Tmfle SM ra „PEEL Ei MAAS
Belastinyontwerpsn
JAN SCHARESLIEP
Oostganger's liefde.
Hoest en Keelpijn
Zaterdag 21 Februari 1925 No. 8
Verlaging liyksinkomstenbelasting.
Idem van de Verdcdigingsbelasting
II. Idem van de successiebelasting.
Een belasting op „weelde" uitgaven.
De Minister van Financiën stelt ver"
schillende verlagingen van belastingen
voor
De voorgestelde wijziging van de wet
op de Inkomstenbelasting 1914 brengt
den kinderaftrek op f300 en geeft
bovendien voor gehuwden een aftrek
van f200 op hun belastbaar inkomen.
De wijziging van de Verdedigings
belasting II beoogt het tarief met onge
veer 50 pet. te verlagen.
De wijziging der Successie-belasting
reduceert de bij de laatste verandering
aangebrachte tariefs verhooging der
rechten tot op de helft.
Tegenover het verlies, dat de schat
kist door die maatregelen zal lijden,
wordt de invoering voorgesteld vaneen
als onderdeel van het Zegelrecht te
heffen belasting, welke tevens het nut
tige gevolg zal kunnen hebben, dat de
uitgaven beperkt worden en dus de
besparing bevorderd. De opbrengst, die
van deze belasting is te verwachten,
kan voldoende worden geacht om met
een malig accres der overige middelen
het verlies te dekken.
Vermelden we nog eenige bijzonder
heden omtrent de voorgestelde weelde
belasting.
10 procent wordt geheven van alle
verleringen in hotels, pensions, socië
teiten, eethuizen enz.
Eveneens 10 procent voor verterin
gen in winkels, verhuurinrichtingen,
enz. en wel voor
1. pianola's, phonola's en andere
mechanische piano's, fonographen,
gramofonen, prisma kijkers, alsmede
alle onderdeelen
2. antiquiteiten, oud porcelein en in
het algemeen alle kunstvoorwerpen en
curiositeiten, als zoodanig verkocht,
zoomede porceleinen eetserviezen boven
honderd gulden, alle soorten van ge
slepen kristal- of glaswerk, tapijten en
kleeden als de prijs meer bedraagt dan
vijftien gulden per m2.
3. juweelen, sieraden, paarlen en
edelgesteenten, zoowel echte als on
echte, zoomede alle, soorten van uur
werken, als de prijs van deze laatste
een bedrag van een honderd gulden te
boven gaat
4. reukwaren, zoowel in vasten als
in vloeibaren toestand
5. stoffen, voornamelijkbestemd voor
het vervaardigen van kleedingstukken,
zoo onder- als bovenkleeren, waarvan
de prijs der m2 meer bedraagt dan tien
gulden, kant en bont of pelswerk.
Bovendien overjassen, jassen, vesten,
broeken en schoeisel voor mannelijke
personen en hoeden mantels, japonnen,
blouses, rokken, kousen en schoeisel
voor vrouwen en kinderen, onverschil
lig uit welke stoffen deze zaken zijn
vervaardigd als de prijs de volgende
bedragen te bovengaat: voor een over
jas 80 gulden voor een jas 50 gulden
voor een vest 25 gulden, voor een broek
25 gulden, voor schoeisel voor mannen
15 gulden het paar, voor een vi ouwen-
hoed 15 gulden voor een dito mantel
60 gulden, voor een japon 75 gulden
voor een blouse 25 gulden, voor een
rok 25 gulden, voor een paar kousen
voor vrouwen of kinderen 15 gulden
het paar.
6. taarten, pastijen, banketten ge
bak, koek in alle vormen, chocolade,
KKU1I.I.KTON.
Door Dr. A. S.
14.
't Is een schelm van een hond, die
Spits, Jan kent hem van ouds. Hij
vliegt nijdig op den jongen aan, grijpt
hem bij de diemitten broek en scheurt
ze van boven de knieën, tot beneden
aan den schoen open.
Maar nu ook zwaait de mispelaar
sissend rond en komt zoo verpletterend
op den kop van den zwarten deugniet
neer, dat hij draait als een tol, jankend
rondsuiselt en met de vier pooten in
de hoogte op den grond spartelt.
Gij schaarsliep 1 buldert Sijmen,
maar de knaap staat, met het oog
strak op den boer gevestigd, en hij
klemt de vuist om den stevigen mispe
laar. 't Is weer het koene schare-
sliepersjonk van te voren, dat met
vasten voet zijn aanvaller wacht.
