiten, oud porcelein en in het algemeen alle kunstvoorwerpen en curiositeiten, als zoodanig verkocht, zoomede porceleinen eetserviezen boven honderd gulden, alle soorten van ge slepen kristal- of glaswerk, tapijten en kleeden als de prijs meer bedraagt dan vijftien gulden per m2. 3. juweelen, sieraden, paarlen en edelgesteenten, zoowel echte als on echte, zoomede alle, soorten van uur werken, als de prijs van deze laatste een bedrag van een honderd gulden te boven gaat 4. reukwaren, zoowel in vasten als in vloeibaren toestand 5. stoffen, voornamelijkbestemd voor het vervaardigen van kleedingstukken, zoo onder- als bovenkleeren, waarvan de prijs der m2 meer bedraagt dan tien gulden, kant en bont of pelswerk. Bovendien overjassen, jassen, vesten, broeken en schoeisel voor mannelijke personen en hoeden mantels, japonnen, blouses, rokken, kousen en schoeisel voor vrouwen en kinderen, onverschil lig uit welke stoffen deze zaken zijn vervaardigd als de prijs de volgende bedragen te bovengaat: voor een over jas 80 gulden voor een jas 50 gulden voor een vest 25 gulden, voor een broek 25 gulden, voor schoeisel voor mannen 15 gulden het paar, voor een vi ouwen- hoed 15 gulden voor een dito mantel 60 gulden, voor een japon 75 gulden voor een blouse 25 gulden, voor een rok 25 gulden, voor een paar kousen voor vrouwen of kinderen 15 gulden het paar. 6. taarten, pastijen, banketten ge bak, koek in alle vormen, chocolade, KKU1I.I.KTON. Door Dr. A. S. 14. 't Is een schelm van een hond, die Spits, Jan kent hem van ouds. Hij vliegt nijdig op den jongen aan, grijpt hem bij de diemitten broek en scheurt ze van boven de knieën, tot beneden aan den schoen open. Maar nu ook zwaait de mispelaar sissend rond en komt zoo verpletterend op den kop van den zwarten deugniet neer, dat hij draait als een tol, jankend rondsuiselt en met de vier pooten in de hoogte op den grond spartelt. Gij schaarsliep 1 buldert Sijmen, maar de knaap staat, met het oog strak op den boer gevestigd, en hij klemt de vuist om den stevigen mispe laar. 't Is weer het koene schare- sliepersjonk van te voren, dat met vasten voet zijn aanvaller wacht. Bleeker dan te voren is hij, dat is waar maar geen dreigement komt hem over de lippen en die houding is voor Sijmen zoo ontzagwekkend, dat hij aarzelt. Wat mag die schurk van een jongen nu wel in zijn schild voeren 1 Bleek en onder het slaken van een scherpen schreeuw, is Hanneke op den huisdorpel gekomen, en nu zij Jan Grompel herkent, roept ze hem toe, even als twee jaren te voren in de Tegen slapeloosheid, Overspanning, Gejaagdheid, Prikkelbaarheid en Examenvrees, gebruikt men de Zenuwstiilende en Zenuwsterkende Mijnhardts Zenuwtabletten suikerwerken en bonbons en verdere suikerhoudende waren vervaardigd in het koek, banket, pastei en suikerbak kersbedrijf en in de chocoladefabrieken; 7. geconfijte en ingelegde vruchten, verkocht in doozen, glazen, flesschen bussen en blikken, met uitzondering van jams 8. Alle soorten van wild en gevogel te, zoowel in natura als in eenigerlei vorm toebereid, zoomede eieren, voor zooverre niet afkomstig van kippen en eenden 9. kreeften, kaviaar, sardijnen, ansjovis, gerookfe zalm, paling gerookt of in gelei. Een recht van vijf procent zal op dezelfde manier worden geheven van 1. automobielen voor personenver voer, auto-chassis, carosseriën, motor rijwielen, aanhang en zijspanwagens, rijtuigen, pleiziervaartuigen, alle