Tl „PEEL EI IMS'
r
Het gouden Bidsnoer.
&7
Zatêrdag 30 Augustus 1924 No. 35
Militaire dwazigheidjes.
FEUILLETON
De autorit van Drieka.
u;
Voetprocessie
Helmond-Kevelaar.
Asthma
AKKER's ABDIJSIROOP
Ad Interim schrijft hierover in de
Noord-Limburger het volgende j
Uit den mobilisatie-tija herinneren
velen onzer lezers zich ongetwijfeld
diverse "dwazigheidjes, die den Staat
bosjes geld kostten. De tactiek was
toen niet handelen, maar veel
rapporteeren, veel vellen papier vol
schrijven
Uit onze ervaring in dit opzicht
herinneren we ons o.m.
dat over een defect aan 'l wiel van
een compagnieskar zooveel geschreven
en gerapporteerd was, dat na een
maand het lijvige dossier inzake de
compagnies-kar" meer waarde aan
volgeknoeid papier vertegenwoordigde
dan de heele reparatie zou kosten
dat een kolonel naar aanleiding van
een inspectie over de legerplaats van
een compagnie een geweldig rapport
schreef over »sokken, die te drogen
hingen bij een kachel." Dit werd een
bijna eindelooze rapporten-wisseling
tusschen kolonel en kapitein, terwijl
de heele zaak met een eenvoudig ver
bod doeltreffend van de baan ware
geweest.
Zoo zouden we honderden gevalletjes
kunnen opsommen.
Maar... van de dooden niets dan
goed
De lijden gingen veranderener
waaide een frissche wind door 't depar
tement van Oorlog, er kwam een
andere geest in de gelederen.
En we waanden al die dwazigheden
voor goed achter den rug 1
Eilacie I Wanneer we heden ten dage
nog even achter de schermen van de
militaire beweging kunnen blikken,
dan ervaren we, dat er nog heel wat,
vaak kostbare, dwazigheidjes, zijn
gehandhaafd.
Ook daarvan een paar voorbeelden.,
Er was inspectie op een dorp in
Brabant. Op vastgestelde uren ver
schenen landweermannen en miliciens,
telkens uit verschillende plaatsen en
telkens ten hoogste 20, die bij groepjes
van 5 of 6 werden binnengelaten.
Voor de inspectie waren aanwezig
een kapitein, twee onderofficieren en
een korporaal.
Je zou zoo zeggen, dat die macht
wel in staat was om onder die paar
menschen de orde te handhaven.
Toch niet 1
Twee korperaals der «witte Garde"
waren daartoe speciaal uit een naburige
stad gekomen 1
Maar daar komt nog een dwazig-
heidje bij.
De korporaals moesten bij hun tocht
de Maas over.
Dat moest natuurlijk betaald worden.
Nu kregen de korporaals niet enkele
dubbeltjes mee om 't veer te betalen,
neen, zij toonden ons een groot stuk
papier met een schriftelijke lastgeving,
om zich naar X te begeven »tot het
verleenen van assistentie bij 't hand
haven der orde." De veerman ontving
een daaraan gehechte bon, waarop
stond, dat het bedrag voor het over
zetten inbaar was bij de rijksbetaal
meesters
Wat zeiden we ook weer van een
frisschen wind I
Nog een gevalletje.
Een milicien, voor herhalingsoefe
ningen onder de wapenen, wordt door
de stadspolitie opgebracht wegens
dronkenschap.
Den volgenden dag verirekt hij en
wordt weer burger.
Het proces-verbaal doorloopt een
reeks administratiesvan stadspolitie
naar militaire politie, dan naar. de
compagnie en na aangegroeid te zijn
lot een kleinen kubieken meter be
schreven papier is het dossier zoover,
dat den milicien in kwestie eên last
geving bereikt om drie dagen voor
straf onder de wapenen te komen.
Wat kost het Rijk zoo'n proces-ver
baal een bom geld I
Reis heen en terug naar 'l garni
zoen. 3 dagen kost en... traktement!
Waar nog bij komt, dat de betreffen
de majoor-administrateur verzekerde,
dat alles bij elkaar aan dat dossier
een majoor minstens een week gewerkt
had.