Bleeker dan te voren is hij, dat is
waar maar geen dreigement komt hem
over de lippen en die houding is
voor Sijmen zoo ontzagwekkend, dat
hij aarzelt. Wat mag die schurk van
een jongen nu wel in zijn schild
voeren 1
Bleek en onder het slaken van een
scherpen schreeuw, is Hanneke op
den huisdorpel gekomen, en nu zij
Jan Grompel herkent, roept ze hem toe,
even als twee jaren te voren in de
Tegen slapeloosheid, Overspanning, Gejaagdheid, Prikkelbaarheid en Examenvrees,
gebruikt men de Zenuwstiilende en Zenuwsterkende Mijnhardts Zenuwtabletten
suikerwerken en bonbons en verdere
suikerhoudende waren vervaardigd in
het koek, banket, pastei en suikerbak
kersbedrijf en in de chocoladefabrieken;
7. geconfijte en ingelegde vruchten,
verkocht in doozen, glazen, flesschen
bussen en blikken, met uitzondering
van jams
8. Alle soorten van wild en gevogel
te, zoowel in natura als in eenigerlei
vorm toebereid, zoomede eieren, voor
zooverre niet afkomstig van kippen en
eenden
9. kreeften, kaviaar, sardijnen,
ansjovis, gerookfe zalm, paling gerookt
of in gelei.
Een recht van vijf procent zal op
dezelfde manier worden geheven van
1. automobielen voor personenver
voer, auto-chassis, carosseriën, motor
rijwielen, aanhang en zijspanwagens,
rijtuigen, pleiziervaartuigen, alle met
hunne onderdeelen sloffeering, uitrus,
ting en toebehooren
2. safelokketten, doch alleen voor
zoover het gebruik daarvan wordt af
gestaan aan een particulier
3. radio-ontvangtoestellen met onder
deelen en toebehooren
4. biljarten met derzelver toebehoo
ren, als ballen, keuen, enz.;
5. fotografietoestellen, ingericht voor
opnamen van geen grooter formaat dan
van 13 X 18 cm en fotografische be-
noodigdheden, kennelijk bestemd voor
het vervaardigen of afwerken van beel
den van geen grooter formaat dan van
13 X 18 c.M.
6. wapens en munitie
7. schilderijen.
Het is de aangekondigde z.g. weelde
belasting.
De aanvulling der Zegelwet beoogt
een heffing van verteringen in hotels
en eethuizen en bij het aanschaffen
van zaken, welke min of meer als
weeldezaken mogen worden aangemerkt
Het in dit ontwerp aangenomen stel
sel komt in vele opzichten overeen met
het Fransche. De belasting wordt ge
heven in den vorm eener zegelbeurs-
belasting. Wordt het zegelrecht bij
laatstgemelde belasting geheven van de
nola's van aan- en verkoop en van die
van inschrijving bij gelegenheid van
een uitgifte van effecten, hier zijn be
last de kwijtingen, afgegeven bij de
betaling.
Om te voorkomen, dat vele personen
steeds een groote hoeveelheid zegelsin
voorraad moeten hebben en dat een te
groote last wordt gelegd op hotelhouders
enz. en winkeliers, is de mogelijkheid
geopend, op eenvoudige wijze en onder
de noodige waarborgên het zegelrecht
te betalen bij wijze van abonnement.
Het afgeven van kwijtingen blijft
echter verplicht, doch ook deze ver
plichting is weer zeer vergemakkelijkt,
doordal bij kleine bedragen met de af
gifte van bons kan worden volstaan,
welke verplichting niet veel bezwaar
kan oplereren, aangezien in vele zaken
reeds het stelsel van kasregisters en
kasbons bestaat. Het ligt in de bedoeling
bij het ontwerpen van de maatregelen
tot uitvoering van de wet, zooveel moge
lijk aansluiting te zoeken bij dit in de
practijk reeds veelvuldig in toepassing
gebrachte stelsel.
Het betalen van belasting bij abonne
ment, dus aan het einde der maand met
10 of 5 procent over den omzet heeft
tengevolge, dat men bij een gering be
drag der vertering van den klant slechts
enkele centen behoeft te vorderen om
tegenover de eischen van den fiscus
gedekt te zijn. Een onevenredige hooge
heffing wordt daardoor voorkomen. Be
vatte de wet nu een vrijstelling voor
kleine verteringen, dan stond te vreezen
êfen verschijnsel, hetwelk zich o.a. in
België voorgedaan heeft, dat lal van
groote verteringen in kleine gesplitst
op de maandlijsten worden gebracht en
dat op die wijze een zeer belangrijk
bedrag aan de schatkist wordt onthou-
den.
