M M ra „PEEL Ei MMS
JAN SCHARESLIEP
De schoone witte
Dame.
Dr. A. Imkamp
Hoestsiropen
voor kinderen
Tegen slapeloosheid, Overspanning, Gejaagdheid, Prikkelbaarheid en Examenvrees,
gebruikt men de Zenuwstillende en Zenuwsterkende Mijnhardt's Zenuwtabletten
K BlUILLBTON.
Kwellend# pijnen in kiezen,
Spreekuur te VEN RAY
Assurantiën,
Belastingzaken,
Kadastrale zaken,
Koop- en Huurcontrac
ten enz. enz.
Gr. W. Mus kens
Zaterdag 13 December 1924 No. 52
Mijnhardt's Borsthoningsiroop f 0.60
Mijnhardt's Tkymsiroop f 0.75
Anga-siroop (ook bij Kinkhoest) f 1.75
Bij Apothekers en Drogisten 9
(Eene
Limburgsche sage uit den
Bokkenrijders tijd)
door
GERARD LEMMENS.
De kruiende en zuigende luchten
hadden de donkerte van den nacht tot
een bange somberte gemaaktze na
men de twee heen spoedende mannen-
gestalten op in heur zwarten hang....
De dreigende onweersbui was nu
losgezwalpt. De neerpijlende regen
sloeg op het dak der schuur waar
onder de twee ruige mannen nu schuil
den de broeders-bokkerijders Joep en
Simon. De zware ruischiDg van de
hevige bui op het werend schuurdak
en op de kruinen der boomen, die er
om stonden, werd een lang, aanhoudend
fel klagen.
De mannen bromden misnoegddan
sprak er een >Ja, Simon, de Staat-
schen hebben ons gevoelige klappen
gegeven; ik geloof, dat er voorgisteren
zeventien van ons hebben gebengeld.
En nou wil Chris 't Hoofd den eed
doen hernieuwen, en woester nog en
bloeddorstiger te werk gaan."
»Met Filip den IJzeren Hamer heb
ben we afgerekend; ze vonden den
laffen verrader 's morgens in zijn
smidse met een verpletterden schedel,
gekettingd aan z'n eigen aambeeld,
Voor ons zal dat het sein wezen, de
laatste zin werd krachtig geuit; dan
viel een zwijgen neer.
De ruisching van den regen ver
minderde niet.
»We zullen, bij Satan 1 er toch dóór
moeten," sprak de zwaarst gebouwde,
die uit een duisteren hoek te voorschijn
kwam en twee zware pistolen in zijn
hand hield.
>Ja, Joep, dat zullen we. Anders
komen we voor den eed-aflegging vast
te laat op den Leenderberg. Ze hebben
legen den avond den bok op den berg
gebracht, om twaalven moeten allen
daar zijn én, Joep, de overval op
Pluemmaeckers' hoeve zal beraamd
worden. Maar, jong 1 Wat is het
weer rot".
»Kom, wat zou 't? We gaan maar;
dat onweertje zal ons toch niet deeren
Straks is de bui weer over. Desnoods
kunnen we nog in de kapel schuilen,
of in het bosch. Hier, Simon, neem jij
je pistool".
Ze staken de pistolen bij zich, en
gingen.
De lucht was zwart, en de regen
sloeg luid neer over land en bosch.
De omgeving was in de hangende
duisternis niét te ontwaren, zelfs de
wegen nietwant af en toe stootten
ze tegen uitstekende keibonken en
vetzware kleiklompen, of liepen tegen
eene versperring op.
Ginds, ergens boven Heerlen weg,
lichtte een bliksemstraalwat later
rommelde de donder, lang en zwak nog
maar dreigend.
>Dat wordt een nacht, zooals we er
moeten hebben, Joep," sprak Simon^
»Zoo een brengt stemming en onver
saagdheid in je, als de hoofdman ons
den eed te zweren geeft".
Joep grijnsde.
Daar lichtte weerom een bliksem
straal, dichterbij nu. Zijn korl-felle
gloei verlichtte den ruig beboschten
bollen top van een berg en gleed er
gezwind langs. Even, slechts één tel
lens, zagen ze kijvend het leien dakje,
dat ten deele boven de donkere dennen
kruinen uitstak.