met hunne onderdeelen sloffeering, uitrus, ting en toebehooren 2. safelokketten, doch alleen voor zoover het gebruik daarvan wordt af gestaan aan een particulier 3. radio-ontvangtoestellen met onder deelen en toebehooren 4. biljarten met derzelver toebehoo ren, als ballen, keuen, enz.; 5. fotografietoestellen, ingericht voor opnamen van geen grooter formaat dan van 13 X 18 cm en fotografische be- noodigdheden, kennelijk bestemd voor het vervaardigen of afwerken van beel den van geen grooter formaat dan van 13 X 18 c.M. 6. wapens en munitie 7. schilderijen. Het is de aangekondigde z.g. weelde belasting. De aanvulling der Zegelwet beoogt een heffing van verteringen in hotels en eethuizen en bij het aanschaffen van zaken, welke min of meer als weeldezaken mogen worden aangemerkt Het in dit ontwerp aangenomen stel sel komt in vele opzichten overeen met het Fransche. De belasting wordt ge heven in den vorm eener zegelbeurs- belasting. Wordt het zegelrecht bij laatstgemelde belasting geheven van de nola's van aan- en verkoop en van die van inschrijving bij gelegenheid van een uitgifte van effecten, hier zijn be last de kwijtingen, afgegeven bij de betaling. Om te voorkomen, dat vele personen steeds een groote hoeveelheid zegelsin voorraad moeten hebben en dat een te groote last wordt gelegd op hotelhouders enz. en winkeliers, is de mogelijkheid geopend, op eenvoudige wijze en onder de noodige waarborgên het zegelrecht te betalen bij wijze van abonnement. Het afgeven van kwijtingen blijft echter verplicht, doch ook deze ver plichting is weer zeer vergemakkelijkt, doordal bij kleine bedragen met de af gifte van bons kan worden volstaan, welke verplichting niet veel bezwaar kan oplereren, aangezien in vele zaken reeds het stelsel van kasregisters en kasbons bestaat. Het ligt in de bedoeling bij het ontwerpen van de maatregelen tot uitvoering van de wet, zooveel moge lijk aansluiting te zoeken bij dit in de practijk reeds veelvuldig in toepassing gebrachte stelsel. Het betalen van belasting bij abonne ment, dus aan het einde der maand met 10 of 5 procent over den omzet heeft tengevolge, dat men bij een gering be drag der vertering van den klant slechts enkele centen behoeft te vorderen om tegenover de eischen van den fiscus gedekt te zijn. Een onevenredige hooge heffing wordt daardoor voorkomen. Be vatte de wet nu een vrijstelling voor kleine verteringen, dan stond te vreezen êfen verschijnsel, hetwelk zich o.a. in België voorgedaan heeft, dat lal van groote verteringen in kleine gesplitst op de maandlijsten worden gebracht en dat op die wijze een zeer belangrijk bedrag aan de schatkist wordt onthou- den. Intusschen is een bepaling opge nomen, welke voorkomt, dat ook de verteringen worden belast in de klein ste en goedkoopste pensions^.de volks gaarkeukens, spijskokerijen en derge lijke inrichtingen. Verder is er naar gestreefd, het ont werp zoo eenvoudig mogelijk te maken wat niet weinig bevorderd is door deze belasting op te nemen in de bestaande Zegelwet. Ook is het ontwerp beperkt tot die gevallen, waarin een behoorlijke opbrengst is te verwachten. Ten einde te voorkomen dat het publiek in het buitenland gaat koopen om aldaar goedkooper te slagen, is een bijzonder invoerrecht ingesteld. gevangenis Gij zijt maar een leelijke jongen Dat is de genadeslag voor Jan Grom pel, de goede mensch verlaat hem weer, en het hoofd