Bijrapl ra „PEEL Ei MMS" JAN SCHARESLIEP Zaterdag 29 November 1924 No. 48 De vliegtocht Amsterdam-Batavia. KWlJTLLhCTON. hoest :Ancja Gemengd Nieuwe. De Nederlandsche vliegers zijn Zon dagmiddag te Batavia aangekomen. De groote tocht van 15 899 K.M is geluk kig volbracht. Een kranige praestatie, waarop het land trotsch mag zijn. We hebben respect voor den stoutmoedigen durf en vooral voor de volharding van het drietal koene luchtreizigers. Op 1 October j.l. zijn zij den grooten tocht met veel moed van het vliegveld bij Amsterdam af aangevangen. Dien dag vlogen zij naar Praag, een afstand van 846 K.M. Den volgenden dag be reikten zij de 920 K.M. verder gelegen Servische hoofdstad Belgrado. Daar stegen zij op 3 October welgemoed op voor de derde etappe BelgradoKon- stantinopel. Maar een klein defect, dat het waterreservoir deed leegloopen, vernielde den motor binnen weinige seconden geheel, zoodat zij een nood landing moesten doen bij Plovdiv, in de buurt van de Bulgaarsche stad Philippopel. Ook het vliegtuig zelve was beschadigd. De vliegers hadden het zesde deel van den tocht nog niet achter den rug. En reeds lagen ztj met hun beschadigde machine op een verlaten oord op den Balkan, ver van de Fokkerfabriek, ver van elke werkplaats, die hen zou kun nen helpen. Maar ze verloren den moed niet; uit hun brieven en telegrammen naar Amsterdam sprak de vrees, dat zijden tocht voor dit jaar zouden moeten op geven, dat het Comité Vliegtocht NederlandIndië hen zou terugroepen. Alles wat ze wenschten, was een spoedige reparatie, om maar zoo dra mogelijk aan de nog overblijvende Door Dr. A. S. Vervolg van Tweede Blad. 4. Eenige dagen na den doop, legde de schareslijper het in eenige doeken en vodden gewikkelde kind op den wagen, wierp er een bombazijnen wammes over heen, sleep toen nog een scheer mes voor Nel is, eene schaar voor de bazin, knoopte daarna het gareel om de schouders zijner vrouw want de trekhond was immers dood en wel haast ploegde het rad van den -wagen door den muilen zandweg. Och, wat een ongelukkig schaap 1 had d8 boerin, met een traan in het oog gezegd, en zij die voor den wagen gespannen was, had, bij het hooren dier woorden het hoofd omgewend, er speelde een bittere glimlach om den mond, en onder het »goen dag" knik ken, scheen die lach te zeggen, ja, dat is het lot van een schareslijpersvrouw. Op eiken marktdag, zeg ik, kwam de familie in het dorp terug, en dan zat kleine Jan op den wagen, Jat was zijn wieg, zijn rijtuig zijn woning. Als 't goed weer was, zat hij er boven op, zoo vroolijk als een koning op het dek van zijn vorstelijk stoom jacht, stak het lastige zonneke den bengel in de oogen, dan wierp moeder er haar verkleurden halsdoek over heen, 't geen den Bohemer even goed 13525 K.M. te kunnen beginnen. Zij zouden niets liever zien, dan dat de reparatie op het terrein der noodlanding zelf zou kunnen geschieden. Gelukkig was dit comité even voort varend als de vlieger zelve. Geholpen door geldelijken steun uit Nederland en Indië werd onmiddellijk de hand aan het werk geslagen. De ingenieur Guilonard, van de Kon. Luchtvaart-Maatschappij, begaf zich naar Plovdiv en verheugde de vliegers met de mededeeling, dat het plaatsen van een nieuwen motor en de reparatie van het vliegtuig ter plaatse zou kun nen geschieden. De motor en onderdeelen werden nu spoedig, van de Fokkerfabriek naar Bulgarije verzonden en op de plek van het ongeval zelve had de herstelling plaats. En reeds op 2 November kon de tocht worden voortgezet. Het trof gunstig, dat de najaarregens nog niet waren gekomen. Acht dagen later zou het hun onmogelijk zijn geweest op het ongunstig terrrein op te stijgen. De geheele maand November door spraken de bladen haast dagelijks over het succesvolle verloop van het eene traject na het andere. Over Turkije, Mesopotamië, Perzië, Engelsch Voor- en Achter-Indië. Siam en Malakka ging de groote reis, tot men Donderdag jl. op NederlandschIndischen bodem, te Medan, op Sumatra, landde. Hier werden de vliegers met groot enthou siasme verwelkomd. Het was een voor spel van de geestdriftige ontvangst, die het drietal op het eindpunt van hun tocht, te Batavia de hoofdstad van Ned.