»Bij de heli het onweer groeit. 'tZit
nou boven den Leenderberg," mokte
Joep.
De donder antwoordde, harder dan
straks, en grommelde ver na. De regen-
kletterde nu en geeselde over
hunne ruggen. Joep en Simon zagen
uit naar een schut, doch konden er in
de zwarte duisternis geen ontwaren.
Tot een nieuwe weerlicht felzigzag-
gend door de zwarte lucht sneed... een
slag knetterde.
Ze hadden gezien hoe een blauw-
gloeiende bliksembol in geweldigen
stralenscheut uiteen spatte ginds boven
de bosschen om den Leenderberg. In
den lichtende zwiep van dien hemel-
gloed hadden ze op korten afstand een
koehut ontdekt; ze waren in een
weide verzeild. Daar zouden ze schui
len.
Bij mijn zwarte Jziel 1" gromde Joep
het lijkt of de geheime machten weten,
dat de bokkerijders hunnen eed zullen
vernieuwen dezen nacht. Ze razen ge
ducht boven ons.
Simon was ernstiger geworden
Duidelijk had hij den door den
hemelgloed omlichten berg gezien, met
het kapelleken, dat den ronden top
kroonde.... het kapelleken, waar ze
vroeger zoo vaak samen, hij en Joep,
met hun beider moeder hun vader
hadden ze niet meer gekend in hun
jeugd waren heen-getogen eiken Zater
dag en Zondag van de Meimaand. Dan
hadden ze, stil en vroom, met reine
en gelukkige kinderharten den berg
beklommen. Moeder bad dan voor, en
zij baden na, en samen droegen ze
hunne gebeden op voor hunne zalig
heid. Hun moeder, ze was nu reeds
lang dood, zeide hun al LijdBidt,
jongens, bidt altijd veel lot de Heilige
Maagd; dan gaat ge niet verloren Yoor
den hemel...." Nog op heur sterfbed
had ze, geheel verzwakt, hun deze
woorden toegefluisterd.
Simom peinsde. Toen en nu....
Maar opeens gooide hij zijn hoofd
op. Hij wilde daarover niet prakke-
zeeren, wilde niet! Wat zou 't? Toén
was hij kind, nü bokkenrijder; hij had
er den boozen eed voor afgelegd, en
dien ging hij nu hernieuwen. En waar
om zich dan nog met die »weekelijke"
dingen ophouden? Hij zag naar Joep
Wel hiemmelsakker, die zat ook te
peinzen 1
»Kom, Joep, we gaandat zwijgend
wachten hier en binnenzitten deugt
niet voor ons gemoed", sprak hij hem
toe. >En ik geloof, dat het onweer over
trekt, we kunnen best wat vroeger
daar zijn".
De regen viel nog, doch verminderde;
de duisternis was niet meer zoo zwart.
Ginds ver, in het oosten, weerlichtte
het zwak, en het dondergerol klonk
verdoft tot hen.
De Leenderberg zagen ze voor zich,
mogelijk nog een tien minuten loopen,
Door Dr. A. 3.
6.
Ha, het Dubbeltjes gevecht! Nellis
ook heeft het zijne in de hand ieder
een heeft zijn dubbeltje; bloed, bloed
zal er stroomen.
De groepen verdoelen zich, men
schuurt de oude dubbeltjes nog eens,
kris kras, over den muur. De vijanden
van Sijmen kraaien om het hardst
»Kieke Rieke Hie" en drijven alzoo
tot het gevecht aan.
Op het oogenblik dat groote Sijmen,
kleinen Nellis aan 't lijf wil, dringt de
oude schareslijper, in zijne hemds
mouwen, door de groep en zijne ruwe
hand valt zoo zwaar en verpletterend
op Sijmen's aangezicht neer, dat er
deze wel duizend starren voor de oogen
flikkeren. Nu zal het er gaan stuiven.
Juist verschijnt daar bij toeval, op
den dorpel der gelagkamer, een oud
man met sneeuwwitte haren, 't is een
zeventiger, en dat doet bij de razende
boeren een beter uitwerksel dan het
zien van tien schouten en twintig veld
wachters.