Intusschen is een bepaling opge
nomen, welke voorkomt, dat ook de
verteringen worden belast in de klein
ste en goedkoopste pensions^.de volks
gaarkeukens, spijskokerijen en derge
lijke inrichtingen.
Verder is er naar gestreefd, het ont
werp zoo eenvoudig mogelijk te maken
wat niet weinig bevorderd is door deze
belasting op te nemen in de bestaande
Zegelwet. Ook is het ontwerp beperkt
tot die gevallen, waarin een behoorlijke
opbrengst is te verwachten. Ten einde
te voorkomen dat het publiek in het
buitenland gaat koopen om aldaar
goedkooper te slagen, is een bijzonder
invoerrecht ingesteld.
gevangenis
Gij zijt maar een leelijke jongen
Dat is de genadeslag voor Jan Grom
pel, de goede mensch verlaat hem weer,
en het hoofd nijdig vooruitstekend
kraait hij Sijmen hel en scherp zijn
Kieke Rieke Hie toe.
Ja, kom maar nader. Jan is niet
bang, al hebt ge het zware ketelhout
in de hand. Kieke Rieke Hie klinkt
het alweer sarrend, en de forsche knaap
zwaait den stevigen stok. Nu vliegt
Hanneke nader en houdt den opvlie
genden hoer tegen en Hanneke
weent en snikt, dat het een deer is om
aan te hooren.
Een oogenblik blijft de schaarslijpers-
zoon nog staan, doch hij kraait niet
meer.
Dan wendt hij zich traag om en gaat
zonder spreken heen, doch traag
heel traag om te toonen, dat hij niet
bang is van Sijmen, die nu zijn armen
Spits aan 't beklagen is en van lijd
tot tijd de vuist dreigend naar dien
rakker van een «schaarsliep" uitsteekt.
Nu heb ik twee jaren gewerkt,
mompelt Jan, trouw gewerkt, gedaan
al wat de dorpsjongens deden, en nog
altijd ben en blijf ik het schaarslijpers-
jonk voor die menschen. Wat helpt
het mij braaf te zijn en 't spookt in
zijn hart, en in zijnen haat voor
Sijmen vermengt hij onrechtvaardig
allen die hij kent.
Aan 't meuleke houdt de jongen stil,
nu eerst ziet hij, dat niet alleen zijne
nieuwe diemitten broek gescheurd is,
maar dat de nijdige Spits hem het
vleesch heeft opengereten.
Hoesttabletten en Keelpijntabletten of
een flacon Borstsiroop met den naam
Mijnhardt op de Verpakking
Hiermede heeft men altijd iets dat goed
is en spoedig helpt.,Prijs 6o cent.
404—9
ii.
't Was er nog druk in «Den Vergul
den Emmer", 'n Zware lucht van
jenever en slechte tabak vulde de
kleine gelagkamer. De hoog-opgedraaide
hanglamp blakerde den lagen zolder
met 'n viezig zwart. De kaartclub
»Vreugd in Deugd" hield d'r wekelijksch
avondje. Met 'n furie, als hing er 't
leven van af, werden de kaarten met
knokigen vuistslag op tafel gebonkt en
rolden de woorden van twistgekijf en
bekrachtigende versleten vloeken door
't vertrek.
't Bazinneke, klein, dik weeuwke,
droeg de geoorde bierglazen-met-deksels
en borrels af en aan op den eersten
wenk, om dan in d'r ouden leunstoel
bij 't uite haardvuur weer te gaan
zitten kousenstoppen, toch in '1 oog
houdend al der boeren gebaren. Hoorde
of zag ze 'n bestelling, zoo schikte ze
werktuiglijk even 'r zwarte kapmutsje-
met-linten, om tegelijk te vragen, wat
er moest zijn.
't Liep kort naar tienen. Telkens in
een oogenblikkelijke stilte bij te geven
der kaarten, wendden de boerenkoppen
zich naar elkaar of naar de herbergier
ster lot 'n kort woord over-entweer, dat
niet de kaarten betrof.
«En 'k heb gehoord van oewen aan
staanden trouw, Doreplaagde er
een.
«Zeker met Manus den Oostganger
waagde 'n ander.
«Hoef je dat nog te vragen 1" opperde
nummer drie.