Zijn dat dwazigheidjes of niet?
33.
Het leven om mij heen vroeg mijne
aandacht dikwerf dermate, dat ik al
het vroegere vergaten na eenige
maanden had het kasteel «Doeblen-
burg" en «De gekroonde Posthoorn",
met al de personen daar op den oude
jaarsavond aanwezig, wanneer mijn
geest al naar het verleden werd terug
gevoerd, eene geheel andere kleur aan
genomen dan ik daarvan in de toe
komst verwachtte. Wanneer mijne
dagelijksche bezigheden waren afge-
loopen, en ik als het ware aan mij
zeiven was weergegeven, gebeurde het
echter niet zelden, dat de herinnering
mijn denkvermogen is" beslag nam, en
mij. zonder het juist te willen, terug
voerde naar de plaats, welke het ver
leden met een nevel van geheimzin
nigheid had omgeven en het tooneel
dat ik genoodzaakt werd in mijne ge
dachten te aanschouwen, verkreeg door
het verloop der tijden eene eenigszins
romantische en avontuurlijke tint, welke
een zekere genoegdoening, dat ik dat
alles had mogen ondervinden, bij mij
achterliet.
Toch was er iels belachelijks in het
gansche voorval en bijzonder in de
vrees, waarmede ik (dit kon ik niet
ontkennen) dien wonderlijken nacht
Drika, de weduwe van den wegwer
ker Ilendricus E., woonde op de Veluwe
op eenige uren afstand van H., in 'n
armoedige met riet bedekte hut. Drieka
woonde daar al bijna 60 jaar, met haar
hond, haar geit en haar kippen, en
gevoelde zich zelfs heel gelukkig in
dien de auto's haar leven maar niet
vergiftigden.
Zomers vooral was het een ellende I
Bijna iedere minuut kwam zoo'n
duivelsche machine als in een stofwolk
den steilen weg afgevlogen en bliksem
de haar hut voorbij. In den tijd van
zes maanden waren al drie kippen
vermorzeld! Men had moeten zien hoe
Drieka haar kindertjes, die zoo plat
waren gereden als een dubbeltje, op
raapte hoe ze de bloedende dieren
aan een poot omhoog hield 1 Herhaalde
malen hadden haar hond en haar geit
de wind des doods gevoeld en op
zekeren morgen was ze bijna zelf door
zulk 'n monster gegrepen. De «auto-
duivels" werden dan ook allesbehalve
vriendelijk ontvangen, indien het toeval
wilde dat ze om een of andere reden
de hulp van Drieka kwamen inroepen.
En toch tracht het te verklaren
als gij het kunt Drieka was er erg
op gebrand eens in een auto te zitten 1
Zij dacht daar herhaaldelijk aan. Ook
op dien bowusten morgen toen ze met
eieren naar de markt ging te H.
Plotseling komt er achter haar in de
verte een auto aangesnordin een
oogwenk heeft ze haar ingehaald, snelt
Drieka voorbij, vermindert de snelheid
en stopt. Een ferm ingepakte vrouwen
figuur stapt uit en vraagt
G'n dag Drieka. Ga je met ons
mee? We zullen je bij de markt weer
afzetten 1
Drieka door natuurlijk wantrouwen
overmeesterd antwoordt niet.
Maar toen de vrouwenfiguur haar
sluier had opgeslagen en de stofbril
had afgezet, herkende Drieka direct
baronesse F.; de vrouw van het Kamer
lid haar, die men in deze streek ge
woonweg Elze jnoemde, omdat ze zoo
eenvoudig was en herhaaldeljk de arme
luidjes opzocht. Drieka was er wat
men noemt, verbouwereerd van.
U is veel te goed, mevrouw 1 zei
ze, terwijl ze zich met haar gekromde
rug zooveel mogelijk oprichtte.
Drieka stapte in de auto, een prach
tige Cadillac van 16 P.K. als je blieft,
conduite intérieur. Zij zat achter in
den wagen naast mevrouw de barones
achter baron F., die chaulfeurde, en
die naast den chauffeur Koos zat, en
achter de beide dames Agnes en
Suzanne, die zoo af en toe eens glim
lachend omkeken.