De armen vallen neer, de scherpe
dubbeltjes verdwijnen, het kraaien
heeft opgehouden men vlucht langs
het venster weg, het hoofd tusschen
de beide handen gedoken om niet her
kend te worden.
Joep
passen.
en Simon versnelden hunne
»Zeg, Joep, wat is dat nou voor
Die eerbiedwaardige zeventiger is de
pastoor van het dorp....
IV.
Een druppel water kan een
parel worden.
De zon is onder; de schemering be
perkt den horizon, net alsof er een
gaas voorgehangen is.
Den Hooiberg, de schoone steenen
hoeve ligt, onder de booge eikenboomen
die hunne groene waaiers breed uit
spreiden, als verborgen.
Ginds achter het mastbosch, waar
de zon ondergaat, is de hemel vuur
rood, waartegen de zwarte stammen
zich afteekenden.
't Is precies of heel het bosch van
onder in vlam staat.
De markt is afgeloopen.
Kramen met allerlei snuisterijen
blikken trompetten, roodkleurige pop
pen, groen en rood bemorste arlekijns,
Duitsche pijpen, koralen tabakszakken
met rozen en vergeet-mij-nietjes, kope
ren trouwringen kramen met kant,
tulle, zijden lint en Zwitsersche katoen,
kramen met oud en nieuwmet versche,
knapperende moppen, en oud bakken
Oisterwijksche moppenmeisjesoud
kleerkoopers, horoskooptrekkers, hans
worsten, liedjeszangers en orgeldraaiers
al die schitterende elementen eener
Noord-Brabantsche jaarmarkt, zijn
helaasverdwenen.
Alles wat, gedurende een halven
dag, de vreugde der gapende dorps
kinderen, der boerenmeisjes en jonge
hekserij? Begrijp jij het? Ik dacht, dat
we zóó bij den berg waren, en nou
loopen we, loopen we, ik geloof wel
bijna 'n uur, en nög lijkt de berg even
ver verwijderd als straks
»Och wat I Daar bestaat geen hek
senwerk. We zijn straks misschien
verdoold geweest, en mogelijk hebben
we den Heksenberg aangezien voor
den Leenderberg. Zie, daar hebben we
den berg met het kapelleken, niet ver
meer. We zullen er nu wel gauw zijn".
Nee, Joepik zag straks ook het
kapelleken".
»Och wat, je bent gek".
De passen werden versneld, dubbel
versneldJoep hijgde.
Plots liet hij een vloek vallen. >Si-
mon, je had gelijk straks, geloof ik.
De duivel zit er tusschen".
Het was, alsof de berg steeds voor
hen wegging. Hoe sneller ze gingen,
zoo sneller ook leek de berg zich te
verwijderen.
Zwaar gebrom van mannenkeelen
domde omme: de eed-
Een vurige bok pijlde den berg af,
met angstig geblèt.
En in lijze stemmengebrom klonk het
na
Naght... twaelef ueren slaet de kloek,
Nu spoockt het en heest het, nu
ryden ze bock..."
Joep en Simon liepen...
Bij Satan! toch zullen we den berg
bereiken."
Van verre dreunde toe de zware
stem van den hoofdman.
Ze liepen harder...
Vergeefs... de berg bleef wijken.
In het oosten brak de duisternis.
Het ging er schemeren, aanklarend.
Verloren onweerswolken dreven weg.
Langzaam ontstond er dagklaarte, en
rolde toe.
Steeds hadden de twee broeders-
bokkerijders geloopen. Nu eindelijk
geraakten ze bij den bergmoeizaam
beklommen ze hem, want ze waren
door hunnen gedurigen gang vermoeid.
Niets was er meer te zien, geen levend
wezen te bekennenalleen tallooze
voetstappen waren er warrend afge
drukt in den grond. En verlaten stond
het kappelleken daar en gesloten.
Joep en Simon keken malkander
geheel verwonderd aan. Van den gan-
schen toedracht begrepen zij niets. Hoe
toch hadden ze kunnen loopen den
halven nacht en bereikten ze niet den
berg? Toch lag de berg er op dezelfde
plaats, want zie daar, boven de dennen
uit, piekten de spitse torens van het
kasteel Schaesberg, en ginds af daar
lag Heerlen omdauwd nog van de
wazige morgenklaarte, en daar op den
beboschten helling lengde zich Scheydt.