-Indië, zou ten deel vallen. De gebeurtenis heeft geheel Indië in beweging gebracht. Men beseft er het gewicht van deze tocht, die een nieuwe en kortere verbinding met Nederland, de vestiging eener vaste luchtlijn Am beschermde, als het doek der tent, regende het, dan, een twee drie, ver huisde hij naar de kajuit, dat is, men stak hem in eene enge ruimte, in den wagen zeiven. Op de markt zat het kind soms ook wel, in den opgerolden baaien boven rok gebakerd, op den rug zijner moeder en loerde, met zijne schelmsche oogen over hare schouders heen. Dat was een speculatie van de vrouw, want als ze langs de huizen ging, »schaarsliep I" schreeuwend, of de scharen en messen thuis bracht, kon geene moeder den vinnigen zwarten kop van klein Jantje zien, of ze was genegen het kind iets toe te steken. Snel kwam een handje te voorschijn, greep hel aangebodene, hield het ach terdochtig verborgen, doch geen glimp van dankbaarheid tintelde ooit in het oog van den kleine integendeel grijnsde hij soms als een boosaardige aap. Klandisie had de schareslijpersvrouw in overvloed, maar zij was ook van het dorp, en kende zij al de vrouwen en meisjes niet bij name I Doch 't was dat niet alleen, ieder wilde met dat volkske goed staan. Breed had de vrouw het niet, de man hield veel van >rden hemelschen dauw," zooals hij den jenever noemde, klagen deed zij echter nooit. 't Zal wel eens beter worden I zegde zij, binnen eenige jaren zal de kleine ook al wat verdienen met in de herbergen aardige kunsten te doen, en later zal hij het stoelenmatten leeren. Dan hebben we eene dubbele koop manschap. sterdamBatavia in het vooruitzicht stelt. De deskundigen mogen de resul taten van de volbrachte reis nagaan en wikken, in hoeverre de toekomst- droomen. waartoe een daad als deze de opgetogen Nederlanders en de be woners van Insulinde brengt, kunnen verwezenlijkt worden. Zij mogen de betrouwbaarheid der machines verbete ren, nagaan hoe de toebt door verwis seling van vliegtuigen en vliegers, door ook bij nacht en snel te reizen, en door andere maatregelen tot minder dagen kan worden verkort. Brengen ook wij, in het moederland, intusschen den tol onzer oprechte bewondering aan het ferme drietal pioniers van der Hoop, van Weerden Poelman en van den Broeke, dat den Nederlandschen naam in de wereld heeft hooggehouden en door koenen durf en taaie volhar ding ons land een grooten dienst heeft bewezen. Doos 60*90ch Bij Apolh en Drogisten. Diefstallen. Er is ingebroken in de sigarenfa briek der firma Dassen en van der Meeren te Meerveldhoven. Er kon nog niet worden nagegaan wat er ont vreemd is. Uit de brandkast der N. V. Schoen fabriek v. d. Sanden te Veldhoven wordt een bedrag van f 300 vermist. Het vreemde is dat geen spoor van braak aan de kast te bespeuren valt. Vergiftiging. Bij de wed. J. en haar zoon te Hoogeloon vertoonden zich na het gebruik van vermoedelijk bedorven soep ernstige verschijnselen van ver giftiging. Zij kregen hevige benauwd heden en maagkrampen. In een kelder gevallen. De timmerman P. uit Boxtel deed Neen, waarlijk niet, ze was niet boos van hart, de arme sukkel III. Het Haangekraai en een Noord- Brabantsch Dubbeltjes gevecht. Na eenige jaren was de schareslijper al veel grijzer, de vrouw veel bleeker en magerder maar Jan Grompel was een sterke knaap van veertien jaar geworden. Hij was mager, hoekig en boenderig van aangezicht, zijn oog was helder blauw, hel tintelend, stout en onbe schaamd, de beweging van zijn slank lichaam was vlug, even als die eener kat. Hij zou nog al een flinke jongen geworden zijn, had de moeder niet telkens zijn zwarte haren kort, en daarenboven met een menigte trappe- kens geschoren, hetgeen zijne van het hoofd weg groeiende ooren, verwonder lijk groot deed voorkomen, ware hij daarenboven niet altijd in een langen gehavenden grijzen schanslooper ge stoken geweest, en hadde hij geen vreeselijken afschrik |van koud water gehad. Jan Grommel kon niets of niemand met vrede laten, an als hij onderweg den wagen niet trekken moest, maar nu eens vooruit liep, dan weer achter bleef, vond hij er genoegen in, hier den haan, die aan de hoeve kraaide, eenen poot stuk te werpen, daar op zijn hoofd langs een honkenhok te wandelen, hetgeen den bandhond deed schuimbekken, ginds, in het voorbij-

Peel en Maas | 1924 | | pagina 10