HARSKRAMER
TWEEDE BLAD.
TABAK.
De droom van een Pastoor. PUROL
Ruwe Huid
Schrale Lippen
PUROL
Het gouden Bidsnoer.
EEN DER FijNSTE
PRODUCTEN
DER
NEDERLANDSCHE
TABAKSINDUSTRIE
PEEL
MAAS
Zaterdag 18 October 1924.
No. 42
i Doos 90 - 60 - 30 ct.
Bij Apotb.en Drogisten
Paaschtijd maar wat meer vreugde ver- j sleutels van het paradijs.
lioddon riot mnool m on VU n df> TT" I
De eerw. heer Sardon was pastoor J
te Heksenburg en beminde de paro-
chianen als een vader. Heksenburg j Gij hier, meneer pastoor, en dat zoo naar mij opziende,
zou voor hem een paradijs geweest onverwacht. Waarmee kan ik u dienen. Schoone engel Gods, antwoordde ik,
zijn, als de gemeentenaren hem op j Lieve H. Petrus, antwoordde ik, gij als ik niet te nieuwsgierig ben, zou ik
Zon- en feestdagen en bijzonder in den zjjt hier chef du bureau en draagt de gaarne willen weten, hoeveel zielen
van Heksenburg hier verblijven.
Van wat... Ik heb u niet goed ver
staan.
Van Heksenburgdaar ben ik pas
toor, goede engel.
Wel, wel, dan zijt u die goede meneer
Sardon. Aangenaam u te ontmoeten. Nu
zullen we eens even dit boek inzien.
Hierop begon de engel in het dikke
boek te bladeren en zocht geruimen
tijd.
Meneer pastoor, zeide hij eindelijk
met 'n diepen zucht, van Heksenburg
is er geen enkele ziel in het vagevuur.
Jezus, Maria, Joseph, riep ik uit,
halfdood van schrik. Niemand van
Heksenburg in het vagevuur 1 Groote
God, waar zijn ze dan?
Uw schapen zullen van de aarde
rechtstreeks naar den hemel zijn ge
gaan.
Daar kom ik juist vandaan en de
H. Petrus heeft mij verklaard, dat er
bij hem nog geen enkele Heksenbur-
ger was aangeland.
En hier in het vagevuur is er ook
geen eener schiet dus maar ééne
plaats meer over, dan zijn ze allen in
de....
Ach, lieve God en Heiland, riep ik
klagend en weenend uit, wat moet ik,
arme herder toch beleven. Al mijne zoo
innig geliefde parochianen in de....
neen, ik durf het woord niet eens uit
spreken. Als Gij in uw groote barmhar
tigheid mij in den hemel toelaat, wat
vreugde kan ik daar smaken, als ik
geen enkel mijner schapen aantref.
Ach, wal ben ik toch een ongelukkig
mensch 1 Maar ik kan 't haast nielge-
looven.
Vriendelijk legde de engel de hand
op mijn schouder en sprakBeste
meneer pastoor, als ge u wilt over
volg dan den weg, dien ge ge
schaft hadden. Dat moest men van
Heksenburgers getuigen, zij waren even
bang voor de kerklucht als de duivel
voor wijwater. Ook 's Zondags waren
slechts eenige vrouwen en kinderen en
een paar oude mannen bij de H. Mis
tegenwoordig. Treuriger was het nog
des namiddags tijdens het Lof of de
Vespers.
En de arme biechtstoel I Reeds lang
hadden er de spinnen beslag op ge
legd en weefden daar hun netten vol
gens de regelen der kunst. De commu
niebank deed alleen dienst in den
Paaschtijd en dan nog was het getal
communicanten bedroefd klein.
Deze treurige toestand veroorzaakte
den pastoor veel verdriet en hij bad
dagelijks, dat God hem in het leven
mocht houden, totdat hij de afgedwaal
de kudde weer op het rechte pad had
teruggevoerd. En zooals de volgende
geschiedenis zal aantoonen werd dit
gebed van den vromen herder verhoord.
Op den vierden Zondag na Pinksteren
besteeg de pastoor van Heksenburg
den kansel en sprak
Dierbare parochianen, gaarne wil ik
u een gewichtig nieuws mededeelen,
maar hel getal toehoorders is zoo klein.