Diep in de kussens weggedoken en
met haar eiermand op de schoot, genoot
ze en was ze zoo gelukkig, dat ze
bijna vergat adem te halen. Nooit, zelfs
op haar trouwdag niet, had ze zoo
genoten. O, wat was het jammer dat
laar kennissen haar niet konden zien
zij, Drieka, gezeten in een automobiel
een prachtige gele automobiel, naast
barones F,.. 1 Gelukkig, daar was de
stad; de buitenwijken met haar lage
huizen en tuintjes vlogen voorbij. De
auto vertraagt haar gang, snort stuk
voor stuk de boerenwagentjes, die naar
de markt schokten, voorbij. Drieka is
herkend! Wat een triomf!
Drieka komt eieren verkoopen per
auto van een Kamerlid 1
Zij groet neigende met haar hoofd
als een oude koningin, die zulk een
kleinigheid niet telt. Ze is er, stapt af
en stamelt woorden van dank.
O, dat 's niets, dat 's niets, moe-
derke, zei de baron. Als je graag een
tochtje in de auto maken wil, moet je
over een uurtje weer hier zijn. Dan
neem ik je mee tot D. Ge kunt dan
met den trein terug naar H., ik zal
een kaartje voor je koopen. Dan ben
je vanmiddag om circa 3 uur weer
thuis.
Drieka lachte zonder te antwoorden
en ging vlug haar inkoopen doen.
Niemand denkt meer aan haar. Maar
op het oogenblik dat de reis zoo wor
den voortgezet, staat het oudje daar 1
Ze gaat vlak voor de auto staan, be
kijkt den wagen van alle kanten en
slaakt meer dan een kreet van ver
wondering. Met haar korf aan den arm
staat ze in stomme verbazing voor
Koos, die de motor even naziet. Binnen
een uur had ze haar eieren verkocht,
brood, spek, garen, gedroogde
appeltjes enz. opgedaan. Ze is goed op
tijd en klaar om te vertrekken.
Maar mevrouw de barones komt niet
terug.
Je neemt het dus aan, Drieka?
Ga je met ons mee naar D.
Het oudje knikt heel verlegen van
Ja-
De auto gaat weer op weg en Drieka
geraakt weer in den toestand van
extase. Hier kent ze den weg niet,
noch de velden, noch de bosschen
wat doet het er ook toe Zij kijkt naar
links en rechts, stelt belang in wat
men overal verbouwt, vergelijkt de
akkers onderling, kijkt naar den verren
horizon, naar de lucht en de wolken
en ligt zoo gerust in de kussens, dat
ze eindelijk in slaap valt. Door een
claxonade wordt ze wakker.
Hier is het station van D., moeder-
ke. Koos zal even een kaartje voor je
koopen.
Met tranen in de oogen dankte ze
opnieuw.
Lieve hemeltje, wat 'n mooien
dag I zei ze tegen den baron. Ze nam
haar korf in den arm, deed de reis
deken op zij, liet zich in de armen
van den chauffeur vallen en terwijl ze
dezen in de stationshal volgde wuifde
ze met haar hand ten afscheid.
Een uur later, toen ze met geloken
oogen in den trein zat, zweefde de
heele tocht haar weer voor den geest.
En zij zwoer, dat ze den volgenden
Zaterdag een heele korf met eieren
naar de barones zou brengen. Dat was
het wel waard geweest.
En Drieka, vroeg haar buurvrouw
den volgenden morgen, heb je veel
plezier in de auto gehad?
Och 1 Och 1 antwoordde ze, de
schouders ophalend, 't is aardig weet
je. Maar de menschen moeten toch wel
erg kinderachtig zijn, om zich met
zulke zotte dingen te amuseeren.
a
ti
Hierover lezen we 't volgende ver
haal in de Zuidwillemsvaart.