nijdig vooruitstekend kraait hij Sijmen hel en scherp zijn Kieke Rieke Hie toe. Ja, kom maar nader. Jan is niet bang, al hebt ge het zware ketelhout in de hand. Kieke Rieke Hie klinkt het alweer sarrend, en de forsche knaap zwaait den stevigen stok. Nu vliegt Hanneke nader en houdt den opvlie genden hoer tegen en Hanneke weent en snikt, dat het een deer is om aan te hooren. Een oogenblik blijft de schaarslijpers- zoon nog staan, doch hij kraait niet meer. Dan wendt hij zich traag om en gaat zonder spreken heen, doch traag heel traag om te toonen, dat hij niet bang is van Sijmen, die nu zijn armen Spits aan 't beklagen is en van lijd tot tijd de vuist dreigend naar dien rakker van een «schaarsliep" uitsteekt. Nu heb ik twee jaren gewerkt, mompelt Jan, trouw gewerkt, gedaan al wat de dorpsjongens deden, en nog altijd ben en blijf ik het schaarslijpers- jonk voor die menschen. Wat helpt het mij braaf te zijn en 't spookt in zijn hart, en in zijnen haat voor Sijmen vermengt hij onrechtvaardig allen die hij kent. Aan 't meuleke houdt de jongen stil, nu eerst ziet hij, dat niet alleen zijne nieuwe diemitten broek gescheurd is, maar dat de nijdige Spits hem het vleesch heeft opengereten. Hoesttabletten en Keelpijntabletten of een flacon Borstsiroop met den naam Mijnhardt op de Verpakking Hiermede heeft men altijd iets dat goed is en spoedig helpt.,Prijs 6o cent. 404—9 ii. 't Was er nog druk in «Den Vergul den Emmer", 'n Zware lucht van jenever en slechte tabak vulde de kleine gelagkamer. De hoog-opgedraaide hanglamp blakerde den lagen zolder met 'n viezig zwart. De kaartclub »Vreugd in Deugd" hield d'r wekelijksch avondje. Met 'n furie, als hing er 't leven van af, werden de kaarten met knokigen vuistslag op tafel gebonkt en rolden de woorden van twistgekijf en bekrachtigende versleten vloeken door 't vertrek. 't Bazinneke, klein, dik weeuwke, droeg de geoorde bierglazen-met-deksels en borrels af en aan op den eersten wenk, om dan in d'r ouden leunstoel bij 't uite haardvuur weer te gaan zitten kousenstoppen, toch in '1 oog houdend al der boeren gebaren. Hoorde of zag ze 'n bestelling, zoo schikte ze werktuiglijk even 'r zwarte kapmutsje- met-linten, om tegelijk te vragen, wat er moest zijn. 't Liep kort naar tienen. Telkens in een oogenblikkelijke stilte bij te geven der kaarten, wendden de boerenkoppen zich naar elkaar of naar de herbergier ster lot 'n kort woord over-entweer, dat niet de kaarten betrof. «En 'k heb gehoord van oewen aan staanden trouw, Doreplaagde er een. «Zeker met Manus den Oostganger waagde 'n ander. «Hoef je dat nog te vragen 1" opperde nummer drie. »Die hebben 't toch op mekaar as den duivel op wijwater 1" 'n Ironisch gelach mompelde rond. »'k Had er jullie toch zeker al lang op getrakteerd, as 't er iels van waar was 1" wierp Dore tegen in weifelend protest. Toch werd ze wel graag met Manus geplaagd, want sinds ze 'm voor 'n jaar afscheepte, had ze zoetjesaan an dere gedachten gekregen in d'r eentonig weeuwtjesbestaan. Hij paste zoo goed* op als maar hoefde en graag zou ze ten derdenmaal in 'r leven door 'm gevraagd worden. In 't water van het rivierke, waar hij zoo dikwijls voorlijk gespeeld heeft, wascht hij 't bloed van het been, dan rukt hij den zijden halsdas af, en bindt hem om de wonde. De zon is reeds onder, en Jan Grom pel zit nog altijd op een der verbrande balken van het meuleke. Hij heeft gemeend