»Dat gaat boven mijn begrijpen,"
mompelde Simon peinzend, zag dan
naar de kappelle. 'n Vermoeden, bang
brekend door den nevel om zijn ééns-
geloovig hart, rilde in hem op.
»We zullen toch zweren hier," sprak
Joep. >De plaats is den bokkerijders
heilig gewijd. Wie hier den eed spreekt
moet hem gestand doenanders wordt
hij bloedig gewroken. Wij zullen nu
hier onzen eed hernieuwen, al is ook
de hoofdman er niet bijen wij zullen
den' hoofdman vandaag nog er van
konde doen."
»Joep... ik weet niet... Mij nauwt het
zoo... 'n vermoeden...
»Och wat! Mieren we nou niet meer
om dat raar gebeuren dees nachtals
we het zouden vertellen, lachen ze ons
uit ook nog. En, wat zou ons nauwen
als bende-leden Kom."
Ze traden tot voor het kappelleken,
staken middel- en wijsvinger der rech
terhand op.,.
boeren, die zicht ruimschoots vergast
hebben aan peperkoek en brandewijn
met suiker, heeft uitgemaakt, is nu
als door eenen tooverslag opgenomen,
of beter gezegd, als een kort schitte
rend vuurwerk opgebrand.
Hier en daar op den zandweg hokt
en schokt nog eene huifkar, en de
voerman, lui en loom, klapt met de
zweep, of zingt een marktliedeke, ter
wijl het eentonig geklingel der paar-
denbellen zijnen klaagzang accompag
neert.
Er zeult ook nog een kramer met
zijne vracht, en gaat ook, zoo traag
mogelijk, nog een paartje at koutenc
over het voetpadof wel, er stappen
eenige boeren, die den rooden Engel-
schen uniform rok, over den kiel heen,
hebben aangetrokken, welke laatste
thuis,, onder de schaar der huisvrouw,
van militair pronkkleed, in prozaischen
borstrok zal veranderd worden.
De schareslijpersfamilie is langzaam
den weg ingeslagen, die naar den een
zamen Hooiberg geleidt.
Daar zou ze in de schuur overnach
ten. Dat was zoo de gewoonte, en vrouw
Trog staat het gereedelijk toe.
De vrouw van den schareslijper is
onpasselijk. De schotel met dampende
aardappels en de botermelk metvuur-
steenen, zooals men de drijvende rogge-
broodsbrokken noemt, blijven onaan
geroerd.
Het arme schaap I Zij wil zelfs geen
koffie met witte brood. Wat is ze bleek,
de sukkel. En dan die barbaar van
een man noemt >ziek zijn", maar
tierelantijntjes", vrouwelijke gekheden
Doch...
Wat druischt het daar plots bevan
gen
Wat vernemen ze toezwellend plots
kleederengeruisch
Ze zien om, verstild in hun beweeg...
Van het oostelijk tegenover liggend
bosch, nog doorstreend van den ijlen
morgen-nevel, komt opeenen toegezweefd
een witte dame, weergaloos schoon.
Snel nadert ze, zwevend boven het
kleine dal, waardoor de weg naar
Heerlen lint; heur witte kleederen
ruischen, klapperen van heuren snellen
gang door den stillen ochtendwind.
Verschrikt en in bang wachten staren
de beide bokkerijders toe.
De witte, schoone dame komt zacht
neder, en daalt, tot voor de deur der
kappellevanzelf gaat de deur open,
in de opening gloriet zij. Dan ziet
zij de beide ruige mannen aanzij
heft heur rechterhand omhoog, en
spreekt
»Gij wilt hier zweren den boozen
eed der bokkerijders..."
De mannen staan verstardze kun
nen van schrik en ontroering geen
woord uitbrengen.