Zoo behoort de Bedevaart van 1924
weer tot het verleden, voor hen althans
had gekampt. Zonderling was en bleef
hetgeen mij wedervoer altijd; want
ook niet meer dan zonderling, want de
zenuwachtige gejaagdheid van dien
nacht had niet de minste sporen nage
laten, en na eenige maanden vermaakte
ik mij dikwerf door de herinnering
aan het onaangename voorval, maar
vond het niet eens de moeite waard,
er iets van aan mijne huisgenooten
mede te deelen.
Toen het zomer werd, en ik mij
weder aan mijne gewone omzwervingen
op het land overgaf, werd het kasteel
«Doeblenburg" en de geschiedenis
daaraan verbonden, hoe langer hoe
meer naar achteren gedrongen, en
lostte zich soms eenige weken lang in
grijzen nevel op. Spookgestalten pogen
onzen geest ook minder door hare ver
schijning in den lieflijken zomer te
beangstigen dan in den grijzen, barren
winter, wanneer ons gestel altijd vat
baarder is voor indrukken van geheim-
zinnigen aard.
Wat ons in een kouden winternacht
een schrik zou aanjagen, heeft eene
geheel andere uitwerking op een lan-
delijken zomeravond, wanneer de ziel
geniet en zich als het ware baadt in
de heerlijke genoegens, welke een
altijd jeugdige natuur ons verschaft.
Toch herinner ik mij enkele oogen-
blikken en ik weet het nog zeer goed,
het waren dezulken, welke kwamen,
nadat mij een eene of andere onaan
gename bejegening had getroffen, of
mij iets beleedigends wedervaren was,
dat ik mij zeiven betrapte op het over
peinzen van dien oudejaarsavond, welke
mij toch maar niet geheel en al wilde
verlaten.
Zulk een middag het was in het
laatst van den zomer komt mij nog
heden, terwijl ik eenzaam zit en schrijf,
te binnen.
Ik had eene wandeling van een paar
uren afgelegd, en zette mij te midden
van het heerlijke groen, vermoeid als
ik was, op eene bank neder. Het loover
had alreeds die bruine tint aangenomen
welke ons verkondigt, dat wij ons op
het afscheid van het lieflijkst seizoen
moeten voorbereiden. De avond daalde
langzaam. De ondergaande zon be
scheen met haar wegstervende gloed
het prachtige beukenbosch, welks
zwatelende toppen zich op eenigen
afstand van mij verhieven.
Lusteloosheid en melancholie had
den zich van mij meester gemaakt, en
of het door vermoeienis of wel door
de eenzaamheid kwam, welke laatste
al te veel gelegenheid tot overpeinzing
schenkt, ik gevoelde mij ontevreden
met mij zeiven. Hoe zelden het mij
gebeurt, ik had behoefte om te spreken,
en ik zat daar alleen. Verstandiger
was het dus geweest mij naar huis te
begeven, maar eene zekere besluiteloos
heid hield mij geboeid, en hoe dikwijls
ik mij voornam te vertrekken, opstaan
de, viel ik weder neerik gaf in dit
oogenblik de voorkeur aan zitten boven
wandelen
Duidelijk en in haar geheelen óm-
vang trad de oudejaarsavond geschie
denis weder in mijn geheugen te
voorschijn, en alles bewoog zich in
bonte massa voor mijn geestesoog.
Wanneer Uw leven dag en nacht vergald
wordt door benauwdheden op de borst,
maak dan de taaie slijm los met de beproef
de Akker's Abdijsiroop. Gij zult dan spoe
dig bevrijd zijn van die angstige beklem
ming. Ook beroemd bij bronchitis, kink
en slijmhoest, catarrh, griep en influenza.
Alom verkrijgbaar in koker3 van ;fc 230 gram 1.50, 550
gram 2,75 en ;fc 1000 gram f 4.50. Eischt kokerverpakking.
die met gezonde beenen en voeten zijn
thuis gekomen maar die zijn er niet
veel.
Och ja, men weet nu eenmaal, als
men voet-pelgrim is van de Voetpro
cessie en. ter bedevaart gaat, wat men i
gaat doen. Men weet het Joel, men
kent ongeveer den afstand en wat er
dan bij komt, nu ja dat is bijzaak. De
kwestie is maar dat men er komt, dat
is hoofdzaak.