naar den Hooi berg te gaan, maar dat kan nu niet meer. Aan kermis houden in het dorp valt niet te denken. Och, daaraan heeft hij zelfs niet eens meer gedacht, zijne gedachten gaan verder heel verre van al die booze menschen. Eindelijk staat hij op, hij ziet nog eens naar het slangachtige rivierke, dat in den maneglans vonkelt en de weide, welke nu eenzaam zelfs doodsch is en waaruit hem geene enkele stem meer «goeien avond" toeroept. Integendeel alles, die duizenden ver borgen stemmen, welke des nachts buiten opstijgen, schijnen met den armen jongen te spotten. Kwaak, kwaak roepen de kikvorschen in het gebroekle; kirrrrdoet de booze adder, die ergens in een verborgen hagel tak hangt. Kwer, kwerschatert de kwert in het ge boomte en al die stemmen versmei ten zich tot eene duivelsche muziek, die het schoone rivierke voortaan hate lijk voor Jan Grompel maken. De jongen gaat het bosch in. De dag nadien verscheen hij zoo min op de kermis, als in het huis van den pachter, bij wie hij diende. Dagen, weken gingen voorbij, niemand wist waar Jan Grompel gebleven was, en toen men eindelijk niets meer van Naarmate 't sluitingsuur van half elf naderde, werden de kaarters rustiger. MeJ niet meer zooveel ruchlig getier werd er gepandoerd, met meer driftige haast, als om de zenuwen te stillen, werden de borreltjes leeggeslurpt. In d'r door alcohol half verdoften geest werden meer en meer de gedachten opgekropt, nu men aanstonds op zou houden. De pijpemondstukken en siga ren werden nijdig verbeten. Toen er weer 'n potje was uitgespeeld, werd aan 'n nieuw niet meer begonnen en bleef men in stom gepeins tegenover elkaar aan tafel zitten. Elk scheen te verwachten, dat er een iets zou zeggen, waarmee ze den restenden tijd konden volpraten. Nog was de zingerige tinkelslag van tienen niet verklonken, of de achter 't huis liggende waakhond begon luid te blaffen en zware schreden doften over het zandpad, naderden snel de deur. Allen kwamen in gespannen aandacht en keken zwijgend naar Dore. Nog bezoek op zoo'n laat uur 'n Schop tegen de deur deed deze in r hengsels schudden. Dore schoot haastig toe en opende met 'n vreemd gevoel van angstige nieuwsgierigheid. Daar stommelde de beide jachtopzieners binnen met d'r"zwaren last. Alle boeren kwamen naderbij en Dore sloeg de handen ineen. «Ie heeft zich op de vlucht met eigen geweer gewond," verklaarde ïde een. »Haal [pastoor en dokter, zoo gauw as ge kunt, want Manus zegt er niet veel meer van 1" Nog onder den indruk van 't plots gebeuren, gingen twee boeren hun kar inspannen. En op 'n sukkeldraf schok- botsten de raderen over modderwegen dorpwaarts. Op Dore's logeerbed in de »goei kamer" neven de herberg kreeg Manus 'n plaats. De groote hanglamp, die in geen jaar gebrand had, werd aangestoken en 't gele licht viel tus- schen de terzijde geschoven groene gordijnen-met-franjes door op 't helder beddegoed, waar Manus' handen over heen lagen. Reeds vlekte er bloed op 't wit. De [pastoor was er eerder dan de dokter, die niet thuis werd getroffen. Hij zou Manus op voorhand maar biechten en bedienen. Want 't stond, Jacht ie, slecht met 'm. En toen de oude pastoor na de be rechting, onder de witte huif der boerenkar weer huiswaarts schokte, trachtte ie te bidden voor Manus, die zoo plots zich op den drempel zag der eeuwigheid. Maar telken keer geraakte ie verstrooid en verviel in een of an dere herinnering uit 't