Ik wilde u spreken van een grooten
schat en ik weet waar deze verbor
gen is die alle menschen van Hek
senburg rijk kan maken, ook al zoudt
ge nu nog armer zijn dan Job. Maar
vandaag kan ik er niets meer van zeg
gen. We zullen het uilstellen tot den
volgenden Zondag. Dan zullen we den
schat uitgraven en gezamenlijk ver-
deelen. Dezen troost schenk ik u van
harte. Amen.
Gelukkig dat Mieke Babbel, een
oude jonge juffer met spitse kin en
een lange nooit vermoeide tong in de
kerk was. Zoodoende wist na eenige
uren het geheele dorp, waarover de
pastoor gepreekt had.
Den volgenden Zondag trok heel
Heksenburg ter kerke. Ieder wilde een
deel hebben van den verborgen schat
Men was al bang geweest, dat deze of
gene, die in de week ook nog wel eens
de II. Mis bijwoonde, misschien wat
meer zouden krijgen dan de anderen.
Doch daarvoor had de gemeenteraad
voorzorgsmaatregelen genomen. Deze
was lot een extra-zitting bijeengeroepen
en zonder hoofdelijke stemming werd
het voorstel van Kobus Secuur aange
nomen. dat de schat eerlijk gedeeld
moest worden en dat voorzichtigheids
halve de raadsleden 't eerst hun aan
deel zouden ontvangen.
Zoodra de koster, vijf minuten voor
tien de klok luidde, stormden allen de
kerk binnen.
Toen de pastoor na het Evangelie de
trappen van den kansel besteeg,
heerschte er ademlooze stille, aller
oogen waren op hem gericht.
Beminde parochianen, zoo begon hij,
ik verklaar u in allen ernst; de armen
zullen rijk en de rijken zullen arm
worden, zoo de rijken doof blijven en
de armen mij gehoor schenken. De
schat, waarvan ik u verleden Zondag,
gesproken heb, is in veiligheid, niemand
kan hem ons ontnemen. Wij zullen
'm eerlijk verdeelen, zoodat niemand
reden heeft tot klagen. Maar eerst moet
ik u iets verhalen, wat u zeker vreemd
zal voorkomen. Zijt aandachtig.
Eenige dagen geleden heb ik's nachts
een zonderlingen droom gehad, 't Kwam
mij voor, dat ik, ofschoon ik slechts
een arme zondaar ben, voor de poort
des hemels stond. Schuchter klopte ik
aan en de H. Petrus deed open.
Kunt u me ook zeggen, als het niet
te veel gevergd is, hoeveel menschen
van Heksenburg hier in den hemel
zijn
Wel zeker, meneer pastoor. Neem
plaats. We zullen dat direct nazien.
De H. Petrus nam daarop het groote
boek en sloeg het open.
U komt van Heksenburg; zegt u
meneer pastoor.
Om u te dienen, St. Petrus, ant
woordde ik diep getroffen.
St- Petrus bladerde een tijdlang in
het groote boek.
Ah, hier is Heksenburg, sprak hij
eindelijk, maar het spijt me u te moeten
zegeen, dat dit blad nog geheel blank
is. Van Heksenburg is er geen enkele
ziel in den hemel.
Wat, riep ik ontsteld uit. Van Hek
senburg niemand in den hemel On
mogelijk 1 Kijk toch eens goed, lieve
St. Petrus.
Eerwaarde, van Heksenburg is er
niemand bij ons. Het blad is nog ge
heel onbeschreven. Zie zelf maar, als
u denkt dat ik u bedrieg.
Ik keek en ik keek, doch de H.
Petrus had gelijk. Geen enkele Heksen-
burger stond er opgeteekend. Toen
werd ik diep bedroefd, ik sidderde over
geheel mijn lichaam en begon luide te
ween en.
Vo! medelijden zag mij de H. Petrus
aan. Maak u niet bedroefd, sprak hij.
't Is uw schuld niet, dat er nog nie
mand van Heksenburg hier is. Als ze
maar wat vlijtiger hun godsdienst
plichten waarnamen en beter luister
den naar uw vermaningen. Maar zoo
als zij zich nu gedragen, hebben ze
een lange reinigingskuur in het vage
vuur wel verdiend.