Om kwartier vóór acht uren vertrok
ken, hadden we al gauw Helmond
achter ons. Geen vriendelijke lucht.
We kregen dan ook al spoedig den
zegen even voorbij »de Rakt". In
Deurne regende het volop, dat duurde
tot ongeveer »Kraayenhut". Van toenaf
den ganschen dag goed weer. Dat is
prettig. Spoedig bereiken we de «Nachte
gaal" en eveneens Venray. Daar werd
circa twee uur weer vertrokken. Goed
vier uur waren we aan de Maas. Even
daarna klonk over de watervlakte,
begeleid door muziek «de Leerschool
van Nazareth". Vlug een boterham ge
geten, want het is weer jagen en nog
eens jagen. Enkele voetjes moeten wor
den verbondenenkelen gaan op den
wagen, 't Gaat weer vooruit op 't
Holiandsch kantoor aan. Daar komen
we tegelijk met de karren of wagen
processie van Tilburg, ook 120 personen
onder leiding van Pater Gardiaan van
Plandel, den baas van onzen Pater
Jacobus. Even gepraat en we trekken
er weer tusschen uit. Omstreeks zeven
uur staan we aan het Duitsche douane
kantoor. Papieren gecontroleerd en
«alles in orde". U kunt verder. Om
acht uur schaften we een oogenblik
te Weeze, nemen een potje bier en
klokslag negen ure trekken we ons
doel, Kevelaar, binnen. Vijf onze Vaders
en vijf Weesgegroeten gebeden en
ieder zocht zijn logement op. Watver-
frischt, wat gegeten, een pijpje gestopt
en dan naar de kooi.
Wiegen zal niet noodig geweest zijn
Zaterdags in den morgen weer vroeg
dag. Goed weer. Om zeven uur de H.
Mis op Oud-Kevelaar, waaronder allen
communiceeren. Daarna koffie drinken
en om half negen bijeenkomst aan de
miraculeuze kapel, bidden van een
rozenkrans, waarna we de kapel der
Zusters Clarissen bezoeken, onderweg
een liedje zingend of biddend. In de
gebeden en gezangen gaan we naar
den Kruisweg. Paler Jacobus is de
leider.
Onder den Kruisboom kregen we
eene schoone predicatie van genoemden
Pater, aan Maria toegewijd. Op het
einde van den Kruisweg op het kerk
hof, herdenking van de overleden leden
en eere-leden van de voetprocessie en
gebed voor hunne zielerust.
Ongeveer elf uur verlaten we het
kerkhof. We zijn een poosje vrij en de
groep verspreidt zich.
We gaan met eenigen een potje bier
drinken, me dunkt, wel verdiend. Een
pot «Franziskaner", maar dat viel niet
mee «Bitte, fiinf und zwanzig zent".
Z.iiste nauw, zei Ilanneske, vaifentwin
tig eens en vlee jaor zeuve, ze kannen
't hiejr ok al.
Enfin betalen, dat is de kortste weg.
Dat euvel werd vergoed, want buiten
gekomen komt juist de trein-processie
van Tilburg binnen. Die mag er zijn
hoor, prachtig, prachtig. Daar was de
voet- en fietsafdeeling van de plaats
bij aangesloten.
We gaan naar de Kapel van Zeven
Smarten, de Biechtkapel, Groote Kerk,
Kaarsen kapel enz. en vervolgensnaar
't logement om te eten. Niet te veel
jongens, want dat is lastig voor het
loopen.
Om twee uur maken we ons reis
vaardig. Half drie aan de kapel, nog
wat gebid en even later komt de wagen.
We stonden midden in de Tilburgers.
Met een «wel thuis" en «goede reis"
van deze menschen, ook aan de bege
leidende Paters, zet de stoet zich in
beweging. Een kwartier later lag
Kevelaar weer achter ons. Goed weer.
Kwartier vóór vijf uur bij de Duitsche
douane. Daar marcheerde alles naar
wensch, hoogstens tien minuten opont
houd. Och, met een vriendelijk woord
en een douceurtje brengt men het ver.
't Is trouwens overal zoo wat hetzelfde
hé?