leven van den Oostganger. Nog had ie even Manus' ouders ge kend, die met hard werken 'n karig stukje brood verdienden op de zwaar behypotheekte «Dennenhoef". Jong waren beiden, kort naeen gestorven. De voogd, een oom van vaderszijde, waar kleine Manus in de kost kwam, had 'n hard karakter, even stug als de zandgrond van z'n akkers, en tevens harde knuisten. De kleine was schuw voor den onvriendelijken man en voelde zi^h overgelukkig, toen oom hem bij den boer van de «Heuvelhoef" ver huurde. Hij was toen dertien jaar en had nog niets gekend dan armoede en heel weinig na den dood van z'n ouders geen hartelijkheid, 'n Won der moet 't zijn, meende de oude her der, dat 'n zoo opgevoegde jongen niet verhardde in de bokkige stugheid van z'n, omgeving. Toch gebeurde dit niet. Misschien waren gunstigere Invloeden op hem gaan werken, sinds ie? onder ooms gierige oogen uit was geraakt. Met Dore zou ie z'n eerste amouretje beleven maar ook 't begin van veel verdriet. Ja, wel wonderlijk maar tevens pijnlijk, vond ie, was deze samenloop van zaken voor Manus! hem hoorde, beweerde men, dat hij het leven zijns vaders het schaarslijpen of ander soortgelijk dwalend ambacht, had aangevangen maar wat de dorpe lingen zeker wisten, was, dat hij voor galg en rad opgroeide. Ware dit niet grootendeels hunne schuld geweest van hen, die niet kon den vergeten of vergeven XI. Maakt hy deel van 't infernael bataillon, of is hy... Ik herhaal, dat, wat ik hooger ver telde, nu tien jaren geleden. Jan Grompel heeft den nacht in eene afgelegen herberg doorgebracht en is reeds vroeg naar zijne lievelingsplek gegaan. Maar och, wat veranderen de menschen in een kort tijdsverloop van tien jaren. Zijn hart heeft van vreugde geklopt nu hij den Hooiberg tusschen de nog dorre eiken ziet liggen. De haan kraait, de hond blaft, de koeien bulken en de ruin hinnikt van ongeduld, ginds op het pas omgeploeg de land. Welkom, welkom 't Zijn nog altijd dezelfde vriendenstemmen. Nog een oogenblik; en de deur gaat open, en dan zal hij Nellis zien, die krek zijne pijp eens komt aansteken, en vrouw Nellis die roode kool snip pert, terwijl de meid in de wit ge schuurde stand botert. Heilige MaranteWat zullen ze wonder opzien, als Jan Grompel daar zoo in eens uit de lucht komt vallen. Toch was Dore 'niet zoo hard van sard, als men haar had pogen voor te stellen, 't Afwijzen van Manus destijds was geschied op drijven van den ouden Vermeulen, die geld zwaarder liet wegen dan lietde en goed gedrag En dat ze als weduwe, na Manus' terug keer niet seffens had toegehapt, kon de pastoor niet anders noemen dan wijze voorzichtigheid. De beste kon daarginds z'n bordjes hebben verhangen 1 'n Be paald gunstige reputatie genoot de doorsnee-Oostganger hier nietHij wilde Manus morgen beslist weer gaan bezoeken. Nog was ter pastorie geen nader be richt omtrent Manus' ziekte gebracht. En dus stapte na 't eten pastoor aan stonds op den «Heikant" in. 't Weer was wat opgeklaard. Er stond weinig wind. 't Leek of de natuur d'r krachten had uitgeput en nu rustte Zoo aandachtig mogelijk brevierend, wandelde de zeventiger met nog kloeken tred langs de slingerende dreven de hei in. Hier uitwijkend voor'n modderplas daar schrijdend over 'n diepe karre- spoor. 