HARSKRAMER TWEEDE BLAD. TABAK. De droom van een Pastoor. PUROL Ruwe Huid Schrale Lippen PUROL Het gouden Bidsnoer. EEN DER FijNSTE PRODUCTEN DER NEDERLANDSCHE TABAKSINDUSTRIE PEEL MAAS Zaterdag 18 October 1924. No. 42 i Doos 90 - 60 - 30 ct. Bij Apotb.en Drogisten Paaschtijd maar wat meer vreugde ver- j sleutels van het paradijs. lioddon riot mnool m on VU n df> TT" I De eerw. heer Sardon was pastoor J te Heksenburg en beminde de paro- chianen als een vader. Heksenburg j Gij hier, meneer pastoor, en dat zoo naar mij opziende, zou voor hem een paradijs geweest onverwacht. Waarmee kan ik u dienen. Schoone engel Gods, antwoordde ik, zijn, als de gemeentenaren hem op j Lieve H. Petrus, antwoordde ik, gij als ik niet te nieuwsgierig ben, zou ik Zon- en feestdagen en bijzonder in den zjjt hier chef du bureau en draagt de gaarne willen weten, hoeveel zielen van Heksenburg hier verblijven. Van wat... Ik heb u niet goed ver staan. Van Heksenburgdaar ben ik pas toor, goede engel. Wel, wel, dan zijt u die goede meneer Sardon. Aangenaam u te ontmoeten. Nu zullen we eens even dit boek inzien. Hierop begon de engel in het dikke boek te bladeren en zocht geruimen tijd. Meneer pastoor, zeide hij eindelijk met 'n diepen zucht, van Heksenburg is er geen enkele ziel in het vagevuur. Jezus, Maria, Joseph, riep ik uit, halfdood van schrik. Niemand van Heksenburg in het vagevuur 1 Groote God, waar zijn ze dan? Uw schapen zullen van de aarde rechtstreeks naar den hemel zijn ge gaan. Daar kom ik juist vandaan en de H. Petrus heeft mij verklaard, dat er bij hem nog geen enkele Heksenbur- ger was aangeland. En hier in het vagevuur is er ook geen eener schiet dus maar ééne plaats meer over, dan zijn ze allen in de.... Ach, lieve God en Heiland, riep ik klagend en weenend uit, wat moet ik, arme herder toch beleven. Al mijne zoo innig geliefde parochianen in de.... neen, ik durf het woord niet eens uit spreken. Als Gij in uw groote barmhar tigheid mij in den hemel toelaat, wat vreugde kan ik daar smaken, als ik geen enkel mijner schapen aantref. Ach, wal ben ik toch een ongelukkig mensch 1 Maar ik kan 't haast nielge- looven. Vriendelijk legde de engel de hand op mijn schouder en sprakBeste meneer pastoor, als ge u wilt over volg dan den weg, dien ge ge schaft hadden. Dat moest men van Heksenburgers getuigen, zij waren even bang voor de kerklucht als de duivel voor wijwater. Ook 's Zondags waren slechts eenige vrouwen en kinderen en een paar oude mannen bij de H. Mis tegenwoordig. Treuriger was het nog des namiddags tijdens het Lof of de Vespers. En de arme biechtstoel I Reeds lang hadden er de spinnen beslag op ge legd en weefden daar hun netten vol gens de regelen der kunst. De commu niebank deed alleen dienst in den Paaschtijd en dan nog was het getal communicanten bedroefd klein. Deze treurige toestand veroorzaakte den pastoor veel verdriet en hij bad dagelijks, dat God hem in het leven mocht houden, totdat hij de afgedwaal de kudde weer op het rechte pad had teruggevoerd. En zooals de volgende geschiedenis zal aantoonen werd dit gebed van den vromen herder verhoord. Op den vierden Zondag na Pinksteren besteeg de pastoor van Heksenburg den kansel en sprak Dierbare parochianen, gaarne wil ik u een gewichtig nieuws mededeelen, maar hel getal toehoorders is zoo klein. Ik wilde u spreken van een grooten schat en ik weet waar deze verbor gen is die alle menschen van Hek senburg rijk