Ach, groote heilige Petrus, riep ik
klagend uit. Kunt ge niet zorgen, dat
ik hen daar mag bezoeken, om ze een
woord van troost toe te spreken
Zeker wel, was het antwoord. Maar
trek eerst deze sandalen aan, want de
weg naar het vagevuur is nu juist geen
fietspad.
Sidderend over al mijn ledematen
trok ik de sandalen aan. Ze waren van
het zuiverste goud en afgezet met
fonkelende edelgesteenten.
Goed zoo, sprak hij. Nu slaat ge daar
links den hoek om, met den vinger de
richting aanwijzend en dan maar steeds
rechtdoor, totdat ge komt aan een groote
zilveren poort, waarop zwarte kruisen
staan afgeteekend. Tot weerziens, me
neer pastoor. Goede reis.
Ik sloeg den door Petrus aangewezen
weg in en ik liep, al wat ik loopen
kon. Een verschrikkelijke tocht. Ik
beef nog als ik er aan denk. De weg
was bezaaid met puntige glasscherven,
als van gebroken jeneverflesschen. Je
weet wel, hoe die er uitzien en bij
iederen stap sisten mij giftige slangen
tegen.
Eindelijk kwam ik aan de groote
zilveren poort en klopte aan.
Wie is daar? riep een krachtige stem
van binnen.
De pastoor van Heksenburg.
De pastoor van...?
Heksenburg.
Ah zoo, kom maar binnen.
Ik trad binnen. Een groote schoone
engel, met donkere vleugels, maar met
een kleed, dat schitterde als de zon,
zat in een zwaar boek te schrijven,
groot en zwaarder dan dat van den H.
Petrus. Een diamanten sleutel hing aan
den gordel.
Meneer pastoor, wat is er van uw
dienst, zeide hij, vanuit het groote boek
FBUTT.LETON.
43.
Het tweede is mij zonder 'teerste
niet mogelijk. Ik heb de macht niet
meer mij zeiven voor gebrek te behoe
den en de wereld is zoo hatelijk, zij
heeft mij uitgestooten.
Omdat gij tot God moet terug
keeren, viel de pastoor hem in derede
en daartoe wil ik u behulpzaam zijn.
De gestoorde zelfmoordenaar keer
de zich langzaam bij deze woorden
om de pastoor zag hem met opmerk
zaamheid in de oogen, die dof en hol,
de diepste verslagenheid te kennen
gaven.
Richard, Richard, mijn ongeluk
kige verdwaalde jongen, zijt gij het I
riep hij uit, terwijl hij zijne handen
vouwde, dal is een bestiering der Voor
zienigheid Zij wil niet, dat er een
schaap mijner kudde verloren ga, al
hebt gij reeds al te lang mijne vroegere
zorgen vergeten. Geef mij uwe hand
kom met mij mede, mijne pastorie
staat voor u open, gij zult voedsel en
kleederen hebben, maar gun mij de
voldoening u op het pad der deugd
terug te brengen, waarvan gij sinds
lang zijt afgeweken. Wees niet wan
hopig Hij die den herouwhebbenden
moordenaar aan het kruis vergaf, is
ook voor u grenzeloos in zijne goed
heid en barmhartigheid. Heb ik u niet
geleerd, of zijt gij het dan geheel ver
geten, dat God den dood des zondaars
niet wil, maar dat hij zich bekeere en
leve? Kom, mijn zoon alles is nog
niet verloren, ik zal uw redder zijn.
Richard had het gelaat afgewend,
en veegde met den palm zijner hand
een traan uit ziine oogen. Dit scheen
mij een teeken, dal zijn hart getroffen
was. Ik heb ook altijd hooren zeggen,
dat de pastoor in zijne kindsche jaren
-ja
stond en toen ik daar inblikte, meende
ik in een kolossalen bakoven te schou
wen.
O, kinderen, welk een schouwspel.
Hier vraagt men naar geen namen,
want aanteekening wordt niet gehou
den, in groote scharen treden ze bin
nen, zonder orde of regel precies als
in een danskroeg.
Ik sidderde als een iepenblad mijn
haren rezen te berge. Sprakeloos van
schrik staarde ik die onafzienbare vuur
zee in. Een heete lucht, die een af
schuwelijke stank verspreidde, waaide
me tegen en ik hoorde een akelig ge
huil, vloeken en verwenschingen.