»Die hebben 't toch op mekaar as
den duivel op wijwater 1" 'n Ironisch
gelach mompelde rond.
»'k Had er jullie toch zeker al lang
op getrakteerd, as 't er iels van waar
was 1" wierp Dore tegen in weifelend
protest.
Toch werd ze wel graag met Manus
geplaagd, want sinds ze 'm voor 'n
jaar afscheepte, had ze zoetjesaan an
dere gedachten gekregen in d'r eentonig
weeuwtjesbestaan. Hij paste zoo goed*
op als maar hoefde en graag zou ze
ten derdenmaal in 'r leven door 'm
gevraagd worden.
In 't water van het rivierke, waar
hij zoo dikwijls voorlijk gespeeld heeft,
wascht hij 't bloed van het been, dan
rukt hij den zijden halsdas af, en bindt
hem om de wonde.
De zon is reeds onder, en Jan Grom
pel zit nog altijd op een der verbrande
balken van het meuleke.
Hij heeft gemeend naar den Hooi
berg te gaan, maar dat kan nu niet
meer. Aan kermis houden in het dorp
valt niet te denken. Och, daaraan heeft
hij zelfs niet eens meer gedacht, zijne
gedachten gaan verder heel verre
van al die booze menschen.
Eindelijk staat hij op, hij ziet nog
eens naar het slangachtige rivierke, dat
in den maneglans vonkelt en de weide,
welke nu eenzaam zelfs doodsch is
en waaruit hem geene enkele stem
meer «goeien avond" toeroept.
Integendeel alles, die duizenden ver
borgen stemmen, welke des nachts
buiten opstijgen, schijnen met den
armen jongen te spotten. Kwaak, kwaak
roepen de kikvorschen in het gebroekle;
kirrrrdoet de booze adder, die ergens
in een verborgen hagel tak hangt. Kwer,
kwerschatert de kwert in het ge
boomte en al die stemmen versmei
ten zich tot eene duivelsche muziek,
die het schoone rivierke voortaan hate
lijk voor Jan Grompel maken.
De jongen gaat het bosch in.
De dag nadien verscheen hij zoo min
op de kermis, als in het huis van den
pachter, bij wie hij diende.
Dagen, weken gingen voorbij, niemand
wist waar Jan Grompel gebleven was,
en toen men eindelijk niets meer van
Naarmate 't sluitingsuur van half elf
naderde, werden de kaarters rustiger.
MeJ niet meer zooveel ruchlig getier
werd er gepandoerd, met meer driftige
haast, als om de zenuwen te stillen,
werden de borreltjes leeggeslurpt. In
d'r door alcohol half verdoften geest
werden meer en meer de gedachten
opgekropt, nu men aanstonds op zou
houden. De pijpemondstukken en siga
ren werden nijdig verbeten. Toen er
weer 'n potje was uitgespeeld, werd
aan 'n nieuw niet meer begonnen en
bleef men in stom gepeins tegenover
elkaar aan tafel zitten. Elk scheen te
verwachten, dat er een iets zou zeggen,
waarmee ze den restenden tijd konden
volpraten.
Nog was de zingerige tinkelslag van
tienen niet verklonken, of de achter 't
huis liggende waakhond begon luid te
blaffen en zware schreden doften over
het zandpad, naderden snel de deur.
Allen kwamen in gespannen aandacht
en keken zwijgend naar Dore. Nog
bezoek op zoo'n laat uur
'n Schop tegen de deur deed deze in
r hengsels schudden. Dore schoot
haastig toe en opende met 'n vreemd
gevoel van angstige nieuwsgierigheid.
Daar stommelde de beide jachtopzieners
binnen met d'r"zwaren last. Alle boeren
kwamen naderbij en Dore sloeg de
handen ineen.
«Ie heeft zich op de vlucht met eigen
geweer gewond," verklaarde ïde een.
»Haal [pastoor en dokter, zoo gauw as
ge kunt, want Manus zegt er niet veel
meer van 1"
Nog onder den indruk van 't plots
gebeuren, gingen twee boeren hun kar
inspannen. En op 'n sukkeldraf schok-
botsten de raderen over modderwegen
dorpwaarts. Op Dore's logeerbed in de
»goei kamer" neven de herberg kreeg
Manus 'n plaats. De groote hanglamp,
die in geen jaar gebrand had, werd
aangestoken en 't gele licht viel tus-
schen de terzijde geschoven groene
gordijnen-met-franjes door op 't helder
beddegoed, waar Manus' handen over
heen lagen. Reeds vlekte er bloed op 't
wit. De [pastoor was er eerder dan de
dokter, die niet thuis werd getroffen.