'n Kluchtje schooljongens, die slootje sprongen bezijden de dreef en pastoor zagen aankomen, staakten 'r verboden vermaak, om met 'n binnensmonds Dag mijnheer pastooren 'n duwtje tegen d'r pet, den weg dorpwaarts te vervolgen. Hij gaat zeker naar den Oostganger kijken," lispelde er een tegen z'n kameraad. «Die is tenvolle bediend. Ze hebben 'm vannacht gevat en toen wou ie gaan loopen en toen ging z'n geweer van J!eiges af. En nou is ie haast dood 1" De ander vond 't wel eventjes ge wichtig. Stroopen, gevat worden, weg- loopen vallen, zich zelf wonden en dan bedienen en dood gaan. 't Mijmer de nog in 'm na. Iets had ie er van morgen al van gehoord, 'n Oogenblik dacht ie aan z'n grootvader, toen die laatst bediend werd. En die was ook dood gegaan. Maar dan opeens «Zeg Janus, mogen we nou straks, as de school uit is, mee naar jullie om 't nieuw kindje te kijken »'k Denk 't wel", antwoordde werktuiglijk de ander, die nog voort- prakkezeerde en nu ook den gedachte sprong maakte van den dood op 't jonge leven.... Reeds was de pastoor in de dennen- dreef, die recht op »Den Vergulden Emmer" aan voerde. Nog herinnerde ie zich, hoe ie in 't begin van z'n priesterlijke practijk altijd zorgvol wikte en woog, wat ie zoo'n zieke, die dra den grooten stap te zetten had, zou voorhouden. Maar al gauw had ie, ook zonder voorbereiding, de rechte woor den leeren vinden, die van hart tot hart spraken. In dien eersten tijd" hij was toen kapelaan in 'n groote- stadsparochie had de pastoor 'm ook aangewezen als visitator van 'n groot gasthuis. En al 't wereldvreemd voelen in z'n jongepriesterlijk onervarenheid was ie daar dra verleerd. Dore opende de deur al. Ze kwam hem enkele treden tegemoet. Wel-wijs vond ie, want die zieken hebben ooren, als er over hun tóestand in de neven- liggende ikamer wordt gefluisterd 1 »Dag menheer pastoor. »Dag Dore; en hoe staal 't met den zieke «Schappelijk menheer pastoor Maar dokter zegt, dat, as ie geneest, 't 'n wónder is 1 Veel bloedverlies en van binnen geraakt, denk ik'n Merakel, dat ie niet op slag dood was, zei dok ter. Anders, ge begrijpt wel, pastoor, ik heb er spijt van 1" Slot volgt. En dan zal hij vragen of Toke, de stalmeid al getrouwd is, of Pomper. nelleke nog leeft, waar Dirk en Geertje verstoven zijn. Och, hij ziet allen nog zoo parmantelijk in huis Hij hoort het uur slaan en ziet het manneke te paard boven in de klok- kenkast rijden 1... Maar zie't is de witte ruin niet meerde haan, die daar tusschen de kippen trippelt, is grooter, trotscher zou men zeggen, het huis is ook schooner geverfd. Geen wonder 'tis ook tien jaren geleden, en hoe wilt ge dat na zoo'n eeuwig langen tijd, alles 't zelfde blijven zou Nu opent Jan de deur; maar eene hem vreemde vrouw staart hem gapend aan drie of vier kinderen, waarvan een paar met kladmutsen op, komen van den haard, onder tafel en bank uitgesprongen, om den vreemde, met zijn aardigen hoed op, te zien. De klokkenkast is verdwenen, dus ook het manneke te paard weg zijn de oude leuningstoel achter den haard, de rek met glazenwerk boven de achter deur, de koperen ketels op de oude, met leelijke koppen besneden kast. En waar is Nellis en de bazin Die wonen niet meer hier. Nellis heeft, hooger op in het kleiland, eene groote stee gekocht, een schoon gedoei, want Nellis is een boer geworden, die er warm in zit. Alles gedijt hem, en hij wilde niet langer onder een versleten dak slapen. Och, nu is de Hooiberg niet aan trekkelijk meer voor Jan Grompel. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1925 | | pagina 5