En weer spreekt de schoone witte
dame hun toe
Ik was het, die dezen nacht heb
geleid uwe voetstappen, welke u niet
op den berg brachten. In uwe jeugd
kwaamt gij beiden tesaam mij zoo vaak
hier bezoeken en hier bidden. En dat
vergeet Ik niet. Toen waren uwe harten
rein en was uw gemoed geloovig. Nu
hebt gij het geloof afgeschud, en belaadt
gij uw geweten met zonden en mis
daden."
Getroffen hooren beiden toe. Ze val
len op de knieën neder.
»0, heilige Maria..." zuchten ze.
»Gij waart hier gekomen om den
boozen eed van een misdadige bende
te hernieuwen.*"Maar dat zult gij niet,
maanlk u. Zweert hier af den boozen
eed, die nog op uw gemoed drukt 1 En
zweert hier den goeden eed. Zegt vaar
wel aan uwe misnadige makkers, zegt
vaarwel aan uw boos en zondig leven
En roep in uw gemoed het goede geloof
terug."
Diepbewogen hoorden beiden toe.
Over hungwoest en ruig gelaat liegt
nu heldeiend de glans van een nieuw
opbouwend leven. Met vaste stem
zweren ze af den boozen eed, en
spraken den goeden uit', zonder blaam
zouden ze dien gestand doen.
Dan verdwijnt de schoone witte dame
vervluchtigend voor hunne oo;en, na
hun bemoedigend en blijde te hebben
toegelacht...
Bekeerd en geloovend Jzijn ze den
berg afgegaan.
In den volksmond verluidt het
nog, dat dien zelfden nacht een overval
was 'beraamd, waarbij velen het leven
bij in schoten en anderen gevangen
werden genomen, om later te worden
gehangen op den Heksenberg.
Eenige verklaringen.
Bij gelegenheid van een eed-aflegging
of hernieuwing werd vaak een bok in
brand gestoken en op de vlucht gejaagd.
De kapel op den Leenderberg, tus
schen Heerlen en Schaesberg, is een
bede-oord van de H. Maria van den
Berg Carmeleen rectoraat werd on
langs aan den voet van den berg ge
vestigd. Op een K.M. afstand hiervan
ligt het slot Schaesberg (thans eene
schoone ruïne). De kapel heeft een tijd
lang den bokkerijders gediend als ver
gaderplaats, en om er hunnen eed af
te leggen of te vernieuwen.
De Heksenberg, soms Hessenberg
genoemd, was vroeger een strafplaats,
waar dieven, moordenaars, enz. berech-
tigd werden.
Scheydt is de oude benaming voor
Schaesberg.
Neem die wollen deken, heeft de
pachteres tot haar gezegd, nu ze naar
de schuur gaat, 't mocht dezen nacht
eens koel worden 1 Uit den oogopslag
der arme vrouw straalt iets dankbaars,
en zij zegt: God zegene u, vrouw.
De schareslijper is zoo liefdadig haar
de deken te laten houden, zinkt in het
stroo en ronkt.
De moeder ligt wakker; haar aan
gezicht is doodsbleek. Het heldere
maantje werjjt een breeden straal licht
door de opening in het stroodak, welke
zich tot beneden in den vitselwand
uitstrekt.
Nu is een poos alles stil doodstil
in de akelige schuur, want de man
ronkt niet, de ratten staken haar
galoppaden over de hanebalken, en de
muizen haar geknabbel in korengarven.
En Jan
Jan, zegt de moeder, leg u hier
bij mij neer.
De knaap heeft er geen ooren naar.
Dat was altijd zijne gewoonte. Het
eerste woord van genegenheid voor
zijne moeder moest nog over zijne
lippen komen.
Toen hij kind was en op den wagen,
of in den opgerolden rok op den rug
zat, had hij moeders wangen wel eens
met zijne mollige armpjes gestreeld,
maar sinds hij de eerste broek droeg,
was dit alles voorbij.
Elk lid der familie stond op een
individueel standpunt, slechts eigenbaat
of gevaar riep allen bijeen.
Jan Grompel heeft, op 't oogenblik
dat de moeder hem aanspreekt, een
veel vermakelijker werk te doen dan
Voor «Hen die sukkelen
met moeilijken en onregelmaligen stoel"
gang zijn Mynhart'8 Laxeertabletten on
misbaar. Zij werken vlug en radicaal en
veroorzaken niet de minste kramp. Doos
60 ct. Bij apoth. en drogisten. 3087
laguoBilu IfiitdnUagin.