Hij zou Manus op voorhand maar
biechten en bedienen. Want 't stond,
Jacht ie, slecht met 'm.
En toen de oude pastoor na de be
rechting, onder de witte huif der
boerenkar weer huiswaarts schokte,
trachtte ie te bidden voor Manus, die
zoo plots zich op den drempel zag der
eeuwigheid. Maar telken keer geraakte
ie verstrooid en verviel in een of an
dere herinnering uit 't leven van den
Oostganger.
Nog had ie even Manus' ouders ge
kend, die met hard werken 'n karig
stukje brood verdienden op de zwaar
behypotheekte «Dennenhoef". Jong
waren beiden, kort naeen gestorven.
De voogd, een oom van vaderszijde,
waar kleine Manus in de kost kwam,
had 'n hard karakter, even stug als
de zandgrond van z'n akkers, en tevens
harde knuisten. De kleine was schuw
voor den onvriendelijken man en voelde
zi^h overgelukkig, toen oom hem bij
den boer van de «Heuvelhoef" ver
huurde. Hij was toen dertien jaar en
had nog niets gekend dan armoede en
heel weinig na den dood van z'n
ouders geen hartelijkheid, 'n Won
der moet 't zijn, meende de oude her
der, dat 'n zoo opgevoegde jongen niet
verhardde in de bokkige stugheid van
z'n, omgeving. Toch gebeurde dit niet.
Misschien waren gunstigere Invloeden
op hem gaan werken, sinds ie? onder
ooms gierige oogen uit was geraakt.
Met Dore zou ie z'n eerste amouretje
beleven maar ook 't begin van veel
verdriet. Ja, wel wonderlijk maar
tevens pijnlijk, vond ie, was deze
samenloop van zaken voor Manus!
hem hoorde, beweerde men, dat hij het
leven zijns vaders het schaarslijpen of
ander soortgelijk dwalend ambacht,
had aangevangen maar wat de dorpe
lingen zeker wisten, was, dat hij voor
galg en rad opgroeide.
Ware dit niet grootendeels hunne
schuld geweest van hen, die niet kon
den vergeten of vergeven
XI.
Maakt hy deel van 't infernael
bataillon, of is hy...
Ik herhaal, dat, wat ik hooger ver
telde, nu tien jaren geleden.
Jan Grompel heeft den nacht in eene
afgelegen herberg doorgebracht en is
reeds vroeg naar zijne lievelingsplek
gegaan. Maar och, wat veranderen de
menschen in een kort tijdsverloop van
tien jaren.
Zijn hart heeft van vreugde geklopt
nu hij den Hooiberg tusschen de nog
dorre eiken ziet liggen.
De haan kraait, de hond blaft, de
koeien bulken en de ruin hinnikt van
ongeduld, ginds op het pas omgeploeg
de land. Welkom, welkom 't Zijn nog
altijd dezelfde vriendenstemmen.
Nog een oogenblik; en de deur gaat
open, en dan zal hij Nellis zien, die
krek zijne pijp eens komt aansteken,
en vrouw Nellis die roode kool snip
pert, terwijl de meid in de wit ge
schuurde stand botert.
Heilige MaranteWat zullen ze
wonder opzien, als Jan Grompel daar
zoo in eens uit de lucht komt vallen.
Toch was Dore 'niet zoo hard van
sard, als men haar had pogen voor te
stellen, 't Afwijzen van Manus destijds
was geschied op drijven van den ouden
Vermeulen, die geld zwaarder liet
wegen dan lietde en goed gedrag En
dat ze als weduwe, na Manus' terug
keer niet seffens had toegehapt, kon de
pastoor niet anders noemen dan wijze
voorzichtigheid. De beste kon daarginds
z'n bordjes hebben verhangen 1 'n Be
paald gunstige reputatie genoot de
doorsnee-Oostganger hier nietHij
wilde Manus morgen beslist weer gaan
bezoeken.
Nog was ter pastorie geen nader be
richt omtrent Manus' ziekte gebracht.
En dus stapte na 't eten pastoor aan
stonds op den «Heikant" in. 't Weer
was wat opgeklaard. Er stond weinig
wind. 't Leek of de natuur d'r krachten
had uitgeput en nu rustte
Zoo aandachtig mogelijk brevierend,
wandelde de zeventiger met nog kloeken
tred langs de slingerende dreven de hei
in. Hier uitwijkend voor'n modderplas
daar schrijdend over 'n diepe karre-
spoor.