kan maken, ook al zoudt ge nu nog armer zijn dan Job. Maar vandaag kan ik er niets meer van zeg gen. We zullen het uilstellen tot den volgenden Zondag. Dan zullen we den schat uitgraven en gezamenlijk ver- deelen. Dezen troost schenk ik u van harte. Amen. Gelukkig dat Mieke Babbel, een oude jonge juffer met spitse kin en een lange nooit vermoeide tong in de kerk was. Zoodoende wist na eenige uren het geheele dorp, waarover de pastoor gepreekt had. Den volgenden Zondag trok heel Heksenburg ter kerke. Ieder wilde een deel hebben van den verborgen schat Men was al bang geweest, dat deze of gene, die in de week ook nog wel eens de II. Mis bijwoonde, misschien wat meer zouden krijgen dan de anderen. Doch daarvoor had de gemeenteraad voorzorgsmaatregelen genomen. Deze was lot een extra-zitting bijeengeroepen en zonder hoofdelijke stemming werd het voorstel van Kobus Secuur aange nomen. dat de schat eerlijk gedeeld moest worden en dat voorzichtigheids halve de raadsleden 't eerst hun aan deel zouden ontvangen. Zoodra de koster, vijf minuten voor tien de klok luidde, stormden allen de kerk binnen. Toen de pastoor na het Evangelie de trappen van den kansel besteeg, heerschte er ademlooze stille, aller oogen waren op hem gericht. Beminde parochianen, zoo begon hij, ik verklaar u in allen ernst; de armen zullen rijk en de rijken zullen arm worden, zoo de rijken doof blijven en de armen mij gehoor schenken. De schat, waarvan ik u verleden Zondag, gesproken heb, is in veiligheid, niemand kan hem ons ontnemen. Wij zullen 'm eerlijk verdeelen, zoodat niemand reden heeft tot klagen. Maar eerst moet ik u iets verhalen, wat u zeker vreemd zal voorkomen. Zijt aandachtig. Eenige dagen geleden heb ik's nachts een zonderlingen droom gehad, 't Kwam mij voor, dat ik, ofschoon ik slechts een arme zondaar ben, voor de poort des hemels stond. Schuchter klopte ik aan en de H. Petrus deed open. Kunt u me ook zeggen, als het niet te veel gevergd is, hoeveel menschen van Heksenburg hier in den hemel zijn Wel zeker, meneer pastoor. Neem plaats. We zullen dat direct nazien. De H. Petrus nam daarop het groote boek en sloeg het open. U komt van Heksenburg; zegt u meneer pastoor. Om u te dienen, St. Petrus, ant woordde ik diep getroffen. St- Petrus bladerde een tijdlang in het groote boek. Ah, hier is Heksenburg, sprak hij eindelijk, maar het spijt me u te moeten zegeen, dat dit blad nog geheel blank is. Van Heksenburg is er geen enkele ziel in den hemel. Wat, riep ik ontsteld uit. Van Hek senburg niemand in den hemel On mogelijk 1 Kijk toch eens goed, lieve St. Petrus. Eerwaarde, van Heksenburg is er niemand bij ons. Het blad is nog ge heel onbeschreven. Zie zelf maar, als u denkt dat ik u bedrieg. Ik keek en ik keek, doch de H. Petrus had gelijk. Geen enkele Heksen- burger stond er opgeteekend. Toen werd ik diep bedroefd, ik sidderde over geheel mijn lichaam en begon luide te ween en. Vo! medelijden zag mij de H. Petrus aan. Maak u niet bedroefd, sprak hij. 