Sleept gy U
iederen dag naar uw werk, afgemat en
uitgeput door pijn in Jden rug? Bij
duizenden is dit het geval.
En het is zoo vaak onnoodig, want
meestentijds is* de oorzaak een nier
kwaal, die door Foster's Rugpijn
Nieren Pillen verzacht en gebeterd kan
worden.
Nierkwalen komen veel voor onder
alle standen, maar worden zoo dikwijls
verwaarloosd, omdat zij zich zoo onge
merkt jarenlang kunnen onwikkelen
zonder dat men de ware oorzaak ver
denkt. En noch de broodwinner, noch
de moeder van het gezin kunnen,
wanneer eindelijk de oorzaak wordt
begrepen, voldoende rust nemen.
Let op uw nieren en houd deze ge
zond. Voortdurende rugpijn is een
waarschuwing van nierzwakte, evenals
pijnlijke, ongeregelde urineloozing en
abnormaal uitziende urine. En als gij
tevens last hebt van rheumatische
pijnen, hoofdpijn, vermoeidheid, zenuw
achtigheid en duizeligheid, neem dan
uw maatregelen. In het begin zijn
nieraandoeningen het gemakkelijkst te
genezen.
Gebruik Foster's Rugpijn Nieren
Pillen om de zwakke nieren op te
wekken, te verzachten,* te versterken
genezen Zij zijn over de geheele
wereld bekend. Zij genezen niet alles
werken niet op de maag, lever of
ingewanden. Juist het feit, dat zij alleen
en zeker op de nieren en blaas werken,
verklaart het groote succes van Foster's
Rugpijn Nieren Pillen.
Verkrijgbaar in apotheken en drogist
zaken f 1.75 per flacon (geel etiket
met zwarten opdruk). 43
tanden en aangezicht, verdrijft men door
Sanapirin-Tabletten (Mijnhardt)JKoker
75 ct. Bij apoth. en drogisten. 3205
Als gij last krijgt van hoofdpijn, ge
druktheid en een onaangenameAsmaak
in den mond, is uw lever van streek'
Enkele doses Foster's Maagpillen heb
ben een verrassende uitwerking. Zij
beteren leverstoornissen en genezen
galzucht, verstopping en slechte spijs
vertering. Prijs per flacon van vijftig
versuikerde pillen f 0.65; in apotheken
en drogistzaken. 11
TANDARTS, VENLO.
Spoorstraat 18. Tclef. 283.
PATERSSTRAAT 27 eiken MAANDAG
namiddags van half 3 tot hal 6.
Schoolstraat 22.
naar haar Ie luisteren. De knaap zit
op de knieën voor de opening, door
welke de maan in de oude schuur
kijkt. Hij heeft eenen hansworst, dien
hij van de achtergehoudene centen, op
de jaarmarkt gekocht heeft, onderzijn
schanslooper uitgehaald. Had zijn vader
dat geweien, hij zou hem de ribben
gebroken hebben
Jan heeft den springer met het
touwtje, dat hem door den punthoed
gestrikt is, aan eenen gebroken vitsel-
stok geknoopt. Nu fluit hij een deuntje,
avant deux, en arlekijn springt op de
maat.
Hop, hopzegt de knaap soms
met ingehouden stem, en zijn fluitje
met dubbelen tongslag klinkt zoo aar
dig o, zoo aardig door de doodsche
schuur, >Balancezl" mompelt hij nu,
en hij floot nog veel wonderlijker.
Och Jan lief, houd u toch stil
zucht de arme moeder, mijn hoofd,
mijn arm hoofd l
Maar Jan doet de danspartij voort
duren, niet om zijne moeder te plagen,
maar zie die knaap heeft geen hart,
't schijnt ten minste niet vatbaar voor
medelijden.
Nu het eindelijk doodstil in de
schuur is, bengelt de hansworst nog
wel in het maanlicht, maar Jan is
buiten. Hij is bezig met kopken trap
pen
Wordt vervolgd.