'n Kluchtje schooljongens, die slootje
sprongen bezijden de dreef en pastoor
zagen aankomen, staakten 'r verboden
vermaak, om met 'n binnensmonds
Dag mijnheer pastooren 'n duwtje
tegen d'r pet, den weg dorpwaarts te
vervolgen. Hij gaat zeker naar den
Oostganger kijken," lispelde er een
tegen z'n kameraad. «Die is tenvolle
bediend. Ze hebben 'm vannacht gevat
en toen wou ie gaan loopen en toen
ging z'n geweer van J!eiges af. En nou
is ie haast dood 1"
De ander vond 't wel eventjes ge
wichtig. Stroopen, gevat worden, weg-
loopen vallen, zich zelf wonden en
dan bedienen en dood gaan. 't Mijmer
de nog in 'm na. Iets had ie er van
morgen al van gehoord, 'n Oogenblik
dacht ie aan z'n grootvader, toen die
laatst bediend werd. En die was ook
dood gegaan.
Maar dan opeens «Zeg Janus, mogen
we nou straks, as de school uit is, mee
naar jullie om 't nieuw kindje te
kijken »'k Denk 't wel", antwoordde
werktuiglijk de ander, die nog voort-
prakkezeerde en nu ook den gedachte
sprong maakte van den dood op 't
jonge leven....
Reeds was de pastoor in de dennen-
dreef, die recht op »Den Vergulden
Emmer" aan voerde. Nog herinnerde
ie zich, hoe ie in 't begin van z'n
priesterlijke practijk altijd zorgvol wikte
en woog, wat ie zoo'n zieke, die dra
den grooten stap te zetten had, zou
voorhouden. Maar al gauw had ie, ook
zonder voorbereiding, de rechte woor
den leeren vinden, die van hart tot
hart spraken. In dien eersten tijd"
hij was toen kapelaan in 'n groote-
stadsparochie had de pastoor 'm ook
aangewezen als visitator van 'n groot
gasthuis. En al 't wereldvreemd voelen
in z'n jongepriesterlijk onervarenheid
was ie daar dra verleerd.
Dore opende de deur al. Ze kwam
hem enkele treden tegemoet. Wel-wijs
vond ie, want die zieken hebben ooren,
als er over hun tóestand in de neven-
liggende ikamer wordt gefluisterd 1
»Dag menheer pastoor.
»Dag Dore; en hoe staal 't met den
zieke
«Schappelijk menheer pastoor Maar
dokter zegt, dat, as ie geneest, 't 'n
wónder is 1 Veel bloedverlies en van
binnen geraakt, denk ik'n Merakel,
dat ie niet op slag dood was, zei dok
ter. Anders, ge begrijpt wel, pastoor,
ik heb er spijt van 1"
Slot volgt.
En dan zal hij vragen of Toke, de
stalmeid al getrouwd is, of Pomper.
nelleke nog leeft, waar Dirk en Geertje
verstoven zijn. Och, hij ziet allen nog
zoo parmantelijk in huis
Hij hoort het uur slaan en ziet het
manneke te paard boven in de klok-
kenkast rijden 1...
Maar zie't is de witte ruin niet
meerde haan, die daar tusschen de
kippen trippelt, is grooter, trotscher
zou men zeggen, het huis is ook
schooner geverfd. Geen wonder 'tis
ook tien jaren geleden, en hoe wilt ge
dat na zoo'n eeuwig langen tijd, alles
't zelfde blijven zou
Nu opent Jan de deur; maar eene
hem vreemde vrouw staart hem gapend
aan drie of vier kinderen, waarvan
een paar met kladmutsen op, komen
van den haard, onder tafel en bank
uitgesprongen, om den vreemde, met
zijn aardigen hoed op, te zien.
De klokkenkast is verdwenen, dus
ook het manneke te paard weg zijn
de oude leuningstoel achter den haard,
de rek met glazenwerk boven de achter
deur, de koperen ketels op de oude,
met leelijke koppen besneden kast.
En waar is Nellis en de bazin
Die wonen niet meer hier. Nellis
heeft, hooger op in het kleiland, eene
groote stee gekocht, een schoon gedoei,
want Nellis is een boer geworden, die
er warm in zit.
Alles gedijt hem, en hij wilde niet
langer onder een versleten dak slapen.
Och, nu is de Hooiberg niet aan
trekkelijk meer voor Jan Grompel.
Wordt vervolgd.