't Is uw schuld niet, dat er nog nie mand van Heksenburg hier is. Als ze maar wat vlijtiger hun godsdienst plichten waarnamen en beter luister den naar uw vermaningen. Maar zoo als zij zich nu gedragen, hebben ze een lange reinigingskuur in het vage vuur wel verdiend. Ach, groote heilige Petrus, riep ik klagend uit. Kunt ge niet zorgen, dat ik hen daar mag bezoeken, om ze een woord van troost toe te spreken Zeker wel, was het antwoord. Maar trek eerst deze sandalen aan, want de weg naar het vagevuur is nu juist geen fietspad. Sidderend over al mijn ledematen trok ik de sandalen aan. Ze waren van het zuiverste goud en afgezet met fonkelende edelgesteenten. Goed zoo, sprak hij. Nu slaat ge daar links den hoek om, met den vinger de richting aanwijzend en dan maar steeds rechtdoor, totdat ge komt aan een groote zilveren poort, waarop zwarte kruisen staan afgeteekend. Tot weerziens, me neer pastoor. Goede reis. Ik sloeg den door Petrus aangewezen weg in en ik liep, al wat ik loopen kon. Een verschrikkelijke tocht. Ik beef nog als ik er aan denk. De weg was bezaaid met puntige glasscherven, als van gebroken jeneverflesschen. Je weet wel, hoe die er uitzien en bij iederen stap sisten mij giftige slangen tegen. Eindelijk kwam ik aan de groote zilveren poort en klopte aan. Wie is daar? riep een krachtige stem van binnen. De pastoor van Heksenburg. De pastoor van...? Heksenburg. Ah zoo, kom maar binnen. Ik trad binnen. Een groote schoone engel, met donkere vleugels, maar met een kleed, dat schitterde als de zon, zat in een zwaar boek te schrijven, groot en zwaarder dan dat van den H. Petrus. Een diamanten sleutel hing aan den gordel. Meneer pastoor, wat is er van uw dienst, zeide hij, vanuit het groote boek FBUTT.LETON. 43. Het tweede is mij zonder 'teerste niet mogelijk. Ik heb de macht niet meer mij zeiven voor gebrek te behoe den en de wereld is zoo hatelijk, zij heeft mij uitgestooten. Omdat gij tot God moet terug keeren, viel de pastoor hem in derede en daartoe wil ik u behulpzaam zijn. De gestoorde zelfmoordenaar keer de zich langzaam bij deze woorden om de pastoor zag hem met opmerk zaamheid in de oogen, die dof en hol, de diepste verslagenheid te kennen gaven. Richard, Richard, mijn ongeluk kige verdwaalde jongen, zijt gij het I riep hij uit, terwijl hij zijne handen vouwde, dal is een bestiering der Voor zienigheid Zij wil niet, dat er een schaap mijner kudde verloren ga, al hebt gij reeds al te lang mijne vroegere zorgen vergeten. Geef mij uwe hand kom met mij mede, mijne pastorie staat voor u open, gij zult voedsel en kleederen hebben, maar gun mij de voldoening u op het pad der deugd terug te brengen, waarvan gij sinds lang zijt afgeweken. Wees niet wan hopig Hij die den herouwhebbenden moordenaar aan het kruis vergaf, is ook voor u grenzeloos in zijne goed heid en barmhartigheid. Heb ik u niet geleerd, of zijt gij het dan geheel ver geten, dat God den dood des zondaars niet wil, maar dat hij zich bekeere en leve? Kom, mijn zoon alles is nog niet verloren, ik zal uw redder zijn. Richard had het gelaat afgewend, en veegde met den palm zijner hand een traan uit ziine oogen. Dit scheen mij een teeken, dal zijn hart getroffen was. Ik heb ook altijd hooren zeggen, dat de pastoor in zijne kindsche jaren -ja stond en toen ik daar inblikte, meende ik in een kolossalen bakoven te schou wen. O, kinderen, welk een schouwspel. Hier vraagt men naar geen namen, want aanteekening wordt niet gehou den, in groote scharen treden ze bin nen, zonder orde of regel precies als in een danskroeg. Ik sidderde als een iepenblad mijn haren rezen te berge. Sprakeloos van schrik staarde ik die onafzienbare vuur zee in. Een heete lucht, die een af schuwelijke stank verspreidde, waaide me tegen en ik hoorde een akelig ge huil, vloeken en verwenschingen. Een zwarte duivel, nog zwarter dan de binnenkant van een