Gemeenteraad te VEN RAY
Zaterdag 6 December 1924 No. 49
Vergadering Tan Woensdag 3 Dec.
nam. 4 uur.
Tegenwoordig alle leden, behalve
de heer Fonck, die wegens ongesteld
heid verhinderd was.
De Voorzitter opende de vergadering
met gebed en deelde mede, dat, zoo
als de heeren reeds wisten, aan den
heer Fonck op eene buitenlandsche
reis een ernstig ongeluk was overko
men, doch deze thans wederom her
stellende was. Spreker vermeende in
den geest van den raad te spreken als
hij hier den heer Fonck een spoedig
herstel toewenschte en daarbij de hoop
uitsprak, dat de heer Fonck spoedig
weder de werkzaamheden als lid van
den raad zou kunnen hervatten.
De notulen der vorige vergadering
werden door den secretaris voorgelezen
en zonder op- of aanmerkingen goed
gekeurd.
2. Kasopname Gemeente-Ontvanger
3e Kwartaal 1924.
De Voorzitter las het proces verbaal
van kasopname voor, hetwelk voor
kennisgeving werd aangenomen.
3. Schrijven van Gedeputeerde Sta
ten inzake instructie van den genees
heer en de vroedvrouw belast met de
armenpraktijk.
De Voorzitter deelde mede dat door
Ged. Staten inzake 'deze instructie een
viertal opmerkingen waren gemaakt
en lichtte hij deze punten nader toe.
Op voorstel van B. en W. werd zon
der hoofdelijke stemming besloten ten
dbele aan de opmerkingen van Ged.
Staten tegemoet te komen en voor de
rest de vastgestelde verordeningen te
handhaven.
4. Voorstel van B. en W. tot onbe
woonbaarverklaring van woningen ge
legen aan de Langstraat, eigenaar G.
J Berkens.
De Voorzitter deelde mede dat B. en
W. van de Gezondheidscommissie een
schrijven ontvangen hadden, waarbij
deze commissie aan B. en W. opdroeg
den eigenaar dezer woningen te ver
zoeken om binnen een bepaalden ter
mijn verbeteringen aan de woningen
aan te brengen, en wijl de eigenaar
Berkens in gebreke was gebleven zulks
binnen den daarvoor bepaalden tijd te
doen, stelden B. en W, thans den raad
voor deze woningen onbewoonbaar te
verklaren met een ontruimingstermijn
van 6 maanden.
Op eene vraag van den heer Oden-
hoven of hel wel wenschelijk was
thans tot die onbewoonbaarverklaring
over te gaan, deelde de Voorzitter mede
dat de eigenaar thans nog in de ge
legenheid was om de noodige verbe
teringen aan te brengen en kon de
Raad later eventueel dezen ontrui
mingstermijn nog verlenger.
Werd overeenkomstig het voorstel
van B. en W. besloten.
5. Voorstel van B. en W. tot het
aangaan eener geldleening groot f 30000
tot dekking der kosten vernieuwing
Markt, Marktslrast, Schoolstraat, aan
leg trottoirs en aanleg weg Veulen.
De Voorzitter deelde mede, dat deze
leening kon worden aangegaan tegen
eene rente van 5i/i pCt. aflosbaar in
20 jaren met eene jaarlijksche aflossing
van f 1500.
De heer Stoot vroeg of deze leening
ook binnen de 20 jaren kon worden af
gelost, waarop de Voorzitter bevesti
gend antwoordde, doch hij deelde
daarbij tevens mede dat deze leening
ook opeischbaar was.
Werd goedgevonden.
6. Aanvrage tot aankoop van aan
schietende gronden door P. Creemers,
Overloon en P. Litjens, Merselo.
De Voorzitter stelde voor om dit punt
aan te houden tot meerde aanscheuten
verkocht kunnen worden.
Werd goedgevonden.
7. Voorstel van B. en W.: atot
vaststelling eéner nieuwe verordening
op de brandweer, b. tot vaststelling
eener verordening tot het verstrekken
van sterken drank in het klein op den
openbaren weg.
De Voorzitter las deze beide con
cept-verordeningen voor, welke daarna
ongewijzigd werden goedgekeurd.
8. Voorstel van B. en W. tot ver
laging van den gasprijs met één cent.
Werd overeenkomstig het voorstel
van B. en W. besloten.
9. Voorstel B. en W. tot het ver-
leenen van een crediet voor het maken
van plannen eener waterleiding.
De Voorzitter deelde mede, dat bij
de Vereeniging »Het Limburgsche
Groene Kruis" sinds jaren een plan in
bewerking was om Noordelijk Limburg
en Oostelijk Noord-Brabant vaii goed
drinkwater te voorzien. Dit plan zou 63
gemeenten omvatten en waren de kos
ten daarvan geraamd op ongeveer 3
millioen gulden. De gemeente Venray
zou daarin voor een bedrag van
f 189.000 aandeelen moeten nemen.
Wijl dit plan zeer zeker niet in de
eerste jaren tot uitvoering zou komen,
vermeenden B. en W. naar aanleiding
van verschillende mededeelingen van
deskundigen, dat de verontreiniging
van den bodem hier ter plaatse een
steeds grooteren omvang aannam, met
dit voorstel bij den Raad te moeten
komen en daarmede niet langer te
mogen wachten.