't Was al gauw, «haalt de afsluit
boom op" en voort ging het weer naar
't Holiandsch kantoor. Daar hadden
we een beetje strop. Door eene onhan
dige manoeuvre van iemandniet slecht
bedoeld, werd visitatie gehouden op
den wagen en dat kostte al gauw een
drie kwartier lijd. 't Liep alles goed
af, dus vooruit maar weer naar Well.
De lucht betrekt. Half zeven in Well
met een geforceerden marsch dat is
voor velen niet welkom. Roode Kruis
mannen krijgen werk. We zijn in Well
zoo wat klaar, begint het te regenen.
Niets aan te doen. Ongeveer half acht
is alles over en gaat de voorhoede er
de sokken in zetten. Velen hebben
moeite om bij te blijven en reeds
spoedig moest een half dozijn menschen
Indien ik in die uren de werking
mijner zenuwen niet had bedwongen,
zou het mij, bij het duister worden om
mij heen, niet moeilijk gevallen zijn,
den onaangenamen vreemdeling voor
mijne blikken in een nevelkleed op te
roepen. Ik verkeerde geheel in dien
toestand van zenuwoverspanning, wel
ke enkel en alleen de zoogenaamde
spookgeschiedenissen in het leven heeft
geroepen een zielstaat, waarin de
oogen alles aanschouwen wat zij «wil
len" zien en de verbeelding wonderen
verricht, welke menigeen, belachelijk
genoeg, de haren deden te berge rijzen.
Zonderling kwam het mij dien avond
voor,' dat er reeds sinds dien tijd zeven
maanden waren verloopen, en ik mij
niet de minste moeite had gegeven iets
van het kasteel «Doeblenburg", en wat
daar aan verwant was, te vernemen.
Zoo mijne bezigheden mij niet hadden
veroorloofd mij daarheen te begeven,
ik had ten minste Jasper eens kunnen
schrijven. Hoe kwam het, dacht ik, dat
ik zoo weinig nieuwsgierigheid toonde
in een tafereel, waarin, zoo het mij
voorkwam, mijne eigen persoonlijkheid
betrokken was Ik begreep toen mij
zei ven niet. Nu ik weder bedaard ben,
kan ik er beter over oordeelen. De
eenvoudige reden voor mijne onver
schilligheid was te vinden in de be
slommeringen van het leven, welke
mij, gelukkig, genoeg hadden afgeleid.
Nu ik daar zoo in mijne eenzaamheid
was neergezetten, haakte mijn geest
meer naar het ongewone, naar het
zonderlinge en was het te verwonderen
dat hij heden voedsel vond in de
herinnering aan het toen gebeurde
Plotseling rees het voornemen om
Jasper Klink, daar ik vooreerst niet
bij hem zou komen, eens te schrijven,
en naar eenige ophelderingen te
vragen, bij mij op, en ware ik van
schrijfbehoeften voorzien geweest, ik
zou dadelijk aan mijne opkomende
neiging gevolg hebben gegeven.
Zooals het doorgaans gaat met onze
voornemens, het bleef er bijwant
toen ik dien avond te huis kwam, was
mijn lust tot schrijven geheel verdwe
nen, en na eene verkwikkende nacht
rust, zag er alles om mij heen weer
zoo geheel anders uit, dat ik mijn plan
niet alleen liet varen, maar ik er zelfs
niet eens aan dacht, toen de volgende
morgen was aangebroken.
Inmiddels gebeurde er iets, dat mijne
gedachten aantrok tot het punt, waar
zij in den laatsten tijd zelden verwijl
den. Ongewild werd mijn geest terug
getrokken naar de streken waar de
geschiedenis, in deze bladzijden mede
gedeeld, werd afgesponnen, en de
aanleiding hiertoe was van zeer treu-
rigen aard.
Mijne goede, oude tante, welke mij
met de liefde van eene moeder bemin
de, zou mij nimmermeer als haar gast
ontvangen, daar zij het tijdelijke met
het eeuwige verwisseld had. Ofschoon
zij op gevorderden leeftijd was, kwam
de treurmare mij zeer onverwacht ter
ooren, en maakte een hevigen indruk
op mijn gemoed.
Wordt vervolgd