Een zwarte duivel, nog zwarter dan
de binnenkant van een fabrieksschoor
steen riep me hoonend toeZeg,
hemeldragonder, ge ziet wel, dat het
hier nog een graadje erger is, dan ge
het den menschen voorhoudt. Ben je
ook van plan hier binnen te komen
Ik? neen, nooit of nimmer. Ik ben
een vriend van God.
Gij een vriend van God. Maar ezels
kop, wat doe je dan hier
Ik wou maar eens informeeren of er
ongelukkigerwijze ook iemand van
Heksenburg hier is.
Ja zeker, de Heksenburgers zijn onze
beste klanten. Kom maar eens wal
naderbij, dan kunt ge zien, hoe ze 't
maken, uw geliefde parochianen. Van
uw gewauwel op den preekstoel moes
ten ze niets hebben, daarom zijn ze in
mijn handen gevallen.
Ik trad wat dichter bij en schouwde
in dien oceaan van vuur. Ik zag daar
in de vlammen, die rondom hem op
laaiden, Toon Dorst ge hebt hem
allen nog gekend die zoo dikwijls
dronken was en zijn vrouw aframmel
de en de kinderen gebrek liet lijden.
Ik zag daar manke Bet, ge weet wel
Bet de Mengster, die een gezicht had
als een uitgeknepen citroen en die hier
nu lag te branden, omdat ze iederen
dag water in de melk had gegoten.
En wat dieper den dikken bakker,
die tijdens den oorlog het regeerings-
meel aan het varken voerde en uit de
zemelen brood bakte, dat een ons te
licht was.
Ik zag er Dorus Woeker en bemerk
te, dat hij er zwarter uitzag dan alle
hoeken der straten 's avonds de wacht
hield om de jongens goeden nacht te
kussen en nu juist een jaar geleden
aan de tering is gestorven.
Ik zag er Jantje Verlicht, ge zult
hem u nog wel herinneren, die Zon
dags in de herberg aan de boertjes van
Heksenburg een wijsheid zat uit te
kramen, welke hij uit neutrale kran ten
had opgedaan
Ik zag er Klaas en Peter, Stienlje
en Bertha en nog zoovele anderen, te
veel om op te noemen.
Werkelijk het was genoeg. Bleek
van schrik en angst hadden de Hek
senburgers hun pastoor aangehoord.
Gij gevoelt het, broeders, zoo ging
de pastoor verder, ge zijt er van over
tuigd, dat het zoo niet langer kan.
Aan mij heeft God de zorg voor uw
zielen toevertrouwd en ik wil, ik moet,
ik zal u redden van den eeuwigen af
grond, die u allen bedreigt, indien ge
zoo voortleeft. Morgen zullen we be
ginnen. Uitstel is afstelWil alles
ordelijk gaan, dan moet men handelen
volgens een vast plan. Ik heb daarom
voor deze week de volgende dagorde
vastgesteld.
Morgen komen de oude mannen en
vrouwen biechten.
Dinsdag de kinderen.
Woensdag de jongelingen en jonge
dochters.
Donderdag de gehuwde mannen.
Vrijdag de gehuwde vrouwen.
Zaterdag de stille kroeghouders, die
hebben wel een aparten dag noodig.
Dan zijn we Zondag allen tevreden.
Van nu af aan mag er niemand meer
van Heksenburg naar de hel gaan.
Dat, mijn geliefde parochianen, is de
schat, dien ik u van harte toewensch.
Amen.
En inderdaad alles geschiedde vol
gens den wensch van den grijzen her
der en spoedig kreeg Heksenburg in
den omtrek een goeden naam.
De pastoor wss overgelukkig en niets
ging hem meer ter harte dan het
geestelijk en tijdelijk welzijn zijner
parochianen.
tuigen, w w_ w
komen zijt nog een eind verder, hij is janderen, omdat hij aan de huismoeders
lang en hellend en loopt dood voor:de zeep verkocht boven den maximum
een groote, zwarte poort. Daar kan men j prijs.
u uitkomst geven. Gods zegen verge-
zelle ii.
En de engel sloot de zilveren deur.