fabrieksschoor steen riep me hoonend toeZeg, hemeldragonder, ge ziet wel, dat het hier nog een graadje erger is, dan ge het den menschen voorhoudt. Ben je ook van plan hier binnen te komen Ik? neen, nooit of nimmer. Ik ben een vriend van God. Gij een vriend van God. Maar ezels kop, wat doe je dan hier Ik wou maar eens informeeren of er ongelukkigerwijze ook iemand van Heksenburg hier is. Ja zeker, de Heksenburgers zijn onze beste klanten. Kom maar eens wal naderbij, dan kunt ge zien, hoe ze 't maken, uw geliefde parochianen. Van uw gewauwel op den preekstoel moes ten ze niets hebben, daarom zijn ze in mijn handen gevallen. Ik trad wat dichter bij en schouwde in dien oceaan van vuur. Ik zag daar in de vlammen, die rondom hem op laaiden, Toon Dorst ge hebt hem allen nog gekend die zoo dikwijls dronken was en zijn vrouw aframmel de en de kinderen gebrek liet lijden. Ik zag daar manke Bet, ge weet wel Bet de Mengster, die een gezicht had als een uitgeknepen citroen en die hier nu lag te branden, omdat ze iederen dag water in de melk had gegoten. En wat dieper den dikken bakker, die tijdens den oorlog het regeerings- meel aan het varken voerde en uit de zemelen brood bakte, dat een ons te licht was. Ik zag er Dorus Woeker en bemerk te, dat hij er zwarter uitzag dan alle hoeken der straten 's avonds de wacht hield om de jongens goeden nacht te kussen en nu juist een jaar geleden aan de tering is gestorven. Ik zag er Jantje Verlicht, ge zult hem u nog wel herinneren, die Zon dags in de herberg aan de boertjes van Heksenburg een wijsheid zat uit te kramen, welke hij uit neutrale kran ten had opgedaan Ik zag er Klaas en Peter, Stienlje en Bertha en nog zoovele anderen, te veel om op te noemen. Werkelijk het was genoeg. Bleek van schrik en angst hadden de Hek senburgers hun pastoor aangehoord. Gij gevoelt het, broeders, zoo ging de pastoor verder, ge zijt er van over tuigd, dat het zoo niet langer kan. Aan mij heeft God de zorg voor uw zielen toevertrouwd en ik wil, ik moet, ik zal u redden van den eeuwigen af grond, die u allen bedreigt, indien ge zoo voortleeft. Morgen zullen we be ginnen. Uitstel is afstelWil alles ordelijk gaan, dan moet men handelen volgens een vast plan. Ik heb daarom voor deze week de volgende dagorde vastgesteld. Morgen komen de oude mannen en vrouwen biechten. Dinsdag de kinderen. Woensdag de jongelingen en jonge dochters. Donderdag de gehuwde mannen. Vrijdag de gehuwde vrouwen. Zaterdag de stille kroeghouders, die hebben wel een aparten dag noodig. Dan zijn we Zondag allen tevreden. Van nu af aan mag er niemand meer van Heksenburg naar de hel gaan. Dat, mijn geliefde parochianen, is de schat, dien ik u van harte toewensch. Amen. En inderdaad alles geschiedde vol gens den wensch van den grijzen her der en spoedig kreeg Heksenburg in den omtrek een goeden naam. De pastoor wss overgelukkig en niets ging hem meer ter harte dan het geestelijk en tijdelijk welzijn zijner parochianen. tuigen, w w_ w komen zijt nog een eind verder, hij is janderen, omdat hij aan de huismoeders lang en hellend en loopt dood voor:de zeep verkocht boven den maximum een groote, zwarte poort. Daar kan men j prijs. u uitkomst geven. Gods zegen verge- zelle ii. En de engel sloot de zilveren deur. Ik ging en deed zooals de engel mij had geraden. De weg was met gloeien de kolen bezaaid. Ik waggelde als iemand, die dronken is en dreigde ieder oogenblik te vallen. Hoe verder ik