De Voorzitter las daarop de uitvoe
rige memorie van toelichting van B.
en W. voor en bleek daaruit, dat eene
waterleiding voor de kom en naaste
omgeving van Venray minder zou be
dragen dan het aandeel, wal de ge
meente in het groote plan zou moeten
nemen. Om echter eene nauwkeuriger
begrooting te kunnen opmaiken, was
het noodig dat er proefboringen plaats
hadden. B. en W hadden zich nu in
verbinding gesteld met een deskundige
op dit gebied, ingenieur Moormann,
on hadden van dezen vernomen, dat
er alsdan 2 proefboringen moesten
plaats hebben, waarvan de kosten
f 1500 zonden bedragen, indien er
niet dieper dan 25 tot 30 Meter be
hoefde geboord te worden, en f 5000
wanneer lot een diepte van 80 tot 100
Meter zou moeten geboord worden.
B. en W. stelden dan voor om hun
een crediet van f 3500 te verleenen en
dit te verhoogen tot f 7000, indien
mocht blijken, dat er diepere boringen
moesten plaats hebben.
De Voorzitter deelde daarna nog in
't kort mede, dat de motieven, welke
B. on W. tot dit voorstel genoopt
hadden, waren, eerstens het slechte
water wat we hier volgens deskundi
gen in de gemeente hadden en het
welk nog steeds slechter werd en op
de tweede plaats de mogelijkheid, die
er thans bestond, dat ook de gestich
ten op eene gemeentelijke waterleiding
zouden aansluiten.
De heer Stoot was tegen deze groote
uitgaven en z. i. was de toestand van
het water iri deze gemeente niet van
dien aard, dat eene waterleiding drin
gend noodzakelijk was.
De Voorzitter deelde daarop mede,
dat het openen van een crediet voor
deze werken de goedkeuring behoefde
van Ged. Staten en ging het er hier
ook nog om, een besluit van Ged.
Staten uit te lokken of dit college
zich met een verder doorwerken aan
deze plannen zou kunnen vereenigen.
De Voorzitter achtte eene waterleiding
met verplichtte aansluiting wel renda
bel en wanneer ook de verschillende
gestichten aansloten, dan zou dit be
drijf zich wel zelf bedruipen.
De heer Pubben was het met den
heer Stoot eens en vond ook de kosten
veel te hoog.
De Voorzitter zeide, dat, wanneer de
Raad niet voor eene waterleiding was,
er ook niet verder meer over gespro
ken behoefde te worden.
De heer Winters kon zich moeilijk
indenken, dat er uit hot publiek drin
gend om een waterleiding zou gevraagd
zijn. Spreker was het eens met de
heeren Stoot en Pubben en stelde voor
om deze aangelegenheid te laten rus
ten, totdat ze door Ged. Stalen aan de
gemeente werd opgedragen.
Dr. Janssen kon maar niet begrij
pen dat de heeren tegen een drink
waterleiding waren, wijl het water in
de kom en naaste omgeving sterk
verontreinigd was en deze verontreini
ging nog steeds toenam, wat zeer ria-
deelig is voor de volksgezondheid.
Voor proefboringen zou spreker echter
ook niet zijn, wijl we hier reeds meer
boringen hadden, nl. aan de verschil
lende gestichten en zuivelfabrieken.
De heer Odenhoven deelde mede, dat
hij wel niet tegen de waterleiding was,
maar achtte hij den lijd daarvoor thans
nog niet gekomen.
De heer Winters zou willen voor
stellen om Ged. Staten per brief hun
gevoelen ter dezer zake te willen vragen
en kon dat antwoord dan in een der
volgende vergaderingen wel eens wor
den medegedeeld.
De voorzitter deelde nogmaals mede,
dat B. en W. gemeend hadden met dit
voorstel bij den raad te moeten komen,
omdat er van deskundige zijde reeds
herhaaldelijk op de verontreiniging
van het water in de kom en naaste
omgeving was gewezen, doch zullen
zij thans gaarne aan het verzoek van
den raad voldoen en aan Ged. Staten
schrijven, dat zij niets meer hooren
van het groote plan der drinkwater
voorziening van Noord Limburg en aan
Ged. Stalen vragen, hoe hun college
denkt over aanleg eener waterleiding
door de gemeente.
Werd goedgevonden.
10. Rapport van Burgemeester en
Wethouders inzake rioleering.
De voorzitter las dit rapport voor en
bleek daaruit dat de kosten voor eene
rioleering in deze gemeente zouden
bedragen f 77000, plus f 3000, voor
onvoorziene uitgaven, dus rond f80000.
Rente en aflossing van dit bedrag
zouden gevonden moeten worden door
het instellen eener Straat- of Rioolbe
lasting, zooals dat ook op andere
plaatsen geschiedde, doch kon later
worden uitgemaakt hoe deze belasting
zou berekend worden. Met de groote
gestichten kon overleg gepleegd worden,
hoeveel deze als een billijke vergoeding
jaarlijks zouden willen bijdragen. B.
en W. hadden zich deze vergoeding
voorgesteld als volgtvóór het St. Ser-