Ik ging en deed zooals de engel mij
had geraden. De weg was met gloeien
de kolen bezaaid. Ik waggelde als
iemand, die dronken is en dreigde ieder
oogenblik te vallen. Hoe verder ik
ging, hoe heeter het werd. Ik zweette
als een postpaard en brandde van dorst.
En toch mocht ik nog van geluk
spreken, dank de sandalen van St.
Petrus werden mijne voeten niet ver
schroeid. Eindelijk ontwaardde ik een
veel invloed op hem had en hem voor
menigen dwazen stap heeft behoed.
Was het dit, of het vooruitzicht van
zijn toestand verbeterd te zien, dat hem
gereedelijk naar de woorden des ziele-
herders deed luisteren Ik weet het
niet; maar zeker is het, dat ik heri
beiden bedaard zag voortwandelen, en
Richard dus niet langer tegenstand
bood. Ik had mij al dien tijd onder
het donker geboomte van het bosch
verborgen gehouden, vanwaar ik kon
zien, zonder gezien te worden.
Thans verliet ik deze plaats, en
volgde op een afstand het paar, dat
zich druk met elkander bezig hield,
om mij te vergewissen, of de pastoor
geheel in zijne edelmoedige pogingen
zou slagen, en de afgedwaalde zijn
huis zou binnentreden. Wat er ook
tusschen Richard en mij vroeger mocht
zijn voorgevallen, ik gevoelde niet den
minsten wrok tegen hem, en het deed
mij, natuurlijk ook om uwentwille,
goed aan het harte, dat zijn rampzalig
opzet mislukt was. Na een half uur
hadden zij de pastorie bereikt. De
pastoor ontsloot de deur, en beiden
traden binnen. Ziedaar dus, zoo er nog
eenige ongerustheid bij u omtrent het
lot uws broeders mocht bestaan, deze
is verbannen.
Teruggaande ontmoette ik een mijner
kennissen, wien ik het gebeurde mede
deelde. Hij verhaalde mij, wat ik nog
niet wist, dat er eene samenkomst van
u onder het geleide van mijn vriend
Van der Wilk, met uw broeder in het
woud van «Doeblenburg" had plaats
gehad. Van wien hij dat gehoord heeft
kon ik niet gewaar worden, maar ik
denk, dat een uwer bedienden gissin
gen heeft gemaakt, welke nog al juist
waren, en deze hem als ae zekere
waarheid heeft overgebracht.
Den Hemel zij dank 1 riep Con
stance in vervoering uit, zulk een
goeden afloop had ik niet. durven hopen.
Nu is hij in goede handen. De pastoor
zal hem niet loslaten, voor hij hem tot
zijn plicht heeft gebracht, en zal ook
zooveel mogelijk, door zijn invloed,
Ik zag 'er Hannuske Hoepel met de
kromme beenen en Antje Huppel, die
samen de Heksenburgsche dansclub
hebben opgericht.
Ik zag er Tienus Eigenwijs, die
niemand of niets ontzag, opdat zijn
haan koning zou kraaien en die het
beginsel huldigde »het doel heiligt de
middelen."
Ik zag er Lieske Klap, je weel wel,
Lieske, die er zoo prat op ging het
koord van Sint Franciscus en het vijf
voudige scapulier te dragen, maar dit
met haar scherpe tong aan iedereen
poort, doch neen, het was een deur,den goeden naam trachtte te ontnemen
een groote deur, die wagenwijd open. Ik zag er scheel Trijntje, die op de
r zijne tijdelijke aangelegenheden
zorgen. Ik ben u erkentelijk voor uwe
geruststellende tijding, vervolgde zij tot
den berichtgever, een blik van dank
baarheid werpende op het prachtige
bidsnoer, dat zijne oude plaats weder
onder de stolp had ingenomen, als
hadde zij aan het bedoelde voorwerp
den gelukkigen afloop te danken. In
derdaad; gij overlaadt mij met weldaden
zonder dat ik van mijne zijde u een
enkelen dienst kan bewijzen.