ging, hoe heeter het werd. Ik zweette als een postpaard en brandde van dorst. En toch mocht ik nog van geluk spreken, dank de sandalen van St. Petrus werden mijne voeten niet ver schroeid. Eindelijk ontwaardde ik een veel invloed op hem had en hem voor menigen dwazen stap heeft behoed. Was het dit, of het vooruitzicht van zijn toestand verbeterd te zien, dat hem gereedelijk naar de woorden des ziele- herders deed luisteren Ik weet het niet; maar zeker is het, dat ik heri beiden bedaard zag voortwandelen, en Richard dus niet langer tegenstand bood. Ik had mij al dien tijd onder het donker geboomte van het bosch verborgen gehouden, vanwaar ik kon zien, zonder gezien te worden. Thans verliet ik deze plaats, en volgde op een afstand het paar, dat zich druk met elkander bezig hield, om mij te vergewissen, of de pastoor geheel in zijne edelmoedige pogingen zou slagen, en de afgedwaalde zijn huis zou binnentreden. Wat er ook tusschen Richard en mij vroeger mocht zijn voorgevallen, ik gevoelde niet den minsten wrok tegen hem, en het deed mij, natuurlijk ook om uwentwille, goed aan het harte, dat zijn rampzalig opzet mislukt was. Na een half uur hadden zij de pastorie bereikt. De pastoor ontsloot de deur, en beiden traden binnen. Ziedaar dus, zoo er nog eenige ongerustheid bij u omtrent het lot uws broeders mocht bestaan, deze is verbannen. Teruggaande ontmoette ik een mijner kennissen, wien ik het gebeurde mede deelde. Hij verhaalde mij, wat ik nog niet wist, dat er eene samenkomst van u onder het geleide van mijn vriend Van der Wilk, met uw broeder in het woud van «Doeblenburg" had plaats gehad. Van wien hij dat gehoord heeft kon ik niet gewaar worden, maar ik denk, dat een uwer bedienden gissin gen heeft gemaakt, welke nog al juist waren, en deze hem als ae zekere waarheid heeft overgebracht. Den Hemel zij dank 1 riep Con stance in vervoering uit, zulk een goeden afloop had ik niet. durven hopen. Nu is hij in goede handen. De pastoor zal hem niet loslaten, voor hij hem tot zijn plicht heeft gebracht, en zal ook zooveel mogelijk, door zijn invloed, Ik zag 'er Hannuske Hoepel met de kromme beenen en Antje Huppel, die samen de Heksenburgsche dansclub hebben opgericht. Ik zag er Tienus Eigenwijs, die niemand of niets ontzag, opdat zijn haan koning zou kraaien en die het beginsel huldigde »het doel heiligt de middelen." Ik zag er Lieske Klap, je weel wel, Lieske, die er zoo prat op ging het koord van Sint Franciscus en het vijf voudige scapulier te dragen, maar dit met haar scherpe tong aan iedereen poort, doch neen, het was een deur,den goeden naam trachtte te ontnemen een groote deur, die wagenwijd open. Ik zag er scheel Trijntje, die op de r zijne tijdelijke aangelegenheden zorgen. Ik ben u erkentelijk voor uwe geruststellende tijding, vervolgde zij tot den berichtgever, een blik van dank baarheid werpende op het prachtige bidsnoer, dat zijne oude plaats weder onder de stolp had ingenomen, als hadde zij aan het bedoelde voorwerp den gelukkigen afloop te danken. In derdaad; gij overlaadt mij met weldaden zonder dat ik van mijne zijde u een enkelen dienst kan bewijzen. De gelegenheid daartoe is nu ge komen, antwoordde Reinold. Niemand die bezitster is van uitgestrekte goede ren, als gij, staat daar gaarne een duimbreed grond van af. Toch is het niet meer of minder het doel van mijne komst, om u te verzoeken, na tuurlijk tegen billijke tegemoetkoming (gij kunt ervoor eischen wat gij wilt), mij eenige bunders van uw bosch af te staan, daar eene vergrooting van mijne fabriek aan die zijde dringend noodzakelijk is Zonderling, dat onze wegen zich altijd kruisen I sprak Constance binnens monds, en nu zich zelve betrappende dat zij luide eene gedachte had geuit, die zij liever wenschte, dal Remold niet had gehoord, bloosde zij en ver volgdeVergeef mij, mijnheer, dat ik aan mijne denkbeelden den vrijen loop liet, en zoo onbeleefd was, het antwoord op uwe vraag schuldig te blijven. Wilt gij zoo vriendelijk zijn haar nog eens te herhalen Met genoegen, was het antwoord, uwe afgetrokkenheid heeft geen ver schooning noodig: gebeurtenissen, als die van gisteren, zouden den sterksten geest in de war brengen, en hij her haalde zijne reeds gedane vraag. Beschik over mijn bosch zooveel als gij wilt, was haar antwoordhet ganscne woud is tot uw dienst, en van geldelijke vergoeding of tegemoetko ming kan hier geen sprake zijn. Tot dien prijs ken ik het toch niet van u aannemen, sprak de fabri kant, ik heb ook slechts eenige bunders noodig. Hoestsiropen voor Kinderen Mynliardt's Thymsiroop 75c Mynliardt's Borstsiroop 60c Anga-siroop (bij Kinkhoest) f 1.75 Bij Apothekers en Drogisten. Gemengd. Nieuws De arbeidswet 278 maal overtreden. Voor het kantongerecht te Leiden stond terecht de directeur der Leidsche Katoenmaatschappij wegens het 278 maal overtreden van de arbeidswet. De ambtenaar van het O. M. laakte het ten zeerste, dat op de kantoenfabriek nog menschen werkten van 65 en 72 jaar, die volgens den ambtenaar al lang hadden gepensionneerd moeten worden, temeer daar er in Leiden zoo veel jongere wevers werkloos rond- loopen, die o zoo graag zouden werken. De ambtenaar vond het alleszins be grijpelijk dat bekl. met dit personeel werkend, niet op tijd kon klaarkomen met het werk; hij eischte een geld boete van 278 maal f 5. Beklaagde ontzegde den ambtenaar het recht om de meening te verkondi gen, dat de bij hem in dienst zijnde oudere arbeiders al lang gepension neerd moesten zijn, omdat de ambte naar er volgens bekl. niet over kon oordeelen of de Leidsche Katoen-Mij financieel daartoe in slaat was. Wan neer de Staal deze arbeiders moest pensionneeren, kwamen de lasten weer opnieuw op de belastingbetalers, en dat ging evenmin aan, meende bekl. Verdronken Zaterdagmorgen om half tien ging vrouw V. te Boxtel uit om boodschap pen te doen. Toen zij des middags nog IsgeiuBdga IfidsdiiUngen. Er zyn twee manieren om uit te maken, of gij zwakke nieren hebt. Ten eerste door rugpijn en andere uiterlijke kenteekenen, en ten tweede door urine-onderzoek. Als rugpijn, voortdurend terugkeeren- de hoofdpijn, of zenuwachtigheid, ver moeidheid en duizeligheid u doen ver moeden, dat gij een nierkwaal hebt, let dan op uw urine. Sla acht op verschijnselen als de volgende: te veelvuldige of te weinige aandrang tot urineeren, te groote of te kleine hoe veelheden, te donkere of te lichte kleur, branderig en pijnlijk gevoel bij de loozing, onaangename reuk, zanderig, gruisachtig of bewolkt bezinksel. Tijdelijke afwijkingen kunnen aan andere oorzaken te wijten zijn, maar als de verschijnselen blijven optreden, zijn uw nieren verstoord en behoeven zij hulp. Verwaarloozing kan noodlot tig worden. Foster's Rugpijn Nieren Pillen ver beteren en regelen de urine, helpen en versterken zwakke nieren en verdrijven zoodoende rugpijn, duizeligheid, rheu- malische pijnen, zenuwachtigheid en andere gevolgen van nierkwalen. Zii hebben duizende nierlijders voor goed genezen. Verkrijgbaar in apotheken en drogist zaken 5 f 1.75 per flacon (geel etiket met zwarten opdruk). 34 - Nu, zoo uwe gewone fierheid het tot wet stelt, dat gij niets aan mij verplicht moogt zijn, versta u dan, als het niet anders kan, over de koopsom met mijn rentmeester, riep zij eenigs- zins geraakt. - Gij misduidt mij, hernam hij, dat ik niet over uwe goederen wil beschik ken, zonder u daarvoor te vergoeden, wat u toekomt; is dit niet wat over dreven Wie koopt moet immers be talen - Meestal is dit zoo, antwoordde zij, maar het hangt er veel van af, wie er koopt, en of de verkooper of ver koopster ook zedelijke schulden heeft, welke zij nog niet heeft kunnen ver effenen. - Waartoe altijd op gebeurtenissen gezinspeeld, zeide hij, welke lang voor bij zijn Ik heb gedaan wat mijn plicht was; gij hebt mij immers daar voor reeds vroeger uwe erkentelijkheid betoond. Laat ons daar nu van zwijgen. Helaas!.. was haar eenige uitroep. Reinold zag haar met een zijner vriendelijkste blikken aan, en het deed haar goed, daar eenige deelneming in op te merken. Gij misgunt mij u een dienst te bewijzen, hernam zij met tranen in hare oogen. Omdat ik mij dien niet verschul digd erken- Ik heb u vroeger... Hare stem weigerde hare dienst, en zij voleindig de hare wooiden niet. Spreek nu niet meer van vroeger, laat ons dat vergeten. Nooit 1 nooit! riep zij, in de hevig ste ontroering. Het zal toch verstandig zijn dit wel te doen Het hart raadpleegt nooit het verstand, wanneer het zich aan ondank baarheid schuldig weel. Maar ik beschuldig u volstrekt niet. Neen, maar ik doe het mij zelve. Als het niet te onbeleefd klonk, zou ik zeggen, dat ik het dwaas vind. Gij zijt trotsch, riep zij op droef- geestigen toen. Dat is zeer oprecht van u gespro ken. Inderdaad, ik geloof, dat gij gelijk hebt; ik tel onder mijne vele gebreken, helaas 1 die slechte hoedanigheid. Zoudt gij haar dan niet aan kant willen maken? vroeg zij, met een glimlach door hare tranen henen. Mag ik zoo vrij zijn uwe vraag met eene wedervraag te beantwoorden. Zijt gij daar geheel vrij van Uwe zijdelingsche beschuldiging verdiend, zeide zij. Helaas! gij hebt de gevolgen van mijne trotschheid ondervonden. Maar ik verzeker u, dat ik na al die jaren mij op dat punt hebt gebeterd, en zoo gaarne... veel... weer... zou... willen... goedmaken... wat ik... bedorven heb. Deze laatste woorden sprak zij bij tusschenpoozen, en het scheen, dat hare maagdelijke eigenwaarde ertegen opkwam, toen zij ze uitte, omdat ze op een vroeger voorval zinspeelden, wat den fabrikant even hinderlijk moest zijn als haar. Even voor het gesprek deze wen ding had genomen, verliet ik onder zeker voorwendsel het vertrek. Wat ik verder zal verhalen, heb ik van Reinold zei ven vernomen, die voor mij zich nimmer geheimhoudend heeft getoond. Eenige minuten verliepen, zonder dat men een enkel woord sprak. Het onderhoud, zooals ditjdikwerf, ondanks ons zei ven, meer gebeurt, bleef steken. Beiden schenen zich daarvan geen rekenschap te geven, en lieten ieder voor zich zelf den vrijen loop aan hunne gedachten. Constance had eene camelia uit een ruiker genomen, die op haar werk tafeltje in eene vaas stond, en achte loos met deze bloem spelende, zocht zij hare verlegenheid te verbergen. Reinold begon zijn hart te beschuldigen van haatdragendheid. Hij had, 'l is waar, zeer dikwijls gezegd, dat hij de ver nedering, hem door Constanc's afwij zing aangedaan, niet alleen had ver geven, maar ook vergeten doch de niet was teruggekeerd, ging men haar zoeken. Bij de Dommel vond men een damesmantel, die door den echtgenoot van vrouw V. werd herkend als toebe- 'noorende aan zijn vrouw. Onmiddellijk begon men toen met het afdreggen der Dommel. Tot heden echter zonder resultaat. De opbrengst van de rywiclbelasting. Naar het »Vad." verneemt, heeft de rijwielbelasting tot 1 October opge bracht f5.233.008. De raming voor het geheele jaar was f3 millioen. In totaal zijn er dus verkocht 1.744.336 belas tingplaatjes. Mooie begrafenis. Te Tilburg gingen familieleden van een overledene bij de begrafenis op het kerkhof al twisten over de nalaten schap van den gestorvene. Twee der «heeren" trokken vervolgens op straat hun mes en namen een dreigende houding aan en hooge hoeden werden bewerkt met parapluies en rolden over de keien. Een bly-eindend drama. Een ongewone historie, met een tra gisch begin en een komisch slot, deed zich, naar de «N.H.Crt." meldt vorige week te Scheveningen voor. Een werklooze aldaar, de dertigjarige De R., wonende over het Ververschings- kanaal, ging op 20 Sept. 1.1. naar Den Haag om te stempelen, doch kwam op dien dag en volgende dagen niet terug. Men dacht aan een ongeval, sprak zelfs van een wanhoopsdaad en de politie was ijverig in de weer om den vermiste op te zoeken. Alles vruchteloos, dagen verliepen er ging een week overheen, maar de vermiste werd niet gevonden. Een jongen verdronk en men vertelde, dat het de R. was. De vrouw van den vermiste dacht niets anders dat haar man een doode- lijk ongeluk was overkomen. De gor dijnen gingen neer en de vrouw kwijnde weg. Daar kwam Donderdag 1.1. een arm bezoeker van vacantie terug en men iprak hem direct over het geval, dat heel Scheveningen in beroering bracht. »De R. nog niet gevonden »Nog niet gevonden," luidde het ntwoord. »Maar ik heb half September de stukken voor hem in orde gemaakt om hem op te nemen in het ziekenhuis." Een telefoontje bracht nu spoedig aan het licht dat de «vermiste" werke lijk reeds tien dagen in het Ziekenhuis lag, en dat hij het uitstekend maakte. En toen zij het (thuis) van blijdschap nog niet gelooven konden, wilde heel de familie mee naar het Ziekenhuis om hem te zien. Toen hij kwam wuifde hij allen opgeruimd toe en zei tegen zijn vrouw »Dat je door de week niet kwam, kon ik begrijpen, maar dat je ook 's Zon dags niet bent geweest, vond ik wel wat erg." En toen hadden zij mekaar weer en de tragi-comedie, eenerzijds de schuld van den man zelf, anderzijds een ge volg van een fout in de administratie (waar dan ook), was uit. mond kan zooveel zeggen, waarmede 't hart in tegenspraak is. De waarheid was, dat Reinold zeer moelijk eene beleediging kon vergeten, en lokte zij al niet zijne weerwraak uit, daarvoor ook bezat hij te veel christelijk gevoel zijne koelheid en beleefde afgemeten heid tegen zijn beleediger leverde dezen het bewijs, dat, zoo hij al had vergeven, hij den aangedanen hoon nog niet vergat. Hij had, al wilde hij het zich zeiven niet bekennen, nooit opgehouden Constance te beminnen, en zoo die liefde onuitroeibare wortelen in zijn hart had geschoten, zij was gegrond vest op achting voor hare rechtschapen heid, en bewondering voor hare gods vrucht en deugd. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1924 | | pagina 7