De gelegenheid daartoe is nu ge
komen, antwoordde Reinold. Niemand
die bezitster is van uitgestrekte goede
ren, als gij, staat daar gaarne een
duimbreed grond van af. Toch is het
niet meer of minder het doel van
mijne komst, om u te verzoeken, na
tuurlijk tegen billijke tegemoetkoming
(gij kunt ervoor eischen wat gij wilt),
mij eenige bunders van uw bosch af
te staan, daar eene vergrooting van
mijne fabriek aan die zijde dringend
noodzakelijk is
Zonderling, dat onze wegen zich
altijd kruisen I sprak Constance binnens
monds, en nu zich zelve betrappende
dat zij luide eene gedachte had geuit,
die zij liever wenschte, dal Remold
niet had gehoord, bloosde zij en ver
volgdeVergeef mij, mijnheer, dat
ik aan mijne denkbeelden den vrijen
loop liet, en zoo onbeleefd was, het
antwoord op uwe vraag schuldig te
blijven. Wilt gij zoo vriendelijk zijn
haar nog eens te herhalen
Met genoegen, was het antwoord,
uwe afgetrokkenheid heeft geen ver
schooning noodig: gebeurtenissen, als
die van gisteren, zouden den sterksten
geest in de war brengen, en hij her
haalde zijne reeds gedane vraag.
Beschik over mijn bosch zooveel
als gij wilt, was haar antwoordhet
ganscne woud is tot uw dienst, en van
geldelijke vergoeding of tegemoetko
ming kan hier geen sprake zijn.
Tot dien prijs ken ik het toch
niet van u aannemen, sprak de fabri
kant, ik heb ook slechts eenige bunders
noodig.
Hoestsiropen
voor Kinderen
Mynliardt's Thymsiroop 75c
Mynliardt's Borstsiroop 60c
Anga-siroop (bij Kinkhoest) f 1.75
Bij Apothekers en Drogisten.
Gemengd. Nieuws
De arbeidswet 278 maal overtreden.
Voor het kantongerecht te Leiden
stond terecht de directeur der Leidsche
Katoenmaatschappij wegens het 278
maal overtreden van de arbeidswet.
De ambtenaar van het O. M. laakte
het ten zeerste, dat op de kantoenfabriek
nog menschen werkten van 65 en 72
jaar, die volgens den ambtenaar al
lang hadden gepensionneerd moeten
worden, temeer daar er in Leiden zoo
veel jongere wevers werkloos rond-
loopen, die o zoo graag zouden werken.
De ambtenaar vond het alleszins be
grijpelijk dat bekl. met dit personeel
werkend, niet op tijd kon klaarkomen
met het werk; hij eischte een geld
boete van 278 maal f 5.
Beklaagde ontzegde den ambtenaar
het recht om de meening te verkondi
gen, dat de bij hem in dienst zijnde
oudere arbeiders al lang gepension
neerd moesten zijn, omdat de ambte
naar er volgens bekl. niet over kon
oordeelen of de Leidsche Katoen-Mij
financieel daartoe in slaat was. Wan
neer de Staal deze arbeiders moest
pensionneeren, kwamen de lasten weer
opnieuw op de belastingbetalers, en
dat ging evenmin aan, meende bekl.
Verdronken
Zaterdagmorgen om half tien ging
vrouw V. te Boxtel uit om boodschap
pen te doen. Toen zij des middags nog
IsgeiuBdga IfidsdiiUngen.
Er zyn twee manieren
om uit te maken, of gij zwakke nieren
hebt. Ten eerste door rugpijn en andere
uiterlijke kenteekenen, en ten tweede
door urine-onderzoek.
Als rugpijn, voortdurend terugkeeren-
de hoofdpijn, of zenuwachtigheid, ver
moeidheid en duizeligheid u doen ver
moeden, dat gij een nierkwaal hebt,
let dan op uw urine. Sla acht op
verschijnselen als de volgende: te
veelvuldige of te weinige aandrang tot
urineeren, te groote of te kleine hoe
veelheden, te donkere of te lichte kleur,
branderig en pijnlijk gevoel bij de
loozing, onaangename reuk, zanderig,
gruisachtig of bewolkt bezinksel.
Tijdelijke afwijkingen kunnen aan
andere oorzaken te wijten zijn, maar
als de verschijnselen blijven optreden,
zijn uw nieren verstoord en behoeven
zij hulp. Verwaarloozing kan noodlot
tig worden.
Foster's Rugpijn Nieren Pillen ver
beteren en regelen de urine, helpen en
versterken zwakke nieren en verdrijven
zoodoende rugpijn, duizeligheid, rheu-
malische pijnen, zenuwachtigheid en
andere gevolgen van nierkwalen. Zii
hebben duizende nierlijders voor goed
genezen.
Verkrijgbaar in apotheken en drogist
zaken 5 f 1.75 per flacon (geel etiket
met zwarten opdruk). 34
- Nu, zoo uwe gewone fierheid het
tot wet stelt, dat gij niets aan mij
verplicht moogt zijn, versta u dan, als
het niet anders kan, over de koopsom
met mijn rentmeester, riep zij eenigs-
zins geraakt.
- Gij misduidt mij, hernam hij, dat
ik niet over uwe goederen wil beschik
ken, zonder u daarvoor te vergoeden,
wat u toekomt; is dit niet wat over
dreven Wie koopt moet immers be
talen
- Meestal is dit zoo, antwoordde
zij, maar het hangt er veel van af, wie
er koopt, en of de verkooper of ver
koopster ook zedelijke schulden heeft,
welke zij nog niet heeft kunnen ver
effenen.
- Waartoe altijd op gebeurtenissen
gezinspeeld, zeide hij, welke lang voor
bij zijn Ik heb gedaan wat mijn
plicht was; gij hebt mij immers daar
voor reeds vroeger uwe erkentelijkheid
betoond. Laat ons daar nu van zwijgen.
Helaas!.. was haar eenige uitroep.
Reinold zag haar met een zijner
vriendelijkste blikken aan, en het deed
haar goed, daar eenige deelneming in
op te merken.
Gij misgunt mij u een dienst te
bewijzen, hernam zij met tranen in
hare oogen.
Omdat ik mij dien niet verschul
digd erken-
Ik heb u vroeger... Hare stem
weigerde hare dienst, en zij voleindig
de hare wooiden niet.
Spreek nu niet meer van vroeger,
laat ons dat vergeten.
Nooit 1 nooit! riep zij, in de hevig
ste ontroering.
Het zal toch verstandig zijn dit
wel te doen
Het hart raadpleegt nooit het
verstand, wanneer het zich aan ondank
baarheid schuldig weel.
Maar ik beschuldig u volstrekt
niet.
Neen, maar ik doe het mij zelve.
Als het niet te onbeleefd klonk,
zou ik zeggen, dat ik het dwaas vind.
Gij zijt trotsch, riep zij op droef-
geestigen toen.
Dat is zeer oprecht van u gespro
ken. Inderdaad, ik geloof, dat gij gelijk
hebt; ik tel onder mijne vele gebreken,
helaas 1 die slechte hoedanigheid.
Zoudt gij haar dan niet aan kant
willen maken? vroeg zij, met een
glimlach door hare tranen henen.
Mag ik zoo vrij zijn uwe vraag
met eene wedervraag te beantwoorden.
Zijt gij daar geheel vrij van
Uwe zijdelingsche beschuldiging
verdiend, zeide zij. Helaas! gij
hebt de gevolgen van mijne trotschheid
ondervonden. Maar ik verzeker u, dat
ik na al die jaren mij op dat punt hebt
gebeterd, en zoo gaarne... veel... weer...
zou... willen... goedmaken... wat ik...
bedorven heb.
Deze laatste woorden sprak zij
bij tusschenpoozen, en het scheen, dat
hare maagdelijke eigenwaarde ertegen
opkwam, toen zij ze uitte, omdat ze
op een vroeger voorval zinspeelden,
wat den fabrikant even hinderlijk
moest zijn als haar.
Even voor het gesprek deze wen
ding had genomen, verliet ik onder
zeker voorwendsel het vertrek. Wat
ik verder zal verhalen, heb ik van
Reinold zei ven vernomen, die voor mij
zich nimmer geheimhoudend heeft
getoond.
Eenige minuten verliepen, zonder
dat men een enkel woord sprak. Het
onderhoud, zooals ditjdikwerf, ondanks
ons zei ven, meer gebeurt, bleef steken.
Beiden schenen zich daarvan geen
rekenschap te geven, en lieten ieder
voor zich zelf den vrijen loop aan
hunne gedachten.
Constance had eene camelia uit
een ruiker genomen, die op haar werk
tafeltje in eene vaas stond, en achte
loos met deze bloem spelende, zocht zij
hare verlegenheid te verbergen. Reinold
begon zijn hart te beschuldigen van
haatdragendheid. Hij had, 'l is waar,
zeer dikwijls gezegd, dat hij de ver
nedering, hem door Constanc's afwij
zing aangedaan, niet alleen had ver
geven, maar ook vergeten doch de
niet was teruggekeerd, ging men haar
zoeken. Bij de Dommel vond men een
damesmantel, die door den echtgenoot
van vrouw V. werd herkend als toebe-
'noorende aan zijn vrouw. Onmiddellijk
begon men toen met het afdreggen der
Dommel. Tot heden echter zonder
resultaat.
De opbrengst van de rywiclbelasting.
Naar het »Vad." verneemt, heeft de
rijwielbelasting tot 1 October opge
bracht f5.233.008. De raming voor het
geheele jaar was f3 millioen. In totaal
zijn er dus verkocht 1.744.336 belas
tingplaatjes.
Mooie begrafenis.
Te Tilburg gingen familieleden van
een overledene bij de begrafenis op
het kerkhof al twisten over de nalaten
schap van den gestorvene. Twee der
«heeren" trokken vervolgens op straat
hun mes en namen een dreigende
houding aan en hooge hoeden werden
bewerkt met parapluies en rolden over
de keien.
Een bly-eindend drama.
Een ongewone historie, met een tra
gisch begin en een komisch slot, deed
zich, naar de «N.H.Crt." meldt vorige
week te Scheveningen voor.
Een werklooze aldaar, de dertigjarige
De R., wonende over het Ververschings-
kanaal, ging op 20 Sept. 1.1. naar Den
Haag om te stempelen, doch kwam op
dien dag en volgende dagen niet terug.
Men dacht aan een ongeval, sprak
zelfs van een wanhoopsdaad en de
politie was ijverig in de weer om den
vermiste op te zoeken.
Alles vruchteloos, dagen verliepen
er ging een week overheen, maar
de vermiste werd niet gevonden. Een
jongen verdronk en men vertelde, dat
het de R. was.
De vrouw van den vermiste dacht
niets anders dat haar man een doode-
lijk ongeluk was overkomen. De gor
dijnen gingen neer en de vrouw kwijnde
weg.
Daar kwam Donderdag 1.1. een arm
bezoeker van vacantie terug en men
iprak hem direct over het geval, dat
heel Scheveningen in beroering bracht.
»De R. nog niet gevonden
»Nog niet gevonden," luidde het
ntwoord.
»Maar ik heb half September de
stukken voor hem in orde gemaakt om
hem op te nemen in het ziekenhuis."
Een telefoontje bracht nu spoedig
aan het licht dat de «vermiste" werke
lijk reeds tien dagen in het Ziekenhuis
lag, en dat hij het uitstekend maakte.
En toen zij het (thuis) van blijdschap
nog niet gelooven konden, wilde heel
de familie mee naar het Ziekenhuis
om hem te zien.
Toen hij kwam wuifde hij allen
opgeruimd toe en zei tegen zijn vrouw
»Dat je door de week niet kwam, kon
ik begrijpen, maar dat je ook 's Zon
dags niet bent geweest, vond ik wel
wat erg."
En toen hadden zij mekaar weer en
de tragi-comedie, eenerzijds de schuld
van den man zelf, anderzijds een ge
volg van een fout in de administratie
(waar dan ook), was uit.
mond kan zooveel zeggen, waarmede
't hart in tegenspraak is. De waarheid
was, dat Reinold zeer moelijk eene
beleediging kon vergeten, en lokte zij
al niet zijne weerwraak uit, daarvoor
ook bezat hij te veel christelijk gevoel
zijne koelheid en beleefde afgemeten
heid tegen zijn beleediger leverde dezen
het bewijs, dat, zoo hij al had vergeven,
hij den aangedanen hoon nog niet
vergat.
Hij had, al wilde hij het zich
zeiven niet bekennen, nooit opgehouden
Constance te beminnen, en zoo die
liefde onuitroeibare wortelen in zijn
hart had geschoten, zij was gegrond
vest op achting voor hare rechtschapen
heid, en bewondering voor hare gods
vrucht en deugd